Brief regering : Voortgangsrapportage Hersteloperatie Toeslagen periode september - december 2023
31 066 Belastingdienst
Nr. 1341
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 februari 2024
Hierbij ontvangt u de Voortgangsrapportage hersteloperatie toeslagen over de periode
september tot en met december 2023 die uw Kamer informeert over het herstel voor ouders
en hun kinderen. De problemen met de kinderopvangtoeslag hebben diepe sporen achtergelaten
bij een grote groep ouders en hun kinderen. Alle inzet van het kabinet is erop gericht
om dit recht te zetten en ervoor te zorgen dat ouders en kinderen een nieuwe start
kunnen maken.
Deze Voortgangsrapportage laat zien dat er met de verbetermaatregelen in het afgelopen
jaar belangrijke stappen zijn gezet onder andere als het gaat om de versnelling van
de integrale beoordelingen en het wegwerken van de achterstanden bij de verstrekking
van dossiers. Tegelijkertijd moet er ook nog veel gebeuren bij de afwikkeling van
aanvullende schade en het terugdringen van de wachttijden voor ouders die in bezwaar
zijn gegaan.
In totaal hebben 68.376 ouders zich aangemeld. Inmiddels heeft voor 94% van de ouders
de eerste toets plaatsgevonden en voor 51% van de aangemelde ouders is ook de integrale
beoordeling afgerond. Het aantal afgeronde integrale beoordelingen laat een forse
toename te zien. In de tweede helft van 2023 zijn ruim 8.000 integrale beoordelingen
gerealiseerd, tegenover 5.400 in het eerste deel van het jaar. Van de ouders die erkend
zijn als gedupeerde is nu voor 71% de integrale beoordeling afgerond. De prognose
om de resterende integrale beoordelingen in 2024 en 2025 af te wikkelen, blijft gehandhaafd
en haalbaar.
Door 11.200 ouders is zes of meer maanden na de afronding van hun integrale beoordeling
geen vervolgstap meer gezet. Gemiddeld gaan ouders 6 weken na de afronding van hun
integrale beoordeling in bezwaar, en na 6 maanden met aanvullende schade naar de Commissie
Werkelijke Schade. Circa 7.700 ouders hebben zich afgemeld voor de integrale beoordeling.
De integrale beoordeling loopt momenteel voor circa 7.000 ouders. Eind 2023 zijn er
circa 22.800 ouders met een afgeronde eerste toets voor wie de integrale beoordeling
nog moet starten. Hiervan is circa één derde bij de eerste toets als gedupeerde erkend
en circa twee derde vooralsnog niet. Erkend gedupeerden ontvangen direct € 30.000,
hebben al voorafgaand aan de eerste toets toegang tot brede ondersteuning door hun
gemeente, hun publieke schulden worden kwijtgescholden en voor private schulden hebben
zij recht op een schuldenregeling. 95% van de ingediende schulden en/of betalingsachterstanden
met een totale omvang van € 887 miljoen zijn afgewikkeld voor ouders die voor 1 september
2023 hun compensatie van € 30.000 hebben ontvangen.
Bijna 82.000 kinderen en jongeren (ruim 90%) die vallen onder de kindregeling hebben
inmiddels een financieel steuntje in de rug ontvangen.
We zijn er helaas nog niet. De komende tijd moeten er nog aanzienlijke stappen worden
gezet worden, waarbij de aandacht van het kabinet hierbij met name uit gaat naar het
uitbouwen en opschalen van de schaderoutes, het terugdringen van de wachttijden voor
ouders die in bezwaar zijn gegaan, het in uitvoering brengen van nieuwe regelingen
in combinatie met de brede ondersteuning door gemeenten. In het vervolg van deze brief
wordt hier nader op ingegaan.
Schaderoutes na de integrale beoordeling
Een deel van de ouders heeft een hogere schade dan wordt vergoed op basis van de integrale
beoordeling. Gedupeerden moeten lang wachten op de afwikkeling van hun aanvullende
schade. Voor de afwikkeling hiervan zijn inmiddels drie schaderoutes in gebruik: de
maatwerkroutes van de Commissie Werkelijke Schade (CWS) en de regieroute-Vaststellingsovereenkomst
(VSO), en de forfaitaire route via de Stichting Gelijkwaardig Herstel (SGH). Het kost
tijd om de routes in samenhang op te schalen. Ook is het van belang om ouders goed
voor te lichten over de route die past bij hun specifieke situatie. Met de inzet van
deze routes komt de aanvullende schadeafhandeling voor ouders nu langzaam maar zeker
op gang.
Ouders die zich melden bij CWS krijgen een precieze, individuele schadeberekening
van hun aanvullende schade. Deze route bestaat al enige tijd, maar biedt op zichzelf
onvoldoende zicht op een snelle afhandeling van de compensatie van aanvullende schade.
Dat is reden voor het kabinet geweest om in te grijpen.1 Afgelopen maanden is er nauw overleg geweest met de CWS om verschillende versnellingsmaatregelen
door te voeren, waaronder aanpassingen in de structuur en de samenstelling van de
commissie en uitbreiding van de capaciteit. Naar verwachting zal dit op korte termijn
bijdragen aan een hogere productie bij CWS, waartoe in de motie Inge van Dijk c.s.
ook is aangespoord.2
De regieroute VSO is sinds 1 augustus 2023 volledig operationeel en richt zich er
in eerste instantie op om met 100 ouders een schikking te treffen, gebaseerd op het
schadekader van de CWS. Deze route wordt hierna gecontinueerd. Tot en met december
2023 is met 40 ouders gesproken. De gemiddelde doorlooptijd van kennismakingsgesprek
tot ondertekening van de VSO bedraagt 9 weken.
Inmiddels is ook een alternatieve schaderoute ingericht via de Stichting Gelijkwaardig
Herstel (SGH), complementair aan de maatwerkroute via de CWS. Hier kunnen ouders terecht
voor een grofmaziger berekening van hun aanvullende schade, gebaseerd op forfaitaire
bedragen per schadepost. Het doel van deze alternatieve schaderoute is om de schadeafhandeling
te versnellen en ouders met aanvullende schade tegelijkertijd meer regie te geven.
Deze route leidt tot het afsluiten van een VSO. Inmiddels zijn enkele tientallen VSO’s
getekend. Het aantal aanmeldingen voor deze route loopt op en de doorlooptijd lijkt
goed. Evaluatie van de SGH-route vindt plaats in het eerste kwartaal van 2024. Met
in achtneming van de uitkomsten van de evaluatie, is de insteek dat de alternatieve
schaderoute zo snel als mogelijk opengaat voor alle ouders.
Ernstig gedupeerde ouders zo snel mogelijk helpen
Het kabinet heeft de vurige wens om ernstig gedupeerden zo spoedig mogelijk te helpen.
Voorop staat dat elke dag dat gedupeerde ouders wachten op herstel er één te veel
is, en dat geldt zeker voor ernstig gedupeerde ouders.
In de periode 1 mei–1 december 2023 zijn alle 342 gemeenten aangesloten op de urgentieprocedure
bij UHT. Dat betekent dat wanneer een gemeente een ouder aandraagt voor urgentie,
deze indicatie onverkort door UHT wordt overgenomen. Hiermee is beoogd ouders in ernstige
en schrijnende situaties eerder te kunnen helpen. Ook het Ondersteuningsteam Ouders in het Buitenland (OTB) en het Instituut Publieke Waarden (IPW) kunnen
ouders aandragen voor urgentie.
Het kabinet breidt deze urgentieroute voor ernstig gedupeerde ouders uit naar de aanvullende
schaderoutes. Ouders kunnen hierbij, op voordracht van de gemeente, het OTB of het
IPW ook met voorrang worden geholpen. Dit geldt ook voor de afhandeling van hun bezwaar.
De inzet van het IPW helpt ook mee om mensen die zware (vervolg)schade hebben geleden
een nieuwe start te laten maken. Daarnaast onderzoekt het kabinet hoe ouderinitiatieven
in hun intermediaire rol waar nodig een grotere signalerende rol kunnen spelen ten
aanzien van schrijnende situaties, ernstige gedupeerdheid of situaties waarin de ouder
schroom voelt om een hulpvraag te stellen.
Tegelijk wordt opgemerkt dat het niet eenvoudig is om mogelijke ernstige gedupeerdheid
te identificeren. Een kleine terugvordering kan grote gevolgen hebben gehad voor een
ouder en andersom hoeft een grote terugvordering niet per se tot ernstige problemen
te hebben geleid. Er zijn geen eenduidige criteria waarmee uit een systeem gehaald
kan worden of iemand ernstig gedupeerd is. Desondanks wil het kabinet ernstig gedupeerden
zo spoedig mogelijk helpen en wordt dit signaal «Levens in de wachtstand»3 van De Inspectie Belastingen Toeslagen en Douane (IBTD) onderschreven. Het kabinet
blijft daarom kijken naar andere manieren om op een eenduidige wijze mogelijk ernstig
gedupeerde ouders sneller in beeld te krijgen.
Brede ondersteuning door gemeenten
Gemeenten geven aan dat zij bij het bieden van brede ondersteuning steeds vaker te
maken hebben met ouders, jongeren en kinderen die zich melden met nieuwe en aanvullende
behoeften. Daarnaast melden zich naast de aangemelde ouders ook nieuwe doelgroepen,
met name jongeren, met verzoeken tot ondersteuning en is de uitstroom van ouders beperkt.
Dit legt een forse druk op de gemeentelijke uitvoeringsorganisatie en in enkele gemeenten
ontstaan hierdoor zelfs wachttijden voor de toeleiding naar brede ondersteuning. De
brede ondersteuning die ouders, jongeren en kinderen ontvangen voldoet niet altijd
aan de verwachtingen en loopt lang door zonder zichtbare einddatum. Jongeren geven
aan dat zij moeilijkheden ervaren bij de toegang tot passende ondersteuning.
Op dit moment worden met de VNG en gemeenten gesprekken gevoerd om deze knelpunten
in de uitvoering zowel op korte als lange termijn aan te pakken. Ook wordt gekeken
hoe de gegevensuitwisseling tussen UHT en gemeenten verder verbeterd kan worden.
Bezwaarafhandeling
Ouders moeten helaas lang wachten als zij in bezwaar gaan tegen een beslissing van
UHT. De gemiddelde doorlooptijd in bezwaar is op dit moment meer dan een jaar en loopt
op. Sommige ouders wachten meer dan 2 jaar op een beslissing. Het meest actuele probleem
is dat alle bezwaarcapaciteit momenteel wordt ingezet voor bezwaren met een beroep
niet tijdig beslissen (BNTB). Het gevolg daarvan is dat andere ouders langer moeten
wachten op een beslissing en geen duidelijkheid hebben over wanneer hun bezwaar aan
de beurt is. Daarbij speelt ook mee dat het aantal bezwaren fors hoger ligt dan de
eerdere prognoses.
Om de bezwaarafhandeling te versnellen en de ouder eerder duidelijkheid te geven is
al een groot aantal maatregelen in gang gezet. Belangrijkste inzet is er op gericht
om de instroom van bezwaren te voorkomen, door eerder in het proces, bijvoorbeeld
bij de resultaten van de integrale beoordeling, met ouders in gesprek te gaan. Ouders
die in de wachtrij voor bezwaar staan, zullen worden benaderd om te kijken of op een
andere wijze aan het bezwaar tegemoet kan worden gekomen, zoals het verstrekken van
hun dossier. Ook de inzet van mediation bij bezwaar wordt gecontinueerd. Een succesvol
mediationtraject resulteert in een VSO en draagt daarmee bij aan de vermindering van
de druk op beroep en, indien ook werkelijke schade meegenomen wordt, op het CWS traject.
Zo kan mediation voor sommige ouders sneller herstel bieden. Verder wordt ingezet
op versterken van de capaciteit door fors meer bezwaarmedewerkers aan te trekken en
in te zetten op behoud van personeel. Om de binnen UHT aanwezige kennis zoveel mogelijk
te behouden, betrekt UHT daarbij ook de mogelijkheden om medewerkers die al ervaring
hebben opgedaan met de eerste toets en de integrale beoordeling op termijn te laten
doorstromen naar de bezwarenteams. UHT streeft ook naar verdere capaciteitsuitbreiding
door het inhuren van complete bezwaarteams. Daarnaast wordt gekeken naar verbetering
van de automatisering van de werkzaamheden van de bezwaarbehandelaar zodat bezwaren
sneller kunnen worden afgehandeld. UHT treft voorbereidingen om ook op een of meer
locaties elders in het land bezwarenteams te stationeren om zo ook nieuwe medewerkers
aan te kunnen trekken.
Ondanks de hogere instroom blijft het streven om eind 2026 de bezwaren tegen de eerste
toets en de integrale beoordeling te hebben afgerond. Daarom wordt op dit moment een
aanvullend pakket aan (deels meer onconventionele) maatregelen voorbereid, die er
aan moet bijdragen dat de ouder sneller duidelijkheid heeft. Er wordt bijvoorbeeld
onderzocht of capaciteit van andere diensten binnen het Ministerie van Financiën ingezet
kan worden voor de bezwaarbehandeling bij UHT. Er wordt gekeken hoe zo soepel mogelijk
kan worden omgegaan met aanbestedingsregels die mogelijk vertragend werken bij verdere
automatisering van het bezwaarproces en bij inhuur van teams. Om de bezwaarcapaciteit
optimaal in te zetten is het wellicht ook nodig om strikter te zijn ten aanzien van
termijnen voor het indienen van bezwaren en/of het aanleveren van bezwaargronden.
Kindregeling
Kinderen van gedupeerde ouders ontvangen – op basis van hun leeftijd – een financiële
vergoeding, bedoeld als steun in de rug. Tot en met 31 december 2023 heeft 93% (83.737)
van de bij UHT bekende kinderen en jongeren een beschikking ontvangen. Aan 81.933
van hen is de tegemoetkoming reeds uitgekeerd.
Kinderen en jongeren die nog in afwachting zijn van de kindregeling, zijn de kinderen
van wie de ouders pas recentelijk als gedupeerde zijn erkend en de kinderen in bijzondere
situaties, waarbij UHT bijvoorbeeld nog gegevens nodig heeft van de ouder, bewindvoerder,
het kind of de wettelijk vertegenwoordiger van een minderjarig kind. De verwachting
is dat aan het begin van het tweede kwartaal van 2024 99% van de kinderen in een bijzondere
situatie alsnog een beschikking heeft ontvangen.
Ex-toeslagpartners
Met de uitvoering van de ex-toeslagpartnerregeling is in september 2023 gestart. Ex-toeslagpartners
krijgen een forfaitair bedrag van € 10.000 en komen in aanmerking voor de schuldenaanpak.
Ook kunnen zij vanaf een nader te bepalen moment van ingang een beroep doen op een
schaderegeling voor vergoeding van eventuele aanvullende schade. Tot en met december
2023 heeft UHT ruim 800 mensen een uitnodiging gestuurd met informatie over de regeling
en het verzoek zich aan te melden. Dat is het deel van de ouders die op basis van
de bij UHT bekende gegevens naar verwachting kwalificeren als ex-toeslagpartner. Naar
aanleiding hiervan zijn 276 aanmeldingen van ex-toeslagpartners ontvangen, waarvan
251 personen zijn beschikt en het merendeel ook is betaald.
UHT behandelt eerst de groep ex-toeslagpartners die al bij hen in beeld is. Hierna
kunnen ook ex-toeslagpartners zichzelf aanmelden als zij (nog) geen uitnodiging hebben
ontvangen. Ook ex-toeslagpartners waarvan de voormalig partner die aanvrager was van
de kinderopvangtoeslag is komen te overlijden en waarvan aannemelijk is dat die bij
leven in aanmerking zou komen voor herstel, kunnen zich dan aanmelden. Het moment
waarop dit kan moet nog worden bepaald.
Ex-toeslagpartners met aanvullende schade krijgen straks dezelfde opties voor schadeafhandeling
als gedupeerde aanvragers: de maatwerkroute via de CWS dan wel de forfaitaire route
via de SGH. Op dit moment wordt in kaart gebracht op welke termijn deze routes opengesteld
kunnen worden en onder welke voorwaarden. Ex-toeslagpartners die denken meer schade
te hebben dan het forfaitaire bedrag, kunnen dit bij aanmelding bij UHT melden. Zij
ontvangen een brief met aanvullende informatie zodra er duidelijkheid is over de start
van de schaderegeling voor ex-toeslagpartners.
Nabestaanden
De regeling voor nabestaanden van gedupeerde ouders is met het amendement Leijten4 aangepast en uitgebreid. Hiervoor is een uitvoeringstoets uitgevoerd op de diverse
gewijzigde onderdelen; ook op de onderdelen die buiten UHT worden uitgevoerd. Dit
heeft tot vertraging in de ontwikkeling van de regeling geleid, waardoor starten in
het eerste kwartaal van 2024 niet langer haalbaar is. Zoals gemeld in de Kamerbrief
van 12 juli 20235 is uit aanvullende uitvoeringstoetsen gebleken dat er aanpassingen in de wet nodig
zijn om deze regeling uit te kunnen voeren. Een wetsvoorstel met daarin een aangepaste
nabestaandenregeling wordt naar verwachting in het tweede kwartaal van 2024 aan uw
Kamer voorgelegd. De uitvoering wordt parallel voorbereid en kan in de zomer van 2024
gereed zijn, zodat kan worden gestart met de uitvoering van de regeling zodra deze
wet is aangenomen.
De uitvoering van de regeling voor nabestaanden van overleden kinderen wordt momenteel
voorbereid en start naar verwachting in het tweede kwartaal van 2024.
Huurtoeslag, Zorgtoeslag en Kindgebonden budget (HZK-regeling)
Zoals in de brief bij de Voortgangsrapportage mei-augustus 2023 aan uw Kamer is gemeld6, kon de regeling voor de gedupeerden met huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden
budget (HZK-regeling) niet volgens de eerder gemaakte planning (1e kwartaal 2024)
van start gaan. Oorzaak hiervan is de vertraging die is opgelopen bij de start van
de ex-toeslagpartner regeling. Het is vanwege beheerste uitvoering voor UHT helaas niet mogelijk
om twee regelingen tegelijkertijd op te starten. De voorbereidingen voor de uitvoering
van de HZK-regeling worden wel gecontinueerd, waarbij de start van de HZK regeling
is voorzien in het eerste kwartaal van 2025.
Schuldenaanpak
De schuldenaanpak voor gedupeerde ouders bestaat uit het kwijtschelden van publieke
schulden, het vergoeden van de betalingsachterstanden bij private schulden en ouders
in een wettelijke schuldsaneringsregeling of buitengerechtelijke schuldregeling. De
uitvoering van de schuldenaanpak verloopt voortvarend. Bij circa 97% van de gedupeerde
ouders met een publieke schuld die in aanmerking komen voor kwijtschelding, heeft
de kwijtschelding van de schuld plaatsgevonden. Zo is er voor € 727 miljoen aan publieke
schulden kwijtgescholden door overheidsinstanties. Van de ingediende private schulden
heeft uitvoerder Sociale Banken Nederland (SBN) 91% van de ingediende schuldenlijsten
na splitsen en samenvoegen, beschikt. SBN heeft aan schuldeisers een totaalbedrag
van circa € 160 miljoen uitbetaald.
De eerder met de Kamer gedeelde prognose7 om op 1 januari 2024 meer dan 90% van de publieke en private schulden te hebben afgehandeld
voor de gedupeerde ouders die hun compensatie vóór 1 september 2023 hebben ontvangen,
is hiermee ruimschoots gehaald.
Voor jongeren met problematische schulden hebben gemeenten een aanvullend schuldhulpverleningsaanbod
ingericht. De gemeente maakt dan samen met de jongere een plan van aanpak waarin de
jongere wordt ondersteund en begeleid bij het maken van een nieuwe start en waarbij
saneerbare schulden kunnen worden opgelost. Hiervoor heeft het kabinet 35 miljoen
euro uitgetrokken. Omdat het aanbod pas recent beschikbaar is, is er op dit moment
nog geen informatie beschikbaar over het bereik van de aanpak of de problemen waarmee
jongeren zich melden. Er wordt gewerkt aan een onafhankelijke en representatieve uitvraag
bij gemeenten en jongeren of en hoe het aanvullende aanbod wordt ontvangen.
Aanpassing aanmelddatum werkelijke schade en peildatum brede ondersteuning buitenland
Zoals reeds aan de Kamer is gemeld, wordt gewerkt aan een wetsvoorstel dat de aanmelddatum
wijzigt voor ouders met een verzoek voor compensatie van aanvullende werkelijke schade8. De aanmelddatum wordt verlengd van 1 januari 2024 naar 1 januari 2025, of zes maanden
na afronding van de integrale beoordeling indien die na 1 juli 2024 onherroepelijk
vast komt te staan. Met deze wijziging wordt gedupeerden de mogelijkheid geboden gebruik
te maken van de alternatieve schaderoutes die tot voor kort nog niet bestonden.
Daarnaast wordt de peildatum aangepast voor brede ondersteuning voor ouders in het
buitenland van 7 juli 2020 naar 31 december 20219. Daarmee wordt de groep gedupeerden die in aanmerking kan komen voor deze ondersteuning
uitgebreid en komen er geen mensen tussen wal en schip terecht.
In de desbetreffende Kamerbrieven is aangegeven dat de wijzigingen zullen gelden met
terugwerkende kracht. Vooruitlopend op deze wijzigingen wordt, zoals aan de Kamer
is gemeld, de uiterste aanvraagdatum voor aanvragen voor aanvullende compensatie van
werkelijke schade op dit moment niet gehandhaafd en wordt de ruimere peildatum voor
ouders in het buitenland reeds toegepast.
Wetsvoorstel beslistermijnen
De Kamer is in eerdere voortgangsrapportages geïnformeerd over het feit dat het UHT
helaas vaak niet lukt om binnen de wettelijke termijn te besluiten op een aanvraag
voor een herstelregeling (zes maanden, te verlengen met zes maanden) of om te beslissen
op een bezwaarschrift (zes weken, te verlengen met zes weken). Daardoor moeten ouders
vaak veel langer wachten dan hen in de wet beloofd is. Dit leidt tot onzekerheid,
die wordt versterkt doordat de behandelvolgorde van aanvragen en bezwaren sterk wordt
beïnvloed door de rechtszaken die worden ingesteld tegen het niet tijdig beslissen.
Ouders die niet naar de rechter stappen moeten daardoor nóg langer wachten op een
beslissing in hun zaak.
Ook de rechtbank «vindt het niet goed om individuele procedures van gedupeerde ouders
te blijven versnellen, omdat de UHT daardoor steeds minder tijd aan inhoudelijke beoordelingen
kan besteden, omdat het andere ouders benadeelt en omdat het ertoe leidt dat deze
procedures na verloop van tijd geen effect meer zullen hebben.»10 De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 23 augustus 2023 uitspraak
gedaan en constateert dat de termijnen in de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) ook
in de toekomst niet zullen worden gehaald en dat de hersteloperatie verder onder druk
komt te staan door het instellen van talloze beroepen tegen het niet tijdig nemen
van een besluit. De Afdeling concludeert dat niet de bestuursrechter, maar alleen
de wetgever een collectieve oplossing kan bieden voor onrealistische beslistermijnen
bij de hersteloperatie toeslagen.11
Het kabinet doet wat het kan om de hersteloperatie te versnellen. Alle inspanning
is erop gericht om zo snel mogelijk te beslissen op een aanvraag of een bezwaar, en
er wordt voortdurend gezocht naar hoe het nog sneller kan. Voor gedupeerde ouders
is het belangrijk om hun leven zo spoedig mogelijk weer op de rit te krijgen en het
kabinet wil hen daarbij helpen. Hoewel verscheidene versnellingsmaatregelen die zijn
ingezet de overschrijdingen van de wettelijke beslistermijnen dempen, leiden ze er
in de praktijk helaas niet toe dat deze termijnen daadwerkelijk worden gehaald.
Als ervoor gekozen zou worden de wettelijke termijnen te houden zoals ze nu zijn,
blijven ouders in de situatie dat ze niet weten waar ze aan toe zijn en worden bij
sommige onderdelen van de hersteloperatie min of meer gedwongen om naar de rechter
te gaan om met een beroep niet tijdig beslissen, een beslissing af te dwingen. Dat
leidt vervolgens weer tot langere wachttijden voor andere ouders.
Als ervoor zou worden gekozen de wettelijke beslistermijnen aan te passen naar de
daadwerkelijk benodigde behandeltijd, zou dat niet leiden tot een langere behandeltijd
dan nu reeds het geval is, wel zou hiermee meer duidelijkheid geboden worden en worden
veel rechtszaken over versnelde behandeling voorkomen – inclusief de bijbehorende
steeds verder toenemende onduidelijkheid over de behandelvolgorde.
Deze dilemma’s richten zich op het plaatsen van duidelijkheid boven onzekerheid en
het plaatsen van de belangen van het collectief boven de individuele belangen van
ouders die een beroep niet tijdig beslissen indienen – hoe begrijpelijk het ook is
dat mensen daar in hun situatie voor kiezen. Daarom heeft het kabinet een conceptwetsvoorstel
in voorbereiding om naar een aantal beslistermijnen te kijken. Dit wetsvoorstel bevindt
zich nu in de adviseringsfase. Het advies van de Raad van State is hierin voor het
kabinet zwaarwegend. Mede afhankelijk daarvan hoopt het kabinet in het tweede kwartaal
van 2024 een voorstel aan de Kamer te kunnen sturen.
Tot slot
Door de groei van het aantal aanmeldingen en de stijging van het aantal bezwaren en
beroepen wordt er rekening mee gehouden dat meer geld nodig is dan in de Najaarsnota
van 2023 begroot. Een toelichting die hier nader op in gaat is opgenomen in hoofdstuk
5 van de Voortgangsrapportage.
De Vaste commissie voor Financiën heeft onlangs verzocht om een reactie op de brief
van een gedupeerde.12 Deze reactie treft u aan in het overzicht van afgedane toezeggingen (bijlage bij
deze Voortgangsrapportage).
Het kabinet blijft zich samen met vele betrokkenen continu inzetten om ouders en kinderen
te helpen een nieuwe start te maken. Ondanks dat de nodige voortgang wordt geboekt,
blijft dat een taaie opgave. Het kabinet verwacht het komende jaar verdere stappen
te zetten in met name de afwikkeling van aanvullende schade, bezwaarafhandeling en
de uitvoering van de diverse aanvullende regelingen. In juni 2024 ontvangt uw Kamer
de volgende Voortgangsrapportage over de eerste vier maanden van 2024.
De Staatssecretaris van Financiën,
A. de Vries
Indieners
-
Indiener
A. (Aukje) de Vries, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.