Brief regering : Beleidsreactie op het rapport 'Niets gezien, niets gehoord en niets gedaan' van de Onderzoekscommissie Gedrag en Cultuur Omroepen
32 827 Toekomst mediabeleid
Nr. 297
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 maart 2024
Op 1 februari 2024 heeft de Onderzoekscommissie Gedrag en Cultuur Omroepen (hierna:
de commissie) het rapport «Niets gezien, niets gehoord en niets gedaan» gepubliceerd
over sociale veiligheid binnen de landelijke publieke omroep. De commissie heeft dit
onderzoek uitgevoerd in opdracht van de NPO. Tijdens het vragenuur van dinsdag 6 februari
heb ik toegezegd een reactie op het rapport aan uw Kamer te zenden. Met deze brief
doe ik deze toezegging gestand.
Het rapport heeft niet alleen binnen de publieke omroep maar ook breed binnen de samenleving
tot verontwaardiging geleid. De omvang en de intensiteit van de meldingen zijn ernstig
en zorgelijk. Daarbij constateert de commissie dat signalen hierover door de NPO en
de omroepen niet op een professionele en doortastende manier zijn opgepakt. Dat is
voor degenen die hun beklag hebben gedaan een uiterst pijnlijke constatering. Iedereen
moet overal veilig zijn werk kunnen doen en als de situatie erom vraagt, een melding
kunnen maken in de wetenschap dat daar adequaat naar wordt gehandeld. Na het verschijnen
van het rapport ben ik in gesprek gegaan met relevante partijen om te zorgen voor
consensus en focus die leiden tot zichtbare verbeteringen. Daar zal ik in deze brief
op ingaan.
Hierna volgt eerst een appreciatie van het rapport. Dan volgt mijn reactie op het
gezamenlijke plan van aanpak van de NPO en de omroepen, geef ik aan hoe ik mijn rol
als Staatssecretaris zie en loop ik de stappen na die sinds de publicatie van het
rapport zijn gezet. Tot slot ga ik in op toezicht en monitoring.
Het rapport
De uitgevoerde analyse
Doel van het onderzoek was om een completer beeld te krijgen van verschillende gedragspatronen
en de gevolgen daarvan. Het rapport beoogt verder vast te stellen hoe die gedragspatronen
en hun gevolgen samenhangen met de organisatie van het werk en de manier waarop verantwoordelijkheden
belegd zijn. Het onderzoek is daarmee niet persoonsgericht, maar legt de systemische
oorzaken van grensoverschrijdend gedrag binnen de landelijke publieke omroep bloot.
De commissie benoemt de vele vormen van grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer
en onderscheidt de categorieën pesten, intimidatie, seksisme en discriminatie. Daarnaast
benoemt de commissie welke werkgerelateerde risicofactoren de kans op grensoverschrijdend
gedrag op de werkvloer hebben vergroot.
De conclusies
De commissie is niet alleen geschrokken van de omvang van het probleem, maar ook van
de ernst van de gedragingen en trekt een aantal harde conclusies:
• De verschillende vormen van grensoverschrijdend gedrag en de mate waarin grensoverschrijdend
gedrag voorkomt, verschillen per instelling, maar dit gedrag is structureel aanwezig
binnen de gehele publieke omroep.
• Omroepen en NPO hebben onvoldoende invulling gegeven aan hun zorgplicht, als werkgever
en opdrachtgever. Zij hebben daarmee onvoldoende verantwoordelijkheid genomen.
• Besturen van de omroepen waren op de hoogte van de risico’s. Er is echter te weinig
gedaan met die kennis. Ook is onvoldoende professioneel en doortastend omgegaan met
signalen van grensoverschrijdend gedrag die vaak al langer bekend waren. De situaties
bij De wereld Draait Door (BNN-VARA) en de NOS (sport) leren dat er onvoldoende oog
was voor de signalen en de ernst van de negatieve ervaringen.
• Er is een gebrek aan kennis bij leidinggevenden omtrent gedrag, cultuur en uitingsvormen
van grensoverschrijdend gedrag. Het gevolg hiervan is dat er gereageerd wordt op incidenten
zonder dat onderliggende patronen herkend en aangepakt worden.
Aanbevelingen
Erkenning en nazorg zijn de eerste zaken die volgens de commissie opgepakt moeten
worden. Expliciet erkend moet worden dat het niet normaal is wat slachtoffers en getuigen
van grensoverschrijdend gedrag is overkomen en dat dit tot (langdurige) schade heeft
geleid. Daarbij zijn niet alleen excuses op hun plaats door de verantwoordelijken
maar is het zaak ook reparatie en alle nazorg te bieden die nodig is. Daarnaast doet
de commissie vijftien concrete aanbevelingen die gericht zijn op het verduidelijken
en herstellen van de verantwoordelijkheden die zijn zoekgeraakt of zelfs zoekgemaakt.
De meeste aanbevelingen richten zich tot de NPO en de omroepen. Deze aanbevelingen
zien behalve op veranderingen in de organisatie met name op leiderschapsontwikkeling
en gedrag. Een aantal aanbevelingen raakt het landelijke publieke bestel. Het gaat
hierbij onder andere om maximale zittingstermijnen van bestuurders, de rol van de
NPO binnen het bestel en de verhoudingen tussen organisaties, die tot onderlinge concurrentie
leiden en samenwerking bemoeilijken.
Mijn reactie
De bevindingen en conclusies van de commissie liegen er niet om en de titel van het
rapport zegt eigenlijk alles. De omvang, de aard en de ernst van de concrete gedragingen
zijn schokkend. Drie op de vier respondenten in het onderzoek is in het afgelopen
jaar doelwit of getuige geweest van grensoverschrijdend gedrag. Dit is onacceptabel
en het is onverdraaglijk dat dit gedrag zo lang heeft kunnen voortduren. Het rapport
geeft een onthutsend beeld van structureel, langdurig ongepast gedrag. Pijnlijk is
het geconstateerde gebrek aan leiderschap en het wegkijken. Het is schrijnend voor
alle mensen die het hebben meegemaakt en die nog lang de negatieve gevolgen ervan
ondervinden, zowel fysiek als mentaal. Ik spreek mijn waardering uit voor al degenen
die zo moedig zijn geweest om zich uit te spreken, vragenformulieren in te vullen
en met de commissie te praten. Vaak betreft het medewerkers die daar eerder uit angst
geen ruimte voor zagen. Het is denkbaar dat medewerkers zich vanwege deze cultuur
nooit hebben gemeld, tot op de dag van vandaag. Anderen zijn vanwege dit gedrag en
deze cultuur vertrokken. Ook zij moeten in beeld blijven.
Het rapport heeft veel teweeg gebracht en het zal nog veel teweeg brengen. De geconstateerde
bevindingen, in het bijzonder de schaal, de duur en de ernst ervan, zijn schadelijk
voor de mensen om wie het gaat, voor de organisaties waarin ze werken en voor de publieke
omroep als geheel. Organisaties die gefinancierd worden uit gemeenschapsgeld en die
een essentiële functie binnen onze samenleving verzorgen, behoren het goede voorbeeld
te geven en een inclusieve en veilige werkomgeving bieden aan hun medewerkers. Grensoverschrijdend
gedrag in welke vorm dan ook – of het nu gaat over discriminatie en racisme, of seksueel
grensoverschrijdend gedrag – hoort daar niet thuis. Juist in een tijd van veel maatschappelijke
discussie over de toekomst van het publieke bestel is het van belang dat onomwonden
vaststaat dat de publieke omroep de urgentie en de daadkracht voelt om voortvarend
aan de slag te gaan met een cultuuromslag. Dit vraagt om goed leiderschap van allen
binnen de publieke omroep die een leidinggevende, bestuurlijke of toezichthoudende
taak hebben. Om die reden heb ik de afgelopen weken gesprekken gevoerd met de verschillende
betrokkenen. Ik heb daarbij benadrukt dat zij hun verantwoordelijkheid moeten nemen
en alles op alles moeten zetten om grensoverschrijdend gedrag tegen te gaan.
Inmiddels hebben de NPO en de omroepen op mijn verzoek een gezamenlijk plan van aanpak
opgesteld. De aanbevelingen uit het rapport die betrekking hebben op de rollen en
verantwoordelijkheden van partijen binnen het bestel, raken aan de aanbevelingen van
de Commissie Van Geel. De aanbevelingen die het functioneren van het stelsel betreffen,
onderstrepen de noodzaak om keuzes te maken ten aanzien van de inrichting van het
bestel.
Het plan van aanpak van NPO en omroepen
Op 27 maart 2024 hebben de NPO en de omroepen hun plan van aanpak openbaar gemaakt.
Het is goed om te zien dat de NPO en de omroepen op zo’n korte termijn gezamenlijk
een plan hebben opgesteld, gezien de grote opgave die er ligt. Dit plan treft u aan
als bijlage bij deze brief. Erkenning, nazorg en preventie staan in het plan voorop.
Daarnaast is het plan gericht op het realiseren van effectief bestuur en toezicht.
Het plan is overkoepelend en beoogt om sociale veiligheid te bevorderen vanuit een
gezamenlijke en eenduidige visie. Een groot aantal acties en maatregelen is geformuleerd,
waarbij is aangegeven wie de verantwoordelijkheid daarvoor draagt en wat het tijdpad
is. Zo wordt een commissie nazorg opgericht, komen er verbeterde klachtenregelingen
en worden er vertrouwenspersonen aangesteld, gespecialiseerd in discriminatie & racisme,
seksisme en seksueel overschrijdend geweld. Ook is er een voorstel voor het beperken
van het aantal termijnen van bestuurders en sleutelfunctionarissen. De NPO heeft een
verbindende rol en ziet toe op de verantwoording van de realisatie van de gezamenlijke
acties.
De individuele omroepen zorgen voor uitvoering van de maatregelen binnen de eigen
organisatie. De NPO-organisatie en de omroepen maken ook elk een eigen plan. Als werkgever
zijn zij vanuit hun zorgplicht individueel verantwoordelijk voor de implementatie
van de acties en voor het realiseren van een veilige werkomgeving en bijbehorende
cultuur binnen de eigen organisatie. Hierover ben ik in gesprek met de raden van toezicht.
Ik heb met hen onder andere gesproken over het verleden, heden en toekomst. Daarbij
ging het over hun reflectie op de omstandigheden die mogelijk hebben gemaakt dat dit
kon gebeuren, over hun verantwoordelijkheid voor erkenning en nazorg en over maatregelen
die de noodzakelijke cultuuromslag moeten helpen realiseren.
De omroepen zijn nu aan zet voor concrete acties en maatregelen. De acties en maatregelen
raken immers aan de autonomie van de werkgevers en de autonomie van het mediabestel
als geheel. Het is belangrijk dat het plan effectief is en dat het plan door de NPO
en de omroepen diep doorleefd wordt. Dat er niet alleen naar de toekomst wordt gekeken,
maar ook dat de NPO en de omroepen de moed hebben te reflecteren op het eigen handelen
in het verleden en in het heden. Daar zit de meerwaarde.
De rol van de verantwoordelijke bewindspersoon in deze situatie
De Staatssecretaris van OCW is stelselverantwoordelijk en moet zorgdragen voor de
aanwezigheid van de randvoorwaarden die de kwaliteit en de effectiviteit van het plan
zoveel mogelijk waarborgen.
Vanwege haar adviserende rol bij de Commissie Van Rijn, heb ik de regeringscommissaris
voor seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld (hierna: de regeringscommissaris)
gevraagd te toetsen of het plan van aanpak van de NPO en de omroepen in lijn ligt
met het rapport van de commissie. Daarnaast wil ik het Commissariaat voor de Media
(hierna: het Commissariaat) in positie brengen voor effectief en transparant toezicht
op de uitvoering van het plan. De interne toezichthouders – de raden van toezicht
van de NPO en omroepen – spreek ik aan in hun beide functies, namelijk als toezichthouder
op hun organisatie en als werkgever van de omroepbestuurders.
De vraag die ik aan de regeringscommissaris heb meegegeven is om te beoordelen of
het plan voldoende aandacht besteedt aan het verleden, heden en toekomst, of het compleet
is en alle onderdelen bevat om de gewenste verandering binnen de organisaties te realiseren.
Daarbij heb ik haar gevraagd tevens aandacht te schenken aan de actiegerichtheid van
het plan en de effecten op de werkvloer op korte termijn. Bovendien heb ik haar verzocht
eventuele verbetersuggesties te doen. De reflectie van de regeringscommissaris is
bij deze brief gevoegd. De NPO en de omroepen gaan op basis van deze reflectie en
de eerder ontvangen handreiking van de regeringscommissaris hun plannen aanscherpen.
Op mijn verzoek zal de regeringscommissaris, naast de bijgevoegde eerste reflectie
op het plan van aanpak, uiterlijk op 15 juni een nader advies uitbrengen. Zij zal
daarbij ingaan op knelpunten, prioriteiten en werkwijze bij de implementatie van het
plan van aanpak en een inschatting geven van de mate waarin het plan van aanpak ook
daadwerkelijk doorleefd wordt door de betrokken partijen.
Toezicht en monitoring
Het realiseren van een sociaal veilige publieke omroep is een grote opgave. Daarbij
speelt het toezicht een belangrijke functie. Het toezicht op gedrag en cultuur is
verdeeld over de interne- en externe toezichthouders. Toezicht op gedrag en cultuur
in de eigen organisatie is bij de publieke omroep een zaak die primair bij de NPO
en de omroepen zelf ligt. Zij zijn, ook uit hoofde van hun werkgeverschap, primair
verantwoordelijk voor de interne cultuur. Raden van toezicht vervullen hierbij een
rol als interne toezichthouder.
Gedrag en cultuur hebben impact op de uitvoering van de wettelijke media-opdracht.
Op grond van de Mediawet 2008 moeten de NPO en de omroepen zorgen voor een deugdelijke
organisatie, zowel bestuurlijk als wat betreft de bedrijfs- en beheersprocessen.1 Hier ziet het Commissariaat voor de Media als extern toezichthouder op toe en hanteert
daarvoor zijn Beleidsregels governance en interne beheersing.2 Verder is de Gedragscode Integriteit Publieke omroep 2021. het directe resultaat
van een specifieke wettelijke opdracht.3 Die code gaat over integer handelen, leiderschap en voorbeeldgedrag. Het toezicht
op de naleving van die code door de NPO en de omroepen is in de wet opgedragen aan
het Commissariaat.4 Vanuit deze wettelijke systematiek is een externe toezichtstaak voor het Commissariaat
logisch met betrekking tot het waarborgen van sociale veiligheid binnen de publieke
omroep.5 Uit mijn gesprekken met het Commissariaat blijkt dat de urgentie gedeeld wordt. Het
Commissariaat werkt in goed overleg met de NPO en de omroepen aan uitvoering van het
toezicht op gedrag en cultuur, inclusief de uitvoering van het plan van aanpak en
de individuele plannen van de omroepen en de NPO.
Om de NPO en de omroepen te ondersteunen heeft het Commissariaat bij brief van 20 februari
2024 aan de NPO geschetst wat het verwacht van het plan van aanpak van de NPO en de
omroepen. Reflectie, reparatie en risico-analyse staan daarin centraal. Ik ondersteun
deze principes. Het Commissariaat analyseert ook het overkoepelende plan van aanpak
aan de hand hiervan. Hierover heeft het Commissariaat inmiddels een gesprek gevoerd
met de NPO en het College van Omroepen. Het Commissariaat zal de individuele plannen
van de NPO en de omroepen op vergelijkbare wijze analyseren. De toezichthouder zal
daarbij toezien op de consistentie van de individuele plannen met het overkoepelende
plan van aanpak en hij bewaakt de kwaliteit van de uitvoering van de plannen, en doet
dat risicogestuurd. De volgende fase is de implementatie van de plannen in de organisaties
van de media instellingen. Hierbij zal de toezichthouder onder andere kijken naar
de mate waarin omroepen invulling geven aan de principes reflectie, reparatie en risico-analyse
in hun aanpak. Daarnaast zal het Commissariaat de implementatie risicogestuurd monitoren.
Hierbij treedt hij niet in verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de raden van
bestuur en de raden van toezicht, maar het is daarvoor wel aan de omroepen om medewerking
te verlenen aan het externe toezicht. Ik zal uw Kamer in het najaar voor het eerst
informeren over de voortgang.
Rol onafhankelijke producenten
Naar aanleiding van een brief van de Vereniging van Nederlandse Content Producenten
(NCP), ben ik met hen in gesprek gegaan. Het is goed dat de branche zegt te herkennen
en te erkennen dat in het verleden zaken niet goed zijn gegaan en dat de onafhankelijke
producenten aan de slag zijn gegaan. De brief vermeldt concrete acties die de NCP
en de circa 70 aangesloten leden ondernemen om een veilige werkomgeving te realiseren.
Bijvoorbeeld de ondertekening van een gezamenlijk convenant tegen (seksueel) grensoverschrijdend
gedrag en voor een sociaal veilige werkomgeving binnen de mediabranche. Dit gebeurt
in het kader van het Mediapact Respectvol Samenwerken. Hier is ook de NPO partij bij,
net als verschillende commerciële partijen. Met een aantal van deze partijen spreek
ik de komende tijd over sociale veiligheid en het belang van een gemeenschappelijk
normenkader.
In het gezamenlijke plan van de NPO en de omroepen zijn de producties die worden uitbesteed
aan onafhankelijke producenten een apart onderdeel. In het plan is aangekondigd dat
er een quickscan wordt georganiseerd naar onder meer de verantwoordelijkheid van externe
producenten voor de sociale veiligheid bij de productie van content. Omdat meer dan
een derde van de producties van de publieke omroep geproduceerd wordt door onafhankelijke
producenten, is het belangrijk dat ook hier stappen worden gezet om gezamenlijk te
zorgen voor een veilige werkomgeving. Ik blijf in samenspraak met de regeringscommissaris
de stappen die in het kader van dit pact worden gezet nauwlettend volgen.
Tot slot
Ik dank de Commissie Van Rijn voor het zorgvuldige en overtuigende werk. De observaties
en aanbevelingen zijn helder en hebben de noodzakelijke urgentie extra geactiveerd.
Ik waardeer ook het evenwicht in de overwegingen. Terecht merkt de commissie op dat
we moeten beseffen dat er veel goed gaat en dat er voor en achter de camera’s mensen
met passie, deskundigheid en professionaliteit werken. De publieke omroep trekt gedreven
en talentvolle mensen aan die hun carrière willen wijden aan het maken van mooie en
maatschappelijk relevante programma’s. Deze mensen verdienen dan ook een veilige werkomgeving.
In het belang van de publieke omroep is het daarom goed om te zien dat er nu al een
plan ligt en dat de uitvoering nauwlettend zal worden gevolgd.
Ik wens de publieke omroep succes met deze grote veranderopgave en verwacht dat er
stappen worden gezet. Daar zal ook ik vanuit mijn verantwoordelijkheid en binnen de
mogelijkheden die de wet mij geeft maximaal aan bijdragen.
De publieke omroep heeft een onmisbare verbindende rol in de Nederlandse samenleving
en het is belangrijk dat die verbindende rol wordt weerspiegeld op de werkvloer. Alleen
dan worden talenten optimaal benut en komen creativiteit en journalistieke en professionele
kwaliteit tot volle bloei. Alleen dan kan de publieke omroep als publiek gefinancierde
instelling een voorbeeld zijn voor anderen.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
F.Q. Gräper-van Koolwijk
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.Q. Gräper-van Koolwijk, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap