Brief regering : Actuele situatie asielketen en Oekraïense ontheemden
19 637 Vreemdelingenbeleid
36 045
Situatie in Oekraïne
Nr. 3239
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 april 2024
Inleiding
Sinds de vorige keer dat ik uw Kamer heb geïnformeerd over de actuele situatie asielketen1 zijn er diverse grote ontwikkelingen geweest. Er is op Europees niveau overeenstemming
op het asiel- en migratiepact, een belangrijke doorbraak voor een gezamenlijke aanpak
met wet- en regelgeving van migratie in de EU. Ook is de wet gemeentelijke taak mogelijk
maken asielopvangvoorzieningen in werking getreden, waarna de voorbereidingen om te
komen tot voldoende opvangplekken en een evenwichtiger verdeling van asielzoekers
bij gemeenten in Nederland is gestart. Tevens zijn de eerste doorstroomlocaties gerealiseerd.
Het jaar 2024 is een belangrijk overgangsjaar waarin de Spreidingswet perspectief
biedt en deelnemers van de PRT’s hard aan de slag gaan met het maken van afspraken
over het aantal te realiseren opvangplekken. Daarnaast is het belangrijk dat gemeenten
er alles aan doen om de uitstroom van statushouders te realiseren door middel van
het behalen van de huisvestingstaakstelling, het inlopen van de achterstanden en de
inzet van tijdelijke (pilot)maatregelen, zoals onder andere de realisatie van doorstroomlocaties
en flexwoningen.
De Meerjaren Productie Prognose (MPP (2024-I)) is een belangrijk instrument om de
prognoses over de hele keten te monitoren en te bezien of na het overgangsjaar nog
aanvullende maatregelen nodig zijn. Het aantal asielaanvragen is immers nog altijd
hoger dan de keten op dit moment aankan en de doorstroom en uitstroom blijven achter
bij hetgeen nodig is. Dit zorgt voor een nijpende situatie in de opvang, die in het
bijzonder zichtbaar is in Ter Apel. Daarnaast zien we ook dat de opvang van ontheemden
uit Oekraïne nog steeds hard nodig blijft nu het conflict langer voortduurt. Alleen
met vereende krachten is het mogelijk die uitdagingen het hoofd te bieden.
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de voor de migratieketen en de Oekraïense
ontheemden belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van instroom, doorstroom en
uitstroom op basis van de meest recente MPP. Ik schets de opgave waar de overheid
voor staat en verder informeer ik u over het handelingsperspectief. Ik doe dit door
ontwikkelingen en voortgang over de volle breedte van het (asiel)domein te beschrijven,
na weergave van de belangrijkste ontwikkelingen, via de kopjes (1) instroom, (2) doorstroom,
(3) opvang en (4) uitstroom en vertrek. Mijn inzet ligt in het verlengde van reeds
getroffen maatregelen, met het doel om deze kracht bij te zetten. Daarnaast informeer
ik u over de verwachte opvangopgave van ontheemden uit Oekraïne voor gemeenten.
Belangrijkste ontwikkelingen
De MPP is een periodiek overzicht van prognoses voor een groot aantal organisaties2 in de migratieketen, het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en de Rechtspraak en Nidos. Door middel van een prognosemodel
worden verschillende scenario’s geschetst met betrekking tot mogelijke in-, door-
en uitstroom in de migratieketen. Op basis hiervan wordt een minimum, medio en maximum
scenario opgesteld. De cijfers die in deze brief worden genoemd, hebben betrekking
op het medio scenario van de prognoses tenzij anders aangegeven.
Inherent aan een prognosemodel is dat er een zekere mate van onzekerheid bestaat en
de uitkomsten van de MPP geen garantie bieden voor de daadwerkelijke realisatie. Verder
zijn in de MPP geen maatregelen of beleidswijzigingen meegenomen wanneer de te verwachte
effecten (nog) niet concreet kwantificeerbaar zijn of zijn gerealiseerd. Nieuw te
nemen maatregelen of beleidswijzigingen op instroom, doorstroom en uitstroom kunnen
effect hebben op de scenario’s zoals deze nu in de MPP zijn geschetst. Voor 2024 geeft
de prognose een verwachting van het totale aantal asielaanvragen3 dat instroomt van respectievelijk 49.800 (minimum), 69.800 (medio) en 78.500 (maximum)
asielzoekers.
De capaciteitsraming in het kader van de Spreidingswet is vastgesteld op 96.000 plekken.
De commissarissen van de Koning (cvdK) dienen – in hun rol als rijksorgaan – voor
1 november 2024 verslag te doen van de gesprekken aan de provinciale regietafels en
hoe de gemeenten in de verschillende provincies invullen gaan geven aan de provinciale
opgave. Op basis van deze verslagen neemt de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
voor 1 januari 2025 het verdeelbesluit. Gemeenten stellen een locatie of accommodatie
ter beschikking en werken mee aan eventuele benodigde vergunningen en omgevingsplan.
Over de exploitatie van de opvanglocatie maken zij afspraken met het COA of kunnen
er voor kiezen dit onder eigen verantwoordelijkheid te doen. Het COA bepaalt in alle
gevallen welke asielzoeker waar wordt geplaatst. Gemeenten zijn op basis van de Spreidingswet
gehouden de plaatsen die opgenomen zijn in het verdeelbesluit uiterlijk een half jaar
na vaststelling ter beschikking te stellen, zodat er daadwerkelijk asielzoekers kunnen
worden opgevangen. Deze plekken moeten dus uiterlijk op 1 juli 2025 gerealiseerd zijn.
De scenario’s binnen de MPP laten zien dat de geprognosticeerde bezetting bij het
COA, bij ongewijzigd beleid, per 1 januari 2025 uitkomt op ongeveer 88.500 mensen
met recht op opvang, waarvan naar schatting circa 26.000 statushouders. Dit resulteert
in een prognose van bijna 97.500 opvangplekken. Per 1 januari 2026 komt de geprognosticeerde
bezetting bij ongewijzigd beleid uit op ongeveer 121.500 mensen, waarvan naar schatting
ca. 48.500 statushouders, en een prognose van ongeveer 133.500 opvangplekken, wat
hoger is dan de capaciteitsraming vanuit de Spreidingswet.
De Spreidingswet kent een nieuwe systematiek die raamt over een periode van twee jaar.
Tussentijdse bijstelling is mogelijk in het geval van uitzonderlijke omstandigheden,
zoals een oorlog of natuurramp. Deze nieuwe systematiek is leidend. De MPP-prognoses
op instroom, doorstroom en uitstroom blijven daarnaast een belangrijk monitoringsinstrument
om te bekijken waarop aanvullende maatregelen genomen moeten worden of worden bijgestuurd.
De MPP-prognoses laten zien dat extra maatregelen nodig zijn richting 2026. De belangrijkste
instrumenten die we inzetten zien op (1) instroombeheersing, met name door Europese
inzet (2) de doorstroom reguleren met de productie bij de IND en (3) de uitstroom
van statushouders uit de opvang vergroten, door gemeenten te stimuleren statushouders
zo snel mogelijk na vergunningverlening te huisvesten in permanente passende huisvesting
of een doorstroomlocatie of indien nodig door statushouders tijdelijk in een hotel
onder te brengen. Het vraagt uiteraard nog veel om dit voor elkaar te krijgen. Daarom
ga ik met de partners in de asielketen in gesprek hoe we ons voorbereiden op mogelijke
opwaartse afwijkingen van de capaciteitsbehoefte, zodat we gezamenlijk voorbereid
zijn op verschillende scenario’s.
Bijzondere aandacht vraag ik voor de instroom van alleenstaande minderjarige vreemdelingen
(amv). De verwachting is met deze prognose dat het aantal asielaanvragen van amv in
historische zin hoog blijft. Gedurende langere tijd neemt het aandeel van amv binnen
de totale asielinstroom toe. De piek van de asielinstroom hield in 2023 langer aan
dan de jaren hiervoor, waardoor met name de toegenomen instroom van amv in 2023 opvallend
hoog was. In totaal dienden in 2023 ca. 5.800 amv een eerste asielaanvraag in, tegenover
ca. 4.200 in 2022.4 Dit is een stijging van 38 procent.5. De verwachting is dat de trend van verhoogde instroom van amv de komende jaren zal
doorzetten. Hierdoor zal de druk op de IND, de opvangbehoefte voor amv bij het COA,
de druk op de opvang bij Nidos en de druk op onderwijsvoorzieningen en zorgvoorzieningen
de komende jaren aanhouden en toenemen.
Voor de instroom van ontheemden uit Oekraïne is een afzonderlijke prognose opgesteld
in lijn met de MPP. Op basis van deze prognose wordt een bandbreedte opgesteld, met
daarin een minimum, medio en maximum scenario voor de netto instroom per week. De
cijfers die in deze brief worden genoemd met betrekking tot de Oekraïense ontheemden
hebben betrekking op het mediaan van de bandbreedte. Dit leidt tot een netto instroom
van ca. 28.000 voor 2024. Op basis van dit scenario zijn per 1 januari 2025 120.000
gemeentelijke opvangplekken nodig.
Zoals gebruikelijk zal het kabinet uw Kamer via de Voorjaarsnota informeren over de
wijze waarop zij de nieuwste ramingen voor asiel en ontheemden verwerkt in de Rijksbegroting.
1. Migratieketen
1.1 Instroom
Inzet in Europa
Het kabinet zet zich in Europa in voor maatregelen die op korte(re) termijn de migratiedruk
verminderen. Zo is extra geld beschikbaar gesteld voor versterking van het buitengrensbeheer
en grenssurveillance, asielgrensprocedurepilots, en heeft de Commissie een voorstel
gepresenteerd om regels voor het opschorten van visumliberalisatie te versterken.
Daarnaast is op 20 december 2023 onder het Spaanse voorzitterschap van de Raad en
het Europees Parlement een akkoord bereikt over het Asiel- en Migratiepact. Op 8 februari
2024 bekrachtigde het Comité van Permanente Vertegenwoordigers van de lidstaten de
akkoorden op de negen voorliggende wetsteksten met een ruime gekwalificeerde meerderheid.
Het kabinet verwelkomt het behaalde resultaat en ziet dit na jaren onderhandelen als
een belangrijke mijlpaal voor de verbetering van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel.
De wetgevende voorstellen waaruit het Pact bestaat bouwen voort op het bestaande stelsel
en vullen dit aan met enkele nieuwe elementen. Een belangrijk onderdeel is de introductie
van verplichte screening en versnelde grens- en terugkeerprocedures. Deze elementen
moeten het zicht op wie de EU binnenkomt verbeteren en snelle beoordeling van en onderscheid
tussen «kansarme» en «kansrijke» asielaanvragen mogelijk maken. Doel hiervan is om
secundaire migratie tegen te gaan en snellere terugkeer van asielzoekers zonder recht
op bescherming te bewerkstelligen. Een ander kernstuk vormt de invoering van een nieuw
solidariteitsmechanisme, waarbij lidstaten andere lidstaten dienen te ondersteunen
wanneer deze onder hoge asiel- en migratiedruk staan. Dit solidariteitsmechanisme
kent flexibiliteit voor de lidstaten voor wat betreft de keuze van hun bijdragen (overplaatsingen
van asielzoekers of statushouders, financiële bijdragen of, indien expliciet gevraagd,
operationele ondersteuning ter plekke). De definitieve goedkeuring van het volledige
pakket wordt verwacht in april of mei 2024. De lidstaten hebben vervolgens twee jaar
de tijd om de nieuwe bepalingen in te voeren in de nationale regelgeving en praktijk.
Het kabinet heeft er bij de Europese Commissie op aangedrongen dat de Commissie nauwlettend
toeziet op tijdige implementatie door alle lidstaten.
Een andere belangrijke stap betreft het akkoord over de herziening van de Schengengrenscode.
In het akkoord wordt een plotselinge grote toename van secundaire migratiestromen
erkend als een grondslag om onder strenge voorwaarden tot herinvoering van binnengrenscontroles
over te gaan. Deze koppeling was voor Nederland van belang. Het kabinet is verder
positief dat geen voorwaarden zijn toegevoegd aan de bepaling over het snel overdragen
van illegaal verblijvende derdelanders die de effectiviteit van de procedure zouden
ondermijnen. Het kabinet hoopt dat dit lidstaten stimuleert om van deze procedure
gebruik te maken met als doel secundaire migratie aan te pakken en dat dit aldus een
goed alternatief zal vormen voor binnengrenscontroles. Net als voor de voorstellen
als onderdeel van het Pact, is de verwachting dat definitieve goedkeuring van de Schengengrenscode
in april of mei 2024 plaatsheeft. De nieuwe regels worden vrijwel meteen daarna van
toepassing in de EU.
Naast deze wetgevende herzieningen, heeft het kabinet zich in Europa ook ingezet voor
maatregelen die op korte(re) termijn de migratiedruk moeten verminderen. Zo is er
extra geld beschikbaar gesteld voor versterking van het buitengrensbeheer en grenssurveillance,
asielgrensprocedurepilots, en heeft de Commissie een voorstel gepresenteerd om regels
voor het opschorten van visumliberalisatie te versterken.
Het kabinet werkt daarnaast doorlopend aan partnerschappen met derde landen om irreguliere
migratie tegen te gaan, terugkeer te bevorderen en bescherming van migranten te versterken,
waarbij de Europese inzet en de bilaterale inzet in elkaars verlengde liggen. Afgelopen
periode heeft het kabinet stappen gezet met partners als Marokko, Tunesië, Turkije,
Egypte en Nigeria. Ook de komende maanden worden benut om samenwerking met partnerlanden
verder te ontwikkelen, bijvoorbeeld als het gaat om tegengaan van mensensmokkel- en
handel, versterken van grensbeheer, bevorderen van terugkeer, en bescherming van migranten.
Het kabinet zal de Europese Commissie voorts blijven oproepen om ambitieuze, brede
en gelijkwaardige partnerschappen te ontwikkelen, en verwelkomt in dat verband de
stappen die de Commissie zet t.a.v. Tunesië, Egypte en Mauritanië. Eveneens verkent
het kabinet samen met enkele andere EU-lidstaten hoe op een innovatieve wijze samengewerkt
zou kunnen worden met derde landen op het terrein van migratie.
Tot slot zet het kabinet zich in voor het beïnvloeden van de beleidsagenda van de
nieuwe Europese Commissie. Na de verkiezingen van het Europees parlement aankomend
voorjaar treedt een nieuwe Commissie aan voor de periode 2024–2029. Om de Nederlandse
prioriteiten op JenV-terrein zoveel mogelijk te laten landen in de beleidsagenda van
de nieuwe Commissie, is een aantal non-papers opgesteld, waaronder ook over migratie.
Deze papers zijn bij de geannoteerde agenda van de JBZ-Raad van 4-5 maart met uw Kamer
gedeeld. De non-papers bevatten concrete voorstellen voor verbetering in de Europese
samenwerking. Op het gebied van migratie onderstrepen de non-papers wat Nederland
op dit moment verwacht van de nieuwe Commissie op het gebied van asiel en migratie,
in het bijzonder bij de implementatie van het asiel- en migratiepact, ten aanzien
van de uitdagingen aan de grenzen, het verbeteren van terugkeer en de externe dimensie
(waaronder de samenwerking met derde landen). Tot slot pleit het kabinet voor een
meer integrale aanpak van de interne veiligheid van de EU. De komende maanden worden
benut om in Brussel, waar opportuun met andere lidstaten, te zorgen dat de Nederlandse
prioriteiten landen in de beleidsagenda van de nieuwe Commissie.
1.2. Doorstroom
Inwilligingspercentage / landenbeleid
Bij brief van 5 maart jl.6 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de doorgevoerde wijzigingen in de beoordelingskader
van een asielaanvraag. Deze wijzigingen volgen uit de bij brief van 28 april 2023
toegezegde maatregelen om de verschillen in de uitvoeringspraktijk van de beoordeling
van asielaanvragen tussen Nederland en andere lidstaten te verkleinen. Dit betrof
onder meer het herzien van het groepenbeleid en het toetsingskader ten aanzien van
de geloofwaardigheidsbeoordeling. Met deze wijzigingen komt meer nadruk te liggen
op het individualiseringsvereiste en zal de bewijslast zo veel mogelijk bij de asielzoeker
komen te liggen.
Voornoemde thema’s raken in belangrijke mate aan de kern van het Nederlands toelatingsbeleid.
Om deze reden zijn de maatregelen in nauwe samenwerking met de IND uitgewerkt. Gelet
op de voorbereidingen die de IND beslispraktijk moet treffen is de inwerkingtreding
voorzien voor medio 2024. De gevolgen van deze maatregelen voor inhoud en (IND) proces
zullen zich in de periode daarna manifesteren. Ten slotte is het goed te melden dat
elke aanvraag zorgvuldig en op de individuele omstandigheden binnen het asielrecht
door de IND moet worden beoordeeld. Of een vergunning wordt ingewilligd of afgewezen,
blijft afhankelijk van de specifieke situatie van de vreemdeling.
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)
IND zet op alle terreinen een stap om meer aanvragen af te handelen. In het voorjaar
van 2023 is uw Kamer geïnformeerd over diverse maatregelen die per direct zijn getroffen
voor in ieder geval een jaar bij de IND om versneld aanvragen te behandelen en om
beter te kunnen sturen om zo de voorraad minder snel te laten oplopen. De maatregelen
zien op zowel de korte- als de (middel)lange termijn en op zowel kansrijke als kansarme
aanvragen.
Jaarlijks worden met de IND afspraken gemaakt over de aantallen af te handelen aanvragen
en procedures. Voor 2023 is opgenomen dat de IND op spoor 4 tenminste 22.200 zaken
behandelt en voor 2024 zal de IND tenminste 30.200 zaken gaan behandelen. Dit is exclusief
het project bespoediging afdoening asiel (project BAA), waarvan de doelstelling voor
de periode mei 2023 tot 1 augustus 2024 is om 13.000 extra zaken af te doen. Over
heel 2023 is het de IND gelukt om meer zaken te beslissen dan eerder was voorzien
door de IND, exclusief project BAA. Zo zijn er meer spoor 1 en spoor 4 zaken afgedaan.
Deze laatste verhoging komt met name door het afhandelen van zaken van derdelanders
met tijdelijk verblijf uit Oekraïne. De voorraad neemt hierdoor minder snel toe dan
eerder verwacht.
De IND zet, binnen het project Bespoediging afdoening asiel (BAA), enerzijds in op
het versneld afdoen van kansrijke zaken door het efficiënt behandelen van asielaanvragen
van nationaliteiten die (ingevolge het gevoerde landgebonden beleid) kansrijk zijn.
Anderzijds geeft de IND prioriteit aan de aanvragen van asielzoekers met nationaliteiten
waarvoor juist een laag inwilligingspercentage geldt, bijvoorbeeld voor Algerijnse
en Moldavische aanvragers. Deze inzet is gedaan in aanvulling op de bestaande prioriteit
die gegeven wordt aan de behandelsporen 1 en 2 (eveneens voornamelijk zaken met hoofdzakelijk
een laag inwilligingspercentage). Op dit moment wordt een inhaalslag gemaakt op het
wegwerken van de voorraad zaken van Algerijnen en Moldaviërs. In 2024 zijn er tot
en met 26 februari 2024 circa 230 Algerijnen ingestroomd en circa 290 Algerijnse zaken
afgehandeld. Er zijn in 2024 verder tot en met 26 februari 2024 circa 120 Moldaviërs
ingestroomd en circa 170 Moldavische zaken afgehandeld. De IND heeft daarmee in 2024
meer Algerijnse en Moldavische zaken afgehandeld dan er zijn ingestroomd. De inzet
van de IND is er daarbij op gericht de nieuwe instroom van zaken van Algerijnen en
Moldaviërs zo snel mogelijk in te plannen en af te handelen.
Verder is gelet op de hoge doorlooptijd van herhaalde asiel aanvragen (HASA) met de
IND – in aanvulling op de reeds geplande productie HASA-aanvragen van 1.600 zaken
– het volgende afgesproken:
• De IND plant meer zaken in dan de instroom van opvolgende asielaanvragen.
• De IND filtert incomplete opvolgende asielaanvragen er direct uit. Zo worden de kansarme
zaken er snel uitgehaald.
De IND geeft aan dat hierdoor ingelopen zal worden op de voorraad van de HASA-zaken.
Deze maatregelen worden door de IND en het departement gemonitord om te bezien of
het gewenste effect heeft op het versneld afdoen van opvolgende asielaanvragen en
hoe hiermee de doorlooptijd verkort wordt.
Het versneld afdoen van kansrijke zaken, zorgt er voor dat de gebruikelijke nareisaanvragen
die hiermee samenhangen behandeld moeten worden. In geval van positieve besluiten
van de IND op de aanvragen leidt dit tot druk op de consulaire afdelingen van Nederlandse
ambassades en consulaten. Hier heb ik afspraken over gemaakt met het Ministerie van
Buitenlandse Zaken, COA en IND. Deze consulaire afdelingen, in het bijzonder in de
grotere «nareislanden», functioneren momenteel al aan de grens van mvv afgiftecapaciteit.
Er zijn mitigerende maatregelen nodig om de komende jaren aan de voorspelde structurele
stijging van MVV aanvragen te kunnen voldoen. Mitigerende maatregelen zijn o.a. een
continuering en uitbreiding van inzet door derde partijen op nareiswerkzaamheden en
langere mvv-afgiftetermijnen. Daarnaast hebben de inreizende familieleden een stijging
van de benodigde tijdelijke opvangcapaciteit bij het COA en een stijging van het aantal
te huisvesten statushouders tot gevolg (vooral vanaf 2025). Gestreefd wordt dit zoveel
mogelijk via reguliere huisvesting bij gemeenten en doorstroomlocaties te laten lopen.
Op 4 maart 2024 is de tijdelijke bescherming van derdelanders met tijdelijk verblijf
in Oekraïne van rechtswege beëindigd. Dit betekent dat derdelanders Nederland moeten
verlaten. Een deel van de derdelanders heeft eerder aangegeven de asielprocedure te
willen doorlopen. De IND behandelt vanaf 4 maart 2024 de asielaanvragen van ongeveer
630 derdelanders. Derdelanders die een afgeronde asielprocedure hebben, maar alsnog
menen gegronde redenen te hebben om te vrezen voor vervolging in hun land van herkomst
kunnen opnieuw asiel aanvragen.
Ondanks dat de IND er alles aan doet om het aantal afgehandelde aanvragen te verhogen,
is dit niet voldoende om de voorraden weg te werken en de doorlooptijden significant
te verkorten. Daarom ben ik in gesprek met de IND over het structureel verhogen van
de productiviteit, zodat de voorraden minder hard oplopen en ook de dwangsomproblematiek
te reduceren.
Voortgang verlenging wettelijke beslistermijn
In de brief van 26 augustus 20227 heeft het kabinet u onder meer geïnformeerd over het besluit om de wettelijke beslistermijn
van zes maanden voor asielaanvragen categoriaal te verlengen met maximaal 9 maanden.
Dat betekent dat de IND voor alle lopende asielaanvragen waarvan de wettelijke beslistermijn
nog niet was verlopen op de datum van de publicatie van de Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire
(hierna: WbV) op 27 september 2022 en voor asielaanvragen ingediend tot 1 januari
2023 binnen 15 maanden een beslissing moet nemen op een ingediende asielaanvraag.
Op 4 februari 2023 is uw Kamer geïnformeerd dat de verlenging van de wettelijke beslistermijn
met 9 maanden tot 15 maanden voor asielaanvragen ook toegepast wordt op asielaanvragen
ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024. Op 19 december 2023 is uw Kamer
geïnformeerd dat de verlenging van de beslistermijn eveneens wordt toegepast voor
asielaanvragen ingediend vanaf 1 januari 2024 tot 1 januari 2025. Hierbij is net als
bij de verlenging van 2023 aangetekend dat omstreeks 1 juli 2024 zal worden beoordeeld
of de maatregel nog in stand moet blijven of dat de voorraad bij de IND zich zodanig
heeft ontwikkeld dat een verlenging van de wettelijke beslistermijn niet meer noodzakelijk
is.
De meervoudige kamer van de rechtbank Arnhem heeft op 12 december 2023 uitspraak gedaan
in een zaak waarin de geldigheid van WBV 2023/3 (verlenging van de beslistermijn in
asielzaken met negen maanden voor alle aanvragen ingediend in 2023) aan de orde was.
Uiteenlopende opvattingen van de verschillende rechtbanken over de rechtsgeldigheid
van de verlenging van de beslistermijn maakt dat het nu van de behandelende rechtbank
afhankelijk wordt of de beslistermijn al dan niet is overschreden en de IND een beslistermijn
met dwangsom kan worden opgelegd. Een inschatting van het bedrag aan hierdoor jaarlijks
extra te betalen dwangsommen is hierdoor lastiger om te geven omdat dit afhankelijk
is van het aantal zaken dat rechtbanken die WBV 2023/3 ongeldig achten, zullen afdoen.
Op korte termijn wordt hierover een nieuwe berekening verwacht.
Verbeteringen in het aanmeldproces
Op het gebied van het identificatie- en registratieproces (I&R) dat door de IND en
politie worden uitgevoerd, lopen diverse ontwikkelingen. De dagelijkse instroom van
aanvragers die door de politie moet worden behandeld, is momenteel hoger dan de beschikbare
verwerkingscapaciteit bij de politie. De IND verricht het I&R proces voor bepaalde
doelgroepen, waaronder voormalig Dublin claimanten, hervestigers, MVV en herhaalde
aanvragers. Met verschillende ketenpartners wordt gewerkt aan de inrichting van een
tijdelijke derde I&R-straat op zeer korte termijn.
Er is een project gestart die – ook in het licht van de implementatie van de EU verordeningen
in het kader van het Migratiepact – gaat onderzoeken hoe het I&R proces zo goed mogelijk
kan worden uitgevoerd, zowel op korte als voor de lange termijn. Hierbij wordt bezien
welke mogelijkheden er zijn om verbeteringen in het proces aan te brengen, zodat een
robuust proces wordt ingericht waarbij flexibel op- en afgeschaald kan worden bij
piekmomenten.
1.3. Opvang
Belangrijke ontwikkeling voor een stabiel en flexibel opvanglandschap is dat de wet
gemeentelijke taak mogelijk maken opvang asielzoekers (de Spreidingswet) per 1 februari
jl. in werking is getreden. De capaciteitsraming in het kader van de Spreidingswet
is vastgesteld op 96.000 plekken. Gemeenten moeten deze locaties uiterlijk 1 juli
2025 gerealiseerd hebben.
Versterking van de Provinciale regietafels (PRT’s)
Met de inwerkingtreding van de Spreidingswet, krijgen de PRT’s een formele en belangrijkere
rol. Aan de PRT´s stemmen vertegenwoordigers van de colleges van B&W onderling en
met het COA af over het aantal te realiseren opvangplekken per gemeente en de locaties:
geschetst wordt hoe het asielopvanglandschap in een provincie er uit komt te zien.
Van het resultaat brengt de CdK – in zijn rol als rijksorgaan en voorzitter van de
PRT- voor 1 november 2024 verslag uit aan de Staatssecretaris. Tegelijkertijd vindt
aan de tafels bestuurlijke afstemming plaats over de opvang van Oekraïense ontheemden
en de huisvesting van statushouders.
Om deze opdracht goed te kunnen vervullen, is een versterking van de PRT´s noodzakelijk.
De afgelopen maanden zijn – in afstemming tussen het rijk en medeoverheden – maatregelen
uitgewerkt die enerzijds zien op de ondersteuning van het overleg aan de PRT´s als
aan gemeenten t.b.v. het realiseren van opvanglocaties en huisvesting. Het kabinet
heeft sinds eind 2022 incidenteel in totaal 6,2 miljoen beschikbaar gesteld voor de
PRT’s. In de loop van dit jaar zal eenmalig nog 2,4 miljoen euro beschikbaar worden
gesteld. Bij Voorjaarsnota geeft het kabinet meer informatie over de structurele financiering
van de PRT’s in het licht van de inwerkingtreding van de Spreidingswet.
Opvang amv
Een bijzonder aandachtspunt binnen de asielopvang is de capaciteit van de opvang voor
amv. Het aanhoudend tekort aan voldoende, structureel inzetbare opvangplekken voor
deze kwetsbare doelgroep is reden tot grote zorg. De verwachting is dat het tekort
aan opvangplekken voor amv de komende maanden verder toeneemt, ook omdat het COA slechts
in beperkte mate nieuw te openen opvanglocaties in het vooruitzicht heeft en ook de
doorstroom naar Nidos van statushouders stokt. Momenteel beschikt het COA over ca.
4.200 plekken voor amv. Per 1 januari 2025 betreft de capaciteitsbehoefte van het
COA geschat op 9.500 plekken. Het tekort aan opvangplekken voor amv zorgt ook binnen
het sociaal domein voor uitdagingen, zo is het onderwijs op (tijdelijke) opvanglocaties
met een aanzienlijk aantal amv steeds vaker vrijwel niet meer te organiseren door
schoolbesturen. Daarbij zorgt de tijdelijkheid van amv-opvanglocaties voor een hoog aantal verhuisbewegingen voor deze doelgroep, wat de doorlopende
onderwijslijn in het gedrang brengt.
Kleinschalige opvang
Het kunnen opvangen van asielzoekers in kleinschalige opvangvormen moet het voor gemeenten
eenvoudiger maken om opvang binnen de gemeentegrenzen te realiseren en daarmee invulling
te geven aan de opgave die de Spreidingswet bij gemeenten neerlegt. De Spreidingswet
biedt tevens de mogelijkheid aan gemeenten om zelf of door derden locaties te exploiteren.
Dit omdat er maatwerk geboden kan worden aan zowel grote als kleine gemeente. Wanneer
gemeenten binnen hun grenzen mogelijkheden zien voor realisatie van kleinschalige
opvang, kunnen zij zich wenden tot het COA. Zowel het COA als gemeenten kunnen bij
de opvang van asielzoekers in kleinschalige opvang gebruik maken van de ondersteuning
van het Rode Kruis. In 2023 heeft het Rode Kruis met het COA afspraken gemaakt over
de ondersteuning die het Rode Kruis kan bieden in met name de kleinere opvang. Deze
afspraken zijn neergelegd in een intentieverklaring. Met deze afspraken wordt ook
een basisaanwezigheid van het Rode Kruis in asieldomein geborgd.
PBL
Procesbeschikbaarheidslocatie (pbl) is een opvangmodaliteit in ontwikkeling. In Ter
Apel is sinds juli 2023 gestart met een pilot pré-pbl. De opvangmodaliteit is voor
asielzoekers met een kansarme aanvraag, alwaar zij sober opgevangen worden. Tevens
dienen de asielzoekers beschikbaar te zijn voor een vlotte en efficiënte afhandeling
van hun asielaanvraag. Hierdoor krijgen zij snel uitsluitsel over hun aanvraag en
kan snel worden begonnen met de vervolgprocedure. In Ter Apel is momenteel plek voor
ca. 30 vreemdelingen.
Op 1 maart jl. heeft de rechter in een individuele zaak een uitspraak gedaan over
de plaatsing op de pré PBL. Deze uitspraak wordt momenteel bestudeerd op het departement
in nauwe afstemming met de ketenpartners. Hierbij wordt bezien hoe het pbl-concept
is uitgevoerd in deze casus en hoe het pbl-concept in het algemeen op dit moment wordt
uitgevoerd. Momenteel worden er geen nieuwe mensen geplaatst. We blijven ons inzetten
voor het gebruik van de PBL in Ter Apel. De PBL heeft zich bewezen doordat een flink
aantal kansarme aanvragen vlot zijn afgehandeld. Ook hebben we de ambitie om het aantal
PBL’s uit te breiden naar andere locaties in het land, zoals Budel.
1.4. Uitstroom
Huisvesting statushouders
De taakstelling 2024-I bedraagt 18.750 statushouders, maar door een forse achterstand
van circa 6.400 aan het einde van 2023, is de totale opgave voor gemeenten de eerste
helft van 2024 ruim 25.000 statushouders. Gemeenten hebben deze achterstand op de
taakstelling nog niet ingelopen. Gemeenten hebben een wettelijke taak om op basis
van de taakstelling de aan hen gekoppelde statushouders te huisvesten. Het huisvestingstempo
zal moeten stijgen om statushouders tijdig te kunnen huisvesten. Statushouders kunnen
dan starten met integratie en participatie op de plek waar ze ook gaan wonen. Ook
gelet op de druk in de asielopvang is het noodzakelijk dat de opvangplekken die statushouders
nu bezet houden sneller beschikbaar komen voor asielzoekers. Een betere doorstroom
van opvang naar huisvesting leidt tot lagere maatschappelijke kosten.
De taakstelling voor de tweede helft van 2024 is vastgesteld op 17.000 te huisvesten
statushouders. Om te kunnen voldoen aan de huisvestingsopgave statushouders is er
blijvende inzet nodig op het vergroten van de woningvoorraad én het beter benutten
van de woningvoorraad.8
9 Specifiek voor de doelgroep amv met een verblijfsvergunning is de indicatieve opgave
binnen de taakstelling 4.600, waarmee de capaciteitsbehoefte voor de kleinschalige
opvang van Nidos in beeld wordt gebracht.
Doorstroomlocaties
Mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heb ik op een
brief gestuurd aan alle medeoverheden met een oproep tot het realiseren van doorstroomlocaties.
Dit betreft een pilot voor locaties waar statushouders in of nabij de gemeente van
uiteindelijke huisvesting tijdelijk kunnen verblijven. Ook is het doel de lokale woningvoorraad
zo uit te breiden dat eigen woningzoekenden hier ook baat bij hebben. Zo wordt de
uitstroom van statushouders uit de opvang versneld en kan de statushouder eerder starten
met de integratie. Uitgangspunt is dat statushouders maximaal een jaar verblijven
in een doorstroomlocatie in afwachting van permanente huisvesting. Vanuit het Rijk
zijn hier tijdelijk financiële middelen voor beschikbaar gesteld. Tijdens het jaar
dat statushouders in een doorstroomlocatie verblijven kan door de gemeente bijvoorbeeld
door middel van bijvoorbeeld flex- of transformatieprojecten gewerkt worden aan het
uitbreiden van de woningvoorraad. Het is nadrukkelijk een gezamenlijke aanpak met
medeoverheden, waarbij gemeenten ondersteund worden in het uitbreiden van hun woningvoorraad,
zodat zij de statushouders kunnen huisvesten na hun verblijf in de doorstroomlocatie
als ook de eigen gemeentelijke doelgroepen. Twee locaties zijn inmiddels geopend.
Er hebben zich dertig gemeenten hebben gemeld belangstelling te hebben, wat perspectief
biedt.
Deze aanpak, als ook het versneld plaatsen van statushouders in hotels d.m.v. de tijdelijke
hotel- en accommodatieregeling (HAR), draagt bij aan het sneller huisvesten van statushouders
in de gemeente waaraan ze zijn gekoppeld, zodat zij sneller kunnen starten met integratie
en participatie. Ook zorgt tijdige huisvesting ervoor dat de druk op het aantal benodigde
opvangplekken gereduceerd wordt. Het kabinet realiseert zich dat dit essentieel is
voor het behouden van maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak.
Huisvesting amv
Amv die verblijven in de COA-opvang en een verblijfsvergunning krijgen, worden overgeplaatst
naar de kleinschalige opvang (kso) van Nidos. Op het moment van opvang in de kso tellen
amv met een verblijfsvergunning mee voor de taakstelling van de betreffende gemeente.
Deze jongeren worden opgevangen en begeleid door Nidos en haar contractpartners tot
hun 18e levensjaar, of langer tot maximaal 21 jaar in het geval dat de jongere vanuit
verlengde opvang kiest voor zelfstandig wonen. Vanaf dat moment zijn gemeenten verantwoordelijk
voor het bieden van passende vervolghuisvesting. Het aantal gerealiseerde kso-plekken
in gemeenten blijft echter achter op de capaciteitsbehoefte van Nidos, voor de eerste
helft van 2024 vastgesteld op 3.900, waardoor de druk op de kso van Nidos aanhoudt
en de jongeren noodgedwongen langer bij het COA verblijven. Begin maart staan er 240
jongeren op de wachtlijst voor plaatsing bij Nidos. Ook lukt het gemeenten niet altijd
om tijdig te voorzien in vervolghuisvesting. De plek in de kso blijft daardoor langer
bezet, wat ook drukt op de beschikbare capaciteit.
Momenteel verken ik samen met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
COA, Nidos en de VNG enkele mogelijkheden die zouden kunnen leiden tot vergroten van
de capaciteit van kso locaties Nidos evenals het versnellen van doorstroom vanuit
deze kleinschalige opvang naar huisvesting.
Vertrek
Terugkeer is onlosmaelijk verbonden met het Nederlandse migratiestelsel: mensen zonder
verblijfsrecht die vertrekken, scheppen ruimte voor mensen die wel recht hebben op
verblijf in Nederland. Afgelopen jaar was zowel absoluut als relatief een goed jaar
qua terugkeeraantallen. Het aantal personen dat vanuit de DT&V-caseload aantoonbaar
vertrok steeg in 2023 naar 5.740 ten opzichte van 4.300 in 2022. Daarnaast nam het
aandeel personen dat zich onttrekt aan overheidstoezicht af van 50% in 2022 naar 45%
in 2023. De inzet is deze lijn door te trekken. De actuele MPP-ramingen laten zien
dat de DT&V in 2024 in totaal ca. 17.800 zaken overgedragen krijgt, voornamelijk vanuit
de IND. De prognose is daarmee vergelijkbaar met de daadwerkelijke instroom over 2023
en laat ook voor komende jaren een stabiel beeld zien.
Zoals bekend heeft het kabinet structureel € 15 mln. gereserveerd voor het bevorderen
van terugkeer, met specifieke aandacht voor afgewezen asielzoekers die overlast gevend
gedrag vertonen. Een deel van dit budget wordt aangewend om het terugkeerproces wendbaarder
en slagvaardiger te maken. Voorbeelden hiervan zijn het organiseren van meer capaciteit
op het proces van inbewaringstelling, de uitbreiding van het type zaken waarin de
DT&V een bewaringsmaatregel oplegt en de inbedding van specialistische functies in
de operatie van de DT&V. Hoewel nadere uitwerking dan wel voorbereiding op een aantal
van deze aspecten nog in volle gang is, zijn de eerste nieuwe medewerkers inmiddels
gestart met een inwerktraject. Een ander deel van het budget wordt ingezet om met
projecten in prioritaire herkomstlanden in het kader van migratiepartnerschappen terugkeer
te verbeteren en irreguliere migratie vanuit deze landen tegen te gaan. Het gaat bijvoorbeeld
om capaciteitsopbouw en verbetering van grensmanagement.
2. Oekraïense ontheemden
In Nederland verblijven op dit moment bijna 114.000 ontheemden uit Oekraïne die recht
hebben op tijdelijke bescherming op basis van de richtlijn Tijdelijke Bescherming
(RTB) (peildatum 10 maart 2024). Hiervan worden bijna 92.000 ontheemden opgevangen
in de gemeentelijke opvang (GOO). De grootschalige invasie van Rusland in Oekraïne
en de oorlog duurt nog altijd voort. Daarmee zien we dat er nog steeds sprake is van
een constante instroom van ontheemden naar Nederland.
2.1 Instroom
In lijn met de MPP is een prognose opgesteld voor de netto instroom van Oekraïense
ontheemden voor 2024. Hieruit blijkt dat er een kans is van 75% dat de gemiddelde
netto instroom per week valt binnen de bandbreedte van 350 (minimum scenario) en 780
(maximum scenario) en dat er een kans is van 33% dat de gemiddelde netto instroom
per week van 620 (medio scenario) zal worden overschreden. Voor de instroomprognose
van Oekraïense ontheemden is als uitgangspunt gekozen voor de mediaan van de bandbreedte
met een gemiddelde netto instroom van 540 per week en een overschrijdingskans van
50%. Dit betekent dat voor 2024 rekening wordt gehouden met een netto instroom van
ca. 28.000 ontheemden uit Oekraïne. Op basis van deze instroomprognose is de verwachting
dat per 1 januari 2025 ca. 136.000 ontheemden uit Oekraïne in Nederland verblijven
inclusief de ca. 3.000 derdelanders die onder de RTB vallen. Het benodigde aantal
gemeentelijke opvangplekken is per 1 januari 2025 vastgesteld op 120.000.
2.2 Opvang
Eigen bijdrage
De kabinetsinzet voor de komende periode is om het voorzieningenniveau van ontheemden
uit Oekraïne onder de RTB beter te laten aansluiten op dat van andere groepen in de
maatschappij. Dit betekent onder meer dat ontheemden bijdragen wanneer ze daar genoeg
inkomsten voor hebben. Op korte termijn ben ik van plan een eigen bijdrage te vragen
als tegemoetkoming voor de kosten van de opvang. Voor gas, water en elektra ga ik
een bijdrage verplichten van 105,- euro per meerderjarige ontheemde met inkomsten
(en diens meerderjarige gezinsleden) per maand. Dit bedrag is gebaseerd op de geraamde
kosten uit het «Kostprijsonderzoek opvang ontheemden» van eind 202310. Daarnaast ga ik een extra bijdrage verplichten voor ontheemden die geen eetgeld
krijgen maar catering op locatie. Om dit alles te regelen wordt de Regeling opvang
ontheemden Oekraïne (RooO) binnenkort aangepast.
Naast de eigen bijdrage wijzig ik een bepaling die regelt hoe lang ontheemden afwezig
mogen zijn uit de opvang voor hun leefgeld mag worden ingetrokken. Dat is op dit moment
28 dagen aaneengesloten, maar wordt 28 dagen per kalenderjaar. Zo sluit de regeling
beter aan op de Participatiewet. Ook wil ik gemeenten verplichten leefgeld in te trekken
van ontheemden die inkomsten hebben, waar dat nu een optie is. De verplichting is
afhankelijk van inwerkingtreding van de Tijdelijke Wet opvang ontheemden uit Oekraïne.
Deze wet beoogt te voorzien in een wettelijke grondslag voor gemeenten om de polisadministratie
van het UWV (Suwinet) in te zien.
Verblijf en vertrek op langere termijn
De tijdelijke bescherming voor ontheemden op grond van de RTB is nu geldig tot 4 maart
2025. Ten aanzien van verblijf en terugkeer op langere termijn zet Nederland in op
een EU-gecoördineerde en geharmoniseerde aanpak voor het verblijf en, zodra aan de
orde, de terugkeer van de Oekraïense ontheemden uit Oekraïne. Dit met het oog op het
zoveel mogelijk beperken of voorkomen van de verschillen tussen lidstaten om daarmee
het risico op secundaire migratiestromen van ontheemden binnen de EU tegen te gaan.
Tot slot
Uit de meest recente MPP blijkt dat de opgave voor zowel de organisaties binnen de
migratieketen als ook de gemeenten fors is en blijft. De Spreidingswet en de bijbehorende
capaciteitsraming van 96.000 plekken bieden perspectief voor meer stabiliteit. Om
de opgave succesvol te realiseren zijn er aanvullende maatregelen in de structurele
aanpak om ervoor te zorgen dat de geraamde en gevraagde plekken voldoende zijn en
blijven tot 2026. Deze maatregelen, zowel Europees als nationaal, zijn in deze brief
uitvoerig beschreven en de effecten hiervan moeten (op de middellange termijn) zichtbaar
worden. Met de IND maak ik daarnaast afspraken over een structurele productiestijging
en tot slot ben ik bezig met het realiseren van doorstroomlocaties, zodat de statushouders
sneller uit de opvang doorstromen naar huisvesting. De MPP blijft een belangrijk instrument
om de ontwikkelingen te monitoren en te bezien of de ingezette maatregelen effect
hebben en hierop bij te sturen.
Deze maatregelen, zowel Europees als nationaal, zijn in deze brief uitvoerig beschreven
en de effecten hiervan moeten (op de middellange termijn) zichtbaar worden
Ik ben alle betrokken partijen en hun medewerkers dankbaar voor al het werk dat gedaan
is en dat nodig zal blijven en heb vertrouwen in onze verdere samenwerking.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
E. van der Burg
Indieners
-
Indiener
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid