Brief regering : Verslag Raad voor Concurrentievermogen 7 maart 2024
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 600
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 april 2024
Op 7 maart 2024 nam ik deel aan de formele Raad voor Concurrentievermogen in Brussel.
Deze Raad stond in het teken van interne markt en industrie. Met deze brief stuur
ik u het verslag van de Raad.
Tevens stuur ik u in het kader van de Verordening inzake late betalingen (Late Payments), een toelichting van de Nederlandse wet over betaaltermijnen, die ter illustratie
tijdens de onderhandelingen in de raadsformatie over dit onderwerp met andere lidstaten
zal worden gedeeld.
Ten slotte deel ik het Zweedse non-paper over staatssteun met u. Dit paper kwam aan
bod tijdens deze Raad en is medeondertekend door Nederland.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
Inleiding
De Raad voor Concurrentievermogen van 7 maart 2024 stond in het teken van interne
markt en industrie. Tijdens de Raad vonden er beleidsdebatten plaats over de Verordening
inzake late betalingen (Late Payments) en het Jaarlijkse interne markt en concurrentievermogenrapport. Tevens heb ik met
mijn collega’s verschillende diversenpunten besproken. Zo gaf het Belgische voorzitterschap
informatie over lopende wetsvoorstellen, waaronder Forced Labour Regulation, Internal Market Emergency and Resilience Act (IMERA, voorheen SMEI), de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) en het Europese toerismeprogramma 2030. Als laatste besprak de Raad diversenpunten
aangevraagd door verschillende lidstaten, waaronder over een Europese strategie voor
de maritieme sector, onder andere aangevraagd door Nederland, over medicijntekorten
en over een gezamenlijke brief over staatssteun.
Verordening inzake late betalingen (Late Payments)
Beleidsdebat
De Verordening inzake late betalingen pakt tekortkomingen in de huidige Richtlijn1 aan, met als voornaamste doel de betaaldiscipline van alle betrokken partijen – overheidsinstanties,
grote bedrijven en mkb’ers – te verbeteren en bedrijven te beschermen tegen de negatieve
effecten van betalingsachterstanden bij commerciële transacties. Tijdens het beleidsdebat
kwamen drie onderwerpen aan bod (1) de keuze voor het instrument (Verordening), (2)
de invoering van een maximale contractuele betaaltermijn van 30 dagen voor alle commerciële
transacties en (3) de verplichting een toezichthouder aan te wijzen.
De Europese Commissie (hierna: Commissie) gaf aan blij te zijn met de agendering van
de Verordening tijdens deze Raad, gezien dit onderwerp van belang is voor de meest
kwetsbare actoren, zoals het mkb, in de huidige crisis-context. De Commissie benadrukte
het belang van het in kaart brengen van data, waaruit blijkt dat late betalingen nog
steeds een groot probleem zijn. De huidige wetgeving uit 2011 bereikt niet altijd
het gewenste resultaat, bijvoorbeeld op het gebied van schadevergoedingen. De Commissie
gaf aan niet te streven om tot een monolithische oplossing te komen en zeker rekening
te willen houden met de specifieke situatie in lidstaten, zoals in het geval van seizoensgebonden
goederen of in de gezondheidssector.
Een groot aantal lidstaten uitte onvrede over de keuze voor het instrument (Verordening)
en pleitte in plaats daarvan voor een Richtlijn. De meest genoemde reden daarbij was
de slechte aansluiting van een Verordening bij de nationale context. Nederland heeft
aangegeven blij te zijn met een Verordening vanwege een positief effect op het gelijk
speelveld en de zekerheid die dit biedt voor ondernemers. Maar gezien de zorgen van
andere lidstaten heeft Nederland ook aangegeven zich constructief op te stellen over
het verkennen van mogelijkheden voor een Richtlijn als deze ook voor maximale harmonisatie
en daarmee een gelijk speelveld zou kunnen zorgen. Ten aanzien van betaaltermijnen
was ook een groot aantal lidstaten kritisch over de voorgestelde termijn van 30 dagen.
Lidstaten noemden het negatieve effect van een dergelijke termijn op de contractvrijheid
als voornaamste reden. Daarbij gaven deze lidstaten aan dat een kortere betaaltermijn
ook bevorderd zou kunnen worden via andere manieren dan het instellen van een maximale
termijn. Nederland heeft aangegeven de 30-dagen termijn alleen voor transacties van
het grootbedrijf naar het mkb en vanuit overheid naar bedrijven te ondersteunen. De
verplichting om een toezichthouder aan te stellen kwam als laatste aan bod tijdens
dit debat. Hierover waren de meeste lidstaten ook bezorgd. Lidstaten gaven aan dat
een extra autoriteit voor meer administratieve rompslomp zou zorgen en weinig meerwaarde
zal hebben. Bovendien gaven lidstaten aan dat het aanstellen van een dergelijke autoriteit
te veel overlap zou hebben met bestaand civiel recht en het onduidelijk zou worden
hoe de verantwoordelijkheden verdeeld zouden zijn. Ook Nederland heeft aangegeven
het aanstellen van een handhavingsautoriteit niet aan te moedigen.
Het Belgische voorzitterschap heeft aangegeven de verschillende zorgen ten aanzien
van het voorstel ter harte te nemen en het voorstel opnieuw te zullen agenderen tijdens
de Raad voor Concurrentievermogen van 24 mei 2024.
Jaarlijkse interne markt en concurrentievermogenrapport
Beleidsdebat
Tijdens deze Raad werd er een beleidsdebat gevoerd over het eerste jaarlijkse interne
markt en concurrentievermogenrapport2 gepubliceerd door de Commissie. Dit is een jaarlijks rapport waarin de Commissie
over de stand van zaken van de Europese interne markt en het Europese concurrentievermogen
rapporteert aan de hand van 17 Key Performance Indicators (KPI’s).3 Oorspronkelijk ging dit rapport met name over de interne markt, maar sinds dit jaar
heeft dit rapport een bredere focus en wordt ook het Europese concurrentievermogen
geëvalueerd. Tijdens dit beleidsdebat werd er op drie vragen ingegaan: (1) de gekozen
KPI’s in het rapport, (2) de balans tussen Open Strategische Autonomie en het versterken
van de interne markt, en (3) verdere sturing van de Single Market Enforcement Task Force.
Eurocommissaris Breton gaf namens de Commissie aan dat het rapport helpt om de voortgang
van de interne markt en van het Europees concurrentievermogen te monitoren. Daarbij
gaf Breton aan dat het rapport aanmoedigend is omdat het grootste deel van de indicatoren
op groen staat. In dat kader noemde Breton onder andere de integratie van de interne
markt, hernieuwbare energie en de digitale intensiteit van het mkb. De Commissie gaf
aan dat het investeren in risicokapitaal van groot belang is en dat de nieuwe Europese
Commissie hier meer aandacht aan moet besteden. Daarnaast bracht de Commissie het
creëren van «interne markt kantoren» op. De oprichting van dergelijke plekken moet
lidstaten herinneren aan het belang van de interne markt en moet bijdragen aan het
wegnemen van belemmeringen op de interne markt. De meeste lidstaten gaven aan het
rapport te verwelkomen en onderstreepten het belang van de interne markt voor het
Europese concurrentievermogen. Een groot deel van de lidstaten greep dit beleidsdebat
aan om eigen prioriteiten ten aanzien van de interne markt en het Europese concurrentievermogen
voor het voetlicht te brengen. Zo gingen meerdere lidstaten in op andere KPI’s die
ze graag in het rapport hadden teruggezien, waaronder een separate indicator voor
diensten. Ook benadrukten verschillende lidstaten het belang van het vervolmaken van
de kapitaalmarktunie, het verbeteren van toegang tot privaat kapitaal en open strategische
autonomie. Enkele lidstaten refereerden aan de Antwerp Declaration4, waarin bedrijven en organisaties pleiten voor een Europese Industrial Deal, en opperden om de vertegenwoordigers hiervan uit te nodigen bij de volgende Raad
voor Concurrentievermogen; hier heeft Nederland zich bij aangesloten.
Diversenpunten
Tijdens dit programmaonderdeel kwamen verschillende onderwerpen aan bod. Zo gaf het
Belgische voorzitterschap een update over de stand van zaken ten aanzien van de onderhandelingen
over de Forced Labour Regulation, Internal Market Emergency and Resilience Act (IMERA, voorheen SMEI), de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) en het Europese toerismeprogramma 2030. Tevens hadden verschillende lidstaten
diversenpunten ingediend, o.a. over staatssteun (ingediend door Zweden) en over medicijntekorten
(ingediend door Frankrijk). Nederland en Duitsland hadden een diversenpunt aangevraagd
over de maritieme maakindustrie.
Europese Maritieme maakindustriestrategie
Op initiatief van Nederland en Duitsland is de Europese maritieme maakindustrie als
diversenpunt opgebracht. Duitsland en Nederland gaven inleidende statements met de
aanleiding om een maritieme maakindustriestrategie op Europees niveau te formuleren.
Daartoe waren het verslechterde concurrentievermogen van de sector en het belang van
de sector voor de vergroening van transport, de belangrijkste redenen. Het verzoek
voor een Europese strategie werd door een groot aantal andere lidstaten gesteund.
Ook Eurocommissaris Breton gaf aan het initiatief te steunen en open te staan voor
de coördinatie van beleid voor deze sector met name waar het gaat om het aantrekken
van investeringen en het beschermen van de interne markt en het globale gelijke speelveld.
Gezamenlijke brief over staatssteun en langetermijn-concurrentievermogen
Verschillende lidstaten steunden de oproep van Zweden om de staatssteunkaders weer
terug naar «normaal» te brengen. Ook Nederland heeft de gezamenlijke brief, die als
bijlage met dit verslag wordt gedeeld, gesteund. De meest genoemde reden voor steun
was het waarborgen van het gelijke speelveld op de interne markt. Enkele lidstaten
gaven aan juist voorstander te zijn van het verlengen van het tijdelijke crisis- en
transitieraamwerk om de groeiende internationale concurrentie het hoofd te kunnen
bieden. Daarbij werden ook de ongelijke belastingstelsels tussen lidstaten genoemd
als belemmerend voor het gelijke speelveld.
Europese strategie om medicijntekorten tegen te gaan
Op verzoek van Frankrijk sprak de Raad over het tegengaan van medicijntekorten binnen
de Europese Unie. In dit kader verwelkomden verschillende lidstaten een gecoördineerde
Europese aanpak zoals de Critical Medicines Act die kwetsbaarheden in de toeleveringsketen van elf medicijnen zal analyseren. Tevens
waren lidstaten ook realistisch over het reshoren van de gehele benodigde productiecapaciteit.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat