Brief regering : Opvolging van de motie van het lid Van Campen c.s. over het breder toestaan van de bevissing van de Amerikaanse rivierkreeft (Kamerstuk 36410-XIV-12)
36 410 XIV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2024
Nr. 79
                   BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 februari 2024
Op 11 oktober 2023 heeft u de motie van de leden Van Campen, Valstar (beiden VVD)
                  en Grinwis (CU) (Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 12) aangenomen. Deze motie is tweeledig, het eerste deel van de motie «dat bevissing
                  op verantwoorde wijze met fuik en kreeftenkorf (...) breder wordt toegestaan dan door
                  enkel de beroepsvisserij» heb ik uw Kamer ontraden. Het tweede deel van de motie waarmee
                  de regering wordt verzocht een offensief voor invasieve exoten op te stellen heb ik
                  oordeel Kamer gegeven. Dit plan zal ik uiterlijk in het tweede kwartaal van 2024 aan
                  uw Kamer doen toekomen. Met deze brief licht ik toe op welke wijze ik aan het eerste
                  deel van de motie opvolging zal geven.
               
Ik deel de zorg van de Kamer over de uitheemse rivierkreeften in Nederland en ik zie
                  de noodzaak voor actie. Ik voer de motie uit door op een verantwoorde wijze bevissing
                  van uitheemse rivierkreeften met selectieve vangtuigen breder toe te staan. In combinatie
                  met de lopende trajecten in het programma «ontwikkeling beheersingsaanpak uitheemse
                  rivierkreeften» zal de Minister van LNV met deze aanpassing van de wet- en regelgeving
                  de waterbeheerders meer slagkracht geven om de uitheemse rivierkreeft te beheersen.
               
Uit de reeds uitgevoerde onderzoeken en pilots weten we dat om succesvol rivierkreeft
                  te bestrijden een gestructureerde en systematische aanpak gevolgd dient te worden.
                  Dit betekent dat iedere 30 tot 50 meter fuiken of andere vangtuigen in alle watergangen
                  van een gebied geplaatst moeten worden. Dat vergt een enorme visserijinspanning. Vervolgens
                  dienen de gevangen rivierkreeften zorgvuldig te worden vernietigd, om te voorkomen
                  dat deze of hun eitjes zich naar andere wateren kunnen verspreiden. Daarbij komt dat
                  bevissing maar een deel is van een bredere beheersingsaanpak.
               
Het op kleine schaal wegvangen voor eigen gebruik door sportvissers is met een VISpas
                  en een hengel reeds toegestaan. Het breed laten inzetten van fuiken en korven door
                  sportvissers, of door alle burgers, is echter niet verantwoord en valt niet te duiden
                  als een verantwoorde of systematisch aanpak. Ook de sportvisserij heeft aangegeven
                  hier geen voorstander van te zijn. Fuiken zijn juist ontworpen voor visvangst en kennen
                  veel bijvangst. Het breed toestaan van fuiken en korven door burgers leidt tot ongecontroleerde
                  ecologische nevenschade, waarbij het middel wel eens erger kan uitpakken dan de kwaal.
                  Gebruik door burgers is daarmee ook niet in overeenstemming met de motie.
               
Daarnaast speelt ook nog een rol dat fuiken als belangrijkste aalvistuig, in het kader
                  van de EU Aalverordening en het nationaal Aalbeheerplan zijn aangemerkt als verboden
                  vangtuig in de maanden september tot en met november. Dit om de in EU-verband overeengekomen
                  noodzakelijke bescherming van de aal vorm te geven.
               
Om deze redenen vind ik dat bestrijding moet plaatsvinden onder regie van de overheid.
Om de bestrijding op verantwoorde wijze plaats te laten vinden dient dit daarbij bij
                  voorkeur met specifieke selectieve vangtuigen plaats te vinden die geen bijvangstproblematiek
                  kennen. LNV heeft daarom in de afgelopen periode samen met het Hoogheemraadschap Delfland
                  gewerkt aan de ontwikkeling van een nieuw selectief rivierkreeftenvangtuig. Dit is
                  inmiddels zover ontwikkeld dat dit kan gaan worden toegepast. Het is daarbij overigens
                  op dit moment al mogelijk voor waterschappen om een ontheffing aan te vragen voor
                  het afgebakend in tijd en ruimte mogen toepassen van fuiken in het kader van bestrijding
                  van uitheemse rivierkreeften. Met de ontheffingverlening wordt ruimhartig omgegaan
                  binnen de kaders van de huidige regelgeving. Daarmee kunnen waterschappen dus nu al
                  een beroepsvisser inhuren voor het wegvissen of hiervoor in pilotgebieden met een
                  ontheffing werken en daarvoor eigen medewerkers inzetten. Onder deze voorwaarden hebben
                  de waterbeheerders in de afgelopen jaren veelvuldig pilots uitgevoerd en daarmee kennis
                  en ervaring opgedaan die noodzakelijk is voor het ontwikkelen van een daadwerkelijk
                  effectieve beheersingsaanpak.
               
Wat ik daarom ter invulling van de motie zal gaan doen is het mogelijk maken van een
                  brede inzet van een aantal nieuwe selectieve vangtuigen die specifiek voor uitheemse
                  rivierkreeft zijn ontwikkeld. Deze inzet kan dan plaatsvinden door of in opdracht
                  van waterbeheerders. Daarnaast zal nog bekeken worden of dit voor andere overheidslagen
                  mogelijk zal worden gemaakt. De waterbeheerders hebben daarbij de meeste kijk op waar
                  de dieren in hun beheergebied zich bevinden en op de eventuele ecologische risico’s
                  van bestrijding. Dit betekent dat na aanpassing van de regelgeving waterbeheerders
                  dan geen ontheffing voor inzet van fuiken hoeven aan te vragen, of beroepsvissers
                  hoeven in te huren om rivierkreeft te bestrijden. Waterbeheerders kunnen bestrijding
                  met zo’n selectief vangtuig door eigen mensen laten doen of op basis van externe inhuur.
                  Uiteraard blijft het daarnaast mogelijk om ook beroepsvissers in te huren.
               
Deze aanpak voor het aanpassen van de regelgeving is besproken in het bestuurlijk
                  overleg waar zowel de waterschappen, provincies, gemeenten, beroepsvissers, sportvissers
                  agrariërs en bos- en natuurterreineigenaren vertegenwoordigd zijn. Deze aanpak heeft
                  daar draagvlak onder alle belanghebbenden en daar hecht ik zeer aan.
               
Er is een plan van aanpak voor de beheersing van de uitheemse rivierkreeften vastgesteld
                  in het kader van het programma «ontwikkeling beheersingsaanpak uitheemse rivierkreeften».
                  Binnen dat programma wordt in een breed samenwerkingsverband voortvarend gewerkt aan
                  het ontwikkelen van een handelingsperspectief en afwegingskader voor de beheersing
                  van uitheemse rivierkreeften. Bevissing is daar slechts een onderdeel van. Ik heb
                  een bijlage meegezonden om u te informeren over de voortgang van dit programma. In
                  het kader van dit programma en hieraan verbonden bestuurlijk overleg wordt nog gesproken
                  over financiering van het programma en de bevissingsaanpak. Momenteel bestaat er geen
                  structurele financiering voor een bevissingsaanpak. Op basis van een inventarisatie
                  van enkele waterschappen is een voorzichtige inschatting dat de kosten voor een gerichte
                  bevissingsaanpak in KRW-wateren en andere primaire watergangen met grote rivierkreeftpopulaties
                  in de orde grootte van tientallen miljoenen euro per jaar zullen vallen. Een preciezere
                  schatting hiervan is op dit moment nog niet te maken omdat nog niet uitgewerkt is
                  hoe bevissing daadwerkelijk moet worden vormgegeven. Ook niet alle waterbeheerders
                  zien bevissing als een effectieve aanpak en sommige willen juist meer inzetten op
                  het vergroten van de ecologische weerbaarheid. Deze aspecten zullen in de komende
                  periode in het bestuurlijk overleg verder worden uitgewerkt op basis waarvan een preciezere
                  schatting van de kosten kan worden gemaakt.
               
Om de aanpak van de uitheemse rivierkreeft te bekostigen zullen nieuwe middelen toegekend
                  moeten worden. Dit zowel voor de verdere ontwikkeling van de beheersingsaanpak als
                  het uitvoeren hiervan. Een nieuw kabinet zal moeten besluiten hoeveel middelen er
                  toegekend gaan worden voor de bestrijding van de uitheemse rivierkreeft. De uiteindelijke
                  besluitvorming over de hiermee gemoeide kosten is aan een volgend kabinet.
               
De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
C. van der Wal, minister voor Natuur en Stikstof