Brief regering : Geannoteerde agenda informele bijeenkomst van EU-transportministers van 3-4 april 2024 te Brussel
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 1059
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 maart 2024
Hierbij ontvangt u de geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst van EU-transportministers
d.d. 3–4 april te Brussel, België.
De inhoud van deze geannoteerde agenda is gebaseerd op een voorlopige agenda die het
Belgisch voorzitterschap heeft gedeeld. Mocht de officiële agenda op belangrijke punten
veranderen, dan wordt u hierover geïnformeerd in de beantwoording van het schriftelijk
overleg d.d. 22 maart a.s. Het kabinet is voornemens deel te nemen aan deze bijeenkomst.
Via deze brief wordt de Kamer tevens geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen
aangaande spoorwegcapaciteit en de uitvoeringstoets die vervoerders hebben uitgevoerd
op verzoek van het Ministerie van IenW.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
I. Geannoteerde agenda
Het Belgische voorzitterschap heeft een voorlopige agenda gedeeld waarop vergroening
van transport, actieve mobiliteit, spoorverbindingen tussen Europese steden en veerkracht
van Europese vervoersnetwerken centraal staan. De Informele Transportraad zal op 3 april
van start gaan met een korte introductiesessie over de vergroening van transport.
De rest van de dag staat in het teken van actieve mobiliteit en spoorverbindingen.
Op 4 april staat er een interinstitutionele sessie geagendeerd tussen EU-ministers,
leden van het Europees Parlement en TEN-T corridorcoördinatoren over de veerkracht
van Europese vervoersnetwerken.
Vergroening van transport
Naar verwachting zal het gesprek verkennend van aard zijn, waarbij Ministers de mogelijkheid
krijgen om te reageren op de inbreng van een (nog onbekende) gastspreker.
Inzet Nederland
Het kabinet zet zich in voor de verduurzaming van het transport en heeft wettelijk
vastgelegd dat de CO2-uitstoot in Nederland in 2050 netto nul is. Daarvoor is de stimulering en normering
van zero-emissievoertuigen een belangrijk beleidsmiddel. Een belangrijke mijlpaal
op dat gebied is het recent bereikte voorlopige akkoord op CO2-normering van heavy duty vehicles (CO2-HDV). Verder zet Nederland er op in dat fossiele brandstof in mobiliteit steeds meer
wordt vervangen door biobrandstoffen en hernieuwbare elektriciteit. Voor biobrandstoffen
zien we een voorrangsrol in de sectoren zwaar wegvervoer, scheepvaart en luchtvaart.
Op het gebied van maritieme zaken spoort Nederland de Europese Commissie (hierna Commissie)
aan om acties te nemen om de transitie naar het gebruik van duurzame energie en brandstoffen
snel in gang te zetten. Voor de zeevaart betekent dit allereerst het faciliteren van
investeringen in duurzaamheid via Europese fondsen en het versterken van regelgeving
binnen het Fitfor55-pakket. Versterking kan met name door uitbreiding van het toepassingsgebied
van het European Trading System (ETS) en de FuelEU Maritime regelgeving naar grotere
schepen (boven 400GT), hetgeen de effectiviteit vergroot en een gelijk speelveld waarborgt.
En daarnaast pleit het kabinet ervoor het ambitieniveau in de FuelEU Maritime regelgeving
te verhogen. Voor de binnenvaart wordt opgeroepen om de voortzetting van de NAIADES
en PLATINA III programma’s, met een nadruk op het uitwerken van een emissielabel en
een Europees duurzaamheidsfonds. Op het gebied van havens ziet het kabinet een mogelijkheid
om havens in te zetten als hubs voor de productie en voorziening van hernieuwbare
brandstoffen, met als doel het verduurzamingspotentieel van de sector te vergroten.
Luchtvaart draagt, via het Fit for 55-pakket, bij aan de Europese CO2-reductiedoelstelling voor zowel 2030 als 2050. De belangrijkste instrumenten voor
de luchtvaart zijn: het Europese emissiehandelsysteem (EU ETS) en ReFuelEU Aviation
met daarin de bijmengverplichting. De transitie naar duurzame luchtvaart door onder
andere een emissievrije grondgebonden operatie, bijmenging van duurzame luchtvaartbrandstoffen
(SAF), elektrisch vliegen en vliegen op waterstof vereist significante investeringen.
Dit geldt mede voor de aanleg van nieuwe laad- en tankinfrastructuur op luchthavens,
aanpak van netcongestie, de aanleg van verzwaarde aansluiting op het elektriciteitsnet
en in de toekomst de mogelijke aansluiting van luchthavens op nationale waterstofnetwerken.
Nederland spoort de Europese Commissie aan om acties te nemen om deze transitie te
ondersteunen. De bestaande EU-subsidies, zoals de subsidie voor de aanleg van «alternative
fuels infrastructure» (CEF transport – Alternative Fuels Infrastructure Facility (AFIF))
zijn van groot belang, echter na 2025 is er pas weer (beperkt) budget opgenomen in
het Meerjarig Financieel Kader (MFK) in 2028. De subsidie kan daarnaast maar beperkt
ingezet worden voor de noodzakelijke netverzwaring op luchthavens. Nederland blijft
zich daarnaast inzetten voor Europese middelen voor de verduurzaming van de luchtvaart
in het algemeen.
Actieve mobiliteit en fietsen
De Raad zal spreken over actieve mobiliteit en fietsen, naar verwachting in de context
van de Europese Fietsverklaring1. Na een aantal korte video’s zal er een informele discussie starten, ingeleid door
nog onbekende externe sprekers.
De Europese Fietsverklaring werd op 4 oktober jl. gepresenteerd door de Commissie.
De Fietsverklaring benoemt de voordelen van fietsen en dient als strategisch kompas
voor bestaande en toekomstig beleidsmaatregelen en initiatieven in verband met fietsen.
De verwachting is dat de Fietsverklaring ter instemming voorgelegd wordt in de volgende
Transportraad. Actieve mobiliteit is een prioriteit van het Belgisch Voorzitterschap.
Zo heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat op 29 en 30 januari
jl. deelgenomen aan de High Level EU Cycling Conference in Hasselt (BE) georganiseerd
door Vlaanderen in het kader van de het Belgisch Voorzitterschap. De conferentie was
het eerste high-level event voor fietsen dat ooit in Europees verband werd georganiseerd.
Inzet Nederland
Het kabinet is van mening dat de Fietsverklaring leidt tot een integrale verankering
van de fiets en actieve mobiliteit in Europees beleid. Er wordt in andere lidstaten
naar Nederland gekeken als koploper op het gebied van actieve mobiliteit. Nederland
zet zich in binnen- en buitenland in voor het bevorderen van fietsen omdat het positieve
effecten met zich meebrengt voor de gezondheid, bereikbaarheid, leefbaarheid, emancipatie
van burgers en het verdienpotentieel voor het Nederlands bedrijfsleven. In de EU zet
Nederland in op verbetering van de fietsinfrastructuur en de verbondenheid van het
fietsnetwerk.
Daarnaast zet het kabinet zich in voor het verder onder de aandacht brengen van het
ACTIVE programma bij andere lidstaten.2 Nederland heeft, in samenwerking met België en Luxemburg, middels ACTIVE het initiatief
genomen om een koplopersgroep op te zetten van landen en organisaties die zich gezamenlijk
willen inzetten om actieve mobiliteit op het internationale toneel te promoten.3 Het doel is om vanaf 2023 in tien jaar tijd 10.000 actieve mobiliteitsexperts op
te leiden in lage- en middeninkomenslanden. Deze experts zetten zich vervolgens lokaal
en regionaal in voor het ontwikkelen, implementeren en uitvoeren van stimulerend beleid
omtrent actieve mobiliteit.
Indicatie krachtenveld
Actieve mobiliteit is een prioriteit voor het Belgisch voorzitterschap, samen met
modal shifts. Enkele lidstaten vinden met name het niet-bindende karakter van de Fietsverklaring
van belang. Het Europees Parlement (hierna EP) heeft geen amendementen ingediend over
de fietsverklaring. De verwachting is dat de Raad en het EP allebei de verklaring
zullen ondertekenen.
Spoorverbindingen tussen Europese steden
Tijdens deze bijeenkomst zal een aantal sprekers verschillende sleutelelementen belichten
voor het verbeteren van de spoorverbindingen tussen Europese steden. Naar verwachting
zal er gesproken worden over de manier waarop de kwaliteit, frequentie en snelheid
van internationale treinverbindingen kan worden verbeterd. Dit omvat investeringen
in infrastructuur, harmonisatie van spoorwegsystemen en het wegnemen van obstakels
die de interoperabiliteit belemmeren.
Inzet Nederland
Het kabinet heeft het onderwerp ook als een prioriteit voor Nederland aangeduid in
de nationale agenda voor de ontwikkeling van internationaal personenvervoer per spoor.
Nederlandse inzet is om de ontwikkeling van treinverbindingen tussen Europese steden
prioriteit te geven in de agenda van de nieuwe Europese Commissie vanaf 2025. Dat
kan o.a. door het ontwikkelen van dit vervoer te faciliteren in het raamwerk van de
Europese Transport Corridors zoals ook opgenomen is in de herziene verordening voor
het trans-Europese Transport Netwerk (TEN-T). Gezien de bestaande technische en administratieve
barrières bij de ontwikkeling van nieuwe internationale treindiensten is ondersteuning
op Europees niveau, en op niveau van de lidstaten bij (de governance van) de ontwikkeling
van deze nieuwe treindiensten gerechtvaardigd. De betrokkenheid van lidstaten bij
ontwikkeling van nieuwe internationale treindiensten bestaat bijvoorbeeld uit het
op elkaar afstemmen van de raamwerkcondities voor de verdeling van (internationale)
spoorwegcapaciteit.
In het kader van de aansluitingen per spoor tussen Europese steden is daarmee de behandeling
van het voorstel van de Commissie voor verdeling van de spoorcapaciteit van groot
belang. Hierover lopen de onderhandelingen momenteel. Over de voortgang van deze onderhandelingen
informeer ik uw Kamer verderop in deze brief.
Indicatie krachtenveld
Bij de lopende onderhandelingen over de verdeling van spoorcapaciteit, geleid door
het Belgisch voorzitterschap, geven meerdere lidstaten aan het belang van een competitief
spoorvervoer voor nationale en grensoverschrijdende diensten en voor de klimaattransitie
te erkennen. Er is algemene steun voor de doelstellingen van het voorstel, maar er
worden ook kritische vragen gesteld over de complexiteit, uitvoerbaarheid, en de overgang
naar nieuwe methoden voor capaciteitsverdeling.
Veerkracht van Europese vervoersnetwerken
Zoals gebruikelijk tijdens de Connecting Europe Days (CED, voorheen TEN-T dagen) organiseert
de Commissie onder leiding van de Europese Transportcommissaris een debat met Ministers,
leden van het Europees Parlement en de TEN-T corridor coördinatoren. Ditmaal zijn
ook de Ministers van de zes westelijke Balkan landen, Oekraïne en Moldavië uitgenodigd.
De onderhandelingen over de herziene verordening voor het trans-Europese Transport
Netwerk (TEN-T) bevinden zich in de eindfase. Naar verwachting wordt de verordening
in mei gepubliceerd. De Commissie zal de CED en de informele Transportraad gebruiken
als startschot voor de nieuwe programmafase. De Commissie zal de nieuwe Europese Transport
Corridors presenteren die nu ook zijn doorgetrokken naar de nabuurregio Oekraïne,
Moldavië en de westelijke Balkan. Daarmee wordt invulling gegeven aan de wens te komen
tot een robuust netwerk, ook ten behoeve van militaire mobiliteit. Er zal aandacht
worden besteed aan de veerkracht van het Europese transportnetwerk ten opzichte van
een veranderend klimaat en de rol van de transportsector bij het verwezenlijken van
de Europese Green Deal. Ook zal aandacht besteed worden aan de financiering van de
realisatie van het TEN-T kernnetwerk. De 25 miljard uit het budget van de financieringsfaciliteit
voor Europese verbindingen, de Connecting Europe Facility (CEF), wordt zwaar overvraagd
terwijl de kosten voor realisering van alleen al het kernnetwerk (te realiseren in
2030) worden geschat op 500 miljard, aldus de Commissie. De Commissie zal mogelijk
steun vragen voor een sterk CEF in het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK).
Inzet Nederland
Het kabinet staat positief tegenover het TEN-T beleid gezien de doelstelling om de
van oorsprong 27 nationale netwerken tot één Europees netwerk aan één te sluiten zodat
personen en goederen soepel door de EU kunnen bewegen, en daarmee ook zorg te dragen
voor veilige, duurzame en slimme mobiliteit. Het kabinet steunt de Commissie in het
beleid dit netwerk robuust te ontwikkelen ook ten behoeve van militaire mobiliteit.
Het kabinet steunt dan ook de inzet om het netwerk te verlengen naar de nabuurregio’s.
Het kabinet verwelkomt het besluit van de Commissie afgelopen januari om 51 miljoen
toe te kennen aan twee CEF projectvoorstellen. De voorstellen zijn opgesteld door
respectievelijk ProRail voor het faciliteren van 740m lange treinen en Verbrugge Zeeland
Terminals. De subsidie wordt ter beschikking gesteld om militaire troepen en materieel
van lidstaten en NAVO-bondgenoten binnen de EU sneller en makkelijker te kunnen verplaatsen
over het TEN-T netwerk. Nederland heeft voorts tijdens de herziening van de TEN-T
verordening actief de bredere wens van de Commissie gesteund om het TEN-T netwerk,
waaronder de vaarwegen, klimaatadaptief op te zetten met als doel om betrouwbaar vervoer
over de vaarwegen te kunnen faciliteren, met inbegrip van de effecten van klimaatverandering.
De inhoudelijke uitwerking van de klimaatadaptieve vereisten en processen zijn nog
niet bekend en vormen zowel een kans alsook een mogelijk risico op verzwaring van
de TEN-T vereisten. Nederland is één van de koplopers op het gebied van klimaatadaptatie.
Echter, klimaatadaptatie dwingt Nederland tot het maken keuzes om bevaarbaarheid en
internationale vaarwegvereisten te kunnen garanderen, ook ten tijde van droogteperiodes.
Nederland steunt de CEF. De huidige programmaperiode van het fonds loopt als onderdeel
van het huidige MFK van 2021 tot en met 2027. Nederland zal bij een volgend CEF weer
willen inzetten op voldoende budget voor slimme, duurzame en veilige mobiliteit, om
voldoende armslag te hebben voor bijvoorbeeld de uitrol van ERTMS en emissievrije
laad- en tankinfrastructuur. Ook moeten de praktische mogelijkheden voor synergie
tussen de verschillende CEF sectoren (transport, energie en digitaal) beter worden
geborgd. Nederland zal ook aandacht blijven vragen voor de Lelylijn. Nederland wil
echter niet vooruitlopen op de integrale afweging van middelen in de Europese begroting
na 2027 (volgend MFK).
Indicatie krachtenveld
Naar verwachting zullen Commissie, lidstaten en vertegenwoordigers van het Europees
Parlement allen tevreden zijn met de afronding van de onderhandelingen over TEN-T.
Lidstaten en het EP zullen hun gebruikelijke wensen uiten over de ontwikkeling van
het netwerk en inzet van middelen uit CEF. Naar verwachting zullen sommige lidstaten
pleiten voor meer CEF middelen in de nieuwe EU-begroting (vanaf 2028), maar de meeste
landen zullen niet in onderhandelingen treden die in de toekomst gevoerd gaan worden
door de Ministers van Buitenlandse Zaken. Brede steun zal er zijn voor de samenwerking
met Oekraïne, Moldavië en de landen in de westelijke Balkan op het gebied van transport.
II. Voortgang onderhandelingen spoorweg capaciteit en uitvoeringstoets vervoerders
Het kabinet heeft, conform het BNC-fiche van 27 oktober jl.4, een impactstudie laten uitvoeren gericht op alle spoorvervoerders zoals in dit fiche
is aangekondigd. Deze studie is gereed en treft u als bijlage aan.
In de studie wordt geconcludeerd dat de gesproken partijen in het algemeen positief
kijken naar het voorstel. De uiteindelijke impact voor de Nederlandse spoorsector
blijft ongewis omdat een aantal zaken in het voorstel nog onvoldoende uitgewerkt zijn
en tevens een grote impact kunnen hebben. Ook wordt geconcludeerd dat de effecten
voorzien in het voorstel, naar gelang de richting, onevenredig verdeeld kunnen zijn
over de verschillende partijen. Het voorstel kan als belangrijke kans worden gezien
voor het harmoniseren van processen, capaciteitsverdeling en het bevorderen van internationaal
spoorvervoer. Spoorvervoerders met een vervoersconcessie (openbare dienstcontract)
zijn kritischer ten aanzien van de effecten van dit voorstel bij schaarse infrastructuurcapaciteit
en het kunnen uitvoeren van de concessie. Dit is in lijn met het BNC fiche waarin
Nederland de harmonisatie van de processen van capaciteitsverdeling steunt, maar kritisch
is ten aanzien van mogelijk ongewenste effecten op openbare dienstcontracten.
De Raad onderhandelt momenteel onder leiding van het Belgisch voorzitterschap over
dit voorstel. Meerdere lidstaten onderschrijven het belang van het versterken van
de concurrentiepositie van het spoorvervoer, zowel nationaal als grensoverschrijdend,
evenals het belang voor de klimaattransitie. Lidstaten steunen in het algemeen de
doelstelling van het voorstel, maar stellen kritische vragen over de complexiteit
en uitvoerbaarheid ervan en over het beheersen van de transitie naar de nieuwe wijze
van capaciteitsverdeling. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, bepleit voldoende
bevoegdheden op nationaal niveau voor het vaststellen van de kaders van capaciteitsverdeling,
waaronder het kunnen garanderen van voldoende capaciteit voor de uitvoering van openbare
dienstcontracten/vervoersconcessies. De Nederlandse inzet wordt bevestigd door de
uitkomsten van de impactstudie. Daarnaast ziet het kabinet, in lijn met het BNC-fiche,
als belangrijke onderwerpen bij de besluitvorming in de Raad het vormgeven van de
taken van het Europees spoorwegagentschap (ERA) bij het voorbereiden van onderliggende
regelgeving ter uitvoering van deze verordening, de noodzaak van continueren van de
spoorgoederencorridors ook na 2029 en de governance van de benodigde ICT transitie
tot de invoeringsdatum van het nieuwe stelsel zoals voorzien per 2029. In het akkoord
over de nieuwe TEN-T verordening, bereikt in de triloog van 18 december 2023, is in
art. 65 een versterking opgenomen van de spoorgoederencoridors en een fusie tussen
de spoorgoederencorridors Rijn Alpen en de Noord Zee–Middellandse zee. Het kabinet
staat kritisch tegenover het voorstel van de Europese Commissie in de verordening
spoorwegcapaciteit, dat voorstelt om de spoorgoederencorridors per 2029 te beëindigen.
Het Belgisch voorzitterschap streeft naar een Algemene Oriëntatie in de Transportraad
van juni 2024.
Indieners
-
Indiener
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Medeindiener
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.