Brief regering : Fiche: Raadsaanbeveling door vaccinatie voorkombare kanker
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3911
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 maart 2024
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 2 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Raadsaanbeveling door vaccinatie voorkombare kanker
Fiche: Herziening richtlijn rivierinformatiediensten (Kamerstuk 22 112-3912)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
Fiche: Raadsaanbeveling door vaccinatie voorkombare kanker
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een aanbeveling van de Raad over vormen van kanker die door vaccinatie
kunnen worden voorkomen
b) Datum ontvangst Commissiedocument
31 januari 2024
c) Nr. Commissiedocument
COM document (2024) 45
d) EUR-Lex
EUR-Lex – 52024DC0045 – NL – EUR-Lex (europa.eu)
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie
Niet opgesteld.
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (Gezondheid)
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Als onderdeel van het Europees kankerbestrijdingsplan1 heeft de Europese Commissie (hierna: Commissie) op 31 januari 2024 een voorstel voor
een aanbeveling van de Raad gepubliceerd inzake vormen van kanker die door vaccinatie
voorkomen kunnen worden. Het doel is EU-lidstaten te helpen bij het bestrijden en
beperken van de risico’s op vormen van kanker die gekoppeld zijn aan infecties met
humaan papillomavirus (HPV) en hepatitis B virus (HBV), zoals baarmoederhalskanker
en leverkanker respectievelijk, door de vaccinatiegraad tegen HPV en HBV te verhogen.
De Commissie stelt voor om de uitvoering van HPV- en HBV-vaccinatieprogramma’s te verbeteren en om kankerpreventie meer onderdeel uit te laten maken
van het nationale immunisatieprogramma, onder meer door het gratis aanbieden van de
vaccinaties en de toegang tot vaccinatie voor risico- en kansarme groepen te waarborgen.
Ook wordt aanbevolen maatregelen te ontwikkelen om de HPV- en HBV-vaccinatiegraad
te verhogen met het oog op het voorkomen van kanker en om in te zetten op geïntegreerde
gezondheidscommunicatie over kankerpreventie. Met als doel om de uitvoering van de
vaccinatieprogramma’s te optimaliseren wordt aanbevolen om gebruik te maken van de
financieringsmogelijkheden uit de begroting van de Europese Unie.
Voor de HPV-vaccinatie wordt aanbevolen om de nationale inspanningen te versterken
om tegen 2030 de doelstelling te bereiken om ten minste 90% van de EU-doelpopulatie
meisjes volledig te vaccineren en een concreet doel vast te stellen voor het percentage
van de EU-doelpopulatie jongens dat tegen 2030 moet worden gevaccineerd. Ook wordt
geadviseerd gerichte inhaalcampagnes voor jongvolwassenen te organiseren en gerichte
communicatie- en voorlichtingsinspanningen uit te breiden en te intensiveren.
Voor de HBV-vaccinatie wordt aangeraden de nationale inspanningen te versterken om
de streefwaarden voor 2030 van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), 95% vaccinatiegraad
bij kinderen, te behalen en vaccinatie bij kinderen en de preventie van verticale
overdracht van HBV te vergemakkelijken.
Voor monitoring van de vaccinatiegraad wordt aanbevolen deze met inachtneming van
de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) te verbeteren door verbanden tussen
vaccinatie- en kankerregisters tot stand te brengen om het algemene effect van vaccinatie-
en kankerpreventieprogramma’s te meten, onder meer om uiteindelijk de kostenefficiëntie
van kankerscreeningsprogramma’s te verhogen.
De Commissie heeft samen met de WHO een partnerschap gesloten om het wereldwijde netwerk
voor digitale gezondheidscertificering van de WHO te ontwikkelen. Dit netwerk heeft
de technologie van het EU-systeem van het digitale Covid-certificaat geïntegreerd.
Er wordt aanbevolen actief deel te nemen aan inspanningen om de toegang van EU-burgers
tot hun vaccinatiegegevens te vergemakkelijken en eveneens actief deel te nemen aan
de inspanningen om het wereldwijde netwerk voor digitale gezondheidscertificering
van de WHO verder te ontwikkelen.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Nederland heeft het Rijksvaccinatieprogramma, dat bestemd is voor alle kinderen en
gratis wordt aangeboden2. Zowel de HPV- als de HBV-vaccinatie zijn opgenomen in het Rijksvaccinatieprogramma.
Sinds 2011 ontvangen alle kinderen de HBV-vaccinatie. De HPV-vaccinatie ontvangen
kinderen sinds 2010. De monitoring van de vaccinatiegraad van het Rijksvaccinatieprogramma
en de diverse vaccinaties daarbinnen wordt uitgevoerd door het Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Jaarlijks wordt door het RIVM het vaccinatiegraadrapport
gepubliceerd waarin de ontwikkeling van de vaccinatiegraad inzichtelijk wordt gemaakt3. Vanaf de leeftijd van 30 jaar ontvangen vrouwen een uitnodiging voor het bevolkingsonderzoek
naar baarmoederhalskanker.
In 2022 is de vaccinatieleeftijd voor HPV-vaccinatie verlaagd naar 10 jaar en kwamen
ook jongens voor het eerst in aanmerking voor de HPV-vaccinatie. Gelijktijdig is een
tweejarige inhaalcampagne gestart, waarbij alle jongeren tot 18 jaar de kans krijgen
alsnog de HPV-vaccinatie te halen. Van begin 2023 tot halverwege 2024 loopt tevens
een aanvullende campagne om nog niet gevaccineerde jongvolwassenen, geboren tussen
1 januari 1996 en 31 december 2003, de kans te bieden zich alsnog te laten vaccineren
tegen HPV4. Nederland hanteert de WHO-doelstelling van 90% gevaccineerde meisjes en heeft aangegeven
dezelfde doelstelling voor jongens na te streven.
Nederland hanteert de WHO-doelstelling van 95% HBV-gevaccineerde zuigelingen in 2030.
Naast HBV-vaccinatie in het Rijksvaccinatieprogramma wordt ook ingezet op de bestrijding
van HBV via doelgroepenvaccinatie en heeft het RIVM samen met de sector – bestaande
uit onder andere specialisten, GGD-artsen en huisartsen – het Nationaal Hepatitisplan
ontwikkeld5. Dit plan heeft tot doel verdere verspreiding te voorkomen en de ziektelast en sterfte
te verminderen. Het plan focust op 5 pijlers: bewustwording en vaccinatie, opsporen
van geïnfecteerde, diagnostiek en behandeling, verbeterde organisatie van de hepatitiszorg
en een beter surveillancesysteem.
Het RIVM onderzoekt in hoeverre HPV-vaccinatie de ontwikkelingen van (voorstadia van)
baarmoederhalskanker vermindert. De eerste HPV-gevaccineerden in Nederland zijn in
2023 uitgenodigd voor het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. Onderzocht wordt
onder meer of gevaccineerden die deelnemen aan het bevolkingsonderzoek minder vaak
HPV-positief zijn dan ongevaccineerden. Er wordt gewerkt aan de mogelijkheid om via
het burgerportaal van het RIVM burgers inzicht te geven in de eigen vaccinatiegegevens
en om vaccinatiegegevens te ontsluiten naar Persoonlijke Gezondheidsomgevingen (PGO’s)6.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet is positief over het voorstel. De Commissie onderstreept hiermee het belang
van vaccineren tegen HPV en HBV, en het voorkomen van risico’s op vormen van kanker
gekoppeld aan deze infecties. Daarbij vindt het kabinet het positief dat in het voorstel
de ruimte wordt gelaten aan lidstaten om te bekijken of, en zo ja hoe, deze aanbevelingen
passend zijn voor de nationale situatie en in hoeverre deze kunnen worden overgenomen.
Het kabinet herkent dat het aan vrijwel de meeste aanbevelingen van de Commissie,
zoals het gratis aanbieden van vaccinaties, het stellen van een HPV-vaccinatiegraad
voor jongens, een HBV-vaccinatiegraad doelstelling voor zuigelingen in 2030 en inzet
op HBV preventie, al voldoet.
Het kabinet steunt de aanbevelingen omtrent geïntegreerde gezondheidscommunicatie
over kankerpreventie en inzet op het verhogen van de vaccinatiegraad. In het informatiemateriaal
over het Rijksvaccinatieprogramma wordt aandacht besteed aan de gevolgen die de diverse
infectieziekten kunnen hebben op de gezondheid, in het geval van HPV en HBV onder
andere kanker. In het kader van de hierboven beschreven HPV-vaccinatiecampagnes zijn
er speciale communicatiecampagnes geweest die de focus legden op kankerpreventie door
middel van vaccinatie tegen HPV. In zijn algemeenheid wordt ingezet op het verhogen
van de deelname aan het Rijksvaccinatieprogramma middels de aanpak «Vol vertrouwen
in vaccinaties»7. Het kabinet is van mening dat op deze wijze de geïntegreerde gezondheidscommunicatie
en inzet op verhoging van de vaccinatiegraad voldoende wordt gewaarborgd.
De aanbevelingen gedaan in het voorstel op het gebied van HPV en HBV zijn in lijn
met het Nederlandse beleid, onder meer waar het, het doel voor HBV-vaccinatie, de
streefwaarden voor HPV-vaccinatie, het organiseren van een inhaalcampagne voor jongvolwassen
en de inzet op preventie van HBV betreft. Daarom zet het kabinet in op het behouden
van deze doelen in de aanbeveling. Voor HBV is er het Nationaal Hepatitisplan. Hoewel
er in Nederland geen algemeen kankerpreventieprogramma is, vindt het kabinet bredere
inzet op het gebied van kanker, waaronder preventie en vroege opsporing, van groot
belang. Om die reden is het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangesloten
bij het Nederlands Kanker Collectief dat in november 2023 de Nederlandse Kanker Agenda
lanceerde. Het kabinet is van mening dat op deze wijze de streefvaccinatiegraad voor
HPV en HBV en de inzet op kankerpreventie reeds voldoende wordt gewaarborgd.
Het kabinet is op dit moment niet voornemens de aanbeveling van de Commissie op te
volgen om verscheidene registers aan elkaar te koppelen. In Nederland zijn de vaccinatie-
en kankerregisters niet aan elkaar verbonden, maar wordt data uit deze registers wel
gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek naar de invloed van vaccinatie op de ontwikkeling
van (voorstadia van) baarmoederhalskanker8. De eerste cohorten die tegen HPV gevaccineerd zijn, zijn in 2023 uitgenodigd voor
het bevolkingsonderzoek. De eerste resultaten van het onderzoek worden in de loop
van 2025 verwacht. De resultaten kunnen aanleiding geven de screeningsstrategie aan
te passen. Hierover zal, zoals gebruikelijk in Nederland, advies worden gevraagd aan
de Gezondheidsraad. Het kabinet is van mening dat op deze wijze de integratie van
vaccinatie- en bevolkingsonderzoekregisters voldoende wordt gewaarborgd. Daarom zal
het kabinet zich inzetten om in de aanbeveling op te nemen dat het doel van het wetenschappelijk
onderzoek naar de relatie tussen vaccinatie en baarmoederhalskanker voorop staat en
de methode (bijvoorbeeld het koppelen van registers) aan de lidstaten zelf is.
Tot slot wordt in het voorstel aanbevolen actief deel te nemen aan de inspanningen
van het wereldwijde netwerk voor digitale gezondheidscertificering van de WHO. Dit
zou aanvullend zijn op het burgerportaal van het RIVM en de PGO’s. Het kabinet ziet
hierbij een aantal belemmeringen. Allereerst vindt het kabinet het van belang om de
nut en noodzaak van een dergelijk systeem te onderzoeken. Daarnaast is er momenteel
geen rechtsgrond op nationaal niveau voor dit type systeem. Daarmee ontbreekt het
wettelijk kader. Het kabinet zal zich ervoor inspannen in de aanbeveling expliciet
op te nemen dat, voordat deelname overwogen kan worden, de nut en noodzaak van digitale
gezondheidscertificering in kaart moet worden gebracht en er sprake moet zijn van
een toereikende rechtsgrond op nationaal niveau.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De meeste lidstaten staan achter het doel van de Commissie om HBV- en HPV-infecties
te verminderen en verwelkomen daarom over het algemeen de Raadsaanbeveling. Een aantal
lidstaten zullen naar verwachting opmerkingen hebben over de specifieke percentages
voor een vaccinatiegraad, omdat meerdere landen deze momenteel niet behalen. De positie
van het Europees Parlement, comité ENVI, is onbekend.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet is positief. Het voorstel is gebaseerd op artikel 168
lid 6 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Op het terrein
van de bescherming en de verbetering van de menselijke gezondheid heeft de Unie een
aanvullende bevoegdheid op basis van artikel 6, onder a, VWEU.
b) Subsidiariteit
De grondhouding van het kabinet is positief. De aanbeveling heeft tot doel de EU-lidstaten
te ondersteunen bij de aanpak van de risico’s op kanker die verband houden met HPV-
en HBV-infecties en zo de menselijke gezondheid te verbeteren. Gezien HPV en HBV infectieziekten
zijn, kunnen deze worden overgedragen tussen de burgers van de lidstaten van de Unie.
Het terugdringen van infecties in de ene lidstaat heeft dus ook tot gevolg dat daarmee
voorkomen kan worden dat HPV- en HBV-infecties in een andere lidstaat ontstaan. Een
grensoverschrijdende, Europese, aanpak van het probleem draagt dus bij aan de aanpak
van de risico’s op kanker die verband houden met HPV- en HBV-infecties door te pogen
deze in alle lidstaten te verminderen. Hierdoor is een EU-aanpak, in de zin van deze
aanbeveling, wenselijk en is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
De grondhouding van het kabinet is positief. De aanbeveling heeft tot doel de EU-lidstaten
te ondersteunen bij de aanpak van de risico’s op kanker die verband houden met HPV-
en HBV-infecties, en zo de menselijke gezondheid te verbeteren. Aanbevolen wordt daartoe
de vaccinatiegraad te verhogen en toegang tot vaccinaties te waarborgen. Het voorgestelde
optreden is geschikt om deze doelstelling te bereiken, omdat de aanbevelingen gericht
zijn op het ondersteunen van EU-lidstaten bij het gratis aanbieden van de HPV- en
HBV-vaccinatie, het inzetten op communicatie over de vaccinaties en bevorderen van
het monitoren van de vaccinatiegraad. Bovendien gaat het voorgestelde optreden niet
verder dan noodzakelijk, omdat in het voorstel de ruimte wordt gelaten aan lidstaten
om te bekijken of, en zo ja hoe, deze aanbevelingen passend zijn voor de nationale
situatie en in hoeverre deze kunnen worden overgenomen.
d) Financiële gevolgen
Het beleidsinitiatief zal geen gevolgen hebben voor de EU-begroting. Het kabinet is
van mening dat de eventuele benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen
de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze
moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
De aanbeveling zal naar verwachting niet leiden tot gevolgen voor de nationale begroting.
Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke
departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
e) Gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Er worden geen effecten verwacht voor de regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken