Brief regering : Geurhinder en veehouderij: onderzoek geurbelasting in concentratiegebieden
29 383 Regelgeving Ruimtelijke Ordening en Milieu
28 973
Toekomst veehouderij
Nr. 413
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 februari 2024
In de brief aan uw Kamer van 7 juli jl.1 over geurhinder is aan uw Kamer toegezegd om het resultaat van het onderzoek dat
ik heb laten uitvoeren naar de geurbelasting van veehouderijen in Limburg, Noord-Brabant
en Gelderland met uw Kamer te delen. Het onderzoeksrapport en twee bijlagenrapporten
met onderliggende gegevens zijn als bijlage bij deze brief opgenomen. Ik vind het
van belang deze kennis met uw Kamer te delen. In de brief van 7 juli jl. zijn uitgangspunten
opgenomen voor aanpassing van de geurregelgeving. Door de demissionaire status van
het kabinet kan ik nu niet meer richting geven. Verdere beleidskeuzes zijn aan het
nieuwe kabinet.
Rapport en methode
Het onderzoeksbureau Pouderoyen Tonnaer is gevraagd om de geurbelasting uit stallen
van veehouderijen in beeld te brengen op basis van voor deze veehouderijen verleende
vergunningen. Het doel hiervan is om gebieden aan te duiden waar er sprake is van
een hoge geurbelasting ten gevolge van geur uit stallen van veehouderijen. Hiervoor
is informatie uit omgevingsvergunningen nodig. In de meeste situaties is de gemeente
hiervoor het bevoegd gezag. De vergunningsgegevens worden alleen centraal geregistreerd
door gemeenten en omgevingsdiensten in de provincies Limburg, Noord-Brabant en Gelderland.
Gelet op de termijn waarin dit onderzoek moest plaatsvinden, was beschikbaarheid van
gegevens een belangrijk uitgangspunt. Daarom beperkt het onderzoek zich tot bovengenoemde
provincies. Het betreft gegevens die zijn opgenomen in de webapplicatie Kernregistratie
Dierenverblijven (KRD).2
De registratie van vergunningen en meldingen geeft niet altijd een actueel of volledig
beeld van de feitelijke geurbelasting vanuit stallen op een bepaald moment, bijvoorbeeld
omdat niet altijd het vergunde aantal dieren wordt gehouden. Uit de onderzochte gegevens
kunnen daarom geen conclusies getrokken kunnen worden over individuele situaties.
Toch is deze registratie wel bruikbaar om op gebiedsniveau een beeld te geven van
de geurbelasting die is opgenomen in toestemmingen, inclusief het deel daarvan dat
niet meer of nog niet in gebruik is genomen.
De berekende geurbelasting is gebaseerd op V-Stacks gebied. Dit maakt het mogelijk
om een groot aantal geurbronnen gelijktijdig door te rekenen voor een groot gebied.
Berekeningen die gemaakt worden ten behoeve van vergunningverlening zijn, omdat het
dan om specifieke situaties gaat, gedetailleerder dan de berekeningen die in deze
rapportage zijn opgenomen. Dit omdat bij de vergunningverlening kenmerken van de emissiepunten
(zoals exacte locatie, hoogte en uitstroomsnelheid) en de exacte locaties van de voor
geur gevoelige gebouwen worden betrokken in de berekeningen. Deze gedetailleerde informatie
is niet centraal vastgelegd op de schaal waar dit onderzoek betrekking op heeft. Dit
heeft eveneens tot consequentie dat met de onderzochte gegevens geen uitspraken gedaan
kunnen worden over individuele situaties. Het onderzoek leent zich, zoals aangegeven,
alleen voor uitspraken op gebiedsniveau.
Resultaat
Het belangrijkste resultaat van het gedane onderzoek is dat er voor het eerst een
regionaal beeld is gevormd van de geurbelasting van veehouderijen. Hierin zijn de
geurbelasting van de meest naastliggende veehouderij en de cumulatieve geurbelasting
van meerdere veehouderijen onderzocht.3 De resultaten zijn opgenomen in de meegezonden bijlagenrapporten.
Ook hebben de onderzoekers een inschatting gemaakt van het aantal niet-bedrijfswoningen
dat met meer dan 20 odour units belast wordt. In de drie onderzochte provincies wordt
dit aantal totaal op 1.500 tot 2.500 geschat, zoals ik uw Kamer al heb meegedeeld
in het tweeminutendebat geurproblematiek d.d. 22 maart 2023.
Naast de kwantitatieve analyses hebben de onderzoekers ook een inventarisatie gemaakt
van aangrijpingspunten voor de aanpak van situaties met een te hoge geurbelasting.
Hierop kan gestuurd worden op gemeente-, provincie- en Rijksniveau. Daarbij wordt
kwalitatief ingegaan op geurnormen, aanvullende regels (zoals voor de bewerking van
mest) en investeringen in geur-reducerende maatregelen.
Ook betrekken de onderzoekers de bredere landbouwontwikkelingen in de door hen aangegeven
aangrijpingspunten voor aanpak voor geur overbelaste situaties. De onderzoekers geven
aan dat – vanwege ammoniak- en methaanemissies – het hen waarschijnlijk lijkt dat
het aantal dieren zal afnemen. De onderzoekers merken daarbij op dat nu niet te voorspellen
is waar en in welke mate dat zal gebeuren, en welke impact dat heeft op de reductie
van geuremissies uit stallen van veehouderijen. In de bijlagen zijn kaarten opgenomen
waarin de voor stikstof gevoelige Natura 2000-gebieden zijn geprojecteerd ten opzichte
van de geurbelaste gebieden. De onderzoekers geven hierbij aan dat de synergie tussen
de aanpak van hoge geurbelasting met extensivering van het grondgebruik in de zones
rond Natura 2000-gebieden veelal beperkt is. Dit komt omdat niet-grondgebonden veehouderijen
(met doorgaans hogere geuremissies) relatief minder vaak voorkomen in de zones op
korte afstand van Natura 2000-gebieden dan bijvoorbeeld melkveebedrijven (met doorgaans
lagere geuremissies).
Daarnaast geven de onderzoekers aan dat er in de overgangsgebieden veelal minder woningen
zijn en er dus minder sprake is van blootstelling aan een hoge geurbelasting.
Beleidsreactie
Ik dank de onderzoekers voor hun uitgebreide en gedetailleerde analyses. Door voor
het eerst op deze schaal de geurbelasting in kaart te brengen wordt een bijdrage geleverd
aan het toewerken naar het herstel van de balans tussen belangen van veehouderijen
en omwonenden waarover ik in de hiervoor aangehaalde Kamerbrief d.d. 7 juli jl. heb
geschreven. Ook dank ik de gemeenten en omgevingsdiensten in de onderzochte provincies
voor de overzichtelijk gepubliceerde vergunningsinformatie in de Kernregistratie Dierverblijven.
Bij deze wil ik ook andere gemeenten en omgevingsdiensten aanmoedigen om dit voorbeeld
te volgen.
Daarnaast zal ik de door de onderzoekers opgeleverde kaarten delen met de relevante
provincies. Het inzicht dat de kaarten bieden op gebiedsniveau kan bijdragen aan de
nadere invulling van gebiedsplannen in het kader van het Nationaal Programma Landelijk
Gebied (NPLG). Geurhinder is hierin een mee te wegen belang. Met het oog op de integrale
aanpak en bijdragen aan de emissieopgaven wordt de provincies gevraagd in het programma
mee te wegen dat er geen lokale (toekomstige) normoverschrijding optreedt in geurbelasting
en fijnstofconcentratie, geen (lokale) verslechtering optreedt en waar mogelijk een
verbetering. Ook dienen de provincies aannemelijk te maken dat in het geval van verplaatsingen
van agrarische bedrijven of kapitaalinvesteringen gericht op gedeeltelijke emissievermindering
deze maatregelen en keuzes hier ook bij aansluiten. Om hierin te ondersteunen worden
ook een nationale inventarisatie geurhinder en een handreiking fijnstof in het landelijk
gebied opgesteld.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat