Brief regering : Onderzoek naar de relatie tussen luchtkwaliteit en COVID-19
30 175 Luchtkwaliteit
               25 295 Infectieziektenbestrijding
         
Nr. 461 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 april 2024
Hierbij informeer ik u mede namens de Minister voor Medische Zorg en de Minister van
                  Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de uitkomsten van een onderzoek naar de
                  relatie tussen luchtkwaliteit en COVID-19. In 2021 heeft de toenmalige Staatssecretaris
                  van Infrastructuur en Waterstaat uw Kamer geïnformeerd over de start van dit meerjarige
                  onderzoek1. Het onderzoeksprogramma is nu afgerond en het eindrapport wordt met deze brief aan
                  uw Kamer gestuurd. Het is ook op de website van het RIVM te vinden2.
               
Aanleiding voor het onderzoek
Tijdens de eerste golf van de COVID-19-pandemie in Nederland waren er veel gevallen
                  van COVID-19 in het zuiden van Nederland, met name in Noord-Brabant en Limburg waar
                  de luchtkwaliteit ook al langere tijd onderwerp van zorg is, mede door de hoger dan
                  gemiddelde bijdragen vanuit de landbouw.
               
Enkele vroege onderzoeken tijdens de COVID-19-pandemie leken een correlatie aan te
                  tonen tussen de slechtere luchtkwaliteit en het aantal besmettingen of de ernst van
                  COVID-19. Deze onderzoeken hielden echter onvoldoende rekening met belangrijke factoren
                  als bevolkingsdichtheid, leeftijd, testbeleid en coronamaatregelen.
               
Het coronavirus (SARS-CoV-2) wordt van mens tot mens overgedragen. Men krijgt geen
                  COVID-19 van slechtere luchtkwaliteit. Maar slechtere luchtkwaliteit zou een effect
                  kunnen hebben op het risico op een corona-infectie en de ernst van de ziekteverschijnselen
                  na infectie.
               
Uw Kamer verzocht om hier nader onderzoek naar te laten uitvoeren3. In opdracht van de drie betrokkenen Ministeries (IenW, VWS en LNV), zijn in 2021
                  onderzoekers van het RIVM, in samenwerking met de Universiteit Utrecht, Wageningen
                  Bioveterinary Research en GGD-GHOR Nederland, gestart met hun meerjarig onderzoek.
                  De onderzoeksvraag die geadresseerd werd is: wat is de relatie tussen luchtverontreiniging
                  en (de ernst van) COVID-19?
               
In dit onderzoek is gebruik gemaakt van gedetailleerde gegevens op individueel niveau
                     over SARS-CoV-2 besmettingen en de ernst van COVID-19 (ziekenhuisopname en sterfte)
                     tijdens de eerste en tweede golf van de pandemie (2020–2021). De effecten van kortdurende
                     en langdurige blootstelling aan luchtverontreiniging (fijnstof: PM2,5 en PM10 en stikstofdioxide) werden vergeleken over tijd en plaats en voor langdurige blootstelling
                     werd er gekeken naar de bijdrage van de belangrijkste bronnen daarin. Ook werd onderzocht
                     of luchtverontreiniging specifieke effecten heeft op de kans op het krijgen van COVID-19
                     ten opzichte van andere luchtwegaandoeningen.
                  
Het onderzoek heeft zich gericht op de kans op acute infectie door COVID-19 en de
                     directe gevolgen daarvan.
                  
Resultaten
Uit het onderzoek blijkt dat mensen die blootgesteld waren aan hogere concentraties
                  van luchtverontreiniging een grotere kans hadden om besmet te raken met SARS-CoV-2
                  en een grotere kans hadden om ernstig ziek te worden waardoor ze in een ziekenhuis
                  moesten worden opgenomen of kwamen te overlijden. Deze relatie is waargenomen zowel
                  bij kortdurende (1 à 2 weken) blootstelling aan hogere concentraties van luchtvervuiling
                  als bij langdurige (de 3 jaar voorafgaand aan de epidemie) blootstelling aan hogere
                  concentraties van luchtvervuiling. Slechtere luchtkwaliteit leidde dus tot meer gevallen
                  en ernstigere gevallen van COVID-19.
               
Voor andere aandoeningen aan de luchtwegen is het effect van slechte luchtkwaliteit
                  veroorzaakt door alle bronnen tezamen vergelijkbaar. Wat dit betreft, is er geen specifieke
                  relatie waargenomen tussen langdurige blootstelling aan slechtere luchtkwaliteit en
                  COVID-19 in het bijzonder. Het onderzoek bevestigt dat slechtere luchtkwaliteit tot
                  ernstigere gevallen van luchtwegaandoeningen kan leiden, en in dit geval van COVID-19.
               
Om een beeld te geven van de grootte van de effecten: de onderzoekers schatten in
                  dat één tot enkele procenten van de onderzochte positieve testen (0,8–1,7%), ziekenhuisopnames
                  (3,5–3,7%) en sterfgevallen (2–3,7%) voorkomen had kunnen worden als de langdurige
                  concentraties van luchtvervuilende stoffen niet hoger was geweest dan de mediane4 waarden.
               
In het onderzoek is ook gekeken naar de bijdragen van verschillende bronnen van fijnstof
                  (wegverkeer, veehouderij en industrie) aan de onderzochte gezondheidsuitkomsten. De
                  analyses laten verschillende correlaties zien tussen verhoogde concentraties van fijnstof
                  afkomstig uit de veehouderij en wegverkeer en een hoger risico op (of ernstige) COVID-19.
                  Er zijn ook duidelijke effecten te zien voor andere broncategorieën, met name alle
                  buitenlandse bronnen tezamen. De onderliggende biologische mechanismen achter deze
                  relaties zijn onbekend.
               
Beleidsreactie
Dit grondige onderzoek draagt bij aan de kennis over luchtkwaliteit, luchtwegaandoeningen
                  en COVID-19. Het bevestigt dat luchtkwaliteit één van de belangrijkste omgevingsfactoren
                  is in de kans op (ernstige) luchtwegaandoeningen. Ook tijdens een pandemie is het
                  effect van slechtere luchtkwaliteit waarneembaar in het optreden van de ziekte. Qua
                  omvang is het effect relatief beperkt. Betere luchtkwaliteit kan een toekomstige (COVID-19-)
                  pandemie niet voorkomen, maar zou wel kunnen zorgen voor een iets gunstiger verloop
                  van de gezondheidseffecten van een pandemie die de luchtwegen van mensen aantast.
               
Al met al onderstreept dit onderzoek het belang om door te gaan met het verder verbeteren
                  van de luchtkwaliteit in Nederland. Dat bevelen de onderzoekers ook aan.
               
De luchtkwaliteit in Nederland wordt steeds beter en het kabinet zet zich in om deze
                  verbetering door te zetten. Met het Schone Lucht Akkoord nemen we een belangrijke
                  stap om in 2030 50% gezondheidswinst door verminderde binnenlandse luchtemissies te
                  realiseren (t.o.v. in het jaar 2016). Dit gaat niet vanzelf en vergt blijvende aandacht
                  en prioriteit. Naar verwachting worden de Europese luchtkwaliteitsrichtlijn en de
                  richtlijn industriële emissies aangescherpt dit jaar. Met deze stappen gaan wij samen
                  de luchtvervuiling in Nederland en heel Europa verminderen zodat wij langer én in
                  een gezondere leefomgeving kunnen leven.
               
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
                  V.L.W.A. Heijnen
Indieners
- 
              
                  Indiener
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat