Brief regering : Reactie op de vraag wat het betekent voor het vestigingsklimaat in Nederland en de vergunningverlening als de natuurherstelverordening al dan niet wordt aangenomen
21 501-08 Milieuraad
Nr. 939
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 maart 2024
Naar aanleiding van verzoek van de vaste Kamercommissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(21501-08-935/2024D09667) ga ik in deze brief in op de vraag wat het betekent voor het vestigingsklimaat en
de vergunningverlening als de natuurherstelverordening al dan niet wordt aangenomen.
Na het politiek akkoord dat is bereikt in november 2023 heb ik op verschillende momenten
de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de onderhandelingen en de appreciatie
van het kabinet van deze uitkomsten, zoals in mijn brieven van 24 november1 en 8 december 20232 over de stand van zaken en de uitkomst van de onderhandelingen.3 Vervolgens heb ik op 28 februari het Impact Assessment en op 1 maart jl. de kabinetsappreciatie
van het Impact Assessment over de Natuurherstelverordening toegezonden aan de Tweede
Kamer.4 Hierbij hoorde ook de het juridisch advies zoals opgesteld door Berenschot over de
juridificering en de eventuele benodige toesting.
Voor wat betreft de impact van de Natuurherstelverordening op Nederland verwijs ik
graag naar het uitvoerige Impact Assessment dat is uitgevoerd op basis van de definitieve
tekst van de verordening. Het Impact Assessment komt met een vergelijkbare uitkomst
als de eerdere Quick Scan5, en bevestigt het bestaande beeld dat Nederland rondom natuur, stikstof, water en
klimaat nog grote stappen moet zetten. Daardoor is de opgave groot, maar is in grote
mate ook deel van een reeds bestaande opgave. Met de Natuurherstelverordening wordt
geprobeerd de negatieve impact op de leefomgeving zo veel mogelijk tegen te gaan,
maar het is erg ingewikkeld om in algemene zin te bepalen wat de de invloed van aanname
of verwerping van de verordening is op het Nederlandse vestigingsklimaat.
De verordening heeft op de lange termijn positieve effecten op de brede welvaart in
Nederland, en in Europa, wanneer we kijken naar natuur, milieu en kwaliteit van de
leefomgeving. Het kabinet erkent dat met name de lange termijndoelen voor 2040 en
2050 uit de Natuurherstelverordening een forse opgave betekenen voor Nederland, gezien
de huidige staat en neerwaartse trend van biodiversiteit in Nederland. Het stoppen
van deze neerwaartse trend en het herstellen van biodiversiteit levert tegelijkertijd
veel op, zoals ook uit het Impact Assessment blijkt. Deze laat zien dat de verordening
diverse maatschappelijke baten zal opleveren, zoals het verbeteren van biodiversiteit
en ecosysteemdienstenwaaronder (drink)watervoorziening, bodem-, lucht- en waterkwaliteit,
klimaat en voedselvoorziening. Daarnaast kan de verordening een positieve invloed
hebben op het vestigingsklimaat,de vastgoedwaarde en op de bevordering van sociale
cohesie. De verordening kan echter ook negatieve effecten hebben, zoals verdringingseffecten
en verstoring van sociale cohesie. Om deze negatieve effecten te minimaliseren en
de positieve effecten te maximaliseren, is zorgvuldige uitvoering en monitoring van
de verordening van cruciaal belang.6 Uit het Impact Assessment blijkt verder dat in algemene zin kan worden gesteld dat
de kosten-baten analyse voor het onderdeel vestigingsklimaat positief uitpakt.
Wat er gebeurt met het vestigingsklimaat in Nederland als de Natuurherstelverordening
niet wordt aangenomen, naast de hierboven geschetste gevolgen voor de leefomgeving,
valt op dit moment moeilijk te zeggen. Uit de verschillende, hierboven aangehaalde
analyses blijkt dat de baten van het herstellen van de natuur zeker opwegen tegen
de kosten. Daarnaast merk ik op dat het kabinet in algemene zin voorstander is van
het maken van afspraken over natuur en milieubeleid op Europees niveau omdat dit bij
kan dragen aan het creëren van een gelijk Europees speelveld en daarmee een mogelijke
positieve invloed zou kunnen hebben op het Nederlandse vestigingsklimaat. Tot slot
zal het succes en de impact van de verordening ook afhangen van de mate waarin de
Nederlandse economie er in slaagt zich aan te passen en zich daarmee zal houden aan
het beperken van de ecologische voetafdruk. Hoe beter dit slaagt, hoe positiever de
effecten ook voor het vestigingsklimaat zullen zijn.
De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van der Wal, minister voor Natuur en Stikstof