Brief regering : Eindrapport eisen aan onderwijshuisvesting
36 410 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2024
Nr. 117
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 maart 2024
Via deze brief zend ik u het rapport over de landelijke wettelijke eisen en beleidsdoelstellingen
aan onderwijshuisvesting. Het onderzoeksbureau Andersson Elffers Felix (AEF) heeft
dit onderzoek op mijn verzoek uitgevoerd. In deze brief wordt kort de achtergrond
en het belang van dit onderzoek uiteengezet, samen met de belangrijkste conclusies.
Een uitgebreidere reactie doe ik uw Kamer voor de zomer toekomen in de periodieke
brief onderwijshuisvesting. In deze reactie wordt ook de uitvoering meegenomen van
de motie van het lid Ergin1 (DENK) over een effectenverkenning van het oormerken van middelen voor onderwijshuisvesting.
Aanleiding onderzoek
In het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) over onderwijshuisvesting uit 2021
kwam naar voren dat het aan een integraal beeld van landelijke wettelijke eisen en
beleidsdoelstellingen ontbreekt, waardoor er in het IBO werd gesteld dat het voor
scholen en gemeenten vaak niet duidelijk is waar een schoolgebouw aan moet voldoen.
Vanuit verschillende ministeries zouden er eisen of doelstellingen worden gesteld,
die soms ook tegenstrijdig aan elkaar kunnen zijn. Volgens het IBO zou dit het proces
van realiseren van goede onderwijshuisvesting kunnen bemoeilijken. Eén van de aanbevelingen
in het IBO was dan ook om een integraal en eenduidig overzicht te creëren.
AEF heeft in opdracht van het Ministerie van OCW een integraal beeld gemaakt van de
landelijke wettelijke eisen en beleidsdoelstellingen aan onderwijshuisvesting, waarbij
zij tevens zijn gevraagd om eventuele tegenstrijdigheden in kaart te brengen. Daarbij
is AEF ook gevraagd aanbevelingen te doen ten aanzien van de overzichtelijkheid en
eenduidigheid van desbetreffende eisen en beleidsdoelstellingen.
Uitkomsten onderzoek
Het onderzoeksbureau concludeert dat de wettelijke eisen en beleidsdoelstellingen
die aan onderwijshuisvesting worden gesteld in principe helder zijn. Er zijn weinig
wetten die specifieke eisen stellen aan onderwijshuisvesting. De meeste wettelijke
eisen en beleidsdoelstellingen vloeien voort uit algemene bouwwetgeving. Er is één
tegenstrijdigheid gevonden; deze gaat over de vereisten voor de vloer in een schoolgebouw.
Dit voorbeeld werd ook benoemd in het IBO.
Toch stelt AEF dat er om drie redenen onduidelijkheid kan ontstaan. Ten eerste ontbreekt
er een eenduidig basisniveau voor schoolgebouwen; dit hangt vaak af van het bouwjaar.
De eisen voor nieuwbouw zijn veel hoger dan voor bestaande bouw en renovatie. Dit
komt omdat een gebouw in de meeste gevallen alleen hoeft te voldoen aan de wetgeving
die gold ten tijde van de bouw. Een oud schoolgebouw uit bijvoorbeeld 1960 voldoet
daarmee wel vaak aan de eisen, maar die eisen zijn een stuk lager dan de eisen die
we tegenwoordig hanteren. Hierdoor kan het zijn dat oude schoolgebouwen niet voldoen
aan de huidige verwachtingen van een schoolgebouw.
Ten tweede is er soms twijfel bij schoolbesturen en gemeenten of aan bepaalde eisen
voldaan is. Dit speelt met name bij wetten met doelvoorschriften of een zorgplicht.
Je kan hierbij denken aan voorschriften omtrent arbeidsomstandigheden.
Ten derde stelt AEF dat de meeste onduidelijkheid voortkomt uit de verantwoordelijkheidsverdeling
in het stelsel. Het is niet altijd duidelijk of meer algemene wettelijke eisen en
beleidsdoelstellingen verplicht, aangeraden of wenselijk zijn en wat dit betekent
voor de eisen aan onderwijshuisvesting. Zo bestaat er bijvoorbeeld een verschil tussen
wettelijke doelstellingen t.a.v. duurzaamheid in het algemeen en bouwkundige verplichtingen
aan onderwijshuisvesting op het gebied van duurzaamheid; ondanks dat de Klimaatwet
Nederland verplicht om de netto emissie van broeikasgassen in 2050 naar nul te reduceren,
hoeven schoolgebouwen volgens de bouwwetgeving nog niet energieneutraal (ENG) gebouwd
te worden. In dit soort gevallen biedt wet- en regelgeving geen uitsluitsel en moeten
een schoolbestuur en gemeente met elkaar in gesprek over de gewenste kwaliteit van
onderwijshuisvesting en wie verantwoordelijkheid draagt voor het realiseren hiervan.
Om meer helderheid te creëren doet AEF de suggestie om te verkennen om eisen te stellen
die een (hoger) basisniveau van onderwijshuisvesting garanderen voor alle schoolgebouwen
ongeacht bouwjaar. Zoals AEF zelf concludeert is dit een ingrijpende oplossing omdat
dit onder andere aanpassing van wet- en regelgeving vereist. Bovendien zal een deel
van de onderwijshuisvesting dan niet meer voldoen aan de huidige wet- en regelgeving.
Verdere proces
Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek zal worden gesproken met de VNG, de PO-Raad,
VO-raad en het Ministerie van BZK. Gezien de impact van de door AEF gesuggereerde
oplossing wil ik met deze partijen de consequenties in kaart brengen en stilstaan
bij het ervaren knelpunt, en dit meegeven aan een volgend kabinet.
Ik verwacht uw Kamer over de uitkomsten van deze gesprekken te kunnen informeren in
de periodieke brief onderwijshuisvesting die uw Kamer voor de zomer ontvangt.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul
Indieners
-
Indiener
M.L.J. Paul, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs