Brief regering : Voortgang plan van aanpak ‘statushouders aan het werk’
32 824 Integratiebeleid
Nr. 412 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 maart 2024
Statushouders zelf en de samenleving hebben groot belang bij een goede integratie
en inburgering. Statushouders die volwaardig meedoen in de samenleving kunnen hun
talenten inzetten. Ook kunnen zij hun kinderen een betere toekomst geven doordat zij
hen de Nederlandse taal en cultuur kunnen leren. Statushouders die goed zijn geïntegreerd
leveren ook een belangrijke bijdrage aan onze samenleving. Zij kunnen de krapte op
de arbeidsmarkt helpen verminderen en hierdoor een concrete bijdrage leveren aan de
Nederlandse economie. Door elkaar tegen te komen op de werkvloer gaan mensen elkaar
zien als individu. Dit draagt bij aan het draagvlak voor een inclusieve samenleving.
Betaald werk en het leren van de Nederlandse taal spelen een cruciale rol bij de integratie
en inburgerging. De participatiegraad van statushouders blijft echter stevig achter
bij de rest van de beroepsbevolking. Van de mensen die in 2014 statushouder werden,
is na 5 jaar slechts bijna 50% aan het werk. Na 5 jaar blijven de percentages rond
dat niveau schommelen1. Statushouders die betaald werken, hebben heel vaak een kwetsbare arbeidsmarktpositie,
doordat ze meestal een tijdelijk arbeidscontract hebben en vooral in deeltijd werken.
Als de economie tegenzit, raken zij als eerste hun baan kwijt. Deze arbeidsmarktpositie
heeft verschillende oorzaken. Onbekendheid over statushouders en (onbewuste) vooroordelen
kunnen bij werkgevers een rol spelen. Praktische belemmeringen spelen ook een rol,
zoals de beheersing van de Nederlandse taal, het ontbreken van geldige diploma’s of
een relevant netwerk. Daarnaast zijn er belemmeringen die samenhangen met de situatie
van statushouders, zoals trauma’s, gezinshereniging en de tijd die inburgering vraagt.
Naast wat we doen vanuit de Wet Inburgering, de Participatiewet en de regionale mobiliteitsteams,
is er extra inzet nodig om de participatiegraad van statushouders te verhogen en om
hen meer baanzekerheid te geven. Daarom heb ik op 9 maart 2023 met de partijen uit
de Taskforce Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt het plan van aanpak «statushouders aan het werk» opgesteld, om de kansen op betaald
werk voor statushouders te verbeteren2.
Met de middelen die ik in juli 20233 voor het plan van aanpak heb vrijgemaakt is de afgelopen periode belangrijke voortgang
geboekt in het uitvoeren hiervan. Ook zie ik dat steeds meer initiatieven in onze
samenleving ontstaan om statushouders aan het werk te helpen. Kortom, ik ben samen
met de partijen goed uit de startblokken gekomen, maar de finish is nog niet in zicht.
Mede namens de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen informeer ik
u in deze brief over de voortgang van het plan van aanpak en over de bewegingen die
in onze samenleving plaatsvinden om statushouders duurzaam aan het werk te helpen.
Vorderingen plan van aanpak
Vroege participatie
Ik vind het belangrijk dat asielzoekers en statushouders die in een AZC verblijven
zo snel mogelijk meedoen in de maatschappij. Zoals aangegeven in de voortgangsbrief
van 11 juli 2023 (Kamerstuk 32 824, nr. 389) heb ik € 4 miljoen aan structurele middelen vrijgemaakt voor de meedoenbalies en
Nt2-lessen voor kansrijke asielzoekers. Deze meedoenbalies bij het COA stimuleren
en faciliteren asielzoekers en statushouders om mee te doen in de samenleving. Zij
worden hier begeleid naar activiteiten, vrijwilligerswerk en zo veel als mogelijk
naar betaald werk. Ik ben verheugd dat we dit voortzetten, omdat (vrijwilligers)werk
een belangrijke bijdrage levert aan de integratie van nieuwkomers en aan de samenleving
als geheel. Deelname aan activiteiten, zoals sporten, tuinieren en samen koken, is
belangrijk als eerste stap naar participatie. Ook het bieden van maximaal 24 uur NT2-lessen
is belangrijk, aangezien hiermee al vroeg de basis wordt gelegd voor het leren van
de Nederlandse taal. Hiermee wordt de integratie versneld.
Vervallen 24-weken-eis
Op 29 november 2023 informeerde ik uw Kamer4 over de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna:
Raad van State), waarin de 24-weken-eis onverbindend is verklaard. UWV past de 24-weken-eis
sinds de uitspraak van de Raad van State niet meer toe. Asielzoekers kunnen hierdoor
langer werken en dit biedt kansen. Door te werken kunnen asielzoekers werknemersvaardigheden
opdoen, de taal leren, een sociaal netwerk opbouwen, maken zij ook op de werkvloer
kennis met Nederlandse gewoontes en de cultuur en leveren zij een bijdrage aan de
Nederlandse samenleving. Doordat asielzoekers na het vervallen van de 24-weken-eis
langer mogen werken, is het ook aantrekkelijker voor werkgevers om hen aan te nemen.
De 24-weken-eis was één van de belemmeringen die naar voren kwam in het rapport van
Regioplan5 voor het toetreden van asielzoekers tot de arbeidsmarkt. Zoals aangegeven in de kabinetsreactie
op dit rapport6 blijf ik mij inzetten om de belemmeringen weg te nemen of te beperken voor asielzoekers
om te gaan werken en voor werkgevers om asielzoekers in dienst te nemen. Voor de aanpak
van een deel hiervan hoeft de regelgeving niet te worden gewijzigd.
Zo is onder andere de informatie op de website van de Rijksoverheid en het UWV over
de mogelijkheid om een tewerkstellingsvergunning aan te vragen aangepast na de uitspraak
van de Raad van State.
Ik zie in het afgelopen jaar en ook sinds de uitspraak van de Raad van State een toename
van het aantal aanvragen van werkgevers voor tewerkstellings-vergunningen om asielzoekers
te mogen laten werken. In 2023 zijn door UWV 2016 tewerkstellingsvergunningen afgegeven
ten behoeve van asielzoekers in de procedure, tegenover 601 vergunningen in 2022.
De toename van het aantal verleende tewerkstellingsvergunningen komt waarschijnlijk
niet alleen door het vervallen van de 24-weken-eis, maar ook door de extra aandacht
die er is geweest voor de mogelijkheid voor asielzoekers om te werken en voor werkgevers
om asielzoekers in dienst te nemen. Er zijn substantieel meer asielzoekers aan het
werk en dat is goed nieuws.
Tegelijkertijd zet ik mij ervoor in om ook de overige belemmeringen weg te nemen.
Zo verbeter ik de informatievoorziening voor asielzoekers, zodat zij beter geïnformeerd
worden over de mogelijkheden om te werken. Datzelfde geldt voor de informatievoorziening
aan werkgevers, om hen beter te informeren over het in dienst nemen van een asielzoeker
en de tewerkstellingsvergunningaanvraag. Ook heb ik UWV verzocht om tewerkstellingsvergunningaanvragen
voor asielzoekers met voorrang te behandelen en binnen een periode van twee weken
op de aanvragen te beslissen, in plaats van de reguliere termijn van 5 weken. Daarnaast
werk ik op dit moment opties uit voor andere belemmeringen, zodat een volgend kabinet
hier een besluit over kan nemen. Een voorbeeld is dat ik onderzoek of de tewerkstellingsvergunningplicht
die geldt voor werkgevers die asielzoekers arbeid willen laten verrichten te vervangen
door een meldplicht. Daarbij zal ik vanzelfsprekend de voordelen, maar ook de nadelen
en risico’s van deze optie in beeld brengen.
Pilot betaald werk vanuit azc
COA, Randstad en de gemeente Almere hebben in opdracht van het Ministerie van SZW
in 2023 een pilot Toeleiding naar werk uitgevoerd. In deze pilot is onderzocht hoe toeleiding naar werk via een Meedoenbalie
geïntensiveerd kan worden. Op dit moment wordt het evaluatierapport van de pilot afgerond.
De pilot in Almere geeft een aantal voorlopige inzichten, namelijk het belang van
een gezamenlijke visie en goede samenwerking tussen organiserende partijen, ten behoeve
van tussentijds leren en bijsturen.
Ik zal uw Kamer over de verdere resultaten van de pilot informeren in de eerstvolgende
Uitvoeringsbrief Inburgering. U ontvangt die voor het zomerreces.
Regionale verbinders
Met «regionale verbinders» verbeter ik de regionale samenwerking in trajecten voor
statushouders. De regionale verbinder vervult een spilfunctie tussen werkgevers en
gemeenten bij het opzetten en uitbreiden van trajecten voor statushouders en deelt
goede voorbeelden in eigen regio en met andere arbeidsmarktregio’s. Zoals aangekondigd
in de Kamerbrief van 11 juli 2023 stel ik voor de periode 2023–2026 € 17,5 miljoen
beschikbaar voor doelgroepspecifieke inzet vanuit de arbeidsmarktregio’s, passend
binnen de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur.
In negentien arbeidsmarktregio’s zijn inmiddels regionale verbinders statushouders
aangesteld en actief. De overige arbeidsmarktregio’s oriënteren zich op de invulling
van de functie of zijn bezig met de werving. Ik ondersteun hen en faciliteer hen hierbij
in samenwerking met Divosa en de VNG.
Divosa vormt op mijn verzoek een landelijk leernetwerk voor de regionale verbinders,
zodat ook de uitwisseling tussen de arbeidsmarktregio’s tot stand komt. Divosa richt
het netwerk zo in dat informatie, kennis en ervaring worden uitgewisseld. Er zijn
inmiddels twee leernetwerkbijeenkomsten geweest met de regionale verbinders en andere
afgevaardigden van de overige arbeidsmarktregio’s. Daar zijn goede voorbeelden gedeeld
op het gebied van vaktaal en de begeleiding van statushouders. Er is veel animo om
deze voorbeelden toe te passen in andere arbeidsmarktregio’s. Dit laat de behoefte
en noodzaak zien om de aanpakken van de verschillende arbeidsmarktregio’s uit te wisselen.
Regionale verbinders denken ook mee over de invulling van de subsidieregeling voor
werkgevers die later in deze brief aan de orde komt.
Regionale verbinder arbeidsmarktregio Zwolle
De regionale verbinder arbeidsmarktregio Zwolle is al gestart en ondersteunt professionals
bij hun activiteiten voor statushouders. De verbinder deelt lokale activiteiten breed
en onderzoekt waar en hoe men nieuwe initiatieven kan starten.
Het Werkgeversservicepunt in de regio stelt zich 250 extra banen voor statushouders
ten doel. Door de samenwerking met de regionale verbinder en partners in de arbeidsmarktregio
hoopt men dit te realiseren. In de praktijk blijkt dat niet alle gemeenten een passend
aanbod voor taalverwerving op de werkvloer zelf kunnen organiseren. Dit heeft te maken
met de grootte van de gemeente of verscheidenheid aan nationaliteiten binnen de groep
statushouders. De regionale verbinder zorgt dat gemeenten beter samenwerken en een
gezamenlijk en breed aanbod kunnen bieden. Lokale taal- en werkinitiatieven worden
daardoor van betekenis voor de hele arbeidsmarktregio.
Startbanen
Als statushouders direct nadat ze zich in een gemeente vestigen, een betaalde baan
aangeboden krijgen, participeren zij meteen op de arbeidsmarkt. Ook kunnen ze de Nederlandse
taal leren op de werkvloer. Hiervoor is intensieve begeleiding vanuit gemeenten noodzakelijk.
In verschillende gemeenten wordt hiermee ervaring opgedaan. In deze proeven combineren
we werk en inburgering onder de Wet Inburgering 2021. De proeven worden intensief
gemonitord en geëvalueerd. Samen met de gemeenten waar de proeven zijn, onderzoek
ik wat werkt om de arbeidsparticipatie van statushouders tijdens het inburgeren te
verbeteren. De geleerde lessen deel ik breed met andere gemeenten, zodat zij hiermee
hun voordeel kunnen doen.
De proeven startbanen vinden plaats in de gemeenten Amsterdam, Eindhoven en Rotterdam,
regiogemeenten in Midden-Brabant waaronder Meijerijstad en Vught7 en arbeidsmarktregio Helmond de Peel.
De afgelopen periode is door de gemeenten vol enthousiasme gewerkt aan de ontwikkeling
van deze aanpakken. Inmiddels zijn de gemeenten begonnen met de uitvoering;
• Helmond de Peel richt zich op de inzet van duale trajecten van werk en inburgering
binnen de B1-route8. De focus ligt op een taallerende werkplek.
• Amsterdam geeft intensieve begeleiding aan statushouders die de B1- route volgen en
zich vanuit de opvang (gaan) vestigen in een gemeente. Amsterdam werkt met interne
jobcoaches, jobhunters en het werkgeversservicepunt.
• Samenwerkende regiogemeenten in Midden-Brabant bieden statushouders die de Z-route
voor inburgering volgen, een dienstverband aan bij sociaal ontwikkelbedrijf WSD. Er
wordt gewerkt met negen leerlijnen. De taallessen van het inburgeringsprogramma worden
onder werktijd aangeboden.
• De Rotterdamse aanpak richt zich op statushouders die zowel de Z-route als de B1-route
volgen. Leerwerktrajecten zijn de kern van deze proef.
• Eindhoven richt zich ook op statushouders die de Z-route of B1-route volgen. Zij worden
intensief begeleid naar werk door een specialist re-integratie voor statushouders,
die ook de inburgering monitort. Na de plaatsing van de statushouder bij een werkgever
biedt gemeente een jobcoach en taalbegeleiding op de werkvloer aan.
De proeven zijn zeer divers. Dat is goed, want dan kan optimaal worden onderzocht
welke aanpakken in verschillende situaties het beste werken om statushouders vroegtijdig
toe te leiden naar een betaalde baan in combinatie met hun inburgeringstraject. De
gemeenten die deelnemen aan de proeven zijn ook enthousiast over de startbanen en
willen meer statushouders laten deelnemen. Zij willen dan ook graag de proeven verlengen.
Hierover ben ik met hen in gesprek. Ook ontvang ik signalen van andere gemeenten en
arbeidsmarktregio’s dat zij enthousiast zijn om een proef met startbanen te beginnen.
Ik ga de komende periode in gesprek met hen over nieuwe proeven en over welke vorm
hiervoor passend is.
In het eerste kwartaal van 2025 informeer ik uw Kamer over de eerste inzichten van
de huidige proeven startbanen en over of ik nieuwe proeven ga starten.
Subsidieregeling voor werkgevers
Met de subsidieregeling voor werkgevers geef ik een impuls aan werkgevers om statushouders
duurzaam in dienst te nemen. Ik ben mij ervan bewust dat het duurzaam inzetten van
statushouders een extra investering vraagt van werkgevers. Een groot deel van de statushouders
kent een onvoldoende beheersing van de Nederlandse (vak)taal en is onvoldoende op
de hoogte van de (werk)cultuur die geldt in Nederlandse organisaties.9
De regeling ondersteunt werkgevers bij activiteiten gericht op het leren van de vaktaal
en de Nederlandse (werk)cultuur.
De opzet van de regeling is uitgewerkt in overleg met werkgeversorganisaties, gemeenten,
partijen uit de arbeidsmarktregio’s en maatschappelijke organisaties.
De internetconsultatie staat momenteel open. Het eerste tijdvak wordt in september
opengesteld. Hier is € 2.500.000 voor beschikbaar. Ik verwacht dat ik eind dit jaar
beslist heb over de subsidieverlening van de aanvragen die zijn gedaan in het eerste
tijdvak. Een werkgever kan € 6.000 subsidie per statushouder aanvragen met een maximum
van € 24.000 voor vier statushouders per organisatie.
Om voor subsidie in aanmerking te komen moet een werkgever aangeven hoe de begeleiding
wordt georganiseerd en hoe de Nederlandse vaktaal op de werkvloer en de (bedrijfs-)cultuur
wordt bijgebracht. Ook moet de werkgever verklaren dat na subsidieverlening de statushouder(s)
een (leer)-arbeidsovereenkomst wordt aangeboden voor 20 uur per week voor de duur
van ten minste één jaar.
De regeling is een goed voorbeeld van hoe ingezette activiteiten elkaar versterken.
Want regionale verbinders spelen hierbij een belangrijke rol. Zij vervullen in hun
arbeidsmarkregio’s een spilfunctie tussen werkgevers en gemeenten bij het opzetten
en opschalen van trajecten voor statushouders waarin vaktaal, werk en opleiding worden
gecombineerd. De regeling biedt ook een stimulans aan werkgevers in de regio’s waar
de pilots startbanen zijn om duale trajecten op te zetten voor statushouders die zich
recent in een gemeente vestigden.
Naast de subsidieregeling ben ik van plan om een aanvraagtijdvak van sociale innovatie
onder het Europees Sociaal Fonds (ESF+) open te stellen voor projecten die gericht
zijn op statushouders of Oekraïense ontheemden. Ik verwacht dit tijdvak eind dit jaar
te openen. De beschikbare middelen voor de prioriteit sociale innovatie binnen de
programmering van ESF+ stuurde de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
op 21 oktober 2022 naar uw Kamer10.
Zoals ik heb aangekondigd in de Uitvoeringsbrief Inburgering11 ben ik begonnen met het uitwerken van ambitieuze streefcijfers voor de arbeidsmarktparticipatie
van statushouders, gerelateerd aan de Wet Inburgering 2021. Begin april publiceert
het CBS het eerste dashboard en jaarrapport van de Statistiek Wet inburgering. Die
eerste publicaties gaan over het jaar 2022 en geven inzicht in de arbeidsparticipatie
van inburgeringsplichtige statushouders onder de Wi2021 in de azc-tijd. In september
volgen dan de CBS-publicaties over het jaar 2023 waarmee we een eerste beeld krijgen
van de arbeidsparticipatie van statushouders in het eerste jaar na vestiging in de
gemeente. Op basis van deze realisatiecijfers bepaal ik wat ambitieuze niveaus zijn
van de streefcijfers. Het gaat in ieder geval om een streefcijfer gericht op het verhogen
van de arbeidsparticipatie van statushouders in de eerste jaren van de inburgering
en een streefcijfer gericht op de verhoging van de arbeidsparticipatie van vrouwelijke
statushouders.
Ik maak ook gebruik van de geleerde lessen van de Oekraïense ontheemden12. De helft van hen was binnen een jaar aan het werk. Er zijn verschillen in de omstandigheden
van ontheemden uit Oekraïne en die van statushouders. Dat heb ik meegewogen. Ontheemden
uit Oekraïne konden meteen aan de slag, kregen geen asielprocedure en zijn vrijgesteld
van de inburgeringsplicht. Aan de andere kant hebben statushouders zekerheid over
hun toekomst in Nederland en zijn zij verzekerd van taalonderwijs als onderdeel van
hun inburgering. Het belang en effect van snelle participatie is echter helder en
wordt in de geleerde lessen bevestigd. Dit inzicht heb ik gebruikt in het plan van
aanpak «statushouders aan het werk» en de uitwerking daarvan. Zo richt ik mij met
onder andere de meedoenbalies, de proeven van startbanen en de regionale verbinders
op een snelle participatie van asielzoekers en statushouders in onze samenleving.
Ook de geleerde lessen van Oekraïense ontheemden over het informele netwerk en de doelgroep betrekken bij het
vinden van oplossingen van knelpunten, heb ik meegenomen in de uitvoering van de activiteiten
van het plan van aanpak. Panels van statushouders denken bijvoorbeeld mee over de
subsidieregeling voor werkgevers. Hierbij is hun inbreng over de vormgeving van de
subsidieregeling meegenomen.
Overige initiatieven
Naast het plan van aanpak zijn er initiatieven van individuele werkgevers uit sectoren
om statushouders te begeleiden naar een duurzame baan. Ook gemeenten zetten zich in
voor het opzetten van leerwerktrajecten voor statushouders in publieke sectoren. Hier
zoeken zij de samenwerking met opleidingsinstellingen, maatschappelijke organisaties
en werkgevers. Daarnaast zijn er sectorale initiatieven van verschillende ministeries
waarin nauw wordt samengewerkt met branches.
Initiatieven sectoren
Juist met de krapte op de arbeidsmarkt ben ik blij dat organisaties zelf acties ondernemen
om statushouders in te zetten. Zo zijn er succesvolle pilots en proeftuinen voor leerwerktrajecten
met statushouders in de bouw, installatietechniek en bij verschillende netbeheerders13, 14.
Gemeentelijke initiatieven
Ik ben verheugd dat er het afgelopen jaar bij diverse gemeenten initiatieven in gang
gezet zijn om statushouders te begeleiden naar betaald werk en/of duale trajecten
in vooral kraptesectoren. Enkele voorbeelden:
• De gemeente Utrecht en de Hogeschool Utrecht gaan drie leerwerktrajecten voor statushouders
opstarten, het U-Matchproject. Het doel hiervan is dat statushouders in Utrecht hierdoor
tijdens hun inburgering naar een vaste baan toewerken en dat tekorten op de arbeidsmarkt
aanpakt. De inburgeraars volgen eerst een voortraject waarin ze kennismaken met verschillende
sectoren en eventueel kennis bijschaven. Ze krijgen ook ondersteuning op het gebied
van taal. Mobiliteitsbedrijf Transdev is de eerste partner in dit nieuwe project.
• In de gemeente Tilburg worden statushouders opgeleid tot zorgondersteuner. In september
2023 is door 8 organisaties een samenwerkingsovereenkomst getekend voor «Kansrijk».
Hiermee biedt de gemeente statushouders en jonge vluchtelingen een leerwerkplek aan,
met als doel uitstroom naar (betaald) werk in een van de Tilburgse zorgorganisaties
voor mensen met een beperking. In oktober 2023 zijn de eerste 20 deelnemers gestart.
Dit zijn 15 statushouders en 5 jonge vluchtelingen.
Sectorale aanpakken Rijksoverheid
In aanvulling op de hierboven genoemde maatschappelijke bewegingen heb ik samen met
andere collega’s uit het kabinet sectorale aanpakken ontwikkeld die bijdragen aan
het aan het werk helpen van statushouders.
Sectorale ontwikkelpaden kraptesectoren
Ik zet mij samen met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister
voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen in voor het ontwikkelen en implementeren
van sectorale ontwikkelpaden voor kraptesectoren. We doen dit in samenwerking met
en onder eigenaarschap van brancheorganisaties van deze sectoren en in afstemming
met de vakbonden en O&O-fondsen. We willen hiermee drie dingen bereiken, namelijk
dat het gemakkelijker wordt voor mensen om in te stromen in een sector (1), om over
te stappen naar een andere sector (2) of om binnen een sector door te stromen of breder
inzetbaar te zijn (3).
De ontwikkelpaden zijn bedoeld voor werkenden én werkzoekenden, onder wie ook statushouders.
In de ontwikkelpaden staan opeenvolgende functies, ook instapfuncties, in sectoren
op een rij, met daaraan gekoppeld (delen van) opleidingen, die grotendeels in de praktijk
kunnen worden gedaan. SZW en OCW stimuleren werkgevers, opleiders en partijen in de
arbeidsmarktregio’s met zicht op verschillende groepen werkzoekenden om deze ontwikkelpaden
te gebruiken. Specifieke aandacht gaat uit naar de ondersteuning die statushouders
en Oekraïense ontheemden nodig hebben. Ook betrekt SZW bij de implementatie van ontwikkelpaden
de regionale verbinders en de subsidieregeling voor statushouders. Op 1 november 2023
verscheen het ontwikkelpad kinderopvang, waarmee al minimaal 22 arbeidsmarktregio’s
aan de slag zijn gegaan. Zo zet de regio Midden-Utrecht onder andere in op het opleiden
van anderstaligen voor de kinderopvangsector. Samen met brancheorganisaties, relevante
departementen en andere landelijke en regionale organisaties ontwikkelt mijn ministerie
ook voor en met andere sectoren ontwikkelpaden en daarmee extra baankansen voor statushouders
Deze samenwerking is al gestart in de sectoren van de techniek, bouw en energie, ouderenzorg,
gehandicaptenzorg en sociaal werk en de groen- en hovenierssector. De sectorale, gemeentelijke
en departementale initiatieven die ik hieronder nog beschrijf, betrekken we ook daarbij.
Zorg & Welzijn
De Minister van VWS presenteerde op 12 december 2023 een integraal plan om statushouders
met een achtergrond in de zorg te faciliteren om in de zorg te gaan werken15. In dit plan komen naast algemeen sociale aspecten ook specifieke gezondheidszorgaspecten
en regionale aspecten aan de orde.
Zo draagt VWS bijvoorbeeld financieel bij aan de ontwikkeling van cultuurmodules.
Die moeten inzicht geven in de Nederlandse manier van werken en cultuur in de gezondheidszorg.
Gestart wordt met een cultuurmodule voor tandartsen die de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT) nu ontwikkelt en die in de eerste
helft van 2024 beschikbaar komt. Voor verpleegkundigen en artsen wordt op dit moment
verkend wie deze cultuurmodule kan ontwikkelen.
Ook heb ik samen met mijn ambtgenoot van VWS de stichting voor Vluchteling-studenten
UAF gevraagd een project uit te werken voor gevluchte zorgprofessionals. Het UAF is
een stichting die vluchtelingen begeleidt op het gebied van studie en werk. Over dit
project heb ik u in de vorige voortgangsbrief van het plan van aanpak geïnformeerd
(Kamerstuk 32 824, nr. 389). Doel van het project is (in de woorden van UAF die het project verzorgt): «Haal
gevluchte zorgprofessionals uit de wachtkamer». Om dit doel te bereiken worden stage-
en baankansen gecreëerd in samenwerking met medische mentoren en zorginstellingen.
Het eerste programma is 1 juli 2023 afgerond en heeft 68 matches opgeleverd. Van juli
2023 tot en met december 2023 zijn er nog eens 53 werk- of stageplekken gevonden en
matches gemaakt met mentoren of buddy’s op de werkvloer. Daarnaast ben ik verheugd
dat UAF er steeds meer in slaagt het project te verduurzamen. Naast het OLVG waar
op regelmatige basis een gevluchte arts geplaatst kan worden en het UMCG waar in januari
2024 een vierde groep verpleegkundigen start, hebben gezondheidscentra in Almere,
Haaglanden Medisch Centrum en LUMC aangegeven een duurzame samenwerking aan te willen
gaan. Alle drie bieden praktijkervaringsplaatsen voor gevluchte artsen. Uit de tussentijdse
evaluatie van UAF komt naar voren dat mentoren zelf ook hun kennis en interculturele
vaardigheden willen vergroten.
Techniek & Industrie
Ik zet mij samen met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister
van Economische Zaken en Klimaat in op het aanpakken van de arbeidsmarktkrapte in
de klimaat- en digitale transitie, met het «Actieplan Groene en Digitale Banen». Dit
Actieplan is ook een goede kans om statushouders te begeleiden naar werk in de techniek
en ICT. Eén van de actielijnen in dit plan is van de technische werkgevers (Industriecoalitie). Zij gaan zich specifiek richten op het creëren van meer mogelijkheden voor
statushouders om in deze sectoren aan het werk te gaan. De bonden en de zes brancheorganisaties
van de sectoren bouw, techniek en energie werken dit momenteel gezamenlijk uit. De
ambitie is om een significant aantal banen in deze sectoren te laten invullen door
statushouders. Dit wordt verbonden aan de inzet van de Minister OCW, de Minister voor
Armoedebeleid, Participatie en Pensioen en mijzelf bij het creëren van sectorale ontwikkelpaden
voor deze sectoren. Op 30 januari 2024 was de succesvolle kick-off van het plan van
aanpak met alle verbonden partijen.
Onderwijs
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs heeft een subsidieregeling voor middelbare
scholen opgesteld voor het opleiden en begeleiden van een statushouder die als docent
aan de slag gaat. Een middelbare school kan € 10.000 subsidie krijgen. Met deze regeling
hopen we de stap naar het onderwijs te verkleinen voor statushouders die potentie
hebben om in Nederland voor de klas te staan.
Dit draagt bij aan vermindering van het lerarentekort en biedt deze nieuwkomers perspectief
op de arbeidsmarkt. De subsidieregeling is bedoeld voor statushouders waarvan hun
buitenlandse lesbevoegdheid of buitenlandse getuigschrift Engelse taal, Franse taal,
wiskunde, natuurkunde, scheikunde, informatica of techniek minimaal gelijk gewaardeerd
is aan een Nederlands hoger-onderwijsdiploma.
Toezeggingen
Tijdens het Commissiedebat Integratie en Inburgering van 13 april jl. (Kamerstuk 32 824, nr. 386) heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over ondernemerschap onder statushouders.
Ik heb een eerste verkenning uitgevoerd, o.a. met het Ministerie van EZK, de Kamer
van Koophandel, een aantal gemeenten, verschillende private organisaties en wetenschappers
en experts. Deze verkenning geeft het volgende beeld.
Ondernemerschap door statushouders komt weinig voor. Van alle 18- tot 65-jarige statushouders
werkt bijna 5% als zelfstandige. De meeste statushouders kiezen voor een baan in loondienst16. Ondernemerschap voor statushouders is niet zonder risico’s. Door faillissement kunnen
zij in financiële problemen raken. Uitbuiting, schijnzelfstandigheid en misleiding
liggen op de loer, omdat veel statushouders de Nederlandse taal onvoldoende spreken,
een gebrek aan kennis hebben over Nederlands ondernemerschap en de Nederlandse wetgeving.
Andere vaak genoemde belemmeringen zijn moeite met het verkrijgen van financiële middelen
en onvoldoende ondersteuning vanuit gemeentelijke instanties.
Tegelijkertijd wordt ondernemerschap door statushouders genoemd als kans voor statushouders
op arbeidsdeelname. Het parttime ondernemen in de bijstand (PTO) wordt gezien als
een waardevolle kans voor statushouders, en er bestaan tal van (vooral particuliere)
initiatieven om hen te helpen bij het starten van een eigen bedrijf. Bovendien hebben
statushouders vaak transnationale netwerken, wat hen een voorsprong kan geven ten
opzichte van autochtone ondernemers bij het opbouwen van klantenkringen.
Uit de verkenning blijkt verder dat er nog veel onduidelijkheden zijn. De beschikbare
gegevens over ondernemersaanvragen, succesvolle bedrijfsverhalen en faillissementen
van statushouders zijn niet up-to-date. Hierdoor ontbreekt een volledig beeld van de situatie en van mogelijke succesvolle
interventies voor statushouders om, door middel van ondernemerschap, duurzaam te participeren.
Kortom, de eerste verkenning biedt geen eenduidig beeld over ondernemerschap onder
statushouders. Om beter in te kunnen schatten of ondernemerschap verder gestimuleerd
moet worden, doe ik aanvullend onderzoek.
Het gaat dan om onderzoek in de praktijk over vragen als: Wat hebben statushouders
nodig voor succesvol ondernemerschap? Wat zijn belemmeringen waartegen zij aanlopen?
Is publiek-private samenwerking op dit terrein mogelijk?
Slot
Ik ben blij dat werkgevers, gemeenten en andere partijen die een rol spelen om statushouders
aan het werk te helpen elkaar steeds beter weten te vinden. Hierdoor ontstaan bijvoorbeeld
steeds meer (leer) werktrajecten voor statushouders. De partners uit de Taskforce
Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt zetten samen de schouders onder het plan van aanpak «statushouders aan het werk»
om praktische belemmeringen in de toetreding tot de arbeidsmarkt te verminderen.
Het structureel verbeteren van de arbeidsmarktpositie van statushouders en asielzoekers
is belangrijke pijler van succesvolle integratie en vraagt, naast de gezamenlijke
inzet, een lange adem. Ik blijf mij hiervoor inzetten, omdat succesvol integreren
in de maatschappij een win-winsituatie oplevert voor statushouders, asielzoekers,
werkgevers en de samenleving als geheel. Ik informeer uw Kamer over de verdere voortgang
van het plan van aanpak «statushouders aan het werk» in het eerste kwartaal van 2025.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid