Brief regering : A-brief project ‘Verwerving Amfibische Transportschepen’
27 830 Materieelprojecten
Nr. 427
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 maart 2024
De Koninklijke Marine zorgt voor veiligheid op zee en veiligheid vanuit zee. Eenheden
van het Korps Mariniers, onderdeel van de Koninklijke Marine, gaan bij amfibische
operaties vanuit zee aan land om daar hun opdracht uit te voeren. Amfibische operaties
zijn onder andere denkbaar in het Caribische deel van het Koninkrijk, bij de verdediging
van NAVO-bondgenoten of in spanningsgebieden elders in de wereld.
De amfibische transportschepen en landingsvaartuigen vormen een belangrijk onderdeel
van het maritieme vermogen van Nederland. Voor deze amfibische operaties beschikt
de Koninklijke Marine over uiteenlopende schepen en landingsvaartuigen waarvan de
meeste in de komende vijftien jaar het einde van hun levensduur bereiken. Vervanging
is daarom aan de orde. Daarnaast beschikt de Koninklijke Marine voor patrouille- en
andere taken over vier Oceangoing Patrol Vessels (OPV’s) die eveneens in de jaren ’30 aan vervanging toe zijn.
Met deze A-brief van het project «Verwerving Amfibische Transportschepen» informeer
ik uw Kamer over de vervanging van een deel van de amfibische capaciteit, namelijk
van de twee grote transportschepen (Landing Platform Docks, LPD’s)1 en van vier OPV’s2 door een nieuwe klasse van zes schepen, de Amfibische Transportschepen. Verderop
in de brief ga ik in op de vervanging van de overige amfibische vaartuigen.
De vervanging van twee bestaande scheepsklassen door één nieuwe klasse zorgt voor
de Koninklijke Marine voor meer flexibiliteit en schaalvoordelen bij de inzet van
deze schepen en bij onder meer aanschaf, opleidingen en de instandhouding. De Nederlandse
Maritieme Maakindustrie krijgt bij dit project een prominente rol, vergelijkbaar met
hun rol bij de vervanging van de Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LC-fregatten),
ook met als oogmerk de versterking van de Europese strategische autonomie.3 Defensie trekt op met het Verenigd Koninkrijk bij het ontwerp van de Amfibische Transportschepen
vanwege de samenwerking van de mariniers in de UK/NL Amphibious Force.
Behoefte
Kwalitatieve behoefte – De Amfibische Transportschepen vervangen twee verschillende scheepsklassen met
uiteenlopende taken. Allereerst ga ik in op de amfibische taak.
Vervanging LPD’s – Amfibische operaties kunnen aan de orde zijn voor de verdediging van het Koninkrijk
in het Caribisch gebied of voor de verdediging van NAVO-bondgenoten. Maar het kan
bijvoorbeeld ook gaan om evacuatie-operaties in spanningsgebieden of om humanitaire
hulpverlening waarbij mariniers en hulpverleners ter plaatse worden gebracht. Het
kan daarom nodig zijn om onze amfibische capaciteit ook buiten Europa of het Caribisch
gebied in te zetten, eventueel samen met internationale partners, zowel in omstandigheden
met een lage als met een hoge dreiging.
Bij amfibische operaties brachten tot nu toe relatief grote schepen de eenheden van
het Korps Mariniers en hun ondersteuning naar het inzetgebied. De huidige amfibische
transportschepen (LPD’s) kunnen daarbij worden ondersteund door het Joint Support Ship (JSS), Zr.Ms. Karel Doorman.4 Afhankelijk van de dreiging wordt deze amfibische taakgroep beschermd door fregatten.
Vanaf de LPD’s en straks de Amfibische Transportschepen gaan de mariniers en hun materieel
aan land met behulp van landingsvaartuigen en helikopters. De nieuwe schepen kunnen
net als de huidige LPD’s meerdere landingsvaartuigen meenemen in hun interne dok en
middels takels aan de zijkant van het schip. Helikopters en onbemande systemen kunnen
opereren vanaf een helikopterdek.
De doctrine van het amfibisch optreden verandert en de nieuwe concepten worden al
getoetst in de praktijk. Mogelijke tegenstanders in kustgebieden – dit kunnen ook
irreguliere gewapende groepen zijn – beschikken vaker over geavanceerde sensoren en
wapens met een groot bereik. In de huidige doctrine landen de mariniers op een beperkt
aantal plaatsen met grotere eenheden in meerdere landingsgolven vanaf een transportschip
dat relatief dicht bij de kust ligt. De nieuwe doctrine gaat uit van een gelijktijdige
landing van de mariniers en hun materieel op meerdere, uit elkaar liggende plaatsen,
vanaf Amfibische Transportschepen verder uit de kust waar deze minder kwetsbaar zijn.
De nadruk ligt op het licht, snel en verspreid en heimelijk optreden van kleinere
marinierseenheden met een lichte logistieke ondersteuning waarbij ook gebruik wordt
gemaakt van onbemande systemen.5
Bij dit verspreid optreden heeft elk Amfibische Transportschip een kleiner detachement
van mariniers aan boord dan de huidige LPD’s gewoonlijk vervoeren. Daarom kan het
nieuwe schip kleiner zijn van omvang. In de nieuwe doctrine zijn dan meer schepen
tegelijkertijd nodig om hetzelfde aantal mariniers meer verspreid in te zetten. Het
ontwerp van de Amfibische Transportschepen staat nog niet vast. Defensie gaat het
ontwerp uitwerken samen met de Nederlandse industrie en op basis van overleg met het
Verenigd Koninkrijk.
Vervanging OPV’s – De OPV’s zijn ontworpen voor taken lager in het geweldsspectrum dan die voor fregatten.
Deze schepen hebben in de loop der jaren hun waarde bewezen als stationsschip in het
Caribisch gebied en bij onder andere drugsbestrijding in het Caribisch gebied, piraterijbestrijding
in de wateren bij Somalië en humanitaire hulpverlening na orkanen op de Bovenwindse
Eilanden van het Koninkrijk. De OPV’s zijn goed berekend op deze taken. In de tweede
helft van de jaren ’30 bereiken de OPV’s het einde van hun levensduur. Momenteel voert
Defensie een Midlife Update uit bij deze schepen.6 Vanwege de verslechterde internationale veiligheidssituatie heeft de Koninklijke
Marine behoefte aan schepen die onder bescherming van fregatten inzetbaar zijn in
omstandigheden met een hoge dreiging, en die daarnaast ook de taken van de huidige
OPV’s kunnen uitvoeren.
Kwantitatieve behoefte – Voor de vervanging van de twee LPD’s en vier OPV’s heeft Defensie behoefte aan
zes Amfibische Transportschepen die geschikt zijn voor een veelheid van taken, uiteenlopend
van amfibische operaties tot maritieme veiligheidsoperaties en humanitaire hulpverlening.
Het aantal van zes schepen is nodig om de huidige taken te blijven uitvoeren. Dit
aantal breed inzetbare schepen vergroot de flexibiliteit bij het aanwijzen van een
schip voor een bepaalde missie, en de keuze voor één scheepklasse in plaats van twee
vergroot de doelmatigheid. Een van de permanente taken van de Koninklijke Marine is
het leveren van een stationsschip in het Caribisch Gebied. Deze taak kan in de toekomst
worden vervuld door een van de Amfibische Transportschepen. Voor geplande of ongeplande
amfibische of andersoortige operaties is straks eveneens meer flexibiliteit.
Verwervingsstrategie, Europese strategische autonomie en het Nederlandse bedrijfsleven
Net als bij de vervanging van LC-fregatten voorziet ook het project van de Amfibische
Transportschepen in meerdere behoeften. Dat betreft de verwerving van materieel waarmee
onze militairen het gevecht kunnen winnen en de behoefte om de Europese strategische
autonomie te vergroten. Defensie draagt bij aan de versterking van de Europese strategische
autonomie met de nieuwe aanpak van het «industrieversterkend aankopen» die op hoofdlijnen
is uiteengezet in de Kamerbrief «Defensie Industrie Strategie in de nieuwe geopolitieke
context»7 en meer specifiek in de Kamerbrief «Defensie en de Maritieme Maakindustrie».8 Defensie beoogt een partnerschap met de maritieme sector dat niet alleen de bouw
van marineschepen omvat maar ook infrastructuur, personeel, innovatie, kennisontwikkeling
en instandhouding. Deze aanpak verbreedt de focus van Defensie van behoeftestellingen
per type schip naar ook versterking van de sector als geheel.
Defensie gaat bij deze nieuwe projecten eerder en intensiever dan in het verleden
samenwerken met de defensie-industrie in den brede. Dit kan de voorbereidingstijd
op de bouw en de bouwtijd zelf verkorten. Deze nieuwe wijze van samenwerking vraagt
om de ontwikkeling van nieuwe instrumenten om te verzekeren dat een project ten goede
komt aan een zo groot mogelijk deel van de sector als geheel. De aanschaf van de nieuwe
marineschepen via deze aanpak zorgt voor een versterking van deze sector waar Nederland
internationaal een vooraanstaande positie heeft.
Defensie is voornemens, net als bij het project «Vervanging LC-fregatten», voor de
Amfibische Transportschepen de Nederlandse maritieme sector in te schakelen onder
artikel 346 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). Daarvoor
zal Defensie de samenwerking zoeken met Damen Naval en daarnaast met de bredere Nederlandse
defensie-industrie. Graag verwijs ik naar de Sectoragenda Maritieme Maakindustrie
waarin enkele ministeries waaronder Defensie met de sector afspraken hebben gemaakt
over versterkende maatregelen.9 Defensie dient nog overeenstemming te bereiken met Damen Naval over de condities
van een dergelijke alliantie. De Auditdienst Rijk (ADR) onderzoekt daarbij de prijsstelling
van de offertes van leveranciers, zoals altijd bij aanbestedingen zonder concurrentiestelling.
In de B-fase van het project zal Defensie met de industriële partners op zoek gaan
naar de juiste balans tussen de criteria die van belang zijn bij dit maritieme materieelproject,
zoals prijs, leveringszekerheid, kwaliteit, Europese strategische autonomie en interoperabiliteit.
In het vervolg van het project zal worden bezien of de casco’s van de Amfibische Transportschepen
in Nederland worden gebouwd of elders in Europa. Het bouwen van de casco’s in Nederland
is niet uitgesloten, maar dit is mede afhankelijk van het beschikbare taakstellende
budget en van de ontwikkelingen rondom het project «Werf van de toekomst» van de Sectoragenda.
Dit is toegelicht in de eerdergenoemde Kamerbrief over «Defensie en de Maritieme Maakindustrie».
Defensie kiest voor de bouw van marineschepen met de industriepolitiek van het «industrieversterkend
aankopen» voor een andere aanpak dan in het verleden. Het kabinet hanteert de werkwijze
dat vanuit artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet (CW3.1) voor voorstellen met significante
gevolgen een apart kader wordt opgenomen in Kamerbrieven onder de naam «Beleidskeuzes
uitgelegd». Om invulling te geven aan deze werkwijze is dit kader opgenomen als bijlage
bij deze Kamerbrief. Dit kader is in de uitwerking vergelijkbaar met het kader dat
als bijlage is opgenomen bij de eerdergenoemde A-brief van het project «Vervanging
LC-fregatten» van 1 maart jl.
Uitwerking
Personeel – Defensie streeft naar het gebruik van automatisering om daarmee de omvang van de
bemanning te beperken. Op dit moment is nog niet duidelijk hoeveel personeel nodig
is voor de nieuwe klasse Amfibische Transportschepen. Dit is mede afhankelijk van
de omvang van de nieuwe schepen en van het gekozen concept voor de bedrijfsvoering,
automatisering en onderhoud: welk deel van de taken wordt door de bemanning gedaan,
welk deel door personeel aan de wal en welk deel wordt uitbesteed.
Internationale samenwerking en interoperabiliteit – Nederland en het Verenigd Koninkrijk werken op het gebied van amfibisch optreden
en mariniers al ruim 50 jaar samen in de UK/NL Amphibious Force. Beide landen willen hun grote amfibische transportschepen over enige tijd vervangen.
Op 30 juni 2023 is op ministerieel niveau een Statement of Intent getekend om de mogelijkheden voor samenwerking te onderzoeken. Uit de gesprekken is
gebleken dat beide landen geen identieke schepen aanschaffen vanwege de verschillende
inzetconcepten en beschikbare budgetten. Wel moet deze samenwerking leiden tot Britse
en Nederlandse schepen met een zo groot mogelijke interoperabiliteit en waar mogelijk
identieke subsystemen zoals hijsinstallaties, dokfaciliteiten, helikopterinstallaties,
voortstuwing en modulaire systemen voor de accommodatie.
Nederland en het Verenigd Koninkrijk zullen ervoor zorgen dat hun amfibisch materieel
zoveel als mogelijk geschikt is voor onderlinge samenwerking. Beide landen beschikken
over amfibische transportschepen van waaruit mariniers met kleinere landingsvaartuigen
naar de kust varen of met helikopters invliegen. De Nederlandse landingsvaartuigen
kunnen vanuit de Britse amfibische transportschepen opereren en andersom. Dit geldt
ook voor de inzet van helikopters en onbemande systemen. Beide landen staan in nauw
contact over de specificaties voor de toekomstige Amfibische Transportschepen maar
ook voor de toekomstige landingsvaartuigen. Nederland zal bovendien letten op de interoperabiliteit
met België gezien de intensieve Belgisch-Nederlandse marinesamenwerking, en met Duitsland
gezien de integratie van het Duitse Seebataillon in de Koninklijke Marine. Daarmee is de interoperabiliteit verzekerd.
Innovatie – Bij het ontwerp en de bouw van marineschepen is innovatie onmisbaar. Nederlandse
kennisinstituten zoals TNO, NLR en MARIN leveren bijdragen aan de innovaties die nodig
zijn om het Amfibische Transportschip te laten voldoen aan de gestelde operationele
eisen, zoals dat ook is gebeurd bij de ASW-fregatten en nog gaat gebeuren bij de LC-fregatten.
De permanente innovaties bij marineschepen kunnen ook leiden tot civiele toepassingen
en versterken daarmee de Maritieme Maakindustrie als geheel.
Duurzaamheid – Waar operationeel mogelijk zullen de Amfibische Transportschepen voldoen aan huidige
en voorziene internationale regelgeving voor milieu, energie en duurzaamheid. De schepen
zullen geschikt zijn voor synthetische en biologische brandstoffen die op termijn
het gebruik van dieselolie vervangen. Het gebruik van een brandstof zoals methanol
is operationeel nog niet mogelijk, onder andere vanwege de kwetsbaarheid in gevechtsomstandigheden
en het grote volume aan brandstof dat het schip zou moeten meenemen. De duurzaamheidsaspecten
worden in de B-fase van het project verder uitgewerkt.
Gerelateerde projecten – Defensie vervangt in de komende vijftien jaar meerdere soorten schepen en vaartuigen
voor het amfibisch optreden. Naast de LPD’s gaat het om de snelle FRISC-vaartuigen
(Fast Raiding, Interception and Special Forces Craft), de middelzware landingsvaartuigen (Landing Craft Vehicle and Personnel, LCVP), en ten slotte de zware landingsvaartuigen (Landing Craft Utility, LCU). Defensie houdt de onderlinge samenhang van deze projecten nauwgezet in het
oog en zal indien nodig maatregelen nemen om de projecten in balans te houden. Andere
gerelateerde projecten betreffen de voertuigen die de mariniers gebruiken als zij
aan land zijn gekomen.
– Ter vervanging van de huidige FRISC schaft Defensie nieuwe snelle vaartuigen aan die
hoofdzakelijk zijn bedoeld voor boardingoperaties en voor de speciale eenheden. De
FRISC-vaartuigen hebben meerdere taken, maar voor amfibische operaties zijn ze in
de loop der tijd minder geschikt gebleken. Daarom is in 2021 besloten dat een deel
van de FRISC-vaartuigen niet wordt vervangen. In plaats daarvan schaft Defensie een
groter aantal nieuwe middelzware landingsvaartuigen aan.10
– Defensie schaft nieuwe middelzware LCVP-landingsvaartuigen aan in twee varianten.
Eén variant is bedoeld voor alleen personeel (Littoral Assault Craft, LAC) en de andere variant kan ook materieel en het bijbehorende personeel vervoeren
(Littoral Craft Mobility, LCM). De LAC wordt geleverd in de periode 2026–2028 en de LCM in de periode 2028–2030.11
– De huidige zware LCU-landingsvaartuigen ondergaan momenteel een Midlife Update bij de Nederlandse industrie. De eerste gemoderniseerde LCU is onlangs opgeleverd.
De vaartuigen zijn inzetbaar tot het begin van de jaren ’30. De A-brief over de vervanging
van de LCU-vaartuigen is voorzien voor 2027.
– De voertuigen voor operaties van de mariniers aan land worden al vervangen. Nu beschikken
de mariniers over Band Vagn-voertuigen en over Landrovers. Deze voertuigen worden in twee projecten vervangen:
Future Littoral All-Terrain Mobility Band Vagn (FLATM-BV)12 en Future Littoral All-Terrain Mobility Patrouillevoertuigen (FLATM-PV)13.
Risico’s
De risico’s bij dit project zijn beperkt. Zowel de Nederlandse Maritieme Maakindustrie
als Defensie heeft ruime ervaring bij het ontwerpen, onderhouden en moderniseren van
grote amfibische transportschepen en patrouilleschepen. Het risico bestaat dat binnen
Defensie onvoldoende capaciteit is om het verwervingstraject op tijd te kunnen voltooien,
ook gezien de andere grote maritieme investeringsprojecten die aan de orde zijn zoals
de onderzeeboten, de LC-fregatten, de Anti Submarine Warfare (ASW-)fregatten voor onderzeebootbestrijding14, en de hulpvaartuigen15. Daarnaast bestaat het risico dat de eisen in verband met de gewenste interoperabiliteit
met het Britse materieel leiden tot hogere kosten.
Defensie heeft voor de risico’s beheersmaatregelen getroffen. Ten aanzien van de personeelscapaciteit
wordt het beschikbare personeel zorgvuldig verdeeld over de verschillende projecten
en wordt zo nodig overgegaan op externe inhuur. Ook draagt de intensieve samenwerking
die Defensie in een vroeg stadium met de industrie wil aangaan, bij aan de vermindering
van dit risico. De projectbudgetten bevatten een risicoreservering als mitigatie voor
de budgetrisico’s.
Financiële aspecten
Het taakstellende projectbudget van het project «Verwerving Amfibische Transportschepen»
bevindt zich in de bandbreedte van € 1 miljard tot € 2,5 miljard. Dit bedrag komt
ten laste van de Defensiebegroting. Het projectbudget is inclusief een risicoreservering
en een eventuele verhoging van de exploitatiekosten gedurende de levensduur.
Planning
De instroom van de nieuwe Amfibische Transportschepen en de uitstroom van de huidige
twee LPD’s en vier OPV’s worden op elkaar afgestemd. Bij de instroom van een nieuw
schip wordt telkens een huidig schip uit de vaart genomen. Defensie wil het eerste
van de zes nieuwe Amfibische Transportschepen laten instromen in 2032. De andere vijf
schepen volgen in een ritme van één per jaar en een nieuw schip is een jaar na de
instroom operationeel inzetbaar. Het zesde en laatste Amfibische Transportschip is
volgens deze planning operationeel inzetbaar in 2038.
Het eerste LPD, Zr.Ms. Rotterdam, bereikt het einde van de levensduur in 2028, enkele
jaren voor de instroom van het eerste Amfibische Transportschip. Defensie zal bezien
of dit LPD nog enkele jaren langer kan blijven varen en zo ja, welke maatregelen daarvoor
nodig zijn. De uitstroom van het andere LPD en de vier OPV’s komt ongeveer overeen
met het einde van hun levensduur.
Vooruitblik
De Kamer ontvangt eind 2025 de B-brief van dit project en de D-brief is voorzien voor
2027. Met het project «Verwerving Amfibische transportschepen» krijgt de Koninklijke
Marine de beschikking over meer schepen die geschikt zijn voor inzet in oorlogsomstandigheden
en die zijn toegesneden op het moderne amfibische optreden samen met partners. Daarnaast
zijn de nieuwe schepen geschikt voor uiteenlopende taken waaronder die van het stationsschip
in het Caribisch gebied, en zijn voor deze taken voldoende schepen beschikbaar. De
vervanging van twee scheepklassen door één nieuwe klasse vergroot voor de Koninklijke
Marine de flexibiliteit bij de operationele inzet en zorgt bovendien voor meer doelmatigheid.
De Staatssecretaris van Defensie,
C.A. van der Maat
BIJLAGE
Kader Beleidskeuzes uitgelegd Verwerving Amfibische Transportschepen
De met deze brief na te streven doelstelling is drieledig.
1. Vervanging van de huidige twee amfibische transportschepen (Landing Platform Docks, LPD’s) alsmede van de huidige vier Oceangoing Patrol Vessels (OPV’s) vanwege het bereiken van het einde van de levensduur van deze schepen. Daarmee
behoudt Defensie de capaciteiten voor amfibische operaties en blijft uitvoering van
de taken van de OPV’s mogelijk, zoals die van stationsschip in het Caribisch gebied,
patrouilletaken, drugs- en piraterijbestrijding en humanitaire hulpverlening.
2. Vergroting van de flexibiliteit bij de inzetmogelijkheden voor de Koninklijke Marine
door de vervanging van deze twee scheepsklassen door één klasse van zes schepen die
alle taken van de zes huidige schepen kunnen uitvoeren.
3. De behoefte bestaat voor versterking van de Nederlandse defensie-industrie en voor
een versterking van de Nederlandse Maritieme Maakindustrie in het bijzonder. Nederland
draagt hiermee bij aan de versterking van de Europese strategische autonomie.
Beleidsinstrumenten
Met de verwerving van zes Amfibische Transportschepen voor de Koninklijke Marine dragen
we bij aan het behalen van de eerste twee doelstellingen. Door hierbij eerder en intensiever
dan in het verleden samen te werken met de defensie-industrie in den brede wordt aan
de derde doelstelling bijgedragen. Hierbij kiest Defensie voor de bouw van marineschepen
met het «industrieversterkend aankopen» door middel van een partnerschap met de sector
dat niet alleen de bouw van marineschepen omvat maar ook infrastructuur, personeel,
innovatie, kennisontwikkeling en instandhouding.
Financiële gevolgen voor het Rijk
Het projectbudget van de verwerving van de Amfibische Transportschepen ligt in de
bandbreedte tussen € 1 miljard en € 2,5 miljard. Over de verdere detaillering van
het budget zal de Kamer worden geïnformeerd bij de nadere invulling van de behoefte.
Financiële gevolgen voor maatschappelijke sectoren
De Amfibische Transportschepen worden zonder concurrentiestelling aanbesteed bij de
Nederlandse industrie. Nederlandse kennisinstellingen zoals TNO, NLR en MARIN leveren
bijdragen aan de innovaties.
Nagestreefde doeltreffendheid
De nieuwe Amfibische Transportschepen kunnen de taken van beide huidige scheepsklassen
vervullen. Het ontwerp van de nieuwe schepen wordt toegesneden op de veranderde doctrine
van het amfibisch optreden. Terwijl marinierseenheden tot nu toe op een beperkt aantal
plaatsen in meerdere landingsgolven aan land gaan, is dat in de nieuwe doctrine gelijktijdig
op meerdere, uit elkaar liggende plaatsen. De Amfibische Transportschepen vervoeren
daarmee per schip minder mariniers dan nu en kunnen kleiner zijn dan de huidige LPD’s.
Maar er zijn bij een operationele inzet wel meer transportschepen tegelijkertijd nodig
om hetzelfde aantal mariniers in te zetten. Gezien de intensieve amfibische samenwerking
met het Verenigd Koninkrijk is interoperabiliteit met het Britse materieel een nadrukkelijk
aandachtspunt. Daarnaast kunnen de nieuwe Amfibische Transportschepen de eerdergenoemde
taken van de huidige OPV’s uitvoeren.
Om de Nederlandse defensie-industrie op doeltreffende wijze te versterken zal Defensie
de samenwerking zoeken met Damen Naval en daarnaast met de bredere defensie-industrie.
Defensie dient nog overeenstemming te bereiken met Damen Naval over de condities van
een dergelijke alliantie.
Nagestreefde doelmatigheid
In deze fase van het project kunnen nu reeds drie punten genoemd worden die de doelmatigheid
onderstrepen.
• De vervanging van twee scheepklassen door één nieuwe zorgt voor meer doelmatigheid
bij onder meer aanschaf, opleidingen en instandhouding.
• Defensie streeft naar internationale samenwerking bij het ontwerp en de bouw van
de schepen, in het bijzonder met het Verenigd Koninkrijk waarmee Nederland reeds samenwerkt
op het gebied van amfibische operaties. Gezamenlijke studies en mogelijk ook het gebruik
van identieke subsystemen op de transportschepen van beide landen kunnen de doelmatigheid
bevorderen.
Verdere doelmatigheid zal worden bereikt bij de nadere invulling van de behoefte.
Evaluatieparagraaf
Deze brief valt onder het beleidskader Defensie Materieel Proces (DMP). Aan de hand
van verschillende ontwikkelingen wordt in 2024 een geactualiseerde brochure «DMP bij
de tijd» aan het parlement voorgelegd. Volgens het DMP volgt na de voltooiing van
in ieder geval projecten die vallen onder de regeling grote projecten een evaluatie
(E-fase).
Indieners
-
Indiener
C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.