Brief regering : Verslag van 13e Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO MC13) (26 februari - 1 maart) en de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 25 en 29 februari 2024
25 074 Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO)
21 501-02
Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 199
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 maart 2024
Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken Handel en de 13e Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO MC13) van 25 februari
tot en met 1 maart 2024.
Het verslag bevat tevens informatie over enkele niet-MC13 gerelateerde handelspolitieke
zaken.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
G.E.W. van Leeuwen
VERSLAG VAN DE 13E MINISTERIËLE CONFERENTIE VAN DE WERELDHANDELSORGANISATIE VAN 26 FEBRUARI – 1 MAART
2024 EN VAN DE RAAD BUITENLANDSE ZAKEN HANDEL op 25 EN 29 FEBRUARI 2024
Introductie
Direct voorafgaand aan de 13e Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO MC13) vond op 25 februari
jl. de Raad Buitenlandse Zaken Handel plaats in Abu Dhabi. Tijdens deze RBZ Handel
schetste Eurocommissaris voor Handel Valdis Dombrovskis de laatste stand van zaken
op de verschillende dossiers voorafgaand aan de start van MC13. Nederland vroeg in
de Raad aandacht voor meer transparantie en duidelijkere WTO-regels voor industriële
subsidies en staatsgeleide bedrijven en sprak steun uit aan de inzet van de Commissie
gericht op het starten van een werkprogramma. Nederland sprak zich ook uit voor een
visserijakkoord dat het gelijke speelveld voor (Nederlandse) vissers beschermt en
tegelijkertijd bijdraagt aan duurzaamheidsdoelen. Verder benadrukte Nederland het
belang van herstel en hervorming van het WTO geschillenbeslechtingssysteem.
Vervolgens vond van 26 februari tot en met 1 maart de WTO MC13 plaats in Abu Dhabi.
Het Koninkrijk was daar vertegenwoordigd door een delegatie onder leiding van de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Tot de delegatie behoorden
ook de Tweede Kamerleden Hirsch (GL-PvdA) en Zeedijk-Raeven (NSC), een vertegenwoordiger
van VNO-NCW en een vertegenwoordiger van de ngo Both ENDS.
MC13 heeft geleid tot een beperkt aantal uitkomsten. De voornaamste uitkomsten zijn
een verlenging van het moratorium op tarieven op elektronische transmissies («e-commerce
moratorium») en de toetreding van de Comoren en Timor-Leste als nieuwe WTO-leden.
Het moratorium op e-commerce is verlengd tot de volgende ministeriële conferentie,
voorzien voor het najaar van 2025, en in ieder geval niet langer dan tot maart 2026.
Daarnaast hebben alle leden zich opnieuw gecommitteerd om te werken aan hervorming
en volledig herstel van de WTO geschillenbeslechting uiterlijk eind 2024. De ministeriële
verklaring die aan het einde werd aangenomen onderstreept daarnaast de centrale rol
van de ontwikkelingsdimensie binnen het werk van de WTO en het belang van integratie
van ontwikkelingslanden in het internationale handelssysteem. Tot slot zijn drie plurilaterale
initiatieven op het gebied van handel en duurzaamheid door de deelnemende WTO-leden,
waaronder de EU, herbevestigd.
Voorafgaand aan de aanname van deze verklaring en het besluit over het e-commerce
moratorium door de WTO Ministeriele Conferentie stemden de EU lidstaten op vrijdag
1 maart jl. via een geschreven procedure in met de EU positie in de slotsessie van
MC13. Een dag eerder, op 29 februari jl., vond een RBZ Handel plaats waar de lidstaten
en de Commissie op politiek niveau van gedachten wisselden met het oog op de afrondende
onderhandelingen voorafgaand aan de slotsessie van MC13.
Tijdens MC13 trad ook een plurilateraal akkoord omtrent regelgevende kaders voor dienstenhandel
in werking (het zogenaamde Joint Statement Initiative on Domestic Regulation). De onderhandelingen over dit akkoord werden afgerond in december 2021. Het doel
van dit Joint Statement Initiative (JSI) is om dienstenhandel te faciliteren en te vergemakkelijken, door nationale
regelgevingskaders transparanter te maken. Er doen 71 landen aan mee, waaronder de
EU, de Verenigde Staten en China. Gezamenlijk vertegenwoordigen zij 92,5% van de mondiale
dienstenhandel. Voorafgaand aan MC13 werd door de deelnemende WTO leden de interne
procedure voor ratificatie van dit akkoord afgrond, zodat tijdens MC13 kort stil kon
worden gestaan bij de inwerkingtreding ervan.
Helaas ontbreken in de uitkomsten van MC13 afspraken over een vervolgakkoord omtrent
het tegengaan van schadelijke visserijsubsidies; over handel en staatsinterventies
ten behoeve van industriële sectoren; en over een werkprogramma op landbouw. Het bleek
niet mogelijk tijdens MC13 de verschillen tussen de WTO leden op deze dossiers te
overbruggen. Nederland had graag resultaten op deze onderwerpen gezien. De uitkomsten
van MC13 kunnen daarom teleurstellend worden genoemd.
Toelichting uitkomsten
E-commerce
Tijdens MC13 is overeenstemming bereikt over het verlengen van het moratorium voor
heffingen op elektronische transmissies (e-commerce moratorium) tot de volgende ministeriële
conferentie (MC14) of tot 31 maart 2026 afhankelijk van wat eerder is. Hetzelfde geldt
voor het e-commerce werkprogramma van de WTO. In het kader van het werkprogramma wordt
onder andere gesproken over hoe ontwikkelingslanden beter kunnen profiteren van de
kansen die de digitale economie biedt.
De Europese Unie heeft zich met steun van Nederland en de andere EU-lidstaten ingezet
voor een verlenging van het e-commerce moratorium. Dat het moratorium bij MC13 wederom
is verlengd kan als een succes worden beschouwd, maar tegelijkertijd is het zorgelijk
dat – bij het uitblijven van nieuwe afspraken – het moratorium na MC14 zal aflopen.
Het kabinet is van mening dat in een wereld waarin digitalisering steeds belangrijker
wordt, het juist van belang is om het voorkomen van douaneheffingen op elektronische
transmissies zoveel mogelijk te borgen.
Visserij
Tijdens MC13 lukte het de WTO-leden niet om het eens te worden over een vervolgakkoord
over schadelijke visserijsubsidies. Tijdens de vorige MC werd een eerste deelakkoord
afgesloten over het verbieden van subsidies die bijdragen aan illegale, niet-gerapporteerde
en ongereguleerde (IUU) visserij. Sindsdien werd onderhandeld over een vervolgakkoord
met afspraken over het verbieden van subsidies die bijdragen aan overcapaciteit en
overbevissing (OCOF). In deze onderhandelingen was een voortrekkersrol weggelegd voor
de eilandstaten in de Grote Oceaan. Voor deze landen is de vissector van groot economisch
en maatschappelijk belang. Ook de Europese Commissie nam constructief deel namens
de EU. Toch bleek het niet mogelijk om alle andere WTO-leden te overtuigen van het
nut en de noodzaak van een vervolgakkoord en hierover overeenstemming te bereiken.
Wel groeide het aantal WTO-leden dat het MC12 visserijakkoord heeft geratificeerd
tot 71 landen. Dit akkoord zal in werking treden na ratificatie door twee derde van
de WTO-leden (111 landen). Overigens is in dit akkoord ook voorzien dat het vervalt
vier jaar na inwerkingtreding, tenzij een vervolg-akkoord is bereikt over overcapaciteit
en overbevissing.
Handel en staatsinterventies ten behoeve van industriële sectoren
Er is geen werkprogramma over handel en industriepolitiek tijdens MC13 gestart, ondanks
de sterke inzet van de Europese Unie op dit onderwerp. De inzet van de Europese Unie
was erop gericht om in WTO-verband verder te spreken over duidelijkere regels en meer
transparantie over industriële subsidies en staatsgeleide bedrijven ter versterking
van het mondiale gelijke speelveld voor industriële sectoren. De inzet van ontwikkelingslanden,
met name Afrikaanse landen, was om binnen de WTO nader te spreken over meer beleidsruimte
ter ondersteuning van binnenlandse industrialisatie. Beide benaderingen kunnen gezien
worden als twee zijden van eenzelfde munt. De Europese inzet was daarom gericht op
een benadering waarin beide onderwerpen aan bod zouden komen. Maar ook hier bleek
het niet mogelijk om consensus te bereiken voor het starten van een werkprogramma.
Landbouw
Er zijn geen afspraken gemaakt tijdens MC13 over hervorming van de WTO-regels over
landbouw. Voor veel WTO-leden, onder meer voor de Europese Unie en voor veel ontwikkelingslanden,
was het belangrijk dat er bij MC13 afspraken zouden worden gemaakt over een geïntegreerd
werkprogramma voor landbouw-deelonderwerpen, zoals het inperken van handelsverstorende
landbouwsteun, transparantie en public stockholding. Toch bleken de belangentegenstellingen op deze deelonderwerpen bij MC13 te groot
om te overbruggen, waardoor er uiteindelijk geen uitkomst lag. Wel is er een verklaring
aangenomen waarin het WTO Technical Assistance and Training Plan wordt opgeroepen ontwikkelingslanden, inclusief de minst ontwikkelde landen, te ondersteunen
bij het verbeteren van hun sanitaire en fytosanitaire maatregelen (SPS maatregelen).
Het verbeteren van SPS maatregelen stelt ontwikkelingslanden in staat om makkelijker
hun landbouwproducten te exporteren.
Toetreding nieuwe WTO-leden
Aan het begin van MC13 traden de Comoren en Timor-Leste toe tot de WTO, waardoor het
totale aantal lidstaten van de organisatie groeide tot 166. De staatshoofden van beide
landen benadrukten het belang van het WTO-lidmaatschap om hun economieën te diversifiëren
en om verder te integreren in regionale en mondiale handelsketens. De toetreding van
deze twee landen was de eerste uitbreiding van de WTO sinds 2016, toen Afghanistan
en Liberia lid werden.
Bilaterale gesprekken en door Nederland georganiseerde events
Naast contacten met verschillende EU collega’s, bood MC13 ook de mogelijkheid om bilateraal
te spreken met collega’s uit Oekraïne en Costa Rica, en om twee side-events te co-organiseren.
Aan Oekraïne werd de heldere boodschap gegeven dat Nederland Oekraïne steunt en dit
zal blijven doen. Oekraïne bracht de noodzaak op van blijvende wapenleveranties en
het verlengen van de autonome handelsmaatregelen van de Europese Unie voor Oekraïense
goederen. Tot slot spraken beide zijden zich uit over het belang van het tegengaan
van sanctieomzeiling door derde landen.
Costa Rica en Nederland zijn like-minded op vele WTO onderwerpen, waaronder het belang van afspraken ter bescherming van het
milieu en het herstellen van een volledig werkend geschillenbeslechtingssysteem. Ook
bilateraal is de relatie sterk: de Europese Unie is voor Costa Rica de tweede handelspartner
en binnen de EU is Nederland de belangrijkste handelspartner voor Costa Rica. Naast
de MC13-inzet werd er gesproken over de samenwerking en steun van de Europese Unie
voor de strijd van Costa Rica tegen drugshandel.
De twee MC13 side-events die Nederland co-organiseerde waren een promotie-event voor
het Geneefse Advisory Centre on WTO Law (ACWL) en een rondetafelgesprek over voedselzekerheid met het International Trade Centre (ITC). Het ACWL-event werd georganiseerd om meer landen te interesseren aan het ACWL
te doneren, zodat deze organisatie meer juridische diensten kan verlenen aan ontwikkelingslanden.
Nederland heeft in 2001 samen met Colombia het ACWL opgericht en sindsdien is Nederland
één van de grootste donoren van deze organisatie. Het tweede side-event, een rondetafelgesprek
over de bijdrage van technologische ontwikkelingen aan het verbeteren van mondiale
voedselzekerheid, vond plaats met ondernemers van Afrikaanse agri-tech bedrijven,
de Europese Commissie, het ITC en Minister Cijntje van Curaçao (Curaçao nam als observer deel aan MC13). Nederland gaf aan dat mondiale voedselzekerheid een belangrijke pijler
is van de ontwikkelingssamenwerkingsstrategie en dat veel Nederlandse agri-tech bedrijven
internationaal actief zijn en bijdragen aan het verbeteren van voedselzekerheid.
Appreciatie WTO MC13
Ondanks dat MC13 tot enkele positieve uitkomsten heeft geleid (e-commerce, bevestiging
committering aan herstel geschillenbeslechting) en twee nieuwe leden toetraden, had
het kabinet graag gezien dat er ook afspraken waren gemaakt op belangrijke onderwerpen
als visserij en industrieel beleid. Dat het niet is gelukt om op deze onderwerpen
overeenstemming te vinden toont de grote belangenverschillen onder WTO-leden. De WTO
is een organisatie waarbij besluiten in beginsel worden genomen met instemming van
alle WTO-leden. Dit is belangrijk voor het behoud van draagvlak voor de WTO bij alle
WTO leden, maar zorgt er tegelijkertijd voor dat een kleine groep landen, of zelfs
één land, een multilaterale uitkomst kan blokkeren.
Het kabinet is tevreden over het optreden van de EU-vertegenwoordiging tijdens de
conferentie. De EU heeft zich constructief en proactief opgesteld op alle dossiers,
zonder daarbij de eigen kernbelangen uit het oog te verliezen of het bredere belang
van het multilaterale handelssysteem.
Het behouden en versterken van het multilaterale handelssysteem blijft een belangrijk
uitgangspunt van dit kabinet. Nederland is het vierde land qua aandeel in de mondiale
export van goederen en het achtste land in de export van diensten. Elk Nederlands
bedrijf dat internationaal opereert is gebaat bij de duidelijke en betrouwbare kaders
die het handelssysteem biedt. Nederland zal daarom aandacht blijven vragen voor het
belang van het versterken van het mondiale op regels gebaseerde handelssysteem, met
de WTO als kern.
Moties en toezeggingen
Motie Tuinman over visserij
Conform de motie Tuinman1 over het afzien van een voor Nederland visserijbeperkende inbreng heeft de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking tijdens de Raad Buitenlandse
Zaken Handel onderstreept dat het belangrijk is dat een mogelijk WTO vervolgakkoord
over visserijsubsidies bijdraagt aan een versterkt gelijk speelveld voor Europese
vissers. Daarmee is aan de motie voldaan.
Toezegging nader informeren Kamer over een Plan B voor eerlijke concurrentie en een
gelijk speelveld op het gebied van industriële subsidies
Conform de toezegging aan het lid Zeedijk (NSC)2 zal het kabinet uw Kamer op korte termijn schriftelijk informeren over de manieren
waarop het kabinet zich in EU-verband inzet voor eerlijke concurrentie en een gelijker
speelveld op het gebied van industriële subsidies.
Overige
Graag maakt het kabinet van deze brief gebruik om de vaste Kamercommissie voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking te informeren over de onderstaande (niet direct
aan WTO MC13 verbonden) handelspolitieke zaken.
Toezegging aan het lid Bamenga t.a.v. Landenlijst Social Sustainability Fund
In navolging van de toezegging aan het lid Bamenga (D66)3 om te bezien of de beperking van de landenlijst voor het Social Sutainability Fund
kan worden heroverwogen informeert het kabinet uw Kamer graag als volgt. Het kabinet
heeft besloten om de huidige landenlijst te handhaven en een eventuele heroverweging
aan het nieuwe kabinet te laten. Het Social Sustainability Fund hanteert de landenlijst van veertig landen voor private-sectorontwikkeling uit de
BHOS-nota «Doen waar Nederland goed in is». Hier vallen ook de veertien combinatielanden
onder. Een uitbreiding van de landenfocus zou beleidsinhoudelijke en budgettaire consequenties
hebben.
Non-paper n.a.v. witboek exportcontrole
Als bijlage bij deze brief vindt u ook het Nederlandse «non-paper for improved EU
coordination on export controls», die zal worden gedeeld met EU-lidstaten en de Europese
Commissie. Dit non-paper valt volledig binnen de kabinetsinzet zoals beschreven in
de kabinetsappreciatie witboek exportcontrole (van dual-use items).4 In deze appreciatie staat dat het kabinet zich actief zal inzetten om de eigen, opgedane
ervaringen met de instelling van een nationale controlelijst (op geavanceerde productieapparatuur
voor halfgeleiders) in dit proces in te brengen teneinde de EU-coördinatie te versterken.
In het non-paper staan concrete suggesties om EU-coördinatie te verbeteren in de verschillende
fases van het instellen van een nationale controlelijst, van ontwerp tot implementatie
en handhaving. In het non-paper wordt ook benadrukt dat Nederland voorstander is van
meer EU-coördinatie, maar wel met inachtneming van de bestaande nationale competentie
op exportcontrole en de huidige vertegenwoordiging van de lidstaten en de EU in de
multilaterale exportcontroleregimes.
EU-Kameroen Oorsprongsprotocol
Naar verwachting zal het oorsprongsprotocol onder de economische partnerschapsovereenkomst
(EPA) tussen de EU en Kameroen begin juni worden vastgesteld. Dit protocol voorziet
in een flexibel en wederkerig regime voor oorsprongsregels, waarmee de «nationaliteit»
van producten kan worden vastgesteld, en daarmee of goederen in aanmerking komen voor
tariefpreferenties. Het kabinet zet in op soepelere oorsprongsregels ten aanzien van
EPA’s met Afrikaanse landen om zo regionale economische integratie te bevorderen en
het gebruik van tariefpreferenties te vergemakkelijken, en is derhalve voornemens
om met het voorziene besluit in te stemmen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
G.E.W. van Leeuwen, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking