Brief regering : Versnellen processen en procedures woningbouw
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 1159
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 maart 2024
Nederland heeft bijna een miljoen woningen nodig vanaf 2022 tot en met 2030. Daarom
is mijn inzet erop gericht om de regie op de volkshuisvesting te hernemen om te kunnen
werken aan voldoende plancapaciteit1 en te sturen op de realisatie van de volkshuisvestingsprogramma’s. Het proces voor
de bouw van een woning – van initiatief tot realisatie – duurt nu gemiddeld tien jaar,
waarvan de daadwerkelijke bouw gemiddeld slechts twee à drie jaar in beslag neemt.
Dat moet en kan sneller, met name in de planfase: er moet sneller worden vergund wat
gebouwd kan worden, en sneller worden gebouwd wat vergund is.
Door de regie te versterken en tegelijkertijd in samenhang daarmee de processen en
procedures voor woningbouw te versnellen, leiden sturing en maatregelen sneller tot
resultaten, wordt de investeringszekerheid vergroot en neemt het woningtekort sneller
af2. Ik onderneem aanvullende acties voor de noodzakelijke versnelling van de planfase
van de woningbouw, het versnellen van processen en procedures.
Tot nu toe
De in het Programma Woningbouw opgenomen actielijn 2 «Sneller van initiatief naar
realisatie» is uitgewerkt in het «Plan van aanpak versnellen processen en procedures
woningbouw»3. Graag meld ik aan uw Kamer de belangrijkste resultaten tot nu toe en de meest concrete
vervolgacties. Daarbij ga ik eerst in op de in het plan van aanpak opgenomen onderwerpen:
het optimaliseren van processen en het versnellen van de procedures. Daarna ga ik
in op het onderzoek van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) naar het benutten van Rijksvastgoed
voor woningbouw en op de ontwikkeling van de aantallen gerealiseerde flexwoningen.
Bij het optimaliseren van processen gaat het om parallel plannen, versterken van uitvoeringscapaciteit,
meer ruimte voor van de stem van de woningzoekenden en om standaardisatie benodigd
voor het opschalen van (industriële) woningbouw. Voor de overzichtelijkheid worden
de acties in deze brief afzonderlijk besproken.
Dat doe ik boven op mijn inzet die is gericht op het doorbouwen in veranderende omstandigheden.
In dat kader maak ik afspraken in de vorm van woondeals en ondersteun ik het sneller
doorbouwen met regelingen zoals de zesde tranche Woningbouwimpuls (€ 300 miljoen)
en eind vorig jaar met de Startbouwimpuls (SBI) van € 300 miljoen4. Dat leidt bij de SBI tot het naar startbouw brengen van ruim 31.000 woningen, waarvan
een groot deel dit jaar al. In het kader van de SBI voerden gemeenten en ontwikkelaars
intensieve gesprekken om bouwplannen (versneld) doorgang te laten vinden5.
Eén onderwerp licht ik er hier vooraf uit: snellere procedures. Zodra er beroep wordt
ingediend, vertraagt de woningbouw vaak en lopen de projectkosten hoog op. Woningcorporaties
stellen dat woningzoekenden daar de dupe van zijn6 en ontwikkelaars presenteren oplossingen voor de hierdoor veroorzaakte vertraging7. Daarom is het mijn voornemen om vóór de zomer de uitkomsten te presenteren van een
onderzoek naar hoe vaak vertraging door procedures voorkomt, wat de oorzaken daarvan
zijn en welke maatregelen ingezet (kunnen) worden om de doorlooptijden te verkorten
en vertraging te voorkomen. Wat betreft beroepsprocedures zijn in het wetsvoorstel
versterking regie volkshuisvesting, dat op 7 maart jl. bij uw Kamer is ingediend8, procedurele versnellingen in de beroepsprocedure opgenomen. Dit leidt in samenhang
met het optimaliseren van de processen tot een versnelling van de gehele doorlooptijd
van woningbouwprojecten.
1. Optimaliseren processen
a. Parallel plannen
Het parallel plannen van de activiteiten in de planfase van de woningbouw leidt in
veel gevallen tot een efficiëntere werkwijze en kortere totale doorlooptijd. Hiermee
kan de planfase mogelijk worden verkort van zes jaar naar twee jaar9. Vier woningbouwprojecten in Sassenheim, Alphen aan den Rijn, ’s-Hertogenbosch en
Eindhoven, en drie grootschalige gebiedsontwikkelingen in Utrecht, Dordrecht en Tilburg
worden sinds eind 2023 als pilot in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties (BZK) intensief begeleid door Fakton. Deze gemeenten, de betrokken
ontwikkelaars en het Rijk passen samen het principe van parallel plannen in de praktijk
toe, en ontwikkelen een werkwijze die in de nabije toekomst breder gaat worden ingezet.
Aan de hand van één pilot licht ik toe hoe dit in de praktijk werkt. In het Novex-gebied
Spoorzone Den Bosch zijn plannen ontwikkeld voor circa 475 woningen waarvan 80% betaalbaar.
Er is een stroomversnelling bereikt door in een compact projectteam van de gemeente
en BrabantWonen, parallel, dus tegelijktijdig, te werken aan een stedenbouwkundig
ontwerp, een plan voor grondexploitatie, milieuonderzoeken, contractering en een aanvraag
voor de Woningbouwimpuls. Met als resultaat dat binnen vier maanden na de start van
de pilot de uitgangspunten voor het project door het college zijn vastgesteld en het
participatietraject is gestart. De komende periode worden de plannen verder uitgewerkt
met als beoogd doel een start bouw 1 januari 2026. Dat betekent een versnelling van
minimaal één tot anderhalf jaar op de genoemde onderdelen.
De tot nu toe behaalde resultaten zijn veelbelovend, bleek bij de landelijke netwerkbijeenkomst
van pilots op 9 februari jl. De voorlopige conclusie is dat de werkwijze van parallel
plannen een «nieuwe norm» stelt. Inzichtelijk is geworden dat het echt mogelijk is
een planproces te ontwerpen dat aanzienlijk korter duurt: in de meest optimistische
gevallen inderdaad zelfs twee jaar in plaats van de reguliere zes jaar. Het maken
of drastisch optimaliseren van een planning, en deze ook naleven, bleek de belangrijkste
voorwaarde voor succes. Daar waar de planning in de pilots nog onvoldoende was, is
dit verholpen door extra bij te schakelen met een gespecialiseerde planner. Het diep
verankerde gebruik van de «oude werkwijze», namelijk een plan ontwikkelen in opeenvolgende
stappen en het gebrek aan ontwikkelde standaarddocumenten, bleek een belangrijke belemmering
voor versnelling. In een kortere tijd een plan ontwikkelen vraagt een andere manier
van werken, wat een verandering in houding en gedrag vereist.
Daarnaast moet de urgentie van de woningbouwopgave worden weerspiegeld in de prioritering
in de betrokken organisaties. Dit betekent geconcentreerde inzet van een projectteam
van markt en overheid gezamenlijk, een gemeenteraad die zich nadrukkelijker kaderstellend
opstelt en het inrichten van een passend participatieproces. En goed voorbeeld doet
goed volgen: meer projecten en gebieden zijn of willen ook aan de slag met het parallel
plannen en melden zich bij mij. Met name de inzet van planners zoals bij de pilots
blijkt hard nodig. Mijn inzet is om deze nieuwe norm in de planfase van de woningbouw
verder aan te blijven jagen zodat meer projecten op deze wijze hun processen versnellen.
b. Versterken uitvoeringscapaciteit
Tekorten in de uitvoeringscapaciteit in de planfase zijn al langere tijd een knelpunt
bij het realiseren en versnellen van de woningbouw. Dit wordt onder meer veroorzaakt
door een combinatie van een krappe arbeidsmarkt enerzijds en de grote woningbouwopgave
met bijbehorende toenemende complexiteit anderzijds. Sinds 2020 biedt BZK de provincies
en gemeenten financiële hulp via de flexpoolmiddelen (circa € 90 miljoen deze kabinetsperiode),
waarmee zij incidenteel extra personeel kunnen aannemen of inhuren. In 2024 wordt
het laatste deel hiervan (€ 40 miljoen) aan de provincies toegekend.
Toch worden ambtelijke capaciteitstekorten vaak genoemd als vertragingsfactor in de
woningbouw. Onlangs is het totale structurele tekort in de planfase van woningbouw
bij Nederlandse gemeenten door Brink10 becijferd op ongeveer 1.700 fte. Om dat tekort aan te pakken zijn langdurige investeringen
in de personele inzet nodig om uit te breiden en de kennis te versterken, bijvoorbeeld
rondom sneller vergunnen of het toepassen van parallel plannen en juridische procedures.
Gemeenten krijgen via de huidige regelingen alleen incidentele financiële ondersteuning
van het Rijk, waardoor ze voor woningbouw alleen tijdelijke capaciteit kunnen aannemen
of inhuren.
Met IPO en VNG heb ik een plan van aanpak opgesteld om op korte termijn alvast acties
te ondernemen om de uitvoeringscapaciteit te versterken. Hiermee geef ik tevens uitvoering
aan de motie-Inge van Dijk.11 Er is een projectgroep aangesteld voor:
• Regionaal samenbrengen van capaciteit: het initiëren of ondersteunen van regionale
samenwerking gericht op duurzame versterking van de uitvoeringscapaciteit en uitvoeringskracht;
• Geslaagde praktijkvoorbeelden via bijvoorbeeld de regionale versnellingstafels delen
waarbij marktpartijen en gemeenten hebben samengewerkt;
• Voor nieuwe wet- en regelgeving en beleid in de woningbouw meer aandacht besteden
aan voorbeelddocumenten en standaardisatie in de uitvoering;
• Verkennen op welke wijze jong talent het beste kan worden opgeleid en worden behouden,
bijvoorbeeld door middel van traineeships en mentorconnecties.
Ik ben voor het succes van de aanpak afhankelijk van de samenwerking en kennisdeling
tussen gemeenten onderling en met provincies en marktpartijen, waarbij voor de VNG
en gemeenten een belangrijke rol is weggelegd.
c. Stem van de woningzoekenden
In het «Plan van aanpak versnellen processen en procedures woningbouw» is genoemd
dat woningzoekenden in participatietrajecten en besluitvormingsprocessen een duidelijker
stem en gezicht moeten hebben. In de participatie, besluitvorming en in bezwaar- en
beroepsprocedures over toekomstige woningbouwprojecten worden nu vaak tegenstanders
gehoord en de woningzoekenden weinig, terwijl juist de stem en het belang van woningzoekenden
hierin ook groot is.
Op dit moment zijn mij diverse lokale initiatieven bekend van onder andere gemeenten
en woningcorporaties, die als doel hebben om een duidelijker en concreter beeld te
geven van het belang van de woningzoekenden bij en voor de woningbouw, ook bij specifieke
projecten. Woningzoekenden zijn te horen in de lokale media en op bijeenkomsten van
bijvoorbeeld de gemeenteraad. Ik organiseer begin april samen met enkele initiatiefnemers
een landelijke ontwerp- en werksessie met als doel om initiatieven van start te krijgen
en tot een werkbare aanpak te komen. Daarnaast ga ik in gesprek met individuele lokale
initiatieven om van goede voorbeelden te leren voor het ontwikkelen van beleid. Op
landelijk niveau ga ik met onder andere de Woonbond in gesprek over de uitkomsten
hiervan, en we onderzoeken of en in welke vorm de belangen van woningzoekenden op
landelijk niveau beter georganiseerd en geborgd kunnen worden.
d. Versnellingstafels Woningbouw
In de regionale woondeals heb ik afspraken gemaakt over het inrichten van regionale
versnellingstafels. Hiermee versnel ik de woningbouwproductie, anticiperen deelnemers
tijdig op dreigende vertragingen en organiseren we benodigde doorbraken. Kortom: er
wordt sneller vergund wat gebouwd kan worden, en sneller gebouwd wat vergund is. Medeoverheden,
corporaties en marktpartijen bespreken aan deze regionale versnellingstafels de voortgang
van de projecten, zij signaleren knelpunten en maken afspraken over bijsturing. In
alle woondealregio’s is een start gemaakt met de regionale versnellingstafels, maar
nog niet overal vindt het goede gesprek plaats.
Er worden aan de tafels eerste stappen gezet om het goede gesprek tussen publieke
en private partijen te voeren. Er worden locatielijsten uit de woondeals doorgenomen
waar versnelling mogelijk is. Voor het oplossen van knelpunten is van belang dat kennis
tussen gemeenten, marktpartijen en corporaties wordt gedeeld en benut. Een gezamenlijk
voortgangs- en monitoringssysteem helpt daarbij.
Voor de aanpak van knelpunten die individuele projecten en regio’s overstijgen is
in 2023 de Landelijke Versnellingstafel ingericht. De leden adviseren onafhankelijk
over vraagstukken waar lokaal en regionaal geen oplossing voor gevonden kan worden
en waar behoefte is aan een landelijke aanpak. Daarnaast fungeren de vijf leden van
de Landelijke Versnellingstafel ieder als aanjager van de woningbouwafspraken in één
van de landsdelen. De leden pakken knelpunten aan in de voortgang van projecten (bestuurlijk),
ondersteunen bij het doorbreken van impasses, stimuleren en organiseren de samenwerking,
en delen kennis en goede voorbeelden.
e. Industrieel bouwen en verdere standaardisatie
Om de woningbouwrealisatie te versnellen is het verder van belang om innovatieve bouwwijzen
beter te benutten. De combinatie van conceptueel bouwen en industriële productie is
daar een essentieel onderdeel van. Digitalisering en het gebruik van parametrisch
ontwerpen ondersteunen deze ontwikkeling. De voordelen zijn evident: een verhoging
van de arbeidsproductiviteit, kansen voor verkorting van de bouw- en proceduretijd,
met op termijn ook lagere bouwkosten. Nu al is er sprake van een hogere bouwkwaliteit
met aantoonbaar minder gebreken. Ook leidt het tot een schonere bouw en meer circulaire
bouw en betere milieu- en energieprestaties.12,
13
De basis hiervoor is het programma «Conceptuele bouw en industriële productie»14. Het programma heeft tot doel in kaart te brengen welke acties nodig zijn om een
schaalsprong te maken in deze manier van bouwen. De leden Grinwis c.s.15 hebben per motie verzocht om dit programma te actualiseren om zo inzicht te krijgen
in welke belemmeringen er nog resteren die aan grootschalige opschaling in de weg
staan. Deze motie is nog in uitvoering. Er zijn diverse onderzoeken uitgezet om de
gestelde vragen te beantwoorden en met betrokken organisaties wordt afgestemd over
de vervolgstappen en een herijking van het plan van aanpak. Ik verwacht uw Kamer hierover
in het derde kwartaal van 2024 te kunnen informeren.
In de tussentijd worden er ook al serieuze stappen gezet door de sector. Er is al
veel mogelijk om de voordelen van conceptueel en industrieel bouwen te benutten. Daarom
zijn in meerdere woondeals inspanningsverplichtingen opgenomen om hier actief op in
te zetten. Ook biedt de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen mogelijkheden voor verdere
standaardisatie van de bouwtechnische toetsing via eenmalige toetsing van woningbouwconcepten.
Er is een duidelijke groei zichtbaar van het aantal conceptueel en industrieel gebouwde
woningen, van 7.073 in 2021 naar 9.915 in 2022 en 15.206 in 2023.16 Het gaat hier zowel om verplaatsbare flexwoningen (ca 1/3e) als om conceptueel en
industrieel gebouwde reguliere of vaste woningen (ca 2/3e). De verhouding tussen beide
segmenten is de afgelopen twee jaar gelijk gebleven.
De huidige productiecapaciteit van de industriële woningbouw wordt door de Bouwcampus
ingeschat op 15.000 tot 30.000 woningen per jaar. Het volledige groeipotentieel wordt
dus nog niet bereikt. Verdere opschaling is mogelijk als er voldoende en voorspelbare
vraag is naar industrieel geproduceerde woningen: continuïteit is van groot belang.
Hieraan wordt gewerkt met het opzetten van regionale en landelijke nieuw- en verbouwstromen
en inkoopsamenwerkingen zowel voor verplaatsbare flexwoningen als voor reguliere woningbouw.
Zoals benoemd in het «Plan van aanpak versnellen processen en procedures woningbouw»
is standaardisatie van belang voor het opschalen van (industriële) woningbouw. De
grote mate van lokale variatie in eisen en ambities is niet efficiënt voor het opschalen
van duurzame innovaties, het stimuleren van grootschalige industrialisatie en kostenreductie,
en niet efficiënt voor het versnellen van de woningbouwproductie. Zoals eerder met
uw Kamer gedeeld werk ik aan verdere standaardisatie via de volgende wegen17:
1. Door een ambitieuze en stapsgewijze verhoging van de landelijke wettelijke eisen,
zoals voor de Milieuprestatie eis gebouwen (MPG);
2. Door het niet in werking treden van de mogelijkheid om lokaal af te wijken van de
landelijke wettelijke eisen ten aanzien van energieprestatie en milieuprestatie van
gebouwen
3. Door het maken van afspraken met belanghebbende partijen om te komen tot standaardisatie
van wat door opdrachtgevers wordt gevraagd als het gaat om woningbouw met ambities
voor duurzaamheid die hoger zijn dan de huidige wettelijke eisen, in lijn met en in
voorbereiding op nationale beleidsdoelen en Europese ontwikkelingen;
4. Door stimulering van biobased bouwen en het maken van afspraken over duurzaam materiaal
gebruik via een bouwmaterialenakkoord.
Op deze manier wordt een duidelijk toekomstbeeld gecreëerd en kunnen alle partijen
gezamenlijk en stapsgewijs toegroeien naar scherpere wettelijke normering in de toekomst.
Onderdeel hiervan zal ook zijn hoe een meer programmatische samenwerking vorm te geven,
systematisch kennis te delen en ontwikkelingen te monitoren.
2. Versnellen van de procedures
Voor daadwerkelijke realisering van woningbouw is het belangrijk dat de benodigde
besluiten zo snel mogelijk onherroepelijk worden. In veel gevallen is een nog niet
onherroepelijke omgevingsvergunning – vanwege een nog lopende bezwaar- of beroepsprocedure
tegen de vergunning – niet toereikend om te kunnen starten met de bouw. De meeste
financiële instellingen stellen de onherroepelijkheid van een vergunning namelijk
als voorwaarde voor het verstrekken van een hypotheek aan particuliere kopers of voor
zakelijke financiering. Institutionele beleggers of professionele kopers stellen die
eis vaak ook. In koopovereenkomsten wordt dan bijvoorbeeld voorzien in een (door verzekeraars
verplicht voorgeschreven) opschortende voorwaarde waardoor de overeenkomst niet tot
stand komt als de benodigde besluiten en vergunningen niet binnen de in de overeenkomst
opgenomen termijn onherroepelijk zijn. Hetzelfde geldt voor de hypotheek(voorwaarden).
De bereidheid van marktpartijen en corporaties om al voorafgaand aan de onherroepelijke
vergunning veel investeringen te doen staat onder druk door deze onzekerheid. Daarom
kijken zij naar wat er nodig is om bezwaren te voorkomen bijvoorbeeld door goede participatie.
Ook kan het volgen van een andere procedure, waarbij in een eerder stadium een uitspraak
wordt uitgelokt op het omgevingsplan, helpen om de planfase te verkorten. De doorlooptijd
bij de Afdeling bestuursrechtspraak leidt dan niet direct tot onevenredige vertraging.
In het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting dat onlangs bij uw Kamer is
ingediend zet ik in op het versnellen van beroepsprocedures. Het versnellen van beroepsprocedures
is het sluitstuk van de acties die ik inzet om de planfase van de woningbouw te versnellen.
In dit wetsvoorstel wordt voorzien in een grondslag om bij algemene maatregel van
bestuur tijdelijk besluiten voor categorieën woningbouwprojecten die bijdragen aan
het nastreven van de doelen, bedoeld in artikel 1.3, aanhef en onder b, van de Omgevingswet,
te kunnen aanwijzen waarvan de versnelde uitvoering noodzakelijk is vanwege zwaarwegende
maatschappelijke belangen. Op die aangewezen categorieën projecten is dan een aantal
procedurele versnellingen in de beroepsprocedures van toepassing, zoals beroep in
één instantie en uitspraak door de Afdeling bestuursrechtspraak binnen zes maanden.
3. Inzet locaties Rijksvastgoedbedrijf (RVB) voor woningbouw
Ik heb aan het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) gevraagd om te onderzoeken op welke manieren
het RVB kan bijdragen aan de woningbouwopgave door de inzet van Rijksgronden. Dit
is nader gespecificeerd in een «opdracht RVB-inzet Rijksgronden voor nieuwbouwwoningen»
van 3 februari 2022. De opgeleverde rapportage gaat op hoofdlijnen in op de ontwikkelpotentie
van het Rijksvastgoed (gronden en panden) voor woningbouw. Dit is gedaan door middel
van een quickscan van de onbebouwde gronden. Daarnaast heeft het RVB een prognose
gemaakt van de transformatiepotentie van overtollige panden. Afwegingen over eventuele
inzet van de gronden en het vastgoed voor andere maatschappelijke taken van het RVB
zijn geen onderdeel geweest van dit onderzoek.
Kern van het onderzoek is:
• Van de 2.963 ha met ontwikkelpotentie op korte termijn is 2.604 ha al in beeld (Almere
Pampus, Oosterwold, Lelystad Warande (inmiddels: ZuiderC) en voormalig vliegveld Valkenburg).
• 359 ha overige Rijksgrond heeft op korte termijn ontwikkelpotentie voor woningbouw.
• Er is 1.351 ha grond waar op de lange termijn ontwikkelpotentie is voor woningbouw.
• Van de 53 overtollige panden heeft bijna de helft enige tot veel potentie om tot woningen
getransformeerd te worden. Het RVB schat het transformatievolume in op 2.100 tot 2.600
wooneenheden.
Ik werk samen met het RVB aan een opdracht voor de volgende stap: het op korte termijn
onderzoeken van de haalbaarheid van de ontwikkelpotentie van de gronden. Daarbij wordt
rekening gehouden met bijvoorbeeld schaalsprongen en de lokale en regionale context
zoals de noodzaak van ruimte voor landschap, energietransitie, recreatie en natuur.
Enkele moties van uw Kamer vroegen om inzicht in de ontwikkelpotentie voor (betaalbare)
woningen op RVB-gronden en vastgoed. Met dit rapport worden de moties van uw Leden
Grinwis18 en Beckerman19 beantwoord, die respectievelijk vragen om 50% en betaalbare woningbouw in woningbouwprojecten
waar het RVB als grondeigenaar een rol in speelt, en twee-derde betaalbare woningbouw
in projecten waarin het RVB woningen realiseert, maar er volgt dus nog wel vervolgonderzoek
naar aanleiding hiervan.
4. Realisatie van flexwoningen
Op 15 december jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van het programma
Versnelling Tijdelijke Huisvesting20. Inmiddels zijn de realisatiecijfers voor het jaar 2023 beschikbaar: uit informatie
van de Uitvoeringsorganisatie Versnelling Tijdelijke Huisvesting en het Expertisecentrum
Flexwoningen blijkt dat circa 5.100 woningen zijn gerealiseerd. Ten opzichte van 2021
(circa 1.840 woningen) en 2022 (circa 3.400 woningen) is er duidelijke groei te zien.
Tegelijkertijd valt de realisatie afgelopen jaar tegen. Het verloop van plannen van
12.000 woningen aan het begin van het jaar naar een realisatie van minder dan de helft
geeft aan dat ook bij flexwoonprojecten er (te) veel vertragingen optreden of plannen
uitvallen.
Met de maatregelen zoals geschetst in de brief is het stelsel rondom het versnellen
van de tijdelijke huisvesting verder uitgebouwd. De recent in werking getreden Regeling
tegemoetkoming herplaatsing flexwoningen 2024–2029 (RTHF)21, de in december afgesloten samenwerkingsovereenkomsten voor de Fysieke Herplaatsingsgarantie,
de Meerjarige stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen 202322 en de collectieve inkoop door Aedes zijn belangrijke pijlers in dit stelsel. Dit
moet leiden tot een verdere versnelling. Voor 2024 is een prognose voorzien van circa 8.700
verplaatsbare woningen naar aanleiding van de nu bekende plancapaciteit van 17.000.
Ik blijf alert op verdere versnellingsopties ter versterking van de robuustheid van
het stelsel om te zorgen voor woningen voor diegenen die het zo hard nodig hebben.
Dat is de doelstelling vanuit onze maatschappelijke opgave om zo snel mogelijk het
woningtekort terug te dringen. De praktijk is weerbarstig. Deze wijze van bouwen en
met name de gezamenlijke organisatie die dat tempo vraagt, is nieuw voor alle partijen.
Mijn ambitie is dan vooral om een transitie in de woningbouw in gang te zetten. Ik
reken erop dat medeoverheden en corporaties ook de verantwoordelijkheid blijven nemen
voor de versnelde realisatie van woningen, waarbij vooral de bouw van flexwoningen
de snelste wijze is om het woningtekort te verkleinen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties