Brief regering : Beleidsreactie Samenvattend rapport uitvoering Wlz 2022-2023 van de NZa
34 104 Langdurige zorg
Nr. 402
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 februari 2024
Hierbij stuur ik u zoals toegezegd mijn beleidsreactie op de rapporten «Samenvattend
rapport uitvoering Wlz 2022–2023» en «De kosten van onze langdurige zorg 2022» van
de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).
De hoofdpunten van deze brief zijn:
– De houdbaarheid van de langdurige zorg staat onder toenemende druk en een transitie
is noodzakelijk. Als ministerie zetten we met alle betrokken partijen in op het realiseren
van deze transitie, met onder andere het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor
Ouderen (WOZO), de Toekomstagenda Gehandicaptenzorg, het programma Toekomstbestendige
Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (TAZ) en het Integraal Zorgakkoord (IZA).
– Ondanks de toenemende druk op de langdurige zorg constateert de NZa in haar rapport
dat veruit de meeste cliënten nog steeds tijdig passende zorg ontvangen.
– Tegelijkertijd bereiken de NZa steeds vaker signalen dat voor bepaalde cliëntgroepen
het tijdig leveren van passende zorg lastiger wordt of soms niet meer lukt. Zorgkantoren
anticiperen hierop door zich met het nieuwe meerjarige inkoopbeleid 2024–2026 meer
te richten op de regionale vraagstukken, waardoor zij onder andere beter kunnen sturen
op het leveren van zorg aan specifieke cliëntgroepen. Ik vind dit een goede ontwikkeling,
die ook goed aansluit bij de bredere inzet op regionale samenwerking.
– De financiële verantwoording van de Wlz-uitvoerders is op orde. Dankzij de gezamenlijke
inzet van de Wlz-uitvoerders, de NZa en VWS nemen de onrechtmatige bestedingen van
de kosten af.
1. Inleiding
De NZa rapporteert conform haar wettelijke taak1 jaarlijks in een zogenoemd «samenvattend rapport» over de rechtmatigheid en doelmatigheid
van de uitvoering van de Wet langdurige zorg (Wlz).
Hiertoe kijkt de NZa naar de naleving door Wlz-uitvoerders van hun wettelijke zorgplicht,
alsmede de knelpunten en ontwikkelingen die daarbij spelen. Daarnaast rapporteert
de NZa over de zorgkosten en beheerskosten die Wlz-uitvoerders maken voor de uitvoering
van de Wlz. Het huidige samenvattend rapport behandelt de uitvoering van de Wlz in
2022. Afgelopen voorjaar hebben zorgkantoren het nieuwe meerjarige inkoopbeleid 2024–2026
gepubliceerd. De effecten van dit nieuwe inkoopbeleid zijn logischerwijs nog niet
zichtbaar het huidige samenvattend rapport. Tot slot heeft de NZa haar bevindingen
voorzien van verwachtingen en aanbevelingen.
Leeswijzer
In deze brief ga ik achtereenvolgens in op:
1. de opgave in de langdurige zorg;
2. de zorgplicht van zorgkantoren;
3. de zorginkoop door zorgkantoren;
4. de impact van fricties op specifieke cliëntgroepen;
5. het persoonsgebonden budget;
6. de kosten van de langdurige zorg in 2022;
7. Overige onderwerpen.
2. Opgave in de Langdurige zorg
De NZa constateert dat de meeste cliënten tijdig passende zorg krijgen, maar dat de
houdbaarheid van de langdurige zorg onder druk staat. Ook wijzen zij op de knellende
financiële positie van zorgaanbieders.
Toegankelijkheid van langdurige zorg
Het rapport van de NZa omschrijft op een realistische wijze voor welke opgaven we
staan in de langdurige zorg in alle sectoren. De NZa constateert dat de meeste Wlz-cliënten
nog steeds tijdig passende zorg ontvangen. Wel geeft de NZa aan dat er de nodige stappen
moeten worden gezet om het leveren van de langdurige zorg ook voor de toekomst toegankelijk,
van goede kwaliteit en betaalbaar te houden.
De algemene krapte op de arbeidsmarkt vormt een forse uitdaging. Met de verschillende
beleidsprogramma» s Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO), de Toekomstagenda
gehandicaptenzorg, het Integraal Zorgakkoord (IZA) en de Toekomstbestendige Arbeidsmarkt
Zorg en Welzijn (TAZ) zetten de bewindspersonen van VWS zich in voor regionale samenwerking
en een toekomstbestendige zorg. Ons beleid is erop gericht om de organisaties in de
zorg te ondersteunen bij het beperken van de personeelstekorten in de zorg.
De gevolgen van de vergrijzing, die gepaard gaat met een toenemende zorgvraag in combinatie
met een dalende beroepsbevolking, zijn het meest zichtbaar in de ouderenzorg. Met
het WOZO programma en de TAZ zet ik met partijen in op het toegankelijk houden van
de ouderenzorg nu en in de toekomst. Samen met het veld heb ik de afgelopen periode
noodzakelijke stappen gezet, waarop ik in de voortgangsrapportage van WOZO2 uitgebreid ben ingegaan.
In deze brief wordt onder meer melding gemaakt over het opstarten van de maatschappelijke
dialoog «voorbereiden op ouder worden», de presentatie van de visie op de eerste lijn,
de activiteiten in het kader van het kwaliteitskompas verpleegzorg, de voortgang bij
de prestatieafspraken wonen voor ouderen en de oprichting van het Landelijk platform
digitale zorg.
Niet alleen de ouderenzorg staat onder druk. Dit geldt ook voor de gehandicaptenzorg
(GHZ). In het kader van de Toekomstagenda gehandicaptenzorg is een ontwikkelprogramma
in de maak om zorgaanbieders te ondersteunen in het leveren van kwalitatief goede
en passende zorg aan mensen met een complexe zorgvraag. Daarnaast heb ik € 40 miljoen
voor 2023 en 2024 beschikbaar gesteld om ervoor te zorgen dat er passende zorg beschikbaar
blijft voor mensen met een zorgprofiel VG7. Bij de GGZ is het grootste aandachtspunt
de aanhoudend hoger dan verwachte instroom van cliënten in de Wlz, waarover ik uw
Kamer op 23 mei 2023 heb geïnformeerd3. Samen met de partijen, die betrokken zijn bij de langdurige ggz en beschermd wonen,
heb ik bestuurlijke afspraken gemaakt over een aanpak voor de korte- en voor de lange
termijn.
Financiële situatie bij zorgaanbieders
In haar rapport wijst de NZa op de knellende financiële situatie bij zorgaanbieders.
Over dit onderwerp heb ik reeds uitgebreid met uw Kamer van gedachten gewisseld. In
mijn brief van 27 september 2023 ben ik ingegaan op de financiële ontwikkeling in
de ouderenzorg.4
Voor het jaar 2024 gaat een tweetal voorgenomen tariefkortingen niet door, omdat de
bijbehorende maatregelen (meerjarig contracteren en kwaliteitskader) nog niet gereed
waren5. Daarnaast hebben zorgkantoren de richttarieven voor het jaar 2024 verhoogd, waardoor
meer financiële ruimte voor de zorgaanbieders is ontstaan.
3. Zorgplicht
Zorgkantoren hebben als wettelijke taak om zorg in te kopen, zodat cliënten die aanspraak
hebben op Wlz-zorg deze binnen redelijke termijn kunnen krijgen. De NZa houdt hier
toezicht op en analyseert hiervoor de wachtlijstgegevens. Daarnaast benoemt de NZa
een aantal aandachtspunten ten aanzien van de mensen die overbruggingszorg ontvangen
of wachten op een plek bij een voorkeursinstelling. Tot slot constateert de NZa dat
een aantal wettelijke uitgangspunten moeilijk verenigbaar is.
Wachtlijsten en verschillende statussen
Het aantal mensen op de wachtlijst is een belangrijke indicator van de mate waarin
het zorgkantoren lukt om cliënten tijdig passende zorg naar hun voorkeuren te leveren.
De NZa constateert dat de zorgkantoren voor het merendeel van de cliënten tijdig passende
zorg inkopen. Daarbij benoemen ze dat zorgkantoren nog een slag kunnen maken in hun
verantwoording in hoeverre hun inspanningen bijdragen aan het tijdig plaatsen van
cliënten (het beoogde resultaat).
Tussen 1 september 2021 en september 2023 is het totaal aantal wachtenden toegenomen,
aldus de NZa. Voor de V&V-sector wordt een grote stijging opgemerkt in het aantal
urgent en actief te plaatsen cliënten. Dit betreft echter een vergelijking met 2021,
toen de wachtlijst sterk werd beïnvloed door de effecten van de Coronapandemie. In
het laatste jaar is het beeld als volgt:
Tabel 1: De ontwikkeling van het aantal wachtenden V&V van oktober 2022 t/m september
2023
Wachtstatus V&V
okt-22
dec-22
mrt-23
apr-23
mei-23
jun-23
jul-23
aug-23
Sep-23
Urgent plaatsen
342
307
372
322
298
319
323
318
352
Actief plaatsen
4.318
4.411
3.714
3.782
3.648
3.670
3.757
3.880
4.037
Wacht op voorkeur
17.135
17.406
16.900
17.033
17.071
17.015
17.129
17.579
17.945
Totaal
21.795
22.124
20.986
21.137
21.017
21.004
21.209
21.777
22.334
Ondanks fluctuaties is het beeld afgelopen jaar stabiel op circa 22.000 wachtenden
in de sector V&V. De laatste maanden is er sprake van een lichte stijging bij de wachtenden
met voorkeur. De door de NZa genoemde categorieën «urgent plaatsen» en «actief plaatsen»
zijn stabiel op een niveau rond de respectievelijk 300 (urgent plaatsen) en 4.000
cliënten (actief plaatsen). Daarbij lukt het doorgaans om de cliënten met hoge urgentie
tijdig te plaatsen. Meer dan de helft van de cliënten met status «urgent plaatsen»
wacht korter dan 2 weken. Slechts 1% wacht langer dan 3 maanden.
Ook beschrijft de NZa dat het aantal urgent te plaatsen cliënten in de GHZ en GGZ
het afgelopen jaar sterk is gestegen in relatieve zin, maar dat de absolute aantallen
laag liggen. Het Zorginstituut publiceert iedere maand een overzicht van de wachtlijsten
in de verschillende sectoren en hoe lang cliënten met de status «urgent plaatsen»
al wachten6.
Ik onderschrijf het belang van de voortdurende aandacht die de NZa vraagt voor de
cliënten op de wachtlijsten en de verantwoording van zorgkantoren over de hierover
behaalde resultaten. Maar ik wil vooral ook wijzen op de conclusie van de NZa dat
veruit de meeste cliënten nog steeds tijdig passende zorg ontvangen, ondanks de toenemende
druk op de ouderenzorg. Niet enkel is het beschikbare zorgpersoneel hierin een kritieke
factor, maar ook de beschikbaarheid van geschikte woonvormen. Met de TAZ zet ik me
in op maatregelen om de arbeidsmarkt in de zorg aantrekkelijk te houden. Daarnaast
worden met de provincies en gemeenten prestatieafspraken gemaakt om te komen tot 290.000
extra woningen voor ouderen, waarvan 40.000 zorggeschikte woningen tot en met 2030.
Ook is ruimte geboden om op korte termijn ruim 5.800 extra verpleeghuisplaatsen te
realiseren.
Overbruggingszorg en mensen die wachten op een voorkeursplek
Cliënten die wachten op een plek met voorkeur zijn cliënten waarbij de zorgvraag nog
niet zo groot is dat zij met urgentie opgenomen moeten worden. Deze cliënten hebben
aangegeven opgenomen te willen worden, mits er aan een aantal randvoorwaarden wordt
voldaan (opnamewens). De NZa geeft aan dat zij van zorgkantoren verwachten dat zij
borgen dat voor cliënten die wachten op een plek van voorkeur de situatie tijdens
deze wachttijd verantwoord is en blijft. Zij vinden dat de zorgkantoren de verantwoordelijkheid
voor de huidige situatie gedurende de wachttijd nu te veel bij de zorgaanbieders hebben
belegd. Met dit verbeterde inzicht kunnen crisissituaties mogelijk eerder voorkomen
worden, aldus de NZa. Ook signaleert de NZa dat zorgkantoren nog onvoldoende inzichtelijk
hebben bij hoeveel cliënten langere inzet van overbruggingszorg speelt, hoeveel langer
zij gemiddeld wachten op een beschikbare passende plek en hoe zij borgen dat de overbruggingszorg
passend en verantwoord wordt ingezet.
De afgelopen tijd hebben zorgkantoren ingezet op het aanpassen van de classificatie
van de wachtstatus, zodat zij hier gerichter op kunnen sturen. In deze aangepaste
classificatie van de wachtstatus wordt onderscheid gemaakt tussen vier categorieën7. In tabel 1 (en op de bijbehorende URL van het Zorginstituut) worden slechts 3 categorieën
inzichtelijk gemaakt, omdat er bij de cliënten behorende tot de categorie «wachten
uit voorzorg» (nog) geen sprake is van een noodzaak, behoefte of wens tot opname.
Zorgkantoren sturen actief met zorgbemiddeling op de urgent wachtenden en mensen die
actief geplaatst moeten worden. Dit vind ik een goede ontwikkeling. Ten aanzien van
patiënten die wachten op een plek van voorkeur of cliënten die overbruggingszorg ontvangen,
varen zorgkantoren op de informatie, kennis en expertise van de zorgaanbieder waar
de cliënt in zorg is. Ik kan mij dat goed voorstellen, omdat zorgaanbieders meer zicht
hebben op wat cliënten nodig hebben, gezien de zorg die zij dagelijks leveren en het
dagelijkse contact dat zij met cliënten hebben. Ik sluit mij aan bij de NZa dat het
van belang is dat de situatie van cliënten, die wachten op een plek van voorkeur,
voldoende verantwoord is gedurende deze wachttijd. Ook is het van belang dat zorgkantoren
cijfers over de specifieke cliëntgroepen binnen deze categorie wachtenden goed inzichtelijk
hebben. Ik vind het van belang dat zorgkantoren hierover goede afspraken moeten maken
met zorgaanbieders en dat de zorgaanbieders de ruimte moeten hebben om zorg snel op-
of af te kunnen schalen als de zorgvraag verandert. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid
van zorgaanbieder en zorgkantoor om te zorgen dat de cliënt passende zorg krijgt.
Wel vind ik het zinvol om te verkennen hoe zorgkantoren nog meer dan nu data gedreven
kunnen opereren. Ik ga hierover graag het gesprek aan met de zorgkantoren en de NZa.
Wettelijke uitgangspunten niet altijd verenigbaar in de uitvoeringspraktijk
De NZa constateert in haar rapport dat sommige wettelijke uitgangspunten niet altijd
verenigbaar blijken met de praktijk en dat zorgkantoren om die reden soms noodgedwongen
moeten kiezen welk uitgangspunt prevaleert. De NZa noemt bijvoorbeeld het knelpunt
tussen enerzijds de keuzevrijheid en anderzijds de tijdige toegang tot zorg. Hierbij
gaat het over cliënten die hebben aangegeven liever te willen wachten op een specifieke
voorkeursplek, ondanks dat er bij andere zorgaanbieders of locaties een passende plek
beschikbaar is. Deze regelmatig voorkomende situatie is de voornaamste reden voor
het overschrijden van de streefnorm voor het regelen van zorg met verblijf, aldus
zorgkantoren.
Voorop moet staan dat aan cliënten met een Wlz-indicatie passende zorg wordt geleverd.
Uit het rapport van de NZa blijkt dat dit voor veruit de meeste cliënten ook het geval
is. De NZa wijst ook op de keuzevrijheid die geldt voor de leveringsvormen die in
de Wlz beschikbaar zijn. Een Wlz-cliënt heeft de keuzevrijheid om te kiezen tussen
een plaats in een verpleeghuis of zorg zonder verblijf. In de praktijk blijkt dat,
indien dit past bij de zorgbehoefte, de cliënt steeds vaker kiest voor zorgverlening
zonder verblijf. In het beleid en de zorginkoop wordt hierop ingespeeld door het volledig
pakket thuis als volwaardig alternatief in te kopen en het aantal zorggeschikte woningen
te laten groeien.
Gezien de toenemende druk op de Wlz is het, in de visie van de NZa, noodzakelijk om
(wets)wijzigingen in de Wlz door te voeren en keuzes te maken welke zorg, voor welke
doelgroep en in welke setting, wel of juist niet, via de Wlz geleverd kan worden.
In haar advies advies «Scheiden wonen en zorg in de verpleging en verzorging»8 schetst de NZa dat de huidige Wlz de WOZO-beweging belemmert, omdat de keuzevrijheid
van de cliënt (voor een leveringsvorm, woonvorm en zorgaanbieder of locatie) voorop
staat. Dit geeft de overheid en zorgkantoren onvoldoende sturingsmogelijkheden in
het bereiken van de WOZO-doelen. De ruime keuzemogelijkheden en aanspraken, in combinatie
met het gebrek aan sturingsmogelijkheden, leiden tot een suboptimale inzet van schaarse
capaciteiten (personeel en woonvorm), aldus de NZa.
Over de toekomst van de langdurige zorg zijn reeds meerdere adviezen uitgebracht (Advies
van de Toekomst Zorg Thuiswonende Ouderen9, WRR10, RVS11). Het is echter niet aan mij om aanpassingen in de wetgeving voor te bereiden. Dit
vraagstuk laat ik over aan een volgend kabinet. Wel heb ik in lijn Zorginstituut Nederland
om advies gevraagd om criteria te ontwikkelen die van toepassing zijn op cliënten
die gebruik maken van verblijf (het zogenaamde omslagpunt). Het advies van de het
Zorginstituut over dit onderwerp verwacht ik in maart 2024. Daarnaast zet ik in op
de maatschappelijke dialoog, waarbij met elkaar het gesprek gevoerd wordt dat wonen,
zorg en ondersteuning voor ouderen anders georganiseerd gaat worden met het oog op
de toegankelijkheid van toekomstige zorg.
4. Zorginkoop
Ten aanzien van de zorginkoop signaleert de NZa dat zorgkantoren meer kunnen sturen
door het maken van maatwerk en resultaatgerichte afspraken. Daarnaast onderstreept
zij het belang van de inzet op regionale samenwerking.
Maatwerk- en resultaatsgerichte afspraken
De NZa geeft in het samenvattend rapport aan dat zorgkantoren meer kunnen doen in
het realiseren van passende zorg voor specifieke cliëntgroepen door het maken van
maatwerkafspraken en inhoudelijke resultaatgerichte afspraken met zorgaanbieders.
De NZa geeft aan dat huidige inkoopafspraken veelal beperkt blijven tot een inspanning
die van de zorgaanbieder wordt gevraagd en niet verplichten tot een daadwerkelijk
resultaat of effect.
Ik vind dat zorgkantoren met het nieuwe meerjarige inkoopbeleid, met de mogelijkheid
van tariefdifferentiatie, actiever sturen op de regionale zorgvraag. Zorgkantoren
hebben de landelijke visie die zij met elkaar hebben opgesteld, vertaald naar een
meerjarig zorginkoopbeleid per regio. Hiermee kunnen ze beter sturen op de regionale
opgave. Zorgkantoren maken in dit regionale inkoopbeleid meer gebruik van de mogelijkheden
die er zijn om te differentiëren, waardoor zorgaanbieders die zich inzetten op het
verkleinen van de regionale opgave een opslag op het tarief kunnen krijgen. Ik vind
dit een gewenste ontwikkeling. Ik ben het met de NZa eens dat van zorgkantoren verwacht
mag worden dat zij naast inspanningsverplichtingen, ook resultaatsverplichtingen afspreken.
Specifiek zou het maken van resultaatsafspraken kunnen gelden voor de inzet van bewezen
effectieve innovaties. Het is aan zorgkantoren om hierover gerichte afspraken te maken.
Met nieuwe meerjarige inkoopbeleid 2024–2026 zetten zorgkantoren daar ook nadrukkelijker
op in.
Regionale samenwerking
De NZa spoort zorgkantoren in haar rapport aan om nog meer toenadering en samenwerking
te zoeken tot «ketenpartners» zoals de zorgverzekeraars en de gemeenten, zodat de
cliënt gedurende de gehele cliëntreis tijdig toegang heeft tot passende zorg. Ik onderschrijf
dat zorgkantoren een belangrijke rol hebben in de regio. Omdat de zorgkantoren regionaal
georganiseerd zijn, kunnen zij deze rol van nature makkelijker invullen dan andere
inkopende partijen. Onder leiding van de zorgverzekeraars zijn inmiddels zowel regiobeelden
en regioplannen uitgewerkt. Ik vind het wenselijk dat het regionale zorginkoopbeleid
waar nodig goed op de opgaven in de regioplannen gaat inspelen.
Vanuit zowel WOZO, IZA en GALA zetten de bewindspersonen van VWS zich in om domein-overstijgende
samenwerking te stimuleren. Specifiek voor de Wlz is daartoe op 12 januari 2024 het
wetsvoorstel tot wijziging van vier wetten in verband met de uitbreiding en verdere
uitwerking van de bekostigingsmogelijkheden met middelen vanuit het Fonds langdurige
zorg aan uw Kamer aangeboden (ook wel Wetsvoorstel domeinoverstijgende samenwerking
genoemd). Met dit wetsvoorstel wordt beoogd te regelen dat zorgkantoren de mogelijkheid
krijgen om te investeren in het voorliggende domein om een zwaardere zorgvraag uit
te stellen en/of te voorkomen.
Daarnaast ben ik samen met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
in november 2022 het programma Wonen en zorg van ouderen gestart. Door de woonopgave
voor ouderen met een zorgbehoefte te koppelen aan de woondeal is dit onderdeel geworden
van de totale woonopgave, waardoor het realiseren van deze woningen makkelijker van
de grond moet komen. Zorgkantoren, gemeenten, zorgaanbieders en woningcorporaties
werken daarin nauw samen met name om 40.000 zorggeschikte woningen te realiseren.
Het proces wordt begeleid door een stuurgroep waaraan ook Zorgverzekeraars Nederland
deelneemt.
Het is aan zorgkantoren om de kennis over de sector over te brengen aan de provincies
en gemeenten die bezig zijn met het invullen van de prestatieopgave met betrekking
tot het bouwen van woningen. Bij de transformatie die nodig is, moet goed worden aangesloten
bij de cultuur en de gemeenschap zoals die in de regio bestaat. Aan de hand van praktijkervaringen
van de zorgkantoren heb ik de afgelopen periode met zorgkantoren gesproken over hoe
de samenwerking op regionaal niveau vorm krijgt.
5. De impact van fricties op specifieke cliëntgroepen
De NZa concludeert in haar rapport dat in 2022 enkele specifieke cliëntgroepen niet
altijd tijdig konden instromen of doorstromen naar een plek waar (volledig) aan de
zorgbehoefte van deze cliënten kon worden voldaan. Zorgkantoren hebben aangegeven
in deze situaties wel een plek te hebben gevonden waar de cliënten in ieder geval
de (hoogst) noodzakelijke zorg ontvingen.
Alhoewel zorgkantoren aangeven dat het niet om grote cliëntgroepen gaat, onderschrijf
ik het belang van de reeds ondernomen acties. Het betreft dan bijvoorbeeld het vaststellen
van een prestatiebeschrijving en kostendekkende tarieven voor laag volume hoog complex
(LVHC) doelgroepen en ook de onderzoeken die de NZa in relatie tot een aantal van
de specifieke cliëntgroepen uitvoert of gaat uitvoeren. Hieronder ga ik op een aantal
van deze cliëntengroepen nader in.
Cliënten met een 4GGZ-W of 5GGZ-W indicatie
De NZa signaleert enkele knelpunten in de zorg voor cliënten met een psychische aandoening.
Het gaat daarbij om knelpunten in het aanbod en in de doorstroom voor cliënten met
een GGZ-W4 (intensieve verpleging en verzorging) en GGZ-W5 (zeer intensieve begeleiding
vanwege extreme gedragsproblematiek). Ik heb recent naar zorgaanbieders en zorgkantoren
gecommuniceerd over een bredere zienswijze van GGZ-W5. De zorgprofielen zijn bedoeld
en geschreven vanuit de intentie ruimte te bieden om zoveel mogelijk zorg op maat
te kunnen leveren. De beschreven beveiliging en specifieke bouwkundige setting kunnen
ook via bijvoorbeeld 1-op-1 begeleiding worden ingevuld. Met deze bredere zienswijze
verwacht ik dat eventuele frictie, die nu bestaat tussen de uitkomst van de indicatiestelling,
de zorginkoop en het beschikbare en passende aanbod in de regio, zal afnemen. Daarnaast
blijf ik met zorgkantoren en zorgaanbieders in gesprek over het beschikbare aanbod
en de mogelijkheden om nieuw aanbod te creëren.
De NZa is daarnaast voornemens een onderzoek uit te gaan voeren naar knelpunten die
zij tegenkomen over het GGZ-W5 profiel, omdat deze zorg niet middels een pgb geleverd
kan worden. De reden is dat dit het hoogste profiel in de GGZ-Wonen reeks is met zeer
intensieve zorg, waarbij grotendeels sprake is van opname in een instelling gezien
de benodigde expertise. Daarnaast is er een grote mate van verwevenheid van behandeling
met overige zorg. Ik neem deze signalen serieus en ga hierover in gesprek met de NZa
en andere betrokken partijen.
Cliënten met een VG7 indicatie
De NZa benoemt cliënten met een VG7 indicatie als een groep waarvoor het niet altijd
lukt om tijdige en/of passende zorg te organiseren. Dit signaal herken ik en ik vind
dit bij uitstek een groep waarbij het van groot belang is dat er juist wél tijdige
en passende zorg georganiseerd wordt. Dat is één van de redenen waarom complexe zorg
is opgenomen als eerste hoofdstuk van de Toekomstagenda zorg en ondersteuning voor
mensen met een beperking. In de complexe gehandicaptenzorg worden in de huidige omstandigheden
veel knelpunten ervaren. In de Toekomstagenda zijn verschillende actiepunten opgenomen
waarmee ik stuur op een omslag in het denken en werken voor deze groep, samen met
de veldpartijen.
De focus ligt op een solide kennisinfrastructuur, op kwalitatief goede en passende
zorg die duurzaam en betaalbaar is en op vroegsignalering en preventie. Zo zijn er
in het afgelopen jaar meerdere onderzoeksrapporten12,
13,
14,
15 verschenen over deze doelgroep, is er een ontwikkelprogramma16 in de maak en is € 40 miljoen beschikbaar gemaakt voor het jaar 2023 en het jaar
2024 vooruitlopend op de resultaten van het kostenonderzoek van de NZa.
6. Het persoonsgebonden budget
De NZa ziet verschillende verbeteringen bij onder andere het toekennen van pgb en
de tijdigheid van het betreffende toekenningsproces. Ik vind het van belang dat cliënten
die een pgb-aanvraag doen, zo kort mogelijk in onzekerheid verkeren. Ik ben dan ook
blij om te lezen dat inmiddels vrijwel alle cliënten binnen de wettelijke termijn
horen of hun aanvraag is goedgekeurd.
De NZa noemt daarnaast in haar rapport een drietal punten over het persoonsgebonden
budget (pgb). Ten eerste ontvangt de NZa signalen dat cliënten, vanwege beperkt aanbod
van zorg in natura, steeds vaker terecht komen bij een pgb. Ook als dit voor hen geen
passende uitkomst biedt. De NZa merkt daarbij op dat onjuiste inzet van het pgb kan
leiden tot schrijnende situaties. Daarom vindt de NZa het van belang dat zorgkantoren
elke pgb-aanvraag kritisch beoordelen op de passende inzet van het pgb. Ten tweede
doet de NZa voorstellen voor het beter beschermen van budgethouders. Zij stelt voor
om het zorgkantoor en de Sociale Verzekeringsbank meer bevoegdheid voor informatie-uitwisseling
te geven. Ook pleit zij voor de mogelijkheid om het pgb onder bepaalde voorwaarden
toe te kennen. Ten derde vraagt de NZa hogere toetredingsdrempels voor professionele
pgb-zorgaanbieders te introduceren om fraude te voorkomen.
In mei stuurde de NZa mij een position paper over de uitvoering van het pgb-Wlz. Daarin agendeert zij ook de genoemde aanbevelingen.
Ik ben de NZa erkentelijk voor dit position paper. Ik onderschrijf, met de NZa, dat het pgb een bewuste keuze moet zijn van de client.
Zorgkantoren hebben de taak om dat te toetsen voordat zij het pgb toekennen. Het bewustekeuzegesprek door het zorgkantoor is daarbij een belangrijk instrument. Ik heb een eerste verkenning
gedaan naar aanleiding van het position paper. Daaruit blijkt dat de huidige regelgeving mogelijkheden biedt voor de door de NZa
voorgestelde aanpassingen in de uitvoering. De komende periode verken ik met de NZa,
ZN en de zorgkantoren hoe we vervolg geven aan de aanbevelingen van de NZa en wat
er voor nodig is om een betere controle vooraf mogelijk te maken. Onderwerp van gesprek
daarbij is onder andere het pgb onder voorwaarden toe te kennen en het betrekken van
meer zorginhoudelijke expertise bij het toekenningsproces.
Verder geeft de NZa aan dat de ADR geen goedkeurende verklaring heeft afgegeven over
het IT-beheer van het budgethoudersportaal PGB 2.0. De SVB en zorgkantoren blijven
de gegevens in het budgethouderportaal daardoor als onzeker aanmerken. Ik herken de
problematiek en werk hieraan nauw samen met de zorgkantoren en de SVB. In lijn met
de oproep van de NZa geef ik hieraan prioriteit.
Ook ben ik met de SVB in gesprek over de wettelijke grondslagen van de SVB om signalen
van oneigenlijk gebruik of misbruik met zorgkantoren te delen.
7. De kosten van de langdurige zorg in 2022
Uit het rapport «De kosten van onze langdurige zorg in 2022» blijkt dat Wlz-uitvoerders
in 2022 € 30,4 miljard hebben uitgegeven aan de langdurige zorg. De kosten zijn t.o.v.
2021 met 7,0% gestegen (2021: € 28,4 miljard). Het grootste gedeelte van deze kosten
(88,0%) betreft Zorg in natura. De rechtmatige uitgaven door Wlz-uitvoerders stegen
in absolute zin (€ 28,2 miljard t.o.v. € 27,8 miljard in 2021), maar daalden in relatieve
zin (92,9% t.o.v. 98,5% in 2021). Een gering gedeelte van de gemaakte uitgaven wordt
in 2022 als «onrechtmatig» beoordeeld (0,2%), waarvan het grootste deel de onrechtmatigheid
«originele pgb-systeem» betreft (89,1%). In absolute zin daalden de onrechtmatige
uitgaven in 2022 naar € 72 miljoen t.o.v. € 221 miljoen in 2021. Daarnaast wordt 6,9%
van de gemaakte kosten als «onzeker» beoordeeld, welke vrijwel volledig (96,7%) ontstaat
door de onzekerheid «Pgb budgethoudersportaal» (zie paragraaf 5 «het persoonsgebonden
budget» voor meer informatie).
Met ingang van het verantwoordingsjaar 2022 is de onrechtmatigheid met betrekking
tot de mondzorgdeclaraties opgelost. Ik wil ketenpartijen bedanken voor hun gezamenlijke
inzet om deze onrechtmatigheid op te lossen.
8. Overige onderwerpen
De NZa constateert verbeteringen bij het inrichten en uitvoeren van de toets op nieuwe
bestuurders, intern toezichthouders en sleutelfunctiehouders. Zorgkantoren leveren
een belangrijke bijdrage in de transitie naar een toekomstbestendige langdurige zorg.
Daarbij kan het belang van goed bestuur en professionele bedrijfsvoering niet onderschat
worden.
Moties
De motie van het lid Warmerdam17 vraagt in overleg te treden met de NZa, de zorgkantoren en de zorgaanbieders en te
bevorderen dat het door zorgkantoren gehanteerde model voor het richttariefpercentage
transparanter wordt en Uw Kamer voor 1 maart 2024 te berichten. Ik bericht u hierover
als volgt. Op 6 oktober 2023 heeft de rechter in een kort geding uitspraak gedaan
over het zorginkoopbeleid van de zorgkantoren en met name de wijze waarop zij het
richttariefpercentage hanteren. Uit de uitspraak volgt dat zes zorgkantoren hun landelijke
inkoopbeleid voor gehandicaptenzorg voor 2024 mogen handhaven. Eén van hen dient het
regionale beleid op twee (ondergeschikte) onderdelen aan te passen. De zorgkantoren
hebben de onderbouwing van hun richttariefpercentages uitgebreid toegelicht in het
document «Onderbouwing richttariefpercentages Wlz 2023». Op de verschillende websites
van de zorgkantoren is transparant vindbaar een bijlage «Onderbouwing richttariefpercentage»
opgenomen bij de documenten over het Wlz-zorginkoopbeleid 2024). Ik ben met de zorgkantoren
in overleg getreden en zij verwijzen naar de uitspraak van de voorzieningenrechter,
waarin deze heeft geoordeeld dat de zorgkantoren voldoende transparant zijn geweest
in de onderbouwing van het richttariefpercentage en het onderliggende model.
Een aantal zorgaanbieders in de gehandicaptenzorg heeft naar aanleiding van de uitspraak
van de rechter op 6 oktober 2023 besloten spoedappel in te stellen.
De behandeling daarvan heeft op 17 januari jl. plaatsgevonden. Mocht de uitspraak
van de rechter in het spoedappel daartoe aanleiding geven, dan zal ik opnieuw in overleg
gaan met de zorgkantoren over de uitspraak van de rechter.
Mede naar aanleiding van het oordeel van de rechter in eerste instantie, ben ik van
oordeel dat de zorgkantoren zich voldoende hebben ingespannen om de richttariefpercentages
transparant te maken. Ik beschouw de motie hiermee als afgedaan.
Tot slot wil ik de NZa bedanken voor het samenvattend rapport, waarin zij vanuit een
breed perspectief invulling heeft gegeven aan haar toezichtstaken. De inzet van alle
partijen in het veld is nodig om de langdurige zorg toegankelijk te houden. Zorgkantoren
hebben hier een belangrijke taak in, omdat zij de opgave in de regio kennen en kunnen
sturen op het verkleinen van de fricties tussen zorgvraag en aanbod middels hun zorginkoopbeleid
en door samen te werken met de andere inkopende partijen. Het samenvattend rapport
stimuleert om in te zetten op verdere verbeteringen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
C. Helder
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport