Brief regering : Beantwoording vragen gesteld tijdens het commissiedebat Spoor van 7 maart 2024, over het beter handhaven van het OV-verbod voor veelplegers
29 984 Spoor: vervoer- en beheerplan
               23 645
                Openbaar vervoer
         
Nr. 1185
                   BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 maart 2024
Met deze brief stuur ik u mijn antwoorden op de vragen die tijdens het commissiedebat
                     spoor op 7 maart nog niet (volledig) waren beantwoord.
                  
In de Kamerbrief Stand van zaken en vooruitblik ontwikkelingen OV en Taxi, die ik
                     u op 8 maart heb gestuurd, beantwoord ik de vraag van Kamerlid Heutink over het beter
                     handhaven van het OV-verbod voor veelplegers.1
Hiernaast informeer ik uw Kamer in deze brief, naar aanleiding van een eerdere vraag,
                  over de alternatieve bekostiging van een hoogwaardige OV-verbinding tussen Amsterdam-Schiphol
                  en Haarlemmermeer. Ook benut ik deze brief om de uw Kamer te informeren over de jaarrapportage
                  ontwikkelingen spoorgoederenverkeer in 2023 van ProRail en de toezegging uw Kamer
                  te informeren over de verkenning naar de mogelijke scenario’s voor het hoofdrailnet
                  op de lange termijn.2
Vragen van het Kamerlid Stoffer (SGP) over trillingen
Vraag
Er zijn nu veel cijfers over trillinghinder. Maar hoe moeten wij, en omwonenden, die
                     waarderen? Is de Beleidsregel trillinghinder spoor voldoende?
                  
Antwoord
Dankzij onderzoek van onder andere het RIVM weten we meer over spoortrillingen en
                     de hinder die omwonenden daardoor ervaren.3 Zoals ik schreef in mijn brief van juni jl.4 ben ik bezig met het voorbereiden van keuzes over een landelijke aanpak. Daarvoor
                     benut ik het uitgevoerde onderzoek en in deze voorbereiding
                  
bezie ik ook of de Beleidsregel trillinghinder spoor een voldoende adequaat instrument
                     is. Het is nog te vroeg om op deze keuzes vooruit te lopen. Ik streef ernaar u dit
                     jaar opnieuw te informeren.
                  
Vraag
De SGP is benieuwd wat de stand van zaken is met betrekking tot de bronaanpak spoortrillingen.
                     Er is onderzoek gedaan naar innovaties. Er zijn ook praktijkproeven gedaan. Maar wat
                     wordt er gedaan met de uitkomsten?
                  
Antwoord
De innovatieagenda bronaanpak spoortrillingen wordt uitgevoerd door ProRail en loopt
                     nog tot en met 2025. Over de stand van zaken zal ik u in mijn volgende brief op de
                     hoogte brengen.5 Positieve resultaten uit de innovatieagenda, zoals «under sleeper pads» (rubberen
                     matjes onder het spoor) en de rubberen overwegbevloering, pas ik momenteel toe in
                     het «Minder Hinder-pakket» gekoppeld aan de werkzaamheden in Duitsland om de Betuweroute
                     beter aan te sluiten op het Duitse spoornetwerk («het Derde spoor»). Met dat pakket
                     beoog ik de toenemende hinder door omleidingen van goederentreinen door Zuid- en Oost-Nederland
                     te beperken.
                  
Vraag
Kan de aanpak van locaties met de meeste trillinghinder meegenomen worden in het MeerJarenProgramma
                     Geluidsanering (MJPG)?
                  
Antwoord
Het MJPG is specifiek gericht op het beperken van geluid. Trillingen zijn een wezenlijk
                     ander probleem, waardoor het combineren van maatregelen niet mogelijk is. Daarnaast
                     zijn de plannen voor de maatregelen in het MJPG inmiddels afgerond en ingediend, en
                     wil ik bewoners – die vaak al jaren uitkijken naar de maatregelen uit het programma
                     – niet langer dan nodig wil laten wachten op het daadwerkelijk realiseren van de maatregelen.
                     Om deze genoemde redenen neem ik trillingshinder dus niet mee in het MJPG.
                  
Vraag van het Kamerlid Veltman (VVD) over arrangementen MaaS
Vraag
Waarom is het nog niet zwart op wit geregeld dat NS mogelijkheden aanbiedt voor flexibele
                     vervoersconcepten?
                  
Antwoord
In de nieuwe HRN-concessie (2025 – 2033) heb ik met NS afspraken gemaakt over Mobility as a Service (hierna MaaS). Dit betreft de verkoop en betaling van NS-kaarten via derden zoals
                     bedrijvenkaartenaanbieders en MaaS-dienstverleners. Op die manier draagt deze concessie-afspraak,
                     artikel 44, bij aan een level playing field. NS zet zich ook nu al in voor MaaS. MaaS
                     gaat om het plannen, boeken en betalen van al het mogelijke vervoer via applicaties,
                     maar vooral ook om combinaties van verschillende soorten modaliteiten. Hierdoor wordt
                     een deur-tot-deur reis op maat en volgens de wensen van de reiziger mogelijk gemaakt.
                  
In 2023 heeft de ACM op verzoek van IenW onderzocht of er een gelijk speelveld is
                  voor alle aanbieders van mobiliteitsarrangementen. Op basis hiervan concludeert de
                  ACM in haar rapport6 dat het beleid van NS in de basis geschikt is om een gelijk speelveld te borgen.
                  Tegelijkertijd geeft de ACM aan dat er nog ruimte is voor verbetering in de invulling
                  en dat hierbij enkele aspecten aanpassing behoeven. Over de conclusies van de ACM
                  ben ik in overleg getreden met NS. Ik heb NS hierbij gewezen op het belang van het
                  doorvoeren van verbeteringen om nog beter een gelijk speelveld te borgen. Het is de
                  verantwoordelijkheid van NS om hier nader invulling aan te geven. Via de concessie-afspraak
                  kan ik NS hierop aanspreken.
               
Vragen van het Kamerlid Bamenga (D66) over de verbouwing van Amsterdam Zuid
Vraag
De verbouwing van Amsterdam Zuid dreigt opnieuw vertraging op te lopen als gevolg
                     van het uitblijven van Europese subsidie. Wat betekent dit voor de reiziger? Kan de
                     Staatssecretaris toezeggen er alles aan te doen om vertraging te voorkomen en de Kamer
                     hierover te informeren?
                  
Antwoord
Een artikel uit het Parool van 7 maart jl. suggereert dat het project Derde Perron
                     duurder wordt en er vertraging dreigt door een afgewezen subsidieaanvraag bij de Europese
                     Commissie. Dit is niet het geval.
                  
In de businesscase van het project is rekening gehouden met bijdragen van derden voor
                     € 35 mln. Er is daarmee geen sprake van een tegenvaller of een onverwacht risico.
                     Dit is onderdeel van de afspraken zoals die zijn gemaakt in het BO MIRT van november
                     2022. Ik zoek hiervoor financiering van andere partijen, zoals de Europese Commissie
                     en/of NS Stations, als beoogd eigenaar.
                  
Zoals het Parool schrijft, heeft de EC een eerder subsidieverzoek voor werkzaamheden
                  aan de OV-terminal in het kader van Zuidasdok afgewezen. Ik heb hiervoor inmiddels
                  een nieuw verzoek ingediend. De komende jaren zullen aanvragen worden ingediend, zodra
                  er nieuwe werkzaamheden worden opgestart die leiden tot beter internationaal treinverkeer.
                  De financiering dient rond te zijn als de projectbeslissing voorligt. Dat is naar
                  verwachting in 2028.
               
Er is op dit moment geen sprake van (dreigende) vertraging van het project derde perron
                  Amsterdam Zuid. Wel is het project afhankelijk van de (tijdige) uitvoering van Zuidasdok.
                  Ik doe er alles aan om het project op tijd gereed te hebben, zodat de internationale
                  treinreiziger in de toekomst kan profiteren van goede verbindingen vanaf station Amsterdam
                  Zuid. Ik informeer de Kamer met de gebruikelijke MIRT-brieven en het MIRT-projectenboek
                  over de voortgang.
               
Vragen van het Kamerlid Grinwis (CU) over het vervoer van gevaarlijke stoffen
Vraag
Tussen Deventer en Hengelo mogen per jaar maar 210 ketelwagens met brandbaar gas rijden,
                     maar in 2022 waren het er zeven keer zo veel, 1.449. En de 1.000 ketelwagens met zeer
                     brandbare vloeistof werden er 2.153, meer dan twee keer zo veel. Waarom wordt dit
                     gedoogd, is mijn vraag aan de Staatssecretaris. Mist zij instrumenten om te handhaven?
                     Welke alternatieven zijn er eigenlijk? Hoe kan ProRail het vervoer weer binnen de
                     veiligheidsnormen krijgen?
                  
Antwoord
Deze zorgen over het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor zijn mij bekend; dit
                     is een van de redenen om te werken aan het robuust Basisnet.
                  
Het vervoer van gevaarlijke stoffen is veilig en het basisbeschermingsniveau is nergens
                  in het geding geweest.7 Mijn permanente streven is om de veiligheid van het vervoer van gevaarlijke stoffen
                  te verstevigen waar dit kan. Zo werk ik continu aan de internationale veiligheidsvoorschriften
                  voor dit vervoer, zijn er verschillende convenanten gericht op het vervoer van chloor,
                  ammoniak en brandbare gassen en vloeistoffen.
               
Het basisnet heeft als doel de belangen van een veilige omgeving en het vervoer van
                     gevaarlijke stoffen duurzaam in evenwicht te brengen. Daarbij worden geen normen gesteld
                     aan het aantal wagons, dat op een bepaalde locatie mag rijden, maar worden risicoplafonds
                     gesteld. Zoals uit de eerder genoemde evaluatie van het Basisnet duidelijk werd, blijkt
                     het rechtstreeks sturen op de risicoplafonds niet te werken, mede omdat hier onvoldoende
                     instrumenten voor zijn. De internationale regelgeving schrijft namelijk voor dat als
                     een bedrijf dat gevaarlijke stoffen wil vervoeren en voldoet aan de hoge veiligheidseisen
                     die hiervoor internationaal en Europees bestaan, dit vervoer moet worden toegelaten.
                  
Het toezicht op en de handhaving van de veiligheid van de transportmiddelen en de
                     infrastructuur wordt gedaan door de Inspectie Leefomgeving en Transport. De handhaving
                     van deze twee onderdelen zijn een belangrijk uitgangspunt voor de veiligheid van het
                     vervoer van gevaarlijke stoffen.
                  
Vraag
Moeten we hierbij niet ook denken aan tariefdifferentiatie voor treinpaden?
Antwoord
In het kader van het Toekomstbeeld Spoorgoederenvervoer kijk ik onder meer naar het
                     vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor. Hierbij bezie ik de wenselijkheid
                     en de voor- en nadelen van verschillende instrumenten.
                  
Tariefdifferentiatie ligt gelet op de Europese regelgeving voor de gebruiksvergoeding
                     op het spoor niet voor de hand.
                  
Vragen van de Kamerleden Stoffer (SGP) en Van der Plas (BBB) over een robuust Basisnet
Vraag van de heer Stoffer (SGP)
Er is behoefte aan meer nationale regie en aan een robuust Basisnet. Regio's hebben
                     immers te maken met woningbouwopgaven langs het spoor. Hoe gaat de Staatssecretaris
                     hierop doorpakken?
                  
Vraag van mevrouw Van der Plas (BBB)
Kan de Staatssecretaris schetsen wat de tijdlijn is om te komen tot een robuust Basisnet?
Antwoord op beide vragen
De leden van de SGP en BBB hebben gevraagd naar de tijdlijn die ik voor mij zie om
                     te komen tot een robuust Basisnet. In de brief en evaluatie van het Basisnet die ik
                     u in oktober 20238 heb toegestuurd wordt nogmaals onderstreept dat het Basisnet niet functioneert zoals
                     bedoeld en ook niet afdoende kan functioneren. In die brief heb ik ook de lijnen uitgezet
                     voor het robuuste Basisnet. Ik werk aan de afronding van dit traject, en zal zoals
                     toegezegd tijdens het commissiedebat Spoorveiligheid van 7 februari jl. voor de zomer
                     uw Kamer informeren over de opties o.a. wat betreft de verantwoordelijkheidsverdeling.
                     Ik streef ernaar om na de zomer, waar mogelijk in afstemming met de decentrale overheden,
                     tot een definitief voorstel voor het robuuste Basisnet te komen.
                  
Vragen van het Kamerlid Van Dijk (NSC) over Abellio
Vraag
Dan is er de buitenlandse deelneming die al werd genoemd, Abellio in Duitsland, die
                     opnieuw verlieslatend is. Welke meerwaarde ziet de Staatssecretaris in deze verlieslatende
                     deelneming?
                  
Antwoord
Buitenlandse concessies of activiteiten van NS vallen buiten mijn rol als concessieverlener.
                     Mijn zeggenschap over NS beperkt zich tot de HRN-concessie en die richt zich niet
                     tot deze buitenlandse deelneming. Het is dan ook niet aan mij om aan te geven of ik
                     hierin meerwaarde zie.
                  
Vraag
En zo niet, is zij bereid om met de collega van Financiën het gesprek met de NS aan
                     te gaan over het afstoten van dit onderdeel?
                  
Antwoord
De buitenlandse activiteiten betreft een zaak voor de Minister van Financiën als aandeelhouder.
                     Echter, ook de Minister van Financiën heeft geen formele middelen om NS te dwingen
                     met bepaalde activiteiten te stoppen, indien hij dat zou willen. Het initiatief hiervoor
                     ligt bij de onderneming. De Minister van Financiën heeft al eerder toegezegd de Kamer
                     te informeren bij nieuwe ontwikkelingen.9
Vraag van het Kamerlid Koekkoek (Volt) over het standaardiseren van systemen
Vraag
Is de Staatssecretaris bereid om met gelijkgestemde landen zoals Oostenrijk op te
                     trekken, bijvoorbeeld via een white paper, zodat we toch naar een soort gestandaardiseerd
                     spoorsysteem toe kunnen?
                  
Antwoord
Ik deel het belang hiervan en de urgentie, die uit de vraag spreekt. Een white paper
                     lijkt me echter niet de juiste stap op dit moment, vooral omdat er al veel gebeurt.
                     Laat ik enkele voorbeelden geven.
                  
In Europees verband wordt gewerkt aan afspraken over interoperabiliteit. Dat betreft
                  treinbeveiliging, energievoorziening, infrastructuur, data uitwisseling etc. Dat mondt
                  uit in zogeheten Technische Specificaties voor Interoperabiliteit (TSI) die we op
                  EU-niveau vaststellen. Met deze harmonisatie wordt het gemakkelijker gemaakt om treinen
                  internationaal te laten rijden zonder bijvoorbeeld verschillende beveiligingssystemen.
                  ProRail vervult hierin een belangrijke rol als infrabeheerder.
               
Dat wil niet zeggen dat de systemen automatisch goed op elkaar aansluiten. Binnen
                  de specificaties is nog veel ruimte voor maatwerk en interpretatieverschillen en versies
                  volgen elkaar snel op. Bij de Europese standaard voor treinbeveiliging (ERTMS) passen
                  we daarom onze werkwijze hierop aan en hebben we veel overleg met andere lidstaten
                  en in het bijzonder met Duitsland.
               
Daarnaast werken we al sinds een aantal jaar nauw samen met alle lidstaten in Europa
                  in het Platform on Internationale Rail Passenger Transport (IRP). Nederland en Oostenrijk
                  zijn hier mede-initiatiefnemers van. We gebruiken dit platform om dergelijke issues
                  te agenderen op Europees niveau. Een voortgangsrapport aan EU-Ministers in Europa
                  wordt voorbereid voor juni 2024.
               
Vraag van het Kamerlid Bamenga (D66) over het in kaart brengen van mogelijkheden om
                     thuiswerken aantrekkelijker en makkelijker te maken
Vraag
Is de Staatssecretaris bereid deze (thuiswerkvergoeding) en andere mogelijkheden in
                     kaart te brengen die het voor meer mensen makkelijker en aantrekkelijker maken om
                     buiten de spits te reizen?
                  
Antwoord
Naar aanleiding van de motie van Olger van Dijk (Kamerstuk 36 410 XII, nr. 43) werk ik op dit moment aan een voorstel voor een landelijke aanpak om woon-werkverkeer
                     beter te spreiden over de dag en de week. Ik zal hierbij de inzichten betrekken uit
                     de evaluatie van de werkkostenregeling (WKR) die het Ministerie van Financiën in 2024
                     laat uitvoeren.
                  
Vraag van het Kamerlid Stoffer (SGP) over het combineren van licht goederen- en personenvervoer
Vraag
Er is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor het combineren van licht goederenvervoer
                     en personenvervoer. De onderzoekers adviseren een proefproject en een programmatische
                     aanpak, maar de Staatssecretaris wil dit aan de markt overlaten. Ik roep haar op om
                     wat meer proactief te zijn in dezen, want wat zou het een mooie win-win zijn als treinen
                     in de daluren niet alleen personen, maar ook pakketjes meenemen.
                  
Antwoord
Het is goed om te horen dat de Kamer interesse toont in innovatieve concepten zoals
                     het combineren van licht goederenvervoer en personenvervoer. Bij licht goederenvervoer
                     wordt bijvoorbeeld gedacht aan post en pakketjes of zogenaamde «droge goederen» zoals
                     verpakt eten- en drinkwaar. Het slim combineren van personenvervoer met deze goederenstromen
                     kan zorgen voor een betere bezetting van het spoor en ondersteunt daarmee onze beleidsdoelen.
                  
In het rapport waar Kamerlid Stoffer naar verwijst wordt het verkrijgen van economische
                     voordelen voor alle stakeholders als één van de belangrijkste randvoorwaarden benoemd.
                     Daarom is het belangrijk eerst meer inzicht te hebben in de achterliggende businesscase
                     van bedrijven. Bij voldoende interesse uit de markt ga ik graag in gesprek over de
                     manier waarop we innovaties als deze kunnen faciliteren.
                  
Overige onderwerpen
Via deze brief beantwoord ik niet alleen een aantal openstaande vragen van het commissiedebat
                  spoor, maar informeer ik uw Kamer ook over drie andere onderwerpen.
               
Alternatieve bekostiging van een hoogwaardige OV-verbinding tussen Amsterdam-Schiphol
                     en Haarlemmermeer
Toen nog onduidelijk was of er vanuit het Rijk een financiële bijdrage (vanuit het
                  Nationale Groeifonds) geleverd zou worden voor de aanleg van de doortrekking van de
                  Noord/Zuidlijn, is door de gemeenten Amsterdam en Haarlemmermeer, de Vervoerregio
                  Amsterdam, Schiphol, ProRail, NS en KLM een studie gedaan naar alternatieve bekostiging
                  van een hoogwaardige OV-verbinding tussen Amsterdam-Schiphol en Haarlemmermeer. Voor
                  de propositie van het Groeifonds is alternatieve bekostiging nogmaals bezien en daarbij
                  is een rapport opgesteld. Dit rapport en bijbehorende oplegger zijn als bijlagen toegevoegd
                  bij deze brief conform toezegging TZ202402–040 aan Kamerlid Bamenga (D66). Deze stukken
                  zijn eerder ook door de opstellers openbaar gemaakt. Momenteel wordt door alle betrokken
                  partijen (rijk en regio) volop gewerkt aan een Verkenning OV-verbinding Amsterdam-Haarlemmermeer
                  («doortrekken Noord/Zuidlijn»). Verwachting is dat de Verkenning in 2025 inhoudelijk
                  kan worden afgerond. Op de huidige Rijksbegroting staan onvoldoende middelen om dan
                  de stap te maken naar de Planuitwerking.
               
Jaarrapportage ontwikkelingen spoorgoederenverkeer in 2023
Voorafgaand aan het Commissiedebat Spoor heb ik uw Kamer geïnformeerd over ontwikkelingen
                  van het spoorgoederenvervoer in Nederland.10 ProRail heeft op 12 maart het Jaarrapport Spoorgoederenvervoer gepubliceerd. In het
                  bij deze brief gevoegde rapport wordt nader ingegaan op de ontwikkeling van het spoorgoederenvervoer
                  in Nederland in 2023 in vergelijking met 2022. Samenvattend is het spoorgoederenvervoer
                  in 2023 met 10 procent gedaald o.a. als gevolg van minder kolenvervoer, verminderde
                  overslag in de zeehavens, de economische situatie en werkzaamheden op Kijfhoek. Hierbij
                  moet worden opgemerkt dat het vervoerd gewicht in 2022 uitzonderlijk hoog was vanwege
                  een aantal uitzonderlijke extra vervoersstromen (zoals meer kolenvervoer), maar dit
                  verklaart de daling slechts ten dele. Ten opzichte van 2021 is een afname van 4% te
                  zien.
               
Langetermijnverkenning marktordening spoor
Begin 2024 ben ik een langetermijnverkenning gestart naar de marktordening op het
                  spoor na afloop van de nieuwe concessie, dus vanaf 2034. Ik verwacht de Kamer daarover
                  in de tweede helft van 2024 nader te informeren.
               
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
                  V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
