Brief regering : Fiche: Raadsaanbeveling verbeteren onderzoeksveiligheid
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3906
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 maart 2024
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 5 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Herziening verordening screening buitenlandse directe investeringen (Kamerstuk
22 112, nr. 3905)
Fiche: Raadsaanbeveling verbeteren onderzoeksveiligheid
Fiche: Verordening supercomputerinitiatief kunstmatige intelligentie (Kamerstuk 22 112, nr. 3907)
Fiche: Mededeling stimuleren van startups en innovatie in betrouwbare AI (Kamerstuk
22 112, nr. 3908)
Fiche: Herziening Richtlijn Europese Ondernemingsraden (Kamerstuk 22 112, nr. 3909)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
Fiche: Raadsaanbeveling verbeteren onderzoeksveiligheid
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Aanbeveling van de Raad betreffende verbetering van de onderzoeksveiligheid
b) Datum ontvangst Commissiedocument
24 januari 2024
c) Nr. CommissiedocumentCOM(2024) 26
d) EUR-Lex
EUR-Lex – 52024DC0026 – EN – EUR-Lex (europa.eu)
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Concurrentievermogen
g) Eerstverantwoordelijke ministerie
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in nauwe samenwerking met Ministerie
van Justitie en Veiligheid
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
De Raadsaanbeveling is onderdeel van een pakket van vijf economische veiligheidsinitiatieven
en een overkoepelende mededeling waarin de Europese Commissie (hierna: Commissie)
een update geeft over de vooruitgang die de afgelopen maanden is geboekt ten aanzien
van de economische veiligheid van de EU. Dit pakket bouwt voort op de eerdere Gezamenlijke
Mededeling over een Europese Economische Veiligheidsstrategie.
Dit voorstel van de Commissie betreft een Raadsaanbeveling over het verbeteren van
de onderzoeksveiligheid; in Nederland beter bekend als kennisveiligheid. De Commissie
stelt dat internationale samenwerking van groot belang is voor de onderzoekssector,
maar dat door toenemende internationale spanningen en relevantie van onderzoek en
innovatie onze onderzoekers en academici in toenemende mate geconfronteerd worden
met risico’s rond kennisveiligheid. Het voorstel heeft tot doel om de lidstaten, vervolgonderwijsinstellingen
en andere publieke en private onderzoeksorganisaties en hun financieringsorganisaties
in de EU te ondersteunen bij het identificeren en aanpakken van kennisveiligheidsrisico’s.
Dit draagt bij aan het voorkomen dat via onderzoek en innovatie veiligheidsbelangen
van lidstaten en/of de EU aangetast worden of ethische normen worden geschonden. De
Commissie stelt dat nationale overheden het best in staat zijn om de kennissector
te ondersteunen. Tegelijkertijd is er samenwerking en coördinatie op EU-niveau nodig
om te zorgen dat veilige kennisoverdracht binnen de EU en met internationale partners
kan worden bevorderd, zodat een gelijk speelveld binnen Europa op het gebied van kennisveiligheidsbeleid
kan worden bevorderd en voorkomen kan worden dat er een waterbedeffect tussen de lidstaten
ontstaat. Het voorstel bestaat uit de volgende elementen.
Ten eerste wordt een definitie gegeven van het begrip onderzoeksveiligheid: ten eerste,
het voorkomen van ongewenste overdracht van kennis en technologie die de veiligheid
van de EU en lidstaten kan schaden; ten tweede, het tegengaan van heimelijke beïnvloeding
van onderzoek, waardoor onderzoek in samenwerking met derde landen gebruikt kan worden
om narratieven van de betreffende landen te verspreiden of aan te zetten tot zelfcensuur;
ten derde, het beheersen van risico’s op het gebied van ethische- en integriteitsschendingen.
Die schendingen vinden plaats als kennis of technologie wordt gebruikt om fundamentele
waarden op bijvoorbeeld het vlak van mensenrechten binnen of buiten de EU te onderdrukken.
Daarnaast omschrijft de Commissie wat er onder verantwoorde internationalisering verstaan
wordt. De Commissie doet dit aan de hand van negen principes. Zo wordt er bijvoorbeeld
genoemd dat het beschermen van academische vrijheid, academische integriteit en de
institutionele autonomie van de kennisinstellingen voorop staat wanneer het gaat om
het verbeteren van de kennisveiligheid. Ook open academische uitwisseling en het gebruik
van FAIR (findable, accessible, interoperable, reusable) data, proportionaliteit van de maatregelen, landenneutraliteit, het vermijden van
discriminatie en stigmatisering en respect voor fundamentele mensenrechten worden
genoemd als basisprincipes. Voor de Commissie is «zo open als mogelijk, gesloten waar nodig» het uitgangspunt. Daarbij wijst de Commissie erop dat zelfregulering het uitgangspunt
is, dat cybersecurity ook onderdeel is van deze definitie en dat academische vrijheid
en academische verantwoordelijkheid hand in hand gaan.
Het voorstel vraagt actie vanuit verschillende actoren die een rol spelen in kennisveiligheidsbeleid.
De lidstaten wordt aanbevolen om een nationaal actieplan met een beleidskader en tijdspad
voor kennisveiligheid op te stellen. Dit plan dient gedragen te worden binnen de gehele
overheid, met gebruik van analyses voor het inschatten van de risico’s. Daarnaast
wordt verwacht dat lidstaten de dialoog aangaan met kennisinstellingen en ondersteuningsstructuren
voor instellingen optuigen. Ook wordt lidstaten gevraagd proactief bij te dragen aan
het EU-platform voor het tegengaan van ongewenste buitenlandse inmenging in onderzoek
en innovatie. Daarnaast stelt de Commissie voor dat lidstaten op basis van een risicoassessment
maatregelen overwegen op het gebied van internationale mobiliteit van studenten en
personeel.
Met betrekking tot wetenschappelijke financieringsorganisaties stelt de Commissie
in de aanbeveling voor dat lidstaten hen ondersteunen, zodat de financieringsorganisaties
een rol kunnen pakken bij het kennisveiligheidsproces. Idealiter zou kennisveiligheid
een integraal onderdeel zijn van het aanvraagproces van onderzoeksfinanciering. Financieringsorganisaties
zouden dan aanvragers bij kunnen staan bij het identificeren en afwegen van kennisveiligheidsrisico’s
en projecten met een hoog risico identificeren zodat risico’s kunnen worden gemitigeerd.
De Commissie stelt voor dat bijvoorbeeld partnerschapsovereenkomsten op te stellen
tussen de internationale partners op het gebied van mensenrechten en onethisch gebruik
van de onderzoeksresultaten.
Vervolgonderwijsinstellingen en onderzoeksorganisaties kunnen volgens de Commissie,
met ondersteuning van de lidstaten, een hoofdrol spelen in de uitvoering van het kennisveiligheidsbeleid.
De overheid zou een faciliterende rol bij het creëren van bewustwording over kennisveiligheidsrisico’s,
het delen van informatie en maatregelen of good practices kunnen spelen. Daarnaast zouden de kennisinstellingen met behulp van de overheid een
sector breed platform kunnen oprichten waar zij kennis en informatie onderling kunnen
uitwisselen. Ook stelt de Commissie voor dat lidstaten kennisinstellingen vragen risicomanagementprocessen
in te richten, informatie en trainingsprogramma’s op te zetten voor hun medewerkers
en studenten, en volledige transparantie over de (buitenlandse) financiering van wetenschappelijk
onderzoek te verschaffen.
Op EU-niveau stelt de Commissie voor om een Europees Expertisecentrum voor kennisveiligheid
op te richten, waar lidstaten en kennisinstellingen structureel het gesprek met elkaar
kunnen aangaan. Ook wordt voorgesteld een «resilience testing» methode te ontwikkelen die de weerbaarheid van kennisinstellingen op een vrijwillige
basis kan testen. Daarnaast zou op EU-niveau ruimte moeten worden gemaakt om samen
met de lidstaten de dialoog te blijven aangaan over risico’s, maatregelen en praktische
handvatten. Ook zou moeten worden gewerkt aan een EU-brede positie op kennisveiligheid
die uitgedragen kan worden naar derde landen en in multilaterale fora. De Commissie
stelt voor de aanbeveling zo snel als praktisch haalbaar is uit te voeren, waarbij
lidstaten in ieder geval negen maanden na het aannemen van deze aanbeveling een plan
van aanpak hebben. De voortgang die op dit onderwerp wordt gemaakt, zal worden gemonitord
via het forum van de Europese Onderzoeksruimte (ERA). Eens per twee jaar zal er worden gerapporteerd aan de Commissie.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Kennisveiligheid is onderdeel van de brede aanpak tegen statelijke dreigingen, waarbij
het bevorderen en beschermen van de economische veiligheid, waaronder kennisveiligheid
als een van de prioriteiten is benoemd.1 Ook in de Veiligheidsstrategie voor het Koninkrijk der Nederlanden is het vergroten
van de weerbaarheid van de economie en het beschermen van de wetenschap, waaronder
het versterken van de aanpak kennisveiligheid, nationaal en internationaal, als een
van de actielijnen benoemd.2
De geopolitieke situatie en de risico’s die internationale wetenschappelijke samenwerking
met zich meebrengt, betekenen niet dat internationale samenwerking in vervolgonderwijs,
onderzoek en innovatie vermeden moeten worden. Integendeel, voor vervolgonderwijs
en wetenschap op topniveau is internationale samenwerking juist van essentieel belang.
Nationaal en internationaal beleid op kennisveiligheid is noodzakelijk om open én
veilige internationale samenwerking te garanderen.
Het ontwikkelen van het kennisveiligheidsbeleid doet Nederland langs drie met elkaar
samenhangende lijnen: (1) het bevorderen van bewustzijn en zelfregulering binnen kennisinstellingen,
met een overheid die hen daarbij ondersteunt, bijvoorbeeld door middel van de Leidraad
Kennisveiligheid, de bestuurlijke dialoog, en het Loket Kennisveiligheid; (2) door
als overheid heldere kaders te stellen waar dat nodig is. In dit kader werkt het kabinet
onder andere momenteel aan een wetsvoorstel om een screening te introduceren van studenten
en onderzoekers van buiten de EU die in Nederland willen studeren of onderzoek komen
doen op het gebied van sensitieve kennis en technologie3; en (3) het bevorderen van een gelijk speelveld op het gebied van kennisveiligheid
op EU-niveau en internationaal in samenwerking met gelijkgestemde landen.4
Specifiek in de EU zet Nederland sterk in op het delen van kennis tussen de lidstaten
en het creëren van een gelijk speelveld met een gedeeld beeld van de kansen, risico’s
en gezamenlijke inzet op kennisveiligheid. We trekken daarbij nauw op met gelijkgezinde
landen. De strategische inzet van het kabinet richt zich niet alleen op het beschermen
van nationale veiligheidsbelangen en sensitieve kennis en technologie (protect). Het richt zich ook op het behouden van onze vooraanstaande kennispositie en technologisch
leiderschap door internationale en Europese coalities te verstevigen zodat internationale
samenwerking ten behoeve van hoogtechnologische innovatie mogelijk blijft (promote). In de ontwikkeling en uitvoering van het kennisveiligheidsbeleid moet Nederland
volgens de strategie de balans tussen enerzijds de kansen van open internationale
samenwerking en anderzijds het beschermen van de nationale en EU-veiligheidsbelangen,
onze kennis, technologie, waarden en weerbaarheid blijven bewaken. Dit vraagt om het
verder ontwikkelen van het kennisveiligheidsbeleid, in nauwe samenwerking met de kennisinstellingen,
en via een lerende aanpak waarbij de overheid en het veld continu kennis en ervaringen
uitwisselen.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet staat positief ten aanzien van deze Raadsaanbeveling. Het is een essentiële
stap om te komen tot een gezamenlijke kennisveiligheidspositie op EU-niveau en een
gelijk speelveld in de EU.
Het kabinet verwelkomt de definitie die de Commissie hanteert ten aanzien van kennisveiligheid,
deze komt overeen met de inhoud van de definitie die in Nederland gangbaar is. Ook
vindt het kabinet het positief dat in de Raadsaanbeveling duidelijk wordt gecommuniceerd
over het belang van open internationale samenwerking, met respect voor academische
vrijheid, institutionele autonomie en aandacht voor het borgen van mensenrechten in
internationale samenwerking. Het kabinet onderschrijft een landenneutrale aanpak met
oog voor het voorkomen van discriminatie en stigmatisering en het belang van een toekomstbestendige
en adaptieve aanpak. De balans, door de Commissie benoemd als «zo open als mogelijk, gesloten waar nodig» is er een waar het kabinet groot belang aan hecht zoals eerder benoemd in de hiervoor
genoemde Veiligheidsstrategie. Het kabinet zal zich daarom blijven inspannen dat er
een juiste afweging plaatsvindt tussen open wetenschappelijke samenwerking en veiligheidsoverwegingen
bij het maken van het kennisveiligheidsbeleid.
Het kabinet is positief over de voorstellen die de Commissie doet aan de lidstaten.
Nederland is samen met het veld al een aantal jaar bezig met het ontwikkelen van kennisveiligheidsbeleid.
Een aantal van de voorstellen van de Commissie zijn reeds geïmplementeerd. Zo is er
het Loket Kennisveiligheid, waar kennisinstellingen advies kunnen inwinnen, worden
er bestuurlijke dialogen gehouden met het kennisveld en heeft het kabinet een Leidraad
Kennisveiligheid opgesteld met de kennisinstellingen. Ook werken instellingen samen
aan de professionalisering van hun veiligheidsrisicomanagement via het Platform Integrale
Veiligheid. Vanwege de verwevenheid van kennisveiligheid met economische veiligheid
en nationale veiligheidsvraagstukken, werkt de overheid met een integrale «whole of government approach» voor het duiden en analyseren van de risico’s, en het opstellen en uitvoeren van
beleid. Het kabinet is er voorstander van om de «whole of government approach» ook binnen de EU na te streven, en acht het daarom van belang om deze aanbeveling
in het bredere kader van de inzet van de EU op hybride dreigingen, economische veiligheid,
cyberveiligheid en exportcontrole te plaatsen.
Het kabinet verwelkomt het voorstel van de Commissie om ook met het bedrijfsleven
richtlijnen en informatie te ontwikkelen. Het kabinet werkt in het kader van het economische
veiligheidsbeleid aan het vergroten van de bewustwording en het bieden van handelingsperspectieven
aan het bedrijfsleven. Dit doet het kabinet door middel van het Ondernemersloket Economische
Veiligheid, waar ondernemers terecht kunnen voor vragen en advies, dialogen met het
bedrijfsleven en de nog in ontwikkeling zijnde Handleiding Economische Veiligheid.
Wel wil het kabinet benadrukken dat de Raadsaanbeveling primair over kennisinstellingen
en de academische sector gaat, welke specifieke kenmerken heeft zoals institutionele
autonomie, academische vrijheid en open science. Tegelijkertijd is het van belang om de het bedrijfsleven mee te nemen in het kennisveiligheidsbeleid
aangezien er vaak onderzoekssamenwerkingen zijn tussen academische instellingen en
het bedrijfsleven. Daarnaast kunnen kennisintensieve bedrijven het doelwit zijn van
statelijke actoren. Het voorstel dient op dit punt echter duidelijker gedefinieerd
en uitgewerkt te worden. Het kabinet is van mening dat de Commissie zich dient te
realiseren dat hoewel de dreigingen voor de academische sector en het bedrijfsleven
vergelijkbaar zijn, het verschillende doelgroepen zijn en dat de maatregelen daarop
dienen te worden aangepast.
Met betrekking tot de voorstellen van de Commissie die zich richten op de financieringsorganisaties
en de kennisinstellingen, is het kabinet overwegend positief. Het kabinet verwelkomt
de verschillende voorstellen die als doel hebben dat de kennisinstellingen en financieringsorganisaties
hun verantwoordelijkheid kunnen nemen, met duidelijk begrip van de risico’s en hoe
deze te mitigeren. Wel wil het kabinet benadrukken dat de administratieve lasten voor
de kennisinstellingen zo laag als mogelijk dienen te blijven, zodat zowel de kennisinstellingen
als de financieringsorganisaties in staat gesteld worden om te doen waartoe ze zijn
opgericht. Aanvullende maatregelen moeten in verhouding staan tot het doel, zowel
om regeldruk te beperken als om te voorkomen dat kennisinstellingen zich uit voorzorg
afsluiten voor internationale samenwerking wanneer het niet nodig is. Dit is in lijn
met het bevorderen van de zelfregulering binnen de kennisinstellingen, waar het kabinet
op inzet. De nadruk die de Raadsaanbeveling legt op het inregelen van risicomanagement
bij kennisinstellingen, verwelkomt het kabinet ten zeerste.
De Commissie doet daarnaast een aantal voorstellen voor acties op EU-niveau. Hierover
is het kabinet positief. Ook verwelkomt het kabinet de aanbeveling om gebruik te maken
van de bestaande Europese Onderzoeksruimte (ERA) structuur op EU-niveau. De ERA beleidsagenda is de ambitie om één enkele, grenzeloze
markt voor onderzoek, innovatie en technologie in de hele EU te creëren. Lidstaten
stemmen in de ERA hun onderzoeksbeleid en -programma’s sterk op elkaar af, om zo effectiever
te zijn in de onderzoekssector. Momenteel heeft Nederland een voorstel voor een nieuwe
beleidsactie op kennisveiligheid binnen de ERA ter behandeling aangeboden. Als deze Raadsaanbeveling wordt aangenomen, zal de invulling
van deze ERA subgroep medebepaald worden door de Raadsaanbeveling en is Nederland
voornemens het voortouw hierin te nemen. Dit betekent dat er een EU-werkgroep kennisveiligheid
kan worden opgezet, waar beleidsmakers kennis kunnen delen.
Ook is het kabinet positief over het creëren van een European Centre of Expertise.
Wel vraagt het kabinet zich af hoe de expertise voor dit centrum ingewonnen of ontwikkeld
zal worden en wat er van lidstaten aan medewerking of inbreng wordt verwacht. Verder
ziet het kabinet met interesse het plan van de Commissie tegemoet om een «resilience testing» methodologie te ontwikkelen. De parameters van de methodologie moeten goed worden
afgebakend en gericht zijn op de kwaliteit van de zelfregulering van de sector om
een dergelijke methode over de hele EU nuttig te laten zijn. Het kabinet zal hiertoe
ervaringen inbrengen die zijn opgedaan met het opstellen van een sectorbeeld en de
methodiek hiervan.
In aanvulling op de Raadsaanbeveling, pleit het kabinet voor het ontwikkelen van een
Europees instrument om risico’s in wetenschappelijke samenwerking met partners uit
derde landen, die een offensief programma tegen de EU of EU-belangen hebben, inzichtelijk
te krijgen. Denk daarbij aan een Europese variant van de Australian Strategic Policy Institute (ASPI) universities-tracker.5
Tot slot benadrukt het kabinet dat gezien de definitie van kennisveiligheid die wordt
gehanteerd, er meer aandacht mag zijn voor het aanpakken van heimelijke beïnvloeding
en het omgaan met ethische kwesties. Deze twee onderdelen komen in de Raadsaanbeveling
minder aan bod, maar zijn zeker niet minder belangrijk.
Het kabinet kijkt positief naar de inbedding van dit initiatief als onderdeel van
het economische veiligheidspakket van de Commissie binnen de bredere uitwerking van
de Europese economische veiligheidsstrategie.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Naar verwachting zullen meerdere lidstaten positief tegenover dit voorstel staan.
Nederland is al langer in dialoog, zowel bilateraal als multilateraal, met verschillende
lidstaten over kennisveiligheid en hoe deze te versterken. Het Europees Parlement
heeft zich niet uitgesproken op dit onderwerp.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid van dit voorstel voor
een Raadsaanbeveling is positief. De voorgestelde aanbeveling van de Raad is gebaseerd
op artikel 182, lid 5, juncto artikel 292 VWEU. Artikel 182, lid 5, betreft meerjarenkaderprogramma's
op het terrein van onderzoek en technologische ontwikkeling voor de tenuitvoerlegging
van de Europese onderzoeksruimte. Artikel 292 VWEU biedt daar de rechtsgrondslag voor
en behelst geen uitbreiding van de regelgevende bevoegdheid van de EU of bindende
instrumenten voor de lidstaten voor. De aanbeveling heeft betrekking op het beleidsterrein
onderzoek en technologische ontwikkeling. Op dit terrein is sprake van een gedeelde
bevoegdheid overeenkomstig artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking
van de Europese Unie (VWEU). Het zijn de lidstaten die op basis van hun nationale
omstandigheden beslissen hoe zij dit voorstel ten uitvoer leggen.
b) Subsidiariteit
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit van dit voorstel
is positief. Het doel van de Raadsaanbeveling is om goede werking van de Europese
onderzoeksruimte te waarborgen en de verschillen op het gebied van onderzoek te verkleinen
om zo de kennisveiligheid te versterken. Gezien het feit dat lidstaten momenteel in
verschillende stadia van bewustwording verkeren, en dat wetenschap en onderzoek in
het algemeen een grensoverschrijdend karakter hebben, kan dit onvoldoende door de
lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt. Daarom is
een EU-aanpak nodig. Dit draagt tevens bij aan het versterken van de Europese autonomie,
het voorkomen van fragmentatie op de interne markt, en bevordert grensoverschrijdende
samenwerking. Optreden op EU-niveau is om die redenen gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief.
De aanbeveling heeft tot doel om de goede werking van de Europese onderzoeksruimte
te waarborgen en de verschillen op het gebied van onderzoek te verkleinen om zo de
kennisveiligheid te versterken. Op dit moment is de bewustwording over de risico’s
niet overal hetzelfde in de EU. Steeds meer lidstaten ontwikkelen en introduceren
specifieke beschermingsmaatregelen, terwijl andere lidstaten minder ver zijn qua beleidsvorming.
Hierdoor ontstaan kwetsbaarheden die kunnen worden misbruikt (waterbed-effect). Hoewel
lidstaten zelf het best in staat zijn om hun kennisinstellingen te bereiken en hen
te ondersteunen bij het nemen van de nodige maatregelen, is samenwerking en coördinatie
op EU-niveau nodig. Het voorgestelde optreden is wat betreft de inhoud en vorm geschikt
om deze doelstellingen te bereiken en om een minimumniveau van consistentie van de
aanpak in de hele EU te bewerkstelligen. Het biedt handvatten en voorstellen voor
het maken van beleid of het treffen van specifieke maatregelen. Bovendien gaat het
voorgestelde optreden niet verder dan noodzakelijk, omdat het voorstel zowel de academische
vrijheid, als de institutionele autonomie van de kennisinstellingen respecteert.
d) Financiële gevolgen
Het kabinet verwacht naar aanleiding van deze aanbeveling geen directe financiële
gevolgen voor de EU-begroting of Nederland. Het kabinet is van mening dat de benodigde
EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële
kaders van het MFK 2014–2020 en het MFK 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een
prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Budgettaire gevolgen worden ingepast in
de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e)) departement(en), conform de regels
van de budgetdiscipline.
e) Gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Rapportagelasten moeten tot een minimum worden beperkt. Maatregelen die belemmeringen
opwerpen voor internationale samenwerking of de administratieve lasten verhogen, kunnen
hun vermogen om effectief te concurreren op de wereldmarkt belemmeren. Het risico
bestaat dat al te restrictieve regelgeving die gericht is op het verbeteren van kennisveiligheid
de innovatie verstikt en het groeipotentieel van met name kleinere ondernemingen beperkt.
Internationale O&I-samenwerking is cruciaal voor open strategische autonomie en het
draagt bij aan het versterken van de Europese concurrentiepositie wanneer daarbij
evenwicht wordt gezocht tussen openheid en het bewaken van de belangen van de EU.
De maatregelen in de aanbeveling moeten gezien worden in de context van toenemende
machtspolitieke concurrentie tussen staten en beogen bij te dragen aan evenwichtige
en wederzijdse voordelige O&I – samenwerking op mondiaal niveau. Het kabinet is hier
positief over.
Indieners
-
Indiener
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken