Brief regering : Voortgang projectprocedures nieuwbouw kerncentrales en programma Verbindingen Aanlanding Wind op Zee
32 645 Kernenergie
               33 561 Structuurvisie Windenergie op Zee (SV WoZ)
         
Nr. 122 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 februari 2024
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de stand van zaken van de projectprocedures
                  voor de nieuwbouw van kerncentrales en de samenhang met het programma Verbindingen
                  Aanlanding Wind op Zee 2031–2040 (hierna pVAWOZ). Met deze procedures wijs ik locaties
                  aan voor de nieuwbouw van kerncentrales en onderzoek ik het aan land brengen van op
                  zee geproduceerde elektriciteit en waterstof. Op 23 februari is het «Voornemen en
                  voorstel voor participatie» (VenP) voor de nieuwbouw van kerncentrales en de concept-Notitie
                  Reikwijdte en Detailniveau (c-NRD) voor pVAWOZ 2031–2040 gepubliceerd.
               
Met de publicatie van het VenP start ik de ruimtelijke procedure waarmee wordt toegewerkt
                  naar een besluit over de locatie voor de twee nieuwe kerncentrales. Over deze procedure
                  en de samenhang met andere besluitvorming over de kerncentrales heb ik u in mijn Kamerbrief
                  van 1 februari jl. geïnformeerd.1 Deze projectprocedure start met de volgende twee mogelijke vestigingsplaatsen:
               
• De locatie «Borssele» (ook wel het Sloegebied of «Borssele/Vlissingen»)
• De locatie «Maasvlakte I» (in het Rotterdamse havengebied)
In de eerste fase van het onderzoek wordt onderzocht of de afwegingen in het kader
                  van het waarborgingsbeleid die hebben geleid tot deze gebieden nog actueel zijn. Mogelijk
                  geeft dit nieuwe inzichten over de bestaande gebieden en eventueel aanvullende gebieden.
                  Vervolgens wordt voor deze gebieden in meer detail bepaald welke locaties kansrijk
                  zijn, deze worden verder onderzocht in de plan-milieueffectrapportage en de Integrale
                  Effectenanalyse (plan-m.e.r. en IEA). In die onderzoeken zullen ook de effecten op
                  het hoogspanningsnetwerk worden meegenomen. Op basis van de onderzoeken nemen de Minister
                  voor Klimaat en Energie (KE) en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
                  (BZK) een Voorkeursbeslissing, daarmee wordt duidelijk waar de twee kerncentrales
                  worden gebouwd. Na verder onderzoek volgt een projectbesluit waarmee de kerncentrales
                  definitief door het Rijk in het betreffende omgevingsplan worden ingepast.
               
In het Programma Verbindingen Aanlanding Wind op Zee (pVAWOZ) onderzoek ik welke mogelijkheden
                  er zijn om in de periode 2031–2040 29GW windenergie van zee aan land te brengen door
                  middel van stroomkabels of waterstofbuisleidingen. Dit komt bovenop de 21GW die er
                  tot en met 2031 aan land wordt gebracht via de Routekaart Wind op Zee 2030. Op 23 februari
                  is de onderzoeksagenda (cNRD) pVAWOZ gepubliceerd. Hierin staat welke routes voor
                  stroomkabels en waterstofbuisleidingen en welke aansluitlocaties op het hoogspanningsnet
                  of het waterstofnetwerk in Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland, Noord-Brabant en
                  Limburg worden onderzocht en hoe dat onderzoek wordt gedaan. In aanvulling op pVAWOZ
                  loopt voor de aanlanding van wind op zee in Noord-Nederland een specifiek programma:
                  PAWOZ-Eemshaven. De routes die vanuit PAWOZ-Eemshaven voor de periode na 2031 kansrijk
                  blijken te zijn worden integraal binnen pVAWOZ meegenomen in de landelijke besluitvorming
                  eind 2025 over de aanlanding van 29GW in de periode 2031–2040. Een belangrijk onderdeel
                  van het onderzoek binnen pVAWOZ is gericht op hoe het aanbod van wind op zee past
                  bij de vraag naar energie en het energiesysteem op land. Dit onderzoek wordt in samenhang
                  met onderzoek naar de nieuwbouw van kerncentrales uitgevoerd.
               
Vooruitlopend op de start van de procedure voor de kerncentrales heeft TenneT op verzoek
                  van EZK alvast de inpasbaarheid onderzocht van twee nieuwe kerncentrales in het hoogspanningsnet,
                  inclusief het effect van een mogelijk aanvullende aanlanding van Wind op Zee in Zeeland
                  na 2030 (bovenop de Routekaart Wind op Zee 2030). De studie gaat uit van bestaand
                  beleid en toekomstige scenario’s zoals die door TenneT ook in het Investeringsplan
                  2024 gebruikt worden. De inpasbaarheid is sterk afhankelijk van aannames over de ontwikkeling
                  van de vraag naar elektriciteit. Belangrijk daarbij is de omvang van deze vraag en
                  de ontwikkeling hiervan in de tijd, waar deze zich bevindt in het systeem en hoe flexibel
                  deze vraag is. De studie laat zien dat er ondanks de nu geplande uitbreidingen van
                  de infrastructuur sprake kan zijn van knelpunten in het hoogspanningsnet bij inpassing
                  op zowel locatie Borssele als Maasvlakte I. Op de locatie Borssele lijkt volgens het
                  model tot ca 1.6GW vermogen inpasbaar zonder additionele infrastructuur, dit is onvoldoende
                  voor twee grote kerncentrales van minimaal 1000MW. TenneT heeft voor deze analyse
                  echter alleen het jaar 2035 doorgerekend, daarnaast zijn er inherente onzekerheden
                  als gevolg van modelkeuzes, scenario’s en aannames.
               
De uitkomsten van deze studie benadrukken het belang van een integrale benadering
                  van de bouw van CO2-vrije elektriciteitsopwekking, de elektrificatie van het energiesysteem zoals beschreven
                  in het Nationaal Programma Energiesysteem, en het Meerjarenprogramma Infrastructuur
                  voor Energie en Klimaat (MIEK). In de komende periode zal ik de genoemde onzekerheden
                  nader onderzoeken en waar mogelijk verkleinen. Dit doe ik in verschillende parallelle
                  sporen zoals beschreven in voornoemde Kamerbrief over de kerncentrales, maar ook via
                  het hiervoor genoemde onderzoek naar de afstemming van aanbod van wind op zee op de
                  vraag naar energie en het energiesysteem op land. Daarnaast zal TenneT ook de periode
                  na 2035 in beeld brengen.
               
Voor de nieuwbouw van de kerncentrales werk ik toe naar een ontwerp voorkeursbeslissing
                  in het tweede kwartaal van 2025. In 2025 wordt naar verwachting ook het programma
                  VAWOZ 2031–2040 vastgesteld, waarmee de ruimtelijke procedures voor kansrijke aanlandingen
                  van start gaan. De mogelijke knelpunten en oplossingsrichtingen worden in de tussenliggende
                  periode verder onderzocht. Hiermee streef ik ernaar om op de volle breedte van de
                  vraagstukken te beschikken over voldoende informatie om een integrale afweging te
                  maken over omvang, timing en locatie van elektrificatie, infrastructuur, nieuwbouw
                  kerncentrales, aanlandingen van wind op zee en de impact voor bewoners en omgeving.
               
Bij belangrijke mijlpalen in de bovenstaande projectprocedures zal ik uw Kamer informeren.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Indieners
- 
              
                  Indiener
 R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
