Brief regering : Geannoteerde Agenda Formele Raad WSB van 11-12 maart 2024
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 739
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 februari 2024
Op 11 maart aanstaande vindt de Formele Raad WSBVC plaats te Brussel. Daarnaast vindt
er op 12 maart een gezamenlijke gedachtewisseling plaats met de Raad Economische en
Financiële Zaken. Hierbij zend ik u de Geannoteerde Agenda toe. Conform de vastgestelde
afspraken informeer ik uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda tevens over de voortgang
van de onderhandelingen inzake de herziening van de Coördinatieverordening Sociale
Zekerheid.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
GEANNOTEERDE AGENDA FORMELE RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 11 en 12 maart
2024
In deze Geannoteerde Agenda treft u aan:
− De kwartaalrapportage t.a.v. de herziening van Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
(COM(2016) 815);
− Informatie over de Formele Raad WSBVC van 11 maart en de gezamenlijke gedachtewisseling
met de Raad Economische en Financiële Zaken op 12 maart 2024.
Kwartaalrapportage: herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
Sinds 2016 wordt onderhandeld over de herziening van Verordening 883/2004 betreffende
de coördinatie van sociale zekerheidssystemen (hierna: herzieningsvoorstel). Ik wil
u graag op de hoogte brengen van de laatste stand van zaken met betrekking tot de
onderhandelingen over dit herzieningsvoorstel. Het onderwerp staat niet geagendeerd
voor de aankomende Formele Raad.
Terugblik trilogen
In zowel 2019 als 2021 werd een voorlopig akkoord op het laatste moment weggestemd
door de Raad. Nederland kon beide voorlopige politieke akkoorden niet steunen vanwege
bezwaren op de verruiming van de exportmogelijkheden in het werkloosheidshoofdstuk.
Daarnaast vindt Nederland dat de beoogde modernisering niet wordt bereikt met het
huidige herzieningsvoorstel en roept daarom op tot een reflectieperiode. Vanaf de
introductie van het herzieningsvoorstel in 2016 hebben er immers fundamentele veranderingen
plaatsgevonden op de arbeidsmarkt. Voorbeelden daarvan zijn de toegenomen digitalisering
van het arbeidsdomein en een toename in het hybride werken.
Stand van zaken
Het Belgisch Voorzitterschap is voortvarend te werk gegaan met het verkennen van een
alternatieve uitweg uit de politieke impasse. Deze oplossingsvariant, in een eerdere
kwartaalrapportage1 ook wel de «4+2 oplossing» genoemd, betekent dat de controversiële hoofdstukken toepasselijke wetgeving en werkloosheid, of delen daarvan, uit het herzieningsvoorstel worden gehaald. Op deze manier trachtte
het voorzitterschap een einde te maken aan de politieke impasse door een akkoord te
vinden op de onderdelen die wel brede steun genieten onder de lidstaten.2 In januari 2024 hebben er twee Raadswerkgroepen plaatsgevonden waarbij er brede steun
was onder lidstaten om deze oplossingsvariant verder te verkennen. Ook Nederland heeft
steun uitgesproken voor deze oplossingsrichting. Daarbij heeft Nederland wel opgemerkt
dat het werkloosheidshoofdstuk in zijn geheel moet worden teruggetrokken. Zoals uw
Kamer bekend en conform de wens van uw Kamer, heeft Nederland fundamentele zorgen
geuit bij de voorgestelde verruiming van de exportmogelijkheden in het werkloosheidshoofdstuk.
Onlangs heeft het Europees Parlement (EP), als medewetgever op dit dossier, laten
weten de voorgestelde gesplitste oplossing niet te kunnen steunen en de voorkeur te
geven aan een akkoord op alle hoofdstukken.3 Daarmee duurt de politieke impasse voort en zijn de kansen gering om alsnog tot een
politiek akkoord te komen onder de huidige legislatuur. Na de verkiezingen van het
EP in juni moet worden bezien hoe dit dossier wordt voortgezet.
Inzet Nederland
Nederland zal haar bestaande zorgen bij het huidige herzieningsvoorstel blijven benadrukken,
oproepen tot een reflectieperiode en concrete voorstellen doen waar een toekomstig
herzieningsvoorstel aan moet voldoen.
Informatie over de Formele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid,
van 11 maart 2024 en de gezamenlijke gedachtewisseling met de Raad Economische en
Financiële Zaken op 12 maart 2024
In het nu volgende informeer ik u over de Formele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid
en Sociaal Beleid, van 11 maart 2024, waaraan ik voornemens ben deel te nemen. De
Formele Raad vindt plaats in Brussel.
Op 12 maart vindt een gezamenlijke gedachtewisseling met de Raad voor Economische
en Financiële Zaken (ECOFIN) plaats, waar zowel ECOFIN als WSBVC-ministers bij aanwezig
zullen zijn. Het betreft het agendapunt «Sociale investeringen en hervormingen voor
veerkrachtige economieën». De Minister van Financiën en ik zijn voornemens gezamenlijk
deel te nemen aan het beleidsdebat.
Agendapunt EU-voorstel Richtlijn verbetering van arbeidsvoorwaarden bij platformwerk
(COM, 2021, 762)
Doel Raadsbehandeling
In het Coreper van 16 februari jl. kreeg het onder Belgisch Voorzitterschap bereikte
voorlopig akkoord, waarover ik uw Kamer informeerde op 14 februari jl.4, net niet voldoende steun. Hiervoor ontbrak nog de steun van één van de vier lidstaten
die het voorlopig akkoord niet konden steunen. Het voorlopig akkoord kreeg wel meer
steun dan het onder Spaans Voorzitterschap bereikte voorlopig akkoord.5
Het Voorzitterschap heeft het Richtlijnvoorstel geagendeerd voor een bespreking tijdens
de Formele Raad met als doel om alsnog voldoende steun te krijgen voor het voorlopig
akkoord. Op dit moment is nog niet duidelijk of het Voorzitterschap daarin zal slagen.
Ook is nog niet duidelijk of het Voorzitterschap in aanloop naar de Formele Raad een
aangepaste compromistekst zal voorleggen in het Coreper. Ik zal uw Kamer nader informeren
indien de tekst van het voorlopig akkoord in aanloop naar de Formele Raad substantieel
wijzigt. Ik zal mij actief blijven inzetten voor een effectieve richtlijn die platformwerkers
daadwerkelijk ondersteunt en duidelijkheid geeft voor werkgevenden, een verbetering
vormt ten opzichte van de bestaande situatie en bijdraagt aan een gelijker speelveld
voor bedrijven.
Stand van zaken
Zoals in mijn appreciatie van het voorlopig akkoord6 aangegeven, stelt het voorlopig akkoord dat lidstaten een effectief weerlegbaar rechtsvermoeden
voor platformwerkers in hun nationale wetgeving dienen te introduceren, gebaseerd
op de volgende uitgangspunten:
− Het weerlegbaar rechtsvermoeden moet gebaseerd zijn op feiten die wijzen op gezag
en aansturing, in overeenstemming met nationaal recht, de praktijk, of de collectieve
overeenkomsten die van kracht zijn in de lidstaat, met inachtneming van de rechtspraak
van het Hof van Justitie van de Europese Unie;
− Het inroepen van het rechtsvermoeden mag niet belastend zijn voor de platformwerker;
deze moet op eenvoudige wijze kunnen aantonen dat er voldaan is aan het rechtsvermoeden;
− Net als in het oorspronkelijke Commissievoorstel is het aan het arbeidsplatform om
desgewenst het rechtsvermoeden te weerleggen en aan te tonen dat er geen sprake is
van een arbeidsovereenkomst.
Vier lidstaten konden het voorlopig akkoord niet steunen. Een van deze lidstaten stemde
tegen het voorlopig akkoord, de overige drie lidstaten onthielden zich van stemming.
De lidstaat die tegen het voorlopig akkoord stemde, gaf aan meer duidelijkheid te
willen over het begrip «effectief». Dit begrip zou ruimte voor interpretatie bieden
en tot onzekerheid kunnen leiden. Een andere lidstaat die het voorlopig akkoord niet
kon steunen had dezelfde bedenkingen bij het weerlegbaar rechtsvermoeden en de betekenis
van «effectief». Deze lidstaat had daarnaast moeite met de bepalingen in het hoofdstuk
over automatische monitoring en besluitvormingssystemen. Deze zijn in het onder Belgisch
Voorzitterschap bereikte nieuwe voorlopig akkoord niet gewijzigd en gelijk gebleven
aan het voorlopig akkoord dat onder Spaans Voorzitterschap was bereikt, waarmee dezelfde
vier lidstaten (en nog een aantal andere lidstaten) ook niet konden instemmen.7
Inzet Nederland
Mijn inzet is steeds gericht geweest op een sterk en effectief weerlegbaar rechtsvermoeden
en een (ook voor publiekrechtelijke instanties) zo effectief mogelijke uitwerking
daarvan. Ik heb me daarbij ingezet voor een effectieve richtlijn die platformwerkers
daadwerkelijk ondersteunt en duidelijkheid geeft voor werkgevenden, een verbetering
vormt ten opzichte van de bestaande situatie en bijdraagt aan een gelijker speelveld
voor bedrijven. Hoewel ik ten aanzien van het hoofdstuk van het weerlegbaar rechtsvermoeden
liever meer ambitie had gezien, zoals in het oorspronkelijke Commissievoorstel (waarbij
Uniewijde criteria nog meer dan het voorlopig akkoord zouden bijdragen aan een gelijker
speelveld tussen lidstaten), heeft Nederland in het Coreper van 16 februari jl. het
voorlopig akkoord gesteund. Zoals ik aangaf in mijn appreciatie van het voorlopig
akkoord ben ik van opvatting dat het voorlopig akkoord platformwerkers beter zal beschermen
dan nu het geval is, het werkgevenden meer duidelijkheid biedt, concurrentie op arbeidsvoorwaarden
tussen platforms zal helpen tegengaan en daarmee bijdraagt aan een gelijk speelveld
tussen platforms.
Het is teleurstellend dat het voorlopig akkoord net onvoldoende steun kreeg. Ik hoop
dat het in aanloop naar de Europese verkiezingen alsnog lukt om onder het Belgisch
voorzitterschap een akkoord te bereiken in de Raad en met het EP zodat de EU vooroploopt
met het vaststellen van standaarden op het gebied van algoritmisch management en dataverwerking,
om zo daadwerkelijke bescherming te bieden aan platformwerkers, zoals ook door uw
Kamer verzocht8, zonder dat dit ten koste gaat van de duurzame ontwikkeling van platformbedrijven.
Vanzelfsprekend zal ik mij proactief blijven inzetten om het Voorzitterschap te steunen
bij het bereiken van een akkoord.
Agendapunt: Uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten in het kader van
het Europees Semester 2024 en de toekomstige sociale agenda
Doel Raadsbehandeling
Het Belgische Voorzitterschap beoogt een beleidsdebat te houden over de uitvoering
van de Europese pijler van sociale rechten en de toekomstige sociale agenda. De Raad
wordt tevens gevraagd een opinie van het Werkgelegenheidscomité (Employment Committee,
EMCO) en het Sociale Beschermingscomité (Social Protection Committee, SPC) over dit
thema aan te nemen.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Een discussiedocument ten behoeve van het beleidsdebat is ten tijde van het opstellen
van deze Geannoteerde Agenda nog niet beschikbaar.
In het verslag van de Informele Raad van 10–12 januari jl.9 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de eerste gedachtewisseling die heeft plaatsgevonden
over de prioriteiten voor een sociaal Europa in aanloop naar de vaststelling van de
Strategische Agenda van de Europese Raad van Regeringsleiders medio 2024. Daarnaast
organiseert het Voorzitterschap op 15 en 16 april een high-level conferentie in Terhulpen (La Hulpe) met als doel om met consensus een interinstitutionele
verklaring aan te nemen met de Europese instellingen, de Europese sociale partners
en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld. Deze verklaring dient als
inbreng vanuit de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid voor de Strategische Agenda
van de Europese Raad van Regeringsleiders.
Het Belgisch EU-voorzitterschap heeft aan het Werkgelegenheidscomité (Employment Committee, EMCO) en het Sociale Beschermingscomité (Social Protection Committee, SPC) gevraagd om een opinie voor te bereiden over de sociale prioriteiten van de
nieuwe Commissie. De comités bereiden gezamenlijk een opinie voor met daarin adviezen
over de toekomstige politieke prioriteiten van de EU met betrekking tot de Europese
pijler van sociale rechten.10 In de opinie wordt ook teruggeblikt op Europese (wetgevende) initiatieven en Raadsaanbevelingen
van de afgelopen jaren in het kader van de Pijler. De opinie dient als input voor
de interinstitutionele verklaring van Terhulpen en staat geagendeerd voor aanname
tijdens de aankomende Formele Raad. De opinie is ten tijde van het opstellen van deze
Geannoteerde Agenda nog niet afgerond.
Inzet Nederland
In de Geannoteerde Agenda van de Informele Raad van 10–12 januari jl. heb ik uw Kamer
uitgebreid geïnformeerd over de Nederlandse inzet richting de in 2024 inkomende Commissie.11 Het kabinet heeft zes prioritaire thema’s geïdentificeerd waarbij het Europees optreden
van toegevoegde waarde acht: arbeidsmigratie en grensoverschrijdende handhaving, gezond
en veilig werken inclusief de mentale gezondheid van werknemers, de impact van digitalisering
op de arbeidsmarkt, modernisering van sociale zekerheidscoördinatie, vaardigheden,
en inburgering en integratie. Daarbij kan worden voortgebouwd op de inspanningen van
de Unie in de afgelopen jaren om opwaartse sociaaleconomische convergentie en een
gelijk speelveld te bevorderen, met de Europese pijler van sociale rechten als leidraad.
De zes prioritaire thema’s vormen de basis voor de Nederlandse inzet ten aanzien van
de opinie die door de comités wordt opgesteld. Tijdens het beleidsdebat zal ik eveneens
interveniëren langs de lijnen van de geformuleerde Nederlandse inzet richting de inkomende
Commissie.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Verwacht wordt dat de meeste lidstaten net als Nederland positief zullen staan tegenover
de Europese pijler voor sociale rechten als leidraad voor toekomstige Europese beleidsvorming
op werkgelegenheids- en sociaal terrein. Prioriteiten voor de komende Commissieperiode
die tijdens de Informele Raad van 10–12 januari jl. door lidstaten werden ingebracht
betroffen o.a. het versterken van grensoverschrijdende handhavingsinstrumenten, gezondheid
en veiligheid op de werkvloer inclusief de mentale gezondheid van werknemers, het
versterken van de nationale en Europese concurrentiekracht, de impact van digitalisering
op de arbeidsmarkt, de noodzaak tot het ontwikkelen van vaardigheden middels om- en
bijscholing, het belang van sociale investeringen, en het waar mogelijk beperken van
administratieve lasten voor burgers, bedrijven en overheden.
Agendapunt: Raadsconclusies Europees Semester ASGS en JER
Doel Raadsbehandeling
a) Aanname van de Raadsconclusies over de werkgelegenheids- en sociale aspecten van de
jaarlijkse analyse van groeiprioriteiten van de Europese Unie (Annual Sustainable
Growth Strategy, ASGS) en het Gezamenlijk Werkgelegenheidsrapport (Joint Employment
Report, JER).
b) Bekrachtiging van het Gezamenlijk Werkgelegenheidsrapport 2024.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
In november 2023 heeft de Europese Commissie haar jaarlijkse analyse van groeiprioriteiten
van de Europese Unie (Annual Sustainable Growth Strategy, ASGS) gepubliceerd, als
onderdeel van het zogenoemde herfstpakket. In de ASGS blikt de Commissie vooruit op
de belangrijkste beleidsuitdagingen voor het komende jaar. Als onderdeel van het herfstpakket
is in november ook het jaarlijkse Gezamenlijk Werkgelegenheidsrapport (Joint Employment
Report, JER) gepubliceerd.12
Bekrachtiging van het Gezamenlijk Werkgelegenheidsrapport 2024
Het JER schetst de belangrijkste ontwikkelingen en uitdagingen voor werkgelegenheid
en sociaal beleid in de lidstaten. Het beschrijft ook de prestaties van de lidstaten
in relatie tot de Europese pijler van sociale rechten. Voor deze analyse in het JER
gebruikt de Commissie het Sociale Scorebord. Verder geeft het JER een beeld over de
voortgang van de drie EU-kerndoelen voor 2030 die toezien op de terreinen werkgelegenheid,
vaardigheden en sociale inclusie.
Het JER concludeert dat de arbeidsmarkt in de EU, ondanks verschillende crises, er
goed voor staat. Er is sprake van een hogere werkgelegenheid in de EU dan voor de
COVID-19 crisis. Wel zijn er forse verschillen tussen lidstaten en regio’s en sectoren.
Arbeidsmarktkrapte en de mismatch tussen vraag en aanbod van vaardigheden blijven
significante uitdagingen, die verdere groei en de haalbaarheid van de groene en digitale
transitie in de weg kan staan. Door de hoge inflatie zijn de reële lonen in de meeste
landen in 2022 gedaald, maar gezien de dalende inflatie en sterke loongroei wordt
wel verwacht dat deze trend deels gekeerd gaat worden.
Verder heeft het JER met name aandacht voor loonontwikkeling en behoud van koopkracht
voor kwetsbare huishoudens, de verdere ontwikkeling van (digitale) vaardigheden en
om- en bijscholing, arbeidsmarktvoorzieningen, arbeidsmarktsegmentatie en het versterken
van sociale zekerheid in de lidstaten.
Net als in voorgaande jaren maakt de Commissie voor de analyse in het JER gebruik
van het «Sociale Scorebord» dat onderdeel is van de Europese pijler van sociale rechten.
Aan de hand van zestien indicatoren toont het scorebord hoe lidstaten ervoor staan
op het terrein van gelijke kansen en toegang tot de arbeidsmarkt, eerlijke werkomstandigheden,
en sociale zekerheid en inclusie. Nederland wordt als «best presterend» of «beter
dan gemiddeld» aangemerkt op tien indicatoren. Op arbeidsparticipatie van mensen met
een arbeidsbeperking, de arbeidsparticipatiekloof tussen mannen en vrouwen, bruto
besteedbaar huishoudinkomen, kosten van huisvesting en de mate waarin sociale overdrachten
armoede verminderen scoort Nederland gemiddeld. De participatie van jongeren wordt
genoemd als aandachtspunt. Hoewel het aandeel jongeren die geen onderwijs, werk of
opleiding volgen (in het Engels: Not in Employment, Education or Training, NEETs) in Nederland het laagst ligt binnen de Europese Unie, is dit aandeel wel
licht gestegen (van 3,9% in 2021 naar 4,2% in 2022).
Aanname Raadsconclusies
De Raadsconclusies gaan in op zowel de ASGS als het JER. De conclusies roepen lidstaten
op om door te gaan met de uitvoering van structurele hervormingen omtrent bij- en
omscholing, de versterking van actief arbeidsmarktbeleid, betere arbeidsomstandigheden
en de bevordering van loonontwikkelingen ten behoeve van behoud van koopkracht. Daarnaast
roept het de lidstaten op om de modernisering van sociale zekerheidssystemen voort
te zetten en armoede en sociale exclusie aan te pakken, met name onder kinderen. Verder
worden lidstaten opgeroepen om de beschikbaarheid van betaalbare woningen te analyseren
en te verbeteren.
Inzet Nederland
Nederland kan zich vinden in de geschetste uitdagingen en prioriteiten in de Raadsconclusies
over de ASGS en het JER. Ook kan Nederland instemmen met het JER. Zoals uiteengezet
in de kabinetsreactie op het herfstpakket13, herkent het kabinet de hierboven genoemde prioriteiten uit het JER.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met zowel de Raadsconclusies als
het Gezamenlijk Werkgelegenheidsrapport. Deze zijn reeds afgestemd in het Werkgelegenheidscomité
(Employment Committee, EMCO) en het Sociale Beschermingscomité (Social Protection
Committee, SPC). Er is geen rol voor het EP.
Agendapunt: Kernboodschappen van het Werkgelegenheidscomité over de uitvoering van
de aanbeveling van de Raad over «Een brug naar banen – Versterking van de jongerengarantie»
Doel Raadsbehandeling
Aanname.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Deze hoofdboodschappen zijn opgesteld door het Werkgelegenheidscomité (Employment
Committee, EMCO) naar aanleiding van de evaluatie van de uitvoering van de versterking
van de jongerengarantie door de EMCO Policy Analysis Group (EMCO PAG) in november
2023.
De jongerengarantie is in 2013 in het leven geroepen middels een Raadsaanbeveling
en in 2020 vervangen door een versterkte jongerengarantie. In deze laatste Raadsaanbeveling
worden lidstaten opgeroepen ervoor te zorgen dat jongeren tot 30 jaar binnen vier
maanden nadat zij het formele onderwijs hebben verlaten of werkloos zijn geworden,
een deugdelijk aanbod krijgen voor een baan, vervolgonderwijs, een leerlingplaats
of een stage.
Uit de evaluatie blijkt dat er tussen 2021 en 2023 in bijna alle lidstaten vooruitgang
is geboekt bij de uitvoering van de jongerengarantie. Lidstaten blijven gecommitteerd
aan het uitvoeren van de jongerengarantie en de meeste lidstaten hebben inspanningen
gemeld om hun capaciteit te verbeteren op dienstverlening aan jongeren die geen onderwijs,
werk of opleiding volgen (in het Engels: Not in Employment, Education or Training, NEETs). Na de piek tijdens de pandemie heeft het aantal NEETs de sinds 2014 ingezette
neerwaartse trend hervat. Het aantal NEETs in de EU is gedaald van 15.7% in 2014 naar
11.7% in 2022.14
Toch zijn er ook nog enkele lidstaten waarin problemen worden waargenomen met betrekking
tot het bieden van digitale bijscholing, het bereiken van met name kwetsbare NEETs,
inclusief NEETs in de rurale gebieden, en lange wachttijden voor bepaalde regelingen.
Ook blijven er aanzienlijke verschillen bestaan tussen de lidstaten in de kwaliteit
en effectiviteit van de dienstverlening aan NEETs. Lidstaten worden dan ook aangemoedigd
om extra preventiemaatregelen te versterken en ook aandacht te besteden aan voortijdige
schoolverlaters.
Inzet Nederland
Nederland kan instemmen met de kernboodschappen. De versterkte jongerengarantie draagt
eraan bij dat de ondersteuning van jongeren in de EU-lidstaten op de agenda blijft
en biedt landen concrete handvatten om invulling te geven aan hun ondersteuningsaanbod.
De Raadsaanbeveling houdt voldoende rekening met de nationale, regionale en lokale
omstandigheden in lidstaten. Nederland kent het laagste NEETs cijfer en jeugdwerkloosheidcijfer
in Europa. De nationale decentrale aanpak van het sociale domein wordt in dit kader
door de Europese Commissie verwelkomd.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Naar verwachting stemmen alle lidstaten in met de kernboodschappen. Het EP is niet
betrokken.
Agendapunt: Sociale investeringen en hervormingen voor veerkrachtige economieën
Doel Raadsbehandeling
Het Belgisch Voorzitterschap organiseert een beleidsdebat over de rol van sociale
investeringen voor veerkrachtige economieën. Het betreft een gezamenlijke gedachtewisseling
met de Raad voor Economische en Financiële Zaken (ECOFIN), waar zowel ECOFIN als WSBVC-ministers
bij aanwezig zullen zijn. Naar verwachting beoogt het Voorzitterschap dat leden van
beide Raden zich uitspreken over de rol die sociale investeringen kunnen hebben bij
het versterken van de productiviteit, het concurrentievermogen en economische groei,
en daarmee op termijn op houdbare overheidsfinanciën. Aan de hand van deze discussie
gaat het voorzitterschap mogelijk werken aan Raadsconclusies over dit onderwerp, met
de ambitie om dit aan te nemen tijdens de Raad WSBVC en de Raad ECOFIN van juni.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
De vragen voor het beleidsdebat zijn ten tijde van het opstellen van de Geannoteerde
Agenda nog niet beschikbaar.
Het vorige Spaanse Voorzitterschap en het huidige Belgische Voorzitterschap zijn in
september 2023 een gezamenlijk traject gestart over het belang van sociale investeringen.
Het Belgisch Voorzitterschap wil naar verwachting goede voorbeelden identificeren
van hervormingen en investeringen in het sociale domein die aantoonbaar bijdragen
aan de genoemde doelen. Om dit te bereiken werkt het Voorzitterschap aan een rapport
dat verwijst naar activerend arbeidsmarktbeleid, bijscholing en goede kinderopvangvoorzieningen
die effectief zijn gebleken in het verhogen van de productiviteit en de participatie,
en daarmee op termijn kunnen bijdragen aan de schuldhoudbaarheid.
Structurele hervormingen en investeringen spelen breder een rol in de herziening van
de Europese begrotingsregels. Specifiek kunnen lidstaten meer tijd krijgen voor hun
begrotingsopgave wanneer zij een set hervormingen en investeringen doorvoeren die
bijdraagt aan schuldhoudbaarheid, economische groei, de landspecifieke aanbevelingen
in het kader van het Europees Semester en EU-prioriteiten zoals de Europese pijler
voor sociale rechten en de groene en digitale transities.
Inzet Nederland
Het kabinet onderschrijft dat ambitieuze sociale investeringen kunnen bijdragen aan
economische groei, hogere productiviteit en een versterking van het concurrentievermogen,
die vervolgens bijdragen aan opwaartse sociaaleconomische convergentie, verbeterde
schuldhoudbaarheid en maatschappelijke cohesie. Dit zijn elementen die duidelijk opgenomen
zijn in de opinie van het EMCO en SPC die door de Formele Raad van november 2023 is
aangenomen.15
Het kabinet erkent dat het nader definiëren van sociale investeringen nuttig kan zijn.
In dat kader acht het kabinet het van meerwaarde om het effect van sociale investeringen
op schuldhoudbaarheid, productiviteit, inclusieve economische groei en het concurrentievermogen
in kaart te brengen en goede voorbeelden uit te wisselen.
De inzet van de Minister van Financiën en mijzelf tijdens het debat zal gericht zijn
op het constructief delen, leren en kennis opdoen van goede voorbeelden van effectieve
sociale investeringen en hun uitwerking op de productiviteit, concurrentievermogen
en economische groei die aantoonbaar bijdragen aan de genoemde doelen, waarbij het
kabinet in het bijzonder meerwaarde ziet in activerende arbeidsmarktmaatregelen, om-,
her- en bijscholingsmaatregelen en kinderopvangvoorzieningen. Daarbij zal het kabinet
kritisch kijken naar een kwantitatieve onderbouwing ten aanzien van het mogelijke
effect van sociale investeringen op de schuldhoudbaarheid en de begrotingsopgave van
lidstaten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.