Brief regering : Appreciatie van de motie van de leden Hertzberger en Meulenkamp over zich ervoor inzetten dat uitgangsmateriaal of eigenschappen in de NGT niet patentbaar zijn (Kamerstuk 36410-XIV-81) en van de motie van het lid Tjeerd de Groot over het beperken van de reikwijdte van het octrooirecht voor producten verkregen met nieuwe genomische technieken (Kamerstuk 36410-XIV-85)
36 410 XIV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2024
Nr. 93
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 maart 2024
Tijdens het tweeminutendebat Tuinbouw, Visserij en Biotechnologie van 14 maart jl.
                  zijn door de leden Hertzberger en Meulenkamp (36 410 XIV, nr. 81, hierna: Motie 1) en Tjeerd de Groot (36 410 XIV, nr. 85, hierna: Motie 2) twee moties ingediend die zien op de Europese Verordening Nieuwe
                  Genomische Technologie (hierna: NGT) en octrooien. Tijdens het debat hebben de leden
                  de moties op verzoek van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangehouden
                  omdat ze raken aan mijn beleidsverantwoordelijkheid op het gebied van intellectuele
                  eigendom. Zoals toegezegd tijdens het debat geef ik hierbij een appreciatie op beide
                  moties.
               
Vooropgesteld, ik herken de zorgen rondom NGT en intellectueel eigendom en neem deze
                  zeer serieus. Daarbij geldt aan de ene kant dat intellectueel eigendom een onmisbare
                  stimulans vormt om te investeren en innoveren in NGT en aan de andere kant dat ontwikkeling
                  van innovatieve oplossingen uiteraard enkel zin heeft als deze nieuwe vindingen ook
                  ter beschikking komen voor de maatschappij. Ik vind het van groot belang dat de balans
                  tussen innovatie en toegang tot genetisch materiaal goed wordt bewaakt.
               
Een gedegen onderzoek met betrekking tot plantgerelateerde octrooien is daarvoor van
                  belang. Ook het eventueel beperken van octrooieerbaarheid vereist een zorgvuldige
                  studie en afweging. Zoals aangegeven door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 is de Europese Commissie voornemens de situatie met betrekking tot plantoctrooien
                  te analyseren en waar nodig met beleidsvoorstellen te komen. Zolang het onderzoek
                  niet is afgerond, acht ik beide moties prematuur, omdat juist dat onderzoek ons kan
                  helpen beter inzicht te verkrijgen in de situatie en de voorwaarden voor een gezonde
                  innovatieve veredelingssector verder te verbeteren waar nodig.
               
Appreciatie motie 1
Motie 1 verzoekt allereerst de regering zich zo in te zetten dat de positie van de
                  Europese Raad, met betrekking tot de verordening NGT, het ENVI-compromis2 steunt, zodat uitgangsmateriaal of eigenschappen hierin niet octrooieerbaar zijn,
                  ook niet wanneer zij met genetische technologie tot stand zijn gebracht. Daarnaast
                  wordt de regering verzocht zich ervoor in te zetten dat de Europees Patenten Organisatie,
                  conform de positie van de Europese Raad, de nieuwe verordening dusdanig interpreteert
                  dat er noch op conventioneel, noch op door genetische technologie geïntroduceerde
                  eigenschappen patenten kunnen worden verleend.
               
Om de hiervoor genoemde reden acht ik eventuele aanpassing van octrooivereisten voorbarig.
Mocht uit de studie van de Commissie blijken dat aanpassing van het octrooirecht toch
                  wenselijk is, dan geldt bovendien dat de Europese Verordening NGT, en eventueel de
                  Biotech-Richtlijn, daarvoor niet voldoende is. Opname van een octrooiverbod in de
                  NGT-verordening, zoals dit wordt voorgesteld in het ENVI-compromis, is namelijk niet
                  in lijn met het Europees Octrooiverdrag (EOV) en zou Nederland confronteren met tegenstrijdige
                  internationale verplichtingen. Eventuele aanpassing daarvan is niet alleen een langdurig
                  en gecompliceerd proces, het vereist ook instemming van alle 39 aangesloten landen.
                  In het geval van het EOV betreft dit ook landen van buiten de EU, die geen zitting
                  hebben in de Europese Raad. Discussie over aanpassing van het EOV kan uiteindelijk
                  enkel in EOV-verband plaatsvinden.
               
Met betrekking tot het tweede deel van het dictum van deze motie, waarin wordt verzocht
                  te bevorderen dat het Europees octrooibureau (EOB) de nieuwe verordening dusdanig
                  interpreteert dat er noch op conventioneel, noch op met door genetische technologie
                  geïntroduceerde eigenschappen patenten kunnen worden verleend geldt dat het EOB is
                  gehouden het EOV uit te voeren. Daarin is precies vastgelegd welke uitvindingen octrooieerbaar
                  zijn. Dat laat het EOB, dat bovendien geen Unierechtelijke instelling is, geen ruimte
                  om daarvan af te wijken.
               
Om deze redenen zijn er juridische belemmeringen om motie 1 zoals ingediend, uit te
                  voeren en moet ik deze ontraden.
               
Motie 2
Motie 2 verzoekt de regering zich in de Europese Raad actief in te zetten om de reikwijdte
                  van het octrooirecht te beperken voor producten verkregen met nieuwe genomische technieken,
                  door deze producten uit te sluiten van octrooieerbaarheid, of de werking van octrooirechten
                  van plantaardig materiaal te beperken.
               
Met betrekking tot het laatste deel van het dictum, wijs ik er voor de volledigheid
                  op dat sinds 1 juli 2017 Europese octrooien door het EOB niet meer worden verleend
                  voor uitsluitend door een wezenlijk biologische werkwijze verkregen planten of dieren.3 In het toelatingsproces is daarbij de eis ingebouwd dat wanneer een technisch kenmerk
                  van een geclaimde plant zowel het resultaat kan zijn van een technische interventie
                  als van traditionele veredeling, het octrooi enkel van toepassing is op een plant
                  die middels het beschermde technische proces is verkregen, en zich niet uitstrekt
                  tot eenzelfde plant die middels traditionele veredeling is verkregen. Hierbij vereist
                  het EOB een zogenaamde disclaimer. Indien een technisch kenmerk van een geclaimde
                  plant het resultaat zou kunnen zijn van zowel een technische ingreep als een essentieel
                  biologisch proces, is uitsluiting door middel van een disclaimer nodig om het geclaimde
                  onderwerp te beperken tot het technisch geproduceerde product. Het EOB ziet hier streng
                  op toe.
               
Waar deze motie ziet op verdergaande aanpassing van het octrooirecht, gelden dezelfde
                  bezwaren als bij motie 1. Daarom moet ik ook motie 2 zoals ingediend ontraden.
               
Wel kan ik uw Kamer nogmaals toezeggen dat het kabinet, conform het BNC-fiche en eerdere
                  moties, zich in Europees verband inzet om de zorgen uit de sector aan te kaarten en
                  aan te dringen bij de Europese Commissie om de studie over dit onderwerp te versnellen.
               
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
                  M.A.M. Adriaansens
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat