Brief regering : Voortgang aanpak personeelstekort in de kinderopvang
31 322 Kinderopvang
Nr. 529
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 april 2024
Inleiding
De kinderopvang is een essentiële sector voor ouders met jonge kinderen. Een plek
op de kinderopvang is goed voor de ontwikkeling van kinderen én stelt ouders in staat
om te kunnen (blijven) werken. Kinderopvang is daarmee van groot belang voor voldoende
arbeidsaanbod op de krappe Nederlandse arbeidsmarkt.
Door het huidige en toekomstige personeelstekort in de kinderopvang staan de toegankelijkheid
en kwaliteit onder druk. Om ouders genoeg plekken te kunnen (blijven) bieden voor
hun kinderen, zijn er voldoende pedagogisch professionals nodig. Daarom vind ik het
belangrijk dat de kinderopvang een aantrekkelijke werkplek is en blijft. Pedagogisch
professionals doen iedere dag onmisbaar werk. Ik wil mijn grote waardering en dank
uitspreken voor hun inzet. Samen met de sector wil ik ervoor zorgen dat pedagogisch
professionals hun werk kunnen doen met voldoende collega’s en zonder onnodige werkdruk.
Vorig jaar april heb ik uw Kamer een brief gestuurd over de aanpak van het personeelstekort
in de kinderopvang.1 Er was toen sprake van een groot aantal vacatures en een hoog verzuim. Ook nam de
druk op de sector toe door de groei van het aantal zzp’ers. Sindsdien zijn er ook
meer positieve cijfers en signalen, bijvoorbeeld over dalende vacatures en een sterk
afgenomen zzp-groei.2 Op basis hiervan concludeer ik dat het personeelstekort zich momenteel stabiliseert.
Samen met sector ga ik door met acties om het tekort beheersbaar te houden, nu en
in de toekomst. Want uit prognoses blijkt dat tekort aan medewerkers en de daarmee
gepaard gaande uitdagingen de komende jaren een gegeven zullen blijven, ondanks de
stabilisatie. Op langere termijn zal het tekort naar verwachting oplopen. De sector
speelt zelf een belangrijke rol in het verminderen van de personeelstekorten. Daarom
wil ik hierbij de sector oproepen om door te blijven gaan met eigen initiatieven,
met name op gebied van goed en aantrekkelijk werkgeverschap.
Naast de aanpak van de tekorten in de kinderopvangsector, span ik mij ook in om in
bredere zin de krapte op de arbeidsmarkt te verminderen. Eerder heb ik uw Kamer geïnformeerd
over de kabinetsbrede aanpak van arbeidsmarktkrapte.3 Uw Kamer zal in het kader van motie Podt4 voor het zomerreces een brief ontvangen, waarin ik nader inga op hoe de krapte in
maatschappelijke sectoren onderling met elkaar samenhangt.
Leeswijzer
Ik begin met een toelichting op de nieuwe cijfers over de arbeidsmarkt kinderopvang
om uw Kamer inzicht te geven in ontwikkelingen in het personeelstekort op de korte
en lange termijn (paragraaf 1). Hierna beschrijf ik de belangrijkste nieuwe acties
om het tekort tegen te gaan (paragraaf 2). De brief sluit af met een conclusie (paragraaf 3).
Een stand van zaken van de overige lopende acties om het personeelstekort te verminderen,
licht ik toe in de bijlage (1).
Mijn aanpak van het personeelstekort bestaat uit drie pijlers, waarin de acties zijn
onderverdeeld: 1) nieuwe medewerkers aantrekken, 2) huidige medewerkers behouden en
3) meer uren werken stimuleren. Deze pijlers en bijbehorende acties vindt u terug
in paragraaf 2 van de brief en in de bijlage.
1. Nieuwe medewerkers aantrekken
2. Huidige medewerkers behouden
3. Meer uren werken stimuleren
Brief
Ontwikkelpad kinderopvang
Balans zzp en loondienst
Aanpak contractuitbreiding
Subsidieregeling groepshulpen
Open Kaart – Startup in Residence
Onderzoek uitstroom gastouders
Bijlage
Beroepskrachten-in-opleiding
Herijking kwaliteitseisen
Combinatiebanen
Arbeidsmarktcampagne
Taaleis 3F Nederlands
Betere spreiding van de werkweek
Kandidatenreis
Professioneel zeggenschap
Voorschoolse educatie
Subsidie duurzame inzetbaarheid
1. Nieuwe cijfers
In deze paragraaf beschrijf ik de nieuwe inzichten in de arbeidsmarkt kinderopvang
uit de laatste onderzoeken en cijfers. Dit betreft een nieuwe versie van de arbeidsmarktprognose
met geactualiseerde tekortprognoses en de eerste resultaten van de wachttijdenmonitor.
Ook zijn er nieuwe cijfers over onder meer in- en uitstroom, tevredenheid en aantallen
zzp’ers. De onderzoeken geven het beeld dat het personeelstekort zich op korte termijn
stabiliseert. Ook zijn de uitdagingen die met het tekort gepaard gaan het laatste
jaar minder urgent geworden. Zo neemt het aantal ouders dat lang wacht op een plek
op de kinderopvang af, vlakt de groei van het aantal zzp’ers af en daalt het verzuim.
De sector groeit nog altijd gestaag en de inhoudelijke tevredenheid van medewerkers
blijft hoog. Dit zijn positieve ontwikkelingen. Tegelijkertijd zal het personeelstekort
de komende jaren een gegeven blijven en volgens de arbeidsmarktprognose op langere
termijn oplopen. Acties blijven dus nodig.
Groei van de sector
De kinderopvangsector is de afgelopen jaren flink gegroeid, ondanks de personeelstekorten.
In het tweede kwartaal van 2023 werkten er circa 124.000 mensen in de kinderopvang.
In het tweede kwartaal van 2022 waren dit ongeveer 117.00 medewerkers. In 2021 was
dit 111.000 en in 2020 102.000.5 Het is goed om te zien dat de sector nog altijd gestaag doorgroeit en veel nieuwe
mensen aantrekt.
ABF arbeidsmarktprognose
ABF Research heeft in december 2023 een nieuwe versie van de arbeidsmarktprognose
gepubliceerd (versie 2023). De prognose geeft inzicht in de huidige en toekomstige
tekorten in de kinderopvang. De effecten van mitigerende arbeidsmarktmaatregelen,
zoals de acties die de sector en ik nemen, zijn niet meegenomen in de prognose. De
effecten zijn niet eenduidig genoeg te kwantificeren om mee te nemen in de langere
termijn berekeningen.
De laatste prognose laat zien dat er op dit moment een tekort is van circa 6.000 personen
in de kinderopvang. De komende jaren, tot en met 2026, zal dit aantal naar verwachting
redelijk stabiel blijven. Dit ondersteunt het beeld dat de tekorten zich stabiliseren
op de korte termijn. Op de langere termijn zie ik een ander beeld. Vanaf 2027 groeit
in het beleidsrijke scenario dit tekort door tot 41.900 mensen in 2033. Het beleidsrijke
scenario gaat uit van een herziening van het financieringsstelsel van de kinderopvang
in 2027, zoals beschreven in het Coalitieakkoord van kabinet Rutte IV. Deze forse
stijging van het tekort komt doordat in dit scenario de vraag naar kinderopvang zal
toenemen. In het beleidsarme scenario, zonder herziening van het financieringsstelsel,
stijgt het tekort vanaf 2027 eveneens, maar voorspelt ABF voor 2033 een lager tekort
van 19.500 mensen. Ook zonder ingrijpende wijzigingen in het financieringsstelsel
zal het tekort aan medewerkers in de kinderopvang dus op langere termijn toenemen.
De prognose toont het belang om door te blijven gaan met de acties om het personeelstekort
te verminderen.
In de beantwoording van schriftelijke vragen van het lid Maatoug van 8 februari 2024,6 ga ik dieper in op de recente cijfers over de arbeidsmarkt kinderopvang. Daar deel
ik onder meer de arbeidsmarktprognose per regio, alsmede inzicht in de tekorten in
historisch perspectief en ten opzichte van andere sectoren.
Wachttijdenmonitor
Onderzoeksbureau Significant heeft een wachttijdenmonitor opgezet in opdracht van
SZW. Het doel van de monitor is om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van wachttijden
en tijdig knelpunten te kunnen signaleren in de beschikbaarheid van kinderopvangplekken.
De monitor wordt jaarlijks vernieuwd. Het rapport vindt u als bijlage bij deze brief.
Op www.wachttijdenkinderopvang.nl is het dashboard beschikbaar.
Uit de monitor blijkt dat het merendeel van de ouders 0 tot 1 maand wacht op een plek
op de kinderopvang, maar dat er voor een flink aantal ouders sprake is van aanzienlijke
wachttijden. De monitor definieert wachttijd als de tijd tussen de gewenste en de
daadwerkelijke plaatsingsdatum. Ouders die helemaal niet hoeven te wachten op een
plek op de kinderopvang, vallen in de categorie «wachttijd 0 tot 1 maand». De cijfers
voor het vierde kwartaal van 2023 zijn als volgt:
Wachttijd 0–1 maand
1–3 maanden
Langer dan 3 maanden
Kinderdagverblijf
62 procent
23 procent
15 procent
Buitenschoolse opvang
75 procent
13 procent
12 procent
Gastouderopvang
76 procent
12 procent
12 procent
Het is goed dat de meeste ouders niet hoeven te wachten op een plek op de kinderopvang
vanaf de door hen gewenste datum. De groep die langer dan 3 maanden moet wachten op
een plek is echter wel substantieel. Wel is deze groep gelukkig kleiner geworden het
afgelopen jaar. In het eerste kwartaal van 2023 bedroeg het aandeel langwachtende
ouders 23 procent voor dagopvang en 16 procent voor bso. Deze percentages zijn respectievelijk
gedaald tot 15 en 12 procent in het laatste kwartaal van 2023. Dit sluit aan bij het
algemene beeld dat de personeelstekorten zich stabiliseren, en daarmee ook de wachttijden.
Bij gastouderopvang zie ik een ander patroon. Tussen het eerste kwartaal en het laatste
kwartaal van 2023 is het aandeel langwachtende ouders gestegen van 7 tot 12 procent.
Een aanname voor deze stijging is dat het aanbod van gastouders daalt. De acties die
ik onderneem op gebied van in- en uitstroom in de gastouderopvang beschrijf ik in
paragraaf 2.
De wachttijdenmonitor geeft verder nog een aantal noemenswaardige resultaten. Zo toont
de monitor aan dat ouders van kinderen met een indicatie voor voorschoolse educatie
(VE) vaak langer wachten dan ouders zonder VE-indicatie. Het verschil in het aandeel
langwachtende ouders betreft 15 procentpunt. Dit vind ik zorgelijk. In een uitvraag
via de branchepartijen noemden kinderopvangorganisaties dat deze langere wachttijden
mogelijk te verklaren zijn door een toename van het aantal kinderen dat een VE-indicatie
krijgt en door het personeelstekort in de VE. In de bijlage ga ik in op de aanpak
van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs om deze tekorten specifiek in
de VE tegen te gaan.
Ook zijn de wachttijden langer voor kinderen met een broertje of zusje op dezelfde
locatie. Ouders willen hun kind graag op dezelfde dag plaatsen als het broertje of
zusje. Daardoor zijn zij waarschijnlijk weinig flexibel in de keuze voor een opvangdag
en staat het kind langer op de wachtlijst. Tot slot blijkt dat ouders hun kinderen
ver voor gewenste plaatsing inschrijven. Gemiddeld schrijven ouders hun kinderen 6
maanden voor de gewenste plaatsingsdatum in bij de kinderdagverblijf of bso. Bij gastouderopvang
is dat 4 maanden. Dit kan komen doordat (aanstaande) ouders inspelen op de lange wachtlijsten
in de kinderopvang.
De monitor zal jaarlijks resultaten bieden over de wachttijden in de kinderopvang.
Op basis hiervan kan ik de ontwikkeling van de wachttijden monitoren. Met deze cijfers
en andere inzichten in de arbeidsmarkt kinderopvang, zoals uit de arbeidsmarktprognose,
kan ik bezien wat er nodig is om de toegankelijkheid van de kinderopvang te borgen.
De monitor is gebaseerd op data van 18 kinderopvangorganisaties, met gezamenlijk 11.140
locaties en 27.871 kinderen, verspreid over het land. De wachttijden voor gastouderopvang
zijn gebaseerd op data van gastouders die aangesloten zijn bij twee grote gastouderbureaus.
Het gaat hierbij om ongeveer 2.500 gastouders.
Vacatures
Het aantal openstaande vacatures per 1.000 banen is gedaald ten opzichte van het vorige
jaar. Deze zogenoemde vacaturegraad was 41 in het derde kwartaal van 2023. Dit was
56 in het tweede en derde kwartaal van 2022, de hoogste vacaturegraad tot dan. Sindsdien
is het aantal vacatures gedaald. Het aantal openstaande vacatures ging van 6.950 eind
2022 en begin 2023, naar 5.550 in het vierde kwartaal van 2023.7 Dit is positief en ondersteunt het beeld dat de personeelstekorten het afgelopen
jaar zijn gestabiliseerd.
In- en uitstroom
De instroom van medewerkers is nog altijd hoger dan de uitstroom. De instroom in de
kinderopvang bedroeg in het derde kwartaal van 2023 in totaal 18.910 personen. De
kinderopvang is daarmee nog altijd een aantrekkelijke sector voor mensen om in te
gaan werken. Daartegenover stroomden 13.930 personen uit ten opzichte van het jaar
daarvoor. Het netto instroomsaldo was daarmee 4.980 medewerkers. Het verloop van medewerkers
in de kinderopvang was in de periode 2020/2022 circa 11 procent. Dit is vergelijkbaar
met het verloopcijfer van de brede zorg en welzijn sector. Het percentage is vrij
stabiel gebleven over de jaren (2010–2022).8 Er zijn dus geen signalen dat de uitstroom momenteel zorgwekkend hoog is, ook niet
ten opzichte van andere zorgsectoren of voorgaande jaren. Wel ondersteunen deze cijfers
het belang om in de aanpak in te zetten op het verminderen van de uitstroom.
Verzuim
Het verzuim is het afgelopen jaar gedaald in de kinderopvang. Het gemiddelde verzuimpercentage
voor 2023 was 7,7 procent. Het hoogtepunt lag op een verzuimpercentage van 10 procent,
begin 2022. In 2022 was het gemiddelde verzuimpercentage 8,3 procent. Dit laat zien
dat de grootste druk op de sector het afgelopen jaar afneemt. Voor alle sectoren was
het verzuim gemiddeld 5,3 procent in 2023. Voor de brede zorg en welzijn sector was
dat gemiddeld 7,4 procent. Het verzuimpercentage voor de kinderopvang is dus hoger
dan het gemiddelde van alle sectoren, maar wel vergelijkbaar met het percentage voor
de zorg en welzijn sector.9
Tevredenheid
Het overgrote deel van de medewerkers in de kinderopvang is erg positief over de inhoud
van het werk: 90 procent vindt het inhoudelijk leuk werk en 82 procent vindt het erg
zinvol. Ook vindt het merendeel van de medewerkers hun werk leuk. In het tweede kwartaal
van 2023 was dit ongeveer 70 procent van de medewerkers. Ik ben blij om te zien in
deze cijfers dat medewerkers weten hoe belangrijk hun inzet is. Wel is de werkdruk
een aandachtspunt. 55 procent vond de werkdruk te hoog, 45 procent vond deze goed.
Dit is een daling van het aandeel medewerkers dat de werkdruk te hoog vindt in vergelijking
met het tweede kwartaal van 2022 (toen: 61 procent). Andere aandachtspunten zijn voldoende
tijd voor kinderen (ervaart 40 procent), voldoende loopbaanperspectief (ervaart 42 procent)
en een passende beloning (ervaart 35 procent).10 Deze aandachtspunten neem ik mee in mijn acties. Het herijkingstraject van de kwaliteitseisen
in de kinderopvang heeft als doel om eisen die onnodige werkdruk en administratie
met zich meebrengen, aan te passen zonder in te boeten op kwaliteit (zie bijlage).
Dit zorgt voor meer tijd voor de kinderen. Ook ben ik bezig met het uitrollen van
het Ontwikkelpad, dat meer doorgroeimogelijkheden biedt (zie paragraaf 2). Tot slot
zijn de cao-partijen in de kinderopvang bezig met nieuwe cao-onderhandelingen. Ik
wil hen oproepen om aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden, in het kader van goed werkgeverschap,
hierin mee te nemen.
ZZP
De groei van het aantal zzp’ers in de kinderopvangsector is in 2023 afgenomen. Het
aantal registraties als zzp’er in de kinderopvang bij de Kamer van Koophandel nam
in 2023 met bijna 1 procent toe. In 2022 was de groei nog 22,5 procent t.o.v. 2021.11 Er is geen onderzoek gedaan naar een verklaring voor deze afgenomen groei. Wel hoor
ik vanuit de sector dat er kinderopvangorganisaties zijn die er principieel voor kiezen
om geen zzp’ers meer in te zetten, omdat de kwaliteit hierdoor in het geding kan komen.
Verder lijken de tarieven die zzp’ers kunnen vragen af te nemen, wat de aantrekkingskracht
op het zzp-schap vermindert. Tot slot zou de verhoging van de cao-lonen een reden
kunnen zijn voor zzp’ers om terug te keren in loondienst. De toename van het aantal
zzp’ers de afgelopen jaren baarde mij zorgen, omdat de kwaliteit van de kinderopvang
in het geding zou kunnen komen. Ik ben daarom dan ook blij dat de cijfers laten zien
dat het aantal zzp’ers weer stabiliseert.
2. Nieuwe acties
Hieronder deel ik met uw Kamer de belangrijkste nieuwe acties om de personeelstekorten
tegen te gaan. Onder de pijler «nieuwe medewerkers aantrekken» heb ik het «Ontwikkelpad
kinderopvang» en de «Subsidieregeling groepshulpen» vormgegeven. Voor het behoud van
medewerkers beschrijf ik wat ik doe op gebied van de balans tussen loondienst en zzp.
Ook ga ik in op de ontwikkeling van het kaartspel «Open Kaart» voor meer werkplezier
en de uitstroom van gastouders. Tot slot deel ik wat er gebeurt om de deeltijdfactor
te verhogen. De stand van zaken op overige acties die de sector en ik ondernemen om
het tekort te verminderen, deel ik in de bijlage.
Pijler 1: nieuwe medewerkers aantrekken
Onder deze pijler vallen alle maatregelen om de instroom van nieuwe medewerkers te
verhogen. Door meer instroom neemt het personeelsaanbod toe en vermindert dit de personeelstekorten.
Instroom kan uit verschillende hoeken komen, bijvoorbeeld via opleidingen, zij-instroom,
herintreding of via het «Ontwikkelpad». Dat vraagt om verschillende aanpakken, waar
ik hieronder op inga.
Ontwikkelpad kinderopvang
Een van de belangrijkste nieuwe acties is het Ontwikkelpad kinderopvang. Het doel
van het Ontwikkelpad is om instroom en doorgroei in de kinderopvang te bevorderen,
voor zowel huidige werkenden in de kinderopvang als werkzoekenden. Daarbij is specifieke
aandacht voor de groep mensen voor wie direct instromen als pedagogisch professional
niet mogelijk is. Dit zijn bijvoorbeeld nieuwkomers, Oekraïense ontheemden of langdurig
bijstandsgerechtigden. De branchepartijen in de kinderopvang BK en BMK brachten dit
Ontwikkelpad tot stand in nauwe samenwerking met mijn ministerie, het Ministerie van
OCW en SBB. De branchepartijen BK en BMK zijn «eigenaar» van het Ontwikkelpad.
Het Ontwikkelpad ondersteunt de stapsgewijze ontwikkeling van nieuwe en huidige medewerkers
in de kinderopvang. De instapfunctie van groepshulp biedt kansen voor werkzoekenden
zonder de juiste vooropleiding of werkervaring. Aan deze functie zijn namelijk geen
kwalificatie-eisen verbonden. Groepshulpen kunnen zich verder ontwikkelen door tijdens
het werk (een deel van) een mbo-opleiding te doen. Zo ontwikkelden de branchepartijen
BK en BMK en SBB het nieuwe certificaat «Ondersteuning in de kinderopvang» bij de
mbo 2-opleiding Helpende Zorg en Welzijn. Indien voor hen haalbaar, kunnen zij zich
verder ontwikkelen tot pedagogisch professional.
Het Ontwikkelpad zie ik als een mooi instrument waar veel verschillende groepen baat
bij hebben. Het trekt nieuwe medewerkers aan voor de kinderopvang, die anders wellicht
niet aan het werk waren of minder passend werk deden. In Nederland zijn er veel mensen
die willen werken met kinderen, maar niet de juiste diploma’s hebben of de Nederlandse
taal nog niet machtig zijn. Ik vind het belangrijk dat deze mensen zinvol werk kunnen
doen in een cruciale sector als de kinderopvang. Ook zorgt de instroom van groepshulpen
op korte termijn voor een lagere werkdruk van pedagogisch professionals en op langere
termijn voor een hogere doorstroom naar pedagogisch professional. Dat heeft weer positieve
effecten op de uitstroom, het personeelstekort en de wachttijden voor ouders. Het
Ontwikkelpad is dus voor belang voor de kinderopvang en samenleving als geheel.
Al 22 arbeidsmarktregio’s zijn met het Ontwikkelpad kinderopvang aan de slag. In vijf
van deze «voorloperregio’s» voert onderzoeksbureau Significant een onderzoek uit naar
de uitvoering van het Ontwikkelpad. De resultaten gebruiken de betrokken partijen
en ik om verdere uitvoering en opschaling van het Ontwikkelpad kinderopvang en ontwikkelpaden
voor andere sectoren, zoals de techniek, te bevorderen. In het vierde kwartaal van
2024 volgt de eindrapportage.
Alle kinderopvangorganisaties, opleiders en arbeidsmarktregio’s (onder regie van de
centrumgemeenten) kunnen sinds november 2023 aan de slag met de uitvoering van het
Ontwikkelpad. SZW en OCW bieden hierbij ondersteuning.12 Zo zijn er websites13 met ondersteunende materialen, zoals een handreiking met toelichting op de verschillende
scholingsmogelijkheden uit het Ontwikkelpad en een communicatietoolkit. Daarnaast
hebben SZW en OCW een handreiking opgesteld voor arbeidsmarktregio’s om een (potentiële)
deelnemer aan het Ontwikkelpad en de kinderopvangorganisatie goed te kunnen ondersteunen.
Verder organiseren de branchepartijen BK en BMK en stichting Nederland Onderneemt
Maatschappelijk! werkgeverssessies in de arbeidsmarktregio’s. In deze sessies krijgen
kinderopvangorganisaties informatie en is er ruimte voor het stellen van vragen. Ook
kunnen ze ervaringen uitwisselen en aangeven welke ondersteuningsbehoeftes er zijn.
Tot slot start binnenkort een campagne op sociale media om kinderopvangorganisaties
enthousiast te maken voor het Ontwikkelpad en werkzoekenden aan te spreken. In de
campagne komen via filmpjes werkgevers en werknemers aan het woord die al aan de slag
zijn. Met deze acties stimuleren de betrokken partijen en ik de inzet van het Ontwikkelpad.
Momenteel verken ik, samen met de branchepartijen BK en BMK, mogelijkheden om het
Ontwikkelpad door te ontwikkelen. Met als doel om bij een volgende versie van het
Ontwikkelpad, ook zij-instroommogelijkheden inzichtelijk te maken voor mensen met een mbo 3-opleiding in een andere
richting. Ook kijken we naar het toevoegen van ontwikkelmogelijkheden richting het
hbo. Zo maakt het Ontwikkelpad nog meer instroom- en doorgroeimogelijkheden inzichtelijk.
Met deze maatregel geef ik gehoor aan de motie van de leden Van Beukering-Huijbregts
en Sahla (D66), die de regering verzoekt om ervoor te zorgen dat iedereen die dat
wil en die veilig met kinderen kan werken, aan de slag kan in de kinderopvang.14
Subsidieregeling groepshulpen
Om werkgevers in de kinderopvang te stimuleren aan de slag te gaan met het Ontwikkelpad,
heb ik een tijdelijke subsidieregeling voor groepshulpen aangekondigd. De loonkosten
van de «bovenformatieve» groepshulp komen namelijk vaak als knelpunt terug bij de
uitvoering van het Ontwikkelpad. Deze tijdelijke regeling heeft als doel om kinderopvangorganisaties
te stimuleren groepshulpen aan te nemen en hen zich verder te laten ontwikkelen. Met
de regeling kom ik kinderopvangorganisaties gedeeltelijk tegemoet in de loonkosten
van groepshulpen die zij scholing bieden via praktijkleren in het mbo. Deze subsidie
verlaagt zo de financiële drempel van het (duurzaam) aannemen en ontwikkelen van een
groepshulp. De subsidieregeling publiceer ik naar verwachting eind april 2024.
Ik wil kinderopvangorganisaties oproepen om aan de slag te gaan met het inzetten en
ontwikkelen van groepshulpen, met behulp van het Ontwikkelpad en de subsidieregeling.
Met behulp van de regeling kunnen er naar verwachting in totaal ongeveer 200 tot 300
nieuwe groepshulpen per jaar worden aangenomen. Dit kan zorgen voor een lagere werkdruk
van pedagogisch professionals, meer doorgroei van groepshulpen en op langere termijn
een lager personeelstekort.
Verdere specificaties zullen in de binnenkort te publiceren regeling en toelichting
te vinden zijn. De regeling zal lopen van 2024 tot en met 2026. Ik zal de regeling
en de effecten hiervan op de inzet van groepshulpen nauwlettend volgen.
Na publicatie van de regeling organiseer ik samen met de branchepartijen BK en BMK
en Stichting Nederland Onderneemt Maatschappelijk! een webinar om geïnteresseerde
kinderopvangorganisaties nader te informeren over de regeling.
Tot slot zal ik uw Kamer binnenkort informeren over de hoofdlijnen van de tijdelijke
scholingsregeling die vanuit de in 2023 resterende STAP-middelen wordt gefinancierd.
Ik wil deze regeling richten op maatschappelijk cruciale kraptesectoren, zoals de
kinderopvang, conform de motie Van der Lee15. De scholingssubsidie is een stimulans voor de instroom van nieuwe medewerkers en
professionele ontwikkeling van mensen die al in deze maatschappelijke sectoren werken.
Pijler 2: huidige medewerkers behouden
De tweede pijler richt zich op het beperken van de uitstroom. Dit betreft onder meer
goed en aantrekkelijk werkgeverschap, beroepstrots en werkplezier. Maar ook het hoog
houden van de kwaliteit in de kinderopvang, zonder de werkdruk hierdoor onnodig te
verhogen. Tevreden medewerkers die in de kinderopvang willen blijven werken, dragen
bij aan het verminderen van de personeelstekorten.
Balans zzp en loondienst
Eind 2022 lieten kinderopvangorganisaties, brancheorganisaties en de toezichthouders
mij weten dat de kwaliteit, veiligheid en betaalbaarheid van kinderopvang in het gedrang
kwam door de forse groei van zzp’ers. Cijfers van de Kamer van Koophandel laten zien
dat de groei van het aantal zzp’ers in 2023 is afgenomen (zie paragraaf 1). Dat is
een positieve ontwikkeling. Het totale aantal zzp’ers dat actief is in de kinderopvang
ligt echter nog altijd hoger dan in de periode voor 2022.
In de kinderopvang zal altijd een flexibele schil nodig zijn om piek- en ziekmomenten
op te vangen. Uitgangspunt is dat er een gezonde balans komt tussen de flexibele en
vaste schil. Daarbij vind ik het belangrijk dat de kwaliteit van de kinderopvang met
inzet van vast en flex gewaarborgd blijft.
Het is voor de toegankelijkheid en kwaliteit van de kinderopvang van groot belang
dat er voldoende medewerkers in loondienst zijn. Ik vind het onwenselijk als medewerkers
in loondienst stoppen met werken in de kinderopvang omdat ze ontevreden zijn over
de wijze waarop het werk is georganiseerd. De sector is primair verantwoordelijk om
werken in loondienst aantrekkelijker te maken. Binnen het PNIL-werkprogramma levert
het kabinet, in aanvulling op de generieke en sectorale inzetten, een aanvullende
aanpak voor het stimuleren van werken in vaste dienstbetrekking en in de aanpak van
schijnzelfstandigheid. Over de voortgang van dit programma heb ik uw Kamer in de brief
van 24 januari 2024 geïnformeerd.16
Mijn ministerie organiseerde op 12 maart jl. samen met de Belastingdienst en de drie
brancheorganisaties in de kinderopvangsector een bijeenkomst over de wettelijke kaders
waarbinnen organisaties kunnen werken met zelfstandigen. Aan deze bijeenkomst namen
ongeveer 25 kinderopvangorganisaties deel. Het doel was om bewustwording te creëren
over de (wettelijke) kaders waarbinnen gewerkt dient te worden met zelfstandigen en
het gesprek daarover aan te gaan. Uit dit gesprek kwam naar voren dat deelnemende
kinderopvangorganisaties vinden dat ze verder moeten kijken dan alleen gebruik te
maken van zzp’ers. Dat wil zeggen dat ze naar andere manieren kijken om flexibel personeel
aan te trekken, zonder daarbij gebruik te maken van de inzet van zzp’ers. Als voorbeeld
werd de inzet van uitzendkrachten genoemd. Daarbij is het van belang om deze voorbeelden
met elkaar te delen. Overigens bleek dat een deel van de aanwezige organisaties geen
zzp’er inzet als pedagogisch professional. Verder ging het gesprek over de vraag in
hoeverre werken met en als zelfstandigen in de kinderopvang kan op basis van de vigerende
wet- en regelgeving. Conclusie is dat de aanwezigen zich afvragen of je voor de functie
van pedagogisch professional in alle gevallen als zelfstandige kan werken. Ik vind
het positief dat de sector actief met deze vraag aan de slag is. Bovendien gaven de
deelnemers aan dat inzetten op aantrekkelijk werkgeverschap belangrijk blijft om werken
in loondienst aantrekkelijk te houden. Niet alleen financiële overwegingen spelen
een rol voor zzp’ers, maar evengoed ook de wijze waarop het werk is georganiseerd.
Tot slot gaven de kinderopvangorganisaties aan dat het ook goed is om niet alleen
het gesprek over zzp’ers te voeren, maar vooral met hen. Ik vraag de brancheorganisaties
dan ook om zzp’ers te betrekken bij deze discussie. Ik kijk terug op een geslaagde
bijeenkomst, maar met één gesprek zijn we er nog niet. Daarom vraag ik aan werkgevers
in de kinderopvang om deze gesprekken voort te zetten en samen andere manieren van
flexibele inzet te verkennen.
Tot slot zijn de cao-partijen in de kinderopvang in januari dit jaar gestart met de
onderhandelingen van een «overgangs-cao». Deze cao zal lopen van juli tot en met december
2024. Binnenkort starten zij ook met de onderhandelingen over een «cao van de toekomst»
in de kinderopvang, die vanaf 2025 kan lopen. Ik roep de cao-partijen op om in te
zetten op goed en aantrekkelijk werkgeverschap en daarbij aandacht te hebben voor
de wijze waarop (binnen de wettelijke kaders) invulling wordt gegeven aan de flexibele
schil.
Open Kaart – Startup in Residence programma
In mijn vorige brief van april 2023 heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn deelname
aan het Startup in Residence Intergov programma. Het doel hiervan was om een oplossing
te vinden voor de hoge uitstroom in de kinderopvangsector.
De startup Brugwerk heeft een interventie «Open Kaart – Bouwen aan Werkplezier» ontwikkeld
om het werkplezier van de medewerkers te verhogen. Open Kaart is een spel met vraagkaarten
die de nadruk leggen op de positieve aspecten van het werken in de kinderopvang. De
kaarten laten pedagogisch professionals gedurende de dag stilstaan bij wat hen plezier
geeft in het werk en hoe waardevol hun inzet is. Doordat kinderen kunnen meedoen aan
dit spel, kunnen medewerkers het op de werkvloer spelen en integreren in hun dagelijkse
activiteiten. Doel is om zo het werkplezier van pedagogisch professionals te verhogen.
Medewerkers die met plezier werken, zijn meer betrokken, leveren betere prestaties
én zijn minder geneigd een andere baan te zoeken. Meer werkplezier heeft dus ook een
positief effect op de uitstroom.
Figuur 1. Voorbeeld van vraagkaart
Om de effectiviteit en functionaliteit van Open Kaart te onderzoeken, heeft Brugwerk
pilots uitgezet bij twee kinderopvangorganisaties. De 25 deelnemers van de pilot waren
positief over het spel, gaven aan dat het leidt tot meer werkplezier en beoordelen
hun algemene werktevredenheid met ongeveer 0,5 punt hoger na de pilot. Ik ben positief
gestemd over deze eerste resultaten. Daarom ben ik op dit moment met Brugwerk in gesprek
over welke opties er zijn voor verdere ontwikkeling van het spel en of en hoe ik Brugwerk
hierbij kan ondersteunen. Doel hiervan is dat meer kinderopvangorganisaties aan de
slag kunnen met Open Kaart om het werkplezier van hun werknemers te verhogen.
Gastouderopvang
Het aantal voorzieningen voor gastouderopvang neemt al jaren af. Uit de laatste kwartaalrapportage
kinderopvang blijkt dat het aantal voorzieningen voor gastouderopvang is gedaald tot
onder de 18.000.17 Om meer zicht te krijgen op de redenen van uitstroom onder gastouders, wil ik hier
een onderzoek naar laten uitvoeren. Op basis van de resultaten van dit onderzoek,
kan ik eventueel gerichte acties ondernemen om deze uitstroom tegen te gaan. Ik verwacht
dat ik uw Kamer begin 2025 kan informeren over de bevindingen.
Verder heb ik eind 2023 gemeenten via de SZW-nieuwsbrief geïnformeerd over signalen
die ik ontvang over gemeenten die hoge leges heffen voor gastouders. Ik heb de gemeenten
met de hoogste legestarieven nogmaals aangeschreven en verzocht om bij het vaststellen
van het tarief rekening te houden met de mogelijke financiële drempels voor (potentiële)
gastouders en deze zo veel mogelijk weg te nemen.
Pijler 3: meer uren werken stimuleren
Contractuitbreidingen zorgen ervoor dat je met hetzelfde aantal medewerkers meer werk
kan doen. Hierdoor helpt dit bij het terugdringen van de personeelstekorten. Bij deze
pijler zet ik in op het stimuleren van medewerkers om meer uren te werken, onder meer
door een aanpak van Het Potentieel Pakken en de sector, het Nationaal Groeifonds-project
«Meer uren werkt!» en combinatiebanen.
Aanpak contractuitbreiding
Ik heb vorig jaar subsidie gegeven voor een «proeftuin» om contractuitbreiding in
de kinderopvang te stimuleren. De resultaten van de proeftuin waren veelbelovend.
1 op de 5 medewerkers die meededen aan het onderzoek ging meer uren werken, gemiddeld
5,4 uur per week extra. Bijvoorbeeld om meer geld te verdienen, meer ontwikkelkansen
te krijgen en meer te kunnen doen voor de kinderen op de groep. Deze mooie resultaten
laten zien dat het potentieel van meer uren werken te verwezenlijken is. De resultaten
komen overeen met het vooronderzoek van Kinderopvang werkt!, waaruit bleek dat 1 op
de 5 medewerkers in de kinderdagopvang en zelfs 1 op de 3 in de buitenschoolse opvang,
meer uren zou willen werken. Als de mensen die dat willen meer uren zouden gaan werken,
zou dat veel positiefs kunnen betekenen voor het personeelstekort en de medewerkers
zelf.
Met de kennis en ervaringen van de proeftuin hebben Stichting Het Potentieel Pakken
en Kinderopvang werkt! een aanpak voor de kinderopvang ontwikkeld in de vorm van een
routekaart met stappenplan. Ik ben verheugd dat kinderopvangorganisaties met behulp
van deze aanpak aan de slag kunnen om het gesprek over contractuitbreiding te voeren
met hun medewerkers.
Kinderopvang werkt! voert onderzoek uit naar de ervaringen van zeventien kinderopvangorganisaties
die met deze aanpak aan de slag zijn gegaan. Op basis hiervan zal Kinderopvang werkt!
bezien of en zo ja, welke vervolgacties nodig zijn.
Ook gaat dit jaar het Nationaal Groeifondsproject «Meer uren werkt!» van start, onder
meer in de kinderopvang. Dit project heeft als doel om het aantal gewerkte uren in
Nederland te verhogen, door zichtbare en onzichtbare drempels weg te nemen in de sociale
omgeving, bij werkgevers en bij deeltijders zelf. Dit kan resulteren een structureel
hoger bbp, betere kwaliteit van maatschappelijke sectoren en meer economisch zelfstandige
burgers. Het programma kent een integrale aanpak over een langere termijn, met aandacht
voor verschillende groepen deeltijders. De kinderopvang is een van de sectoren die
aan de slag gaat met interventies.
4. Conclusie
In deze brief heb ik uw Kamer geïnformeerd over de laatste stand van zaken op de cijfers
en belangrijkste acties op gebied van de arbeidsmarkt kinderopvang. In de bijlage
geef ik een overzicht van alle andere maatregelen die de sector en ik nemen.
Samen met de sector zal ik mij blijven inzetten om de personeelstekorten in de kinderopvang
te verminderen. Ik vind het zeer belangrijk dat pedagogisch professionals met genoeg
collega’s en plezier in de kinderopvang blijven werken, nu en in de toekomst. Zo kunnen
ook ouders met jonge kinderen (blijven) werken. In een tijd van krapte op de arbeidsmarkt
maakt dit de kinderopvang van nog grotere maatschappelijke waarde.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
BIJLAGE 1: OVERIGE ACTIES
Pijler 1: nieuwe medewerkers aantrekken
Beroepskrachten-in-opleiding
Zoals gemeld in mijn brief van 20 maart 2024,18 verleng ik de maatregel om tijdelijk meer beroepskrachten-in-opleiding (BIO) formatief
in te kunnen zetten met twee jaar. Deze maatregel loopt tot 1 juli 2026, vanwege aanhoudende
personeelstekorten. Sinds 1 januari 2022 kunnen kinderopvangorganisaties tijdelijk
meer BIO’s formatief inzetten. Daardoor kan tijdelijk 50 procent (in plaats van 33
procent) van de formatie op een kindercentrum uit BIO’s bestaan. Door de maatregel
hebben kinderopvangorganisaties meer mogelijkheden om hun personeelsplanning rond
te krijgen. Als voorwaarde geldt nu dat de betrokkenen vooraf instemmen met het begeleidingsplan
van de BIO. Ik houd de gevolgen van deze maatregel in de gaten.
Arbeidsmarktcampagne
Kinderopvang werkt! is dit jaar met een nieuwe arbeidsmarktcampagne gestart: «Kleine
stappen, grote dromen». Deze campagne richt zich onder meer op het aantrekken van
studenten, herintreders, zij-instromers en mbo-2 afgestudeerden. Doelgroepen voor
wie de kinderopvang nu nog niet genoeg in beeld is als potentiële werkgever. Het doel
van de campagne is om de instroom van nieuwe medewerkers te vergroten. Daarnaast moet
de campagne leiden tot een beter begrip van de inhoud en waarde van het werk in de
kinderopvang. De campagne van de afgelopen jaren, «Kinderopvang dankzij jou», was
succesvol in het creëren van een positief beeld van werken in de kinderopvang. Hier
heb ik subsidie voor verleend. De nieuwe campagne zal, net als voorgaande jaren, online
en offline content voortbrengen die gericht is op de verschillende doelgroepen, met
als belangrijkste doel om de instroom te vergroten.
Kandidatenreis
Kinderopvang werkt! heeft onderzoek gedaan naar de zogenaamde «kandidatenreis». Dit
onderzoek biedt inzicht in beweegredenen, ervaringen en verwachtingen van jonge reguliere
kandidaten en zij-instromers die gaan werken in de kinderopvang. Zulk inzicht maakt
het mogelijk gerichter actie te ondernemen om meer mensen te interesseren voor het
werk in de kinderopvang. Voor het onderzoek zijn focusgroepen gehouden en een kwantitatieve
peiling onder 1015 werkenden. Ik heb hiervoor subsidie toegekend aan Kinderopvang
werkt!.
Uit het onderzoek blijkt dat mensen vaak kiezen voor de kinderopvang vanuit een intrinsieke
motivatie. Zij willen graag met kinderen werken en iets bijdragen aan de maatschappij.
Wel zien sommige kandidaten de opleiding of werken in kinderopvang als een opstap
naar een volgende studie of baan. De aanbeveling van het onderzoek is daarom om te
accepteren dat werken in kinderopvang ook een tijdelijk traject kan zijn en deze kandidaten
(tijdelijk) te behouden. Zeker jongere generaties en de hbo+-doelgroep vinden het
belangrijk dat ze kunnen doorgroeien. Het rapport beveelt daarom aan om kandidaten
duidelijkheid te bieden over doorgroeimogelijkheden. Deze bevindingen sluiten aan
op het initiatief van mijn ministerie om ontwikkelpaden vorm te geven voor verschillende
sectoren. Het sectorale Ontwikkelpad voor de kinderopvang is als eerste gepubliceerd
in november 2023 (zie paragraaf 2 van de brief).
Ook komt uit het onderzoek dat het imago van kinderopvang eenzijdig is. Het beeld
van het werk komt vaak niet overeen met de werkelijkheid, maar wordt sterk bepaald
door het verzorgende aspect van het werk. Bovendien associëren velen kinderopvang
met hard werken voor een laag loon en gebrek aan ontwikkel- en doorgroeimogelijkheden.
Arbeidsmarktcampagnes blijven daarom van belang.
Verder zien pedagogisch professionals huishoudelijke taken als een belasting. Dit
zorgt voor een hogere werkdruk. Ook houden zij door deze taken minder tijd over voor
de aandacht aan de kinderen. Mijn aankomende subsidieregeling voor groepshulpen biedt
hiervoor een oplossing (zie paragraaf 2 van de brief). Door de inzet van groepshulpen
hebben pedagogisch professionals meer tijd voor de kinderen en wordt hun werkdruk
lager.
Voorschoolse educatie
Eind oktober vorig jaar heeft de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs uw
Kamer geïnformeerd over maatregelen die zij verkent om tekorten in de voorschoolse
educatie (VE) tegen te gaan.19
De Minister voor PVO noemt in haar brief onder meer dat zij een verkenning start naar
het (tijdelijk) formatief inzetbaar maken van beroepskrachten-in-opleiding in de VE.
Nu kunnen in de VE enkel beroepskrachten worden ingezet die hun gehele opleiding en
een VE-specialisatie hebben afgerond. Door, net als in de reguliere kinderopvang,
beroepskrachten-in-opleiding formatief inzetbaar te maken, kunnen we tekorten op VE-groepen
invullen. En kunnen beroepskrachten-in-opleiding al lerende het vak in de praktijk
toepassen en bijdragen aan de ontwikkeling van peuters.
Uit onderzoek van Berenschot blijkt dat ook in de VE er personeelstekorten zijn.20 Bij publicatie in juni 2023 gaf bijna een derde (30 procent) van de kinderopvangorganisaties
aan een personeelstekort te hebben bij de uitvoering van VE. Gezien het belang van
VE voor de ontwikkeling van peuters met een taalachterstand, is het essentieel dat
er voldoende medewerkers op de VE-groep kunnen werken.
Pijler 2: huidige medewerkers behouden
Herijking kwaliteitseisen
Naar aanleiding van de evaluatie van de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang, is
het traject herijking kwaliteitseisen kinderopvang gestart. Hierin kijk ik hoe met
behoud van hoge kwaliteit, bepaalde eisen kunnen worden aangepast. Dit zijn eisen
die bijvoorbeeld voor onnodige werkdruk of administratie zorgen.
Zoals gemeld in mijn brief van 10 juli 2023,21 wijzigt op 1 juli 2024 het volgende:
• Kinderdagopvang: de mogelijkheid om een beroepskracht-in-opleiding (BIO) als vaste
beroepskracht aan kinderen toe te wijzen;
• BSO: (1) de mogelijkheid om andersgekwalificeerde beroepskrachten formatief in te
zetten, (2) het berekenen van de beroepskracht-kindratio op kindercentrumniveau in
plaats van op groepsniveau en (3) een vereenvoudiging van kindercentrum-overstijgend
opvangen tijdens schoolvrije dagen.
Taaleis 3F Nederlands
De taaleis 3F Nederlands is belangrijk en gaat zoals aangekondigd gelden per 1 januari
2025. Wel vinden onderstaande twee aanpassingen plaats, om medewerkers waar mogelijk
te behouden. Uw Kamer is hier recent over geïnformeerd in de Verzamelbrief kwaliteit
en veiligheid kinderopvang.22
• Er komt een uitzondering voor beroepskrachten in de buitenschoolse opvang (bso). Voor
hen wordt minimaal taalniveau 2F vereist;
• Er komt een beperkte en tijdelijke uitzondering voor beroepskrachten die de pensioengerechtigde
leeftijd naderen. Dit wordt een uitzondering voor drie jaar, voor beroepskrachten
van 60 jaar of ouder.23
Verder maak ik een uitzondering voor beroepskrachten die uitsluitend een andere voertaal
spreken met de kinderen. Zij hoeven niet aan de Nederlandse taaleis te voldoen. Deze
beroepskrachten zijn werkzaam in de meertalige kinderopvang, gedeeltelijk Friestalige
kinderopvang of anderstalige kinderopvang24.
Professionele zeggenschap
Ik vind goed en aantrekkelijk werkgeverschap van groot belang.25 Een belangrijk aspect van goed en aantrekkelijk werkgeverschap is professionele zeggenschap:
hoe zorg je ervoor dat personeel daadwerkelijk inspraak en invloed kan hebben op zaken
die hun beroep raken? Ik ben van mening dat het vergroten van professioneel werkgeverschap
kan bijdragen aan het behoud van personeel voor de sector. Het onderwerp staat nog
in de kinderschoenen in de kinderopvangsector. Ik ben dan ook verheugd dat PPINK,
de beroepsvereniging voor pedagogisch professionals, dit thema oppakt.
Samen met PPINK heb ik sessies georganiseerd, waarin we onder andere pedagogisch coaches
hebben gesproken over hoe professioneel zeggenschap binnen hun organisatie vorm krijgt.
Een belangrijk aspect daarbij is het centraal stellen en zo optimaal mogelijk ondersteunen
van de pedagogisch professioneel. Zij bepalen immers voor een groot deel de kwaliteit
van de kinderopvang. Dat kan een kinderopvangorganisatie doen door het creëren van
een open cultuur waar daadwerkelijk wordt geluisterd naar de inbreng van een pedagogisch
professional. Verder helpt het ook om de lijntjes kort te houden zodat pedagogisch
professionals makkelijk naar hun leidinggevende kunnen stappen. Ook kiezen sommige
kinderopvangorganisaties ervoor om de betrokkenheid van pedagogisch professionals
binnen de organisatie te formaliseren door een personeelsvertegenwoordiging. Op deze
wijze komen de belangen en de wensen van pedagogisch professionals op frequente basis
aan bod. Ik blijf de komende tijd met de sector in gesprek over het versterken van
professioneel zeggenschap.
Hiermee voer ik de motie van Uw Kamer uit, die het kabinet oproept om samen met de
sector te onderzoeken hoe professionele zeggenschap in de kinderopvang vorm te geven
als onderdeel van modern werkgeverschap.26
Subsidie duurzame inzetbaarheid
Mijn ministerie heeft Kinderopvang werkt! MDIEU-subsidie toegekend om de duurzame
inzetbaarheid van medewerkers te verbeteren. Zo is er met behulp van die subsidie
al onderzoek gedaan naar het terugdringen van het ziekteverzuim27 en het behouden van medewerkers in verschillende leeftijdscategorieën28. Ook heeft Kinderopvang werkt! ingezet op het verbeteren van de relatie tussen leidinggevenden
en medewerkers via intervisietrajecten en trainingen voor leidinggevenden. Een betere
relatie tussen leidinggevende en medewerker draagt bij aan een positieve werkbeleving.
Verdere subsidieactiviteiten tot aan medio 2024 zullen zich met name richten op Het
Goede Gesprek voor werkgevers en werknemers, bijvoorbeeld over ontwikkeling, mobiliteit,
werkdruk en de cao. Ik vind het voeren van zulke gesprekken van belangrijk en moedig
deze activiteiten aan.
Pijler 3: meer uren werken stimuleren
Combinatiebanen
Bij een combinatiebaan combineert iemand twee banen, bijvoorbeeld pedagogisch professional
op de bso in de middag en onderwijsassistent op de basisschool tijdens schooltijd.
Combinaties van banen zijn mogelijk binnen en buiten de kinderopvangsector. Deze combinatiebanen
bieden medewerkers mogelijkheden voor doorgroei en contractuitbreiding. Eind 2023
heeft Kinderopvang werkt! visuals uitgewerkt van vier persona’s van medewerkers die
uiteenlopende behoeften en motivaties hebben voor een combinatiebaan.29 Hier heb ik subsidie voor gegeven. Deze visuals van persona’s ondersteunen het gesprek
tussen werkgevers en werknemers over de verschillende mogelijkheden voor combinatiebanen
Bij combinatiebanen tussen kinderopvang en onderwijs loopt men regelmatig aan tegen
de btw-afdracht bij uitleen van personeel. Eind maart hebben mijn ministerie en het
Ministerie van OCW een geactualiseerde handreiking over dit onderwerp gepubliceerd.30 De handreiking biedt samenwerkende kinderopvangorganisaties en onderwijsinstellingen
handvatten om de uitleen van hun personeel goed vorm te geven.
Betere spreiding van de werkweek
Mijn ministerie heeft met het Ministerie van BZK gesproken over een betere spreiding
van de werkweek binnen het Rijk, de grootste werkgever van Nederland. Betere spreiding
heeft maatschappelijke voordelen, zoals het verminderen van druk in andere sectoren,
bijvoorbeeld het openbaar vervoer. Wanneer een beperkt aantal ambtenaren (8 tot 10
procent) een kantoordag op dinsdag of donderdag wisselt naar een woensdag of vrijdag,
vlakt de ergste piek af. Deze afvlakking leidt tevens tot meer efficiënt en duurzaam
gebruik van kantoorgebouwen.
Aan het huidige patroon van de werkweek liggen maatschappelijke patronen en individuele
voorkeuren ten grondslag, die lastig te beïnvloeden zijn als werkgever. Bijvoorbeeld
onderwijstijden en deeltijdwerken. Net als in de private sector, geven organisaties
binnen het Rijk aan dat ze mogelijk de vrijheid van medewerkers inperken als ze sturen
op spreiding. De krappe arbeidsmarkt maakt dit extra lastig. Werkgevers kunnen medewerkers
echter ook verleiden om de piekdagen te vermijden. BZK blijft een betere spreiding over de werkweek stimuleren.
Zo experimenteert BZK, in het kader van de CAO Rijk, met pilots om het voor medewerkers
aantrekkelijker te maken om op woensdag en vrijdagen naar kantoor te komen. Sommige
organisaties hebben afspraken gemaakt om teambijeenkomsten op rustige dagen te plannen.
Ook zet BZK in op het bevorderen van het gesprek over een betere spreiding, bijvoorbeeld
in sollicitatiegesprekken. BZK heeft onder andere een handleiding beschikbaar gesteld.31
Ik kom hiermee mijn eerdere toezegging aan uw Kamer na dat ik in een volgende brief
zou ingaan op het werken tijdens daluren bij de Rijksoverheid.32
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid