Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de vergoeding van psychosociale hulphond via UWV, zorgverzekeraar of gemeente
32 805 Hulpmiddelenbeleid in de gezondheidszorg
Nr. 174
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 maart 2024
Bij brief van 25 oktober 2023, met het kenmerk 2023Z18359, heeft de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport mij gevraagd te
reageren op een aan de commissie gestuurde burgerbrief. Het betreft een verzoek tot
een inhoudelijke reactie met betrekking tot vergoeding van een hulphond voor mensen
met een beperking in Nederland.
De schrijver van de brief geeft een reactie op een aantal punten die in een voorgaande
brief zijn opgenomen. In deze brief zal ik helderheid proberen te geven op de punten
die in de brief worden genoemd. Ik wil daarbij voorop stellen dat ik de urgentie van
het vraagstuk begrijp en onderschrijf voor mensen die psychosociale problematiek ondervinden.
Vergoeding vanuit het basispakket van de zorgverzekering
Voor de behandeling van psychosociale problematiek, zoals deze zich kan voordoen bij
autisme en PTSS, geldt dat hulphonden niet voldoen aan de vereisten om opgenomen te
worden in het basispakket van de zorgverzekering. Ten aanzien van PTSS heeft het Zorginstituut
een verdiepingsrapport Zinnige Zorg bij PTSS opgesteld (2021). De effectiviteit van
deze hulphonden is onvoldoende bewezen (geen «stand van wetenschap en praktijk»).
Wel zijn er zeker positieve persoonlijke ervaringen met de inzet van een hulphond,
maar het is onduidelijk wat de (kosten)effectiviteit is van het gebruik van een dergelijke
hulphond. Het meeste onderzoek is gebaseerd op persoonlijke ervaringen van mensen
en niet op objectieve metingen van de resultaten. De kwaliteit van het reeds uitgevoerde
onderzoek naar deze hulphonden is daarom op dit moment niet bruikbaar voor het Zorginstituut
om een standpunt in te nemen over de wenselijkheid van vergoeding vanuit het basispakket.
Ten aanzien van PTSS heeft het Zorginstituut een verdiepingsrapport Zinnige Zorg bij
PTSS opgesteld (2021). Het is niet aan mij om te beoordelen of het bewijs dat in de
brief genoemd wordt relevant is voor de beoordeling van de stand van de wetenschap
en praktijk. De expertise voor de beoordeling hiervan ligt bij zorgverzekeraars en
het Zorginstituut Nederland. Wel weet ik dat er veel aandacht is voor de inzet van
hulphonden en kan in verloop van tijd wellicht voldoende bruikbare kennis worden vergaard
om tot een ander inzicht te komen.
Het Zorginstituut maakt gebruik van een vast beoordelingskader, dat voorschrijft op
welke wijze vastgesteld kan worden of zorg aan het effectiviteitscriterium voldoet
en daarmee voor vergoeding in aanmerking komt. Voor een uitgebreide uitleg verwijs
ik u graag naar de publicatie1 van het Zorginstituut Nederland.
Wmo 2015
Ten aanzien van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo2015) geldt het volgende.
Gemeenten onderzoeken en beoordelen iemands ondersteuningsbehoefte en kennen op basis
daarvan een passende maatwerkvoorziening toe om iemands beperkingen in de zelfredzaamheid
en/of participatie weg te nemen. Het kan bijvoorbeeld gaan om mensen met autisme of
PTSS die aangeven baat te hebben bij een hulphond.
Uit jurisprudentie blijkt dat een gemeente een aanvraag voor een assistentiehond kan
afwijzen, als zij van mening is dat deze geen passende oplossing biedt voor het wegnemen
van beperkingen in zelfredzaamheid of participatie van de aanvrager of als er andere
adequaat passende oplossingen zijn.
Het is van belang dat een gemeente zorgvuldig onderzoek verricht en kijkt naar de
individuele behoeften van de aanvrager ten aanzien van zelfredzaamheid of participatie.
Uit dit onderzoek kan onder andere naar voren komen dat er ten eerste meerdere passende
oplossingen zijn om de zelfredzaamheid of participatie van de inwoner te vergroten.
Ook kan duidelijk worden dat de inwoner wel graag een hulphond wil, maar zelf niet
voldoende in staat is om de hond goed te (laten) verzorgen en benodigde beweging te
bieden. Verder kan blijken dat de hulphond niet een passende oplossing is omdat de
effectiviteit niet kan worden aangetoond.
Het is uiteindelijk aan de gemeente om te besluiten over de ondersteuningsbehoefte
van een aanvrager.Als de gemeente concludeert dat een assistentiehond voor een inwoner
geen passende oplossing is of dat er ook andere mogelijkheden zijn die de zelfredzaamheid
en participatie van de aanvrager vergroten, dan hoeft de hulphond niet toegekend te
worden. Anderzijds, als uit het Wmo-onderzoek blijkt dat de hulphond de enige passende
oplossing is, dan zal de gemeente deze in de regel toekennen. Kortom, het is niet
zo dat gemeenten een aanvraag om een assistentiehond per definitie mogen afwijzen.
Als de aanvrager het niet eens is met een besluit dan is bezwaar en beroep mogelijk.
De schrijver stelt verder dat het beleid in strijd is met artikel 1 van de Grondwet.
Het is geenszins de bedoeling dat gemeenten een hulphond bij voorbaat afwijzen. Gemeentelijke
beleidsregels en individuele besluiten mogen niet strijdig zijn met de Grondwet of
de Wmo 2015. Gemeenten dienen besluiten altijd te nemen met inachtneming van de algemene
beginselen van behoorlijk bestuur, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht,
waaronder het gelijkheidsbeginsel, het doen van zorgvuldig onderzoek en het motiveringsbeginsel.
Wanneer een gemeente met inachtneming van het vorenstaande een gemotiveerd besluit
neemt waarmee de toekenning van een assistentiehond wordt geweigerd, kan deze afwijzing
niet gelijk worden gesteld met discriminatie zoals bedoeld in artikel 1 van de Grondwet.
Afsluitend
Ik begrijp dat het teleurstellend kan zijn als geoordeeld wordt dat een bepaalde vorm
van ondersteuning waar iemand graag aanspraak op wil maken (op dit moment nog) niet
voldoet aan de effectiviteitseisen. Wel zijn er mogelijkheden om vergoeding voor een
hulphond te krijgen via bijvoorbeeld stichtingen die op basis van fondsen, subsidies
of donaties hulphonden kunnen opleiden en plaatsen. Ik vind het van belang dat mensen
de zorg en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Ons beleid is daar ook op gericht.
Daarbij is het ook belangrijk dat de zorg die geboden wordt ook daadwerkelijk bijdraagt
aan een verbeteren van het kunnen participeren van de hulpvrager.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
C. Helder
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport