Brief regering : Besluitvorming AML-pakket
31 477 Bestrijden witwassen en terrorismefinanciering
Nr. 95
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 februari 2024
Met deze brief informeer ik, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, uw
Kamer over het op handen zijnde akkoord op het pakket met Europese wetgevende voorstellen
op het terrein van het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering (hierna:
AML-pakket). Het pakket is geagendeerd op de Coreper van 14 februari. Nederland is
voornemens om in te stemmen met het pakket, omdat het belangrijke verbeteringen bevat
in de harmonisatie van regelgeving en de oprichting van een Europese anti-witwasautoriteit.
Wel zal Nederland hierbij een stemverklaring afleggen, vanwege de bedenkingen die
Nederland heeft bij het ontbreken van een bevoegdheid voor lidstaten om te bepalen
of de introductie van een mogelijkheid voor poortwachters om gezamenlijke voorzieningen
op te richten waarin transactiegegevens gedeeld kunnen worden wenselijk is in nationaal
verband. Hierdoor heeft het nationale parlement niet meer de mogelijkheid om de principiële
afweging te maken of poortwachters gezamenlijke voorzieningen moeten kunnen opzetten.
Hieronder zal ik eerst ingaan op de achtergrond van het pakket, vervolgens een appreciatie
geven van de uitkomsten van de onderhandelingen, een toelichting geven op de keuze
om over te gaan tot instemming met gebruikmaking van de mogelijkheid om een stemverklaring
af te leggen en tot slot het vervolg schetsen.
Achtergrond AML-pakket
De Europese Commissie heeft het AML-pakket in 2021 gepubliceerd.1 Het bevat een verordening met verplichtingen voor poortwachters (hierna: AML-verordening),
een richtlijn (hierna: AML-richtlijn) en een verordening ter oprichting van een Europese
anti-witwasautoriteit (hierna: AMLA-verordening). Op 7 december 2022 heeft de Raad
een Raadsakkoord bereikt ten aanzien van de eerste twee wetgevende stukken.2 Ten aanzien van de AMLA-verordening had de Raad al op 29 juni 2022 een Raadsakkoord
bereikt.3 Deze akkoorden zijn in belangrijke mate in lijn met de Nederlandse inzet uit de BNC-fiches.4
Op 28 maart 2023 heeft het Europees Parlement zijn mandaat vastgesteld.5 Met dit mandaat als uitgangspunt voor het EP en de Raadsconclusies als uitgangspunt
voor de Raad, zijn in april 2023 de trilogen gestart. Op 13 december 2023 hebben de
Raad en het Europees Parlement een voorlopig akkoord bereikt op de AMLA-verordening,
met uitzondering van de locatie van de autoriteit.6 Op 18 januari 2024 hebben de Raad en het Europees Parlement ook een voorlopig akkoord
bereikt op de AML-verordening en de AML-richtlijn.7 Op 7 februari 2024 heeft het voorzitterschap van de Raad de finale teksten van de
wetgevingshandelingen gedeeld met de lidstaten die uit de onderhandelingen met het
Europees Parlement zijn gekomen en de stilteprocedure8 gestart.
Appreciatie AML-pakket
Met dit pakket wordt beoogd de effectiviteit van het anti-witwasraamwerk van de Europese
Unie te verbeteren door de regelgeving meer te harmoniseren en een Europese anti-witwasautoriteit
op te richten. De kernverplichtingen voor poortwachters zijn opgenomen in een verordening,
die – anders dan een richtlijn – directe werking heeft en dus niet omgezet hoeft te
worden in nationale regelgeving. Dit verkleint de kans op verschillen in de uitvoering
van de verplichtingen door poortwachters uit verschillende lidstaten. De introductie
van AMLA zorgt bovendien voor meer consistentie in de interpretatie en toepassing
van de regelgeving door (nationale) toezichthouders en creëert – waar nodig – de mogelijkheid
van grensoverschrijdend toezicht die nationale toezichthouders ontberen. In bijlage
I bij deze brief wordt nader ingaan op de uitkomsten van de onderhandelingen in relatie
tot de inzet uit de BNC-fiches.
Nederland heeft zich altijd een sterk voorstander getoond van dit pakket. In de BNC-fiches
heeft het kabinet aangegeven meer harmonisatie van de regelgeving en de oprichting
van een Europese autoriteit noodzakelijk en wenselijk te vinden vanwege het veelal
grensoverschrijdende karakter van witwassen en terrorismefinanciering.9 Voor de publicatie van dit pakket, bepleitte Nederland de noodzaak van meer harmonisatie
en de oprichting van een Europese anti-witwastoezichthouder.10 Ik sta dus overwegend positief tegenover het pakket als geheel en denk dat het de
effectiviteit van het anti-witwasraamwerk van de Europese Unie ten goede zal komen.
Daarom zal Nederland instemmen met het pakket. Wel zal Nederland hierbij een stemverklaring
afleggen waarin wordt aangegeven dat Nederland grote bedenkingen heeft bij een van
de bepalingen uit de AML-verordening. Dit is gelegen in het volgende. In het BNC-fiche
heeft het kabinet aangegeven gegevensdeling een cruciaal onderdeel te vinden van een
effectieve aanpak van witwassen en terrorismefinanciering. Daarom gaf het kabinet
aan te hechten aan duidelijkheid over wat er op dit gebied mogelijk is voor poortwachters
en voldoende ruimte voor poortwachters om gegevens te kunnen delen. Daarnaast wilde
het kabinet zich ervan verzekeren dat de regelgeving voldoende ruimte zou bieden voor
bestaande initiatieven. De oorspronkelijke voorstellen van de Europese Commissie repten
niet over gegevensdeling tussen poortwachters. In het minst erge geval zou dit hebben
betekend dat de onduidelijkheid over de mogelijkheden voor poortwachters om gegevens
uit te wisselen zou voortduren en in het ergste geval – aangezien dit een verordening
betreft die harmonisatie van regelgeving beoogt – zou dit kunnen betekenen dat lidstaten
niet de mogelijkheid zouden hebben om nationaal gegevensuitwisseling tussen poortwachters
mogelijk te maken. Daarom heeft Nederland, samen met Denemarken en Duitsland, een
non-paper met voorstellen opgesteld,11 waarvan onderdelen in het uiteindelijke Raadsakkoord zijn overgenomen. In dit non-paper
werd gepleit om lidstaten middels een lidstaatoptie gezamenlijke voorzieningen te
kunnen laten oprichten, waar – binnen vooraf bepaalde waarborgen, onder andere met
betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens – gegevens tussen instellingen
zouden kunnen worden gedeeld.
Gedurende de trilogen gaf het Europees Parlement aan, ingegeven door de wens voor
harmonisatie van de regelgeving, een dergelijke bepaling als lidstaatoptie niet te
accepteren. Ondanks dat Nederland op verschillende niveaus hier bezwaar tegen heeft
gemaakt, is de lidstaatoptie die gegevensdeling mogelijk maakt komen te vervallen
in het akkoord tussen de Raad en het Europees Parlement. In plaats daarvan is deze
bepaling nu geharmoniseerd. Nederland stond in de Raad alleen in zijn uitdrukkelijke
wens om de lidstaatoptie te behouden. Dit betekent dat, op grond van de bepaling zoals
deze nu is opgenomen in de AML-verordening, poortwachters gezamenlijke voorzieningen
kunnen inrichten om gegevens te delen in het kader van hun verplichtingen om witwassen
en terrorismefinanciering tegen te gaan. De bepaling biedt verschillende waarborgen:
zo is de reikwijdte van de transactiegegevens die mogen worden gedeeld beperkt tot
specifieke groepen cliënten, dienen de relevante toezichthouders voorafgaand aan het
starten van de activiteiten te verifiëren of de gezamenlijke voorziening voldoet aan
de voorwaarden uit de AML-verordening en de AVG en dienen poortwachters passende technische
maatregelen te implementeren in de gezamenlijke voorziening, zoals pseudonimisering.
Daarnaast is in de overwegingen bij de verordening verduidelijkt dat lidstaten nationaal
aanvullende waarborgen mogen stellen voor de verwerking van gegevens binnen de gezamenlijke
voorziening. Deze waarborgen kunnen echter niet zo ver gaan dat daarmee de mogelijkheid
voor poortwachters om gezamenlijke voorzieningen op te zetten geheel wordt uitgesloten.
Met het oog op de discussie rondom het door uw Kamer controversieel verklaarde wetsvoorstel
plan van aanpak witwassen, de vele vragen die uw Kamer heeft gesteld in het kader
van dit wetsvoorstel12 en het standpunt van de Autoriteit Persoonsgegevens over dit wetsvoorstel, zou ik
het gepast vinden als de AML-verordening nationale parlementen de mogelijkheid had
geboden om de principiële afweging te maken of poortwachters gezamenlijke voorzieningen
moeten kunnen opzetten. Nederland zal daarom in zijn stemverklaring aangeven het te
betreuren dat de lidstaatoptie is komen te vervallen. Ondanks dat Nederland dit punt
betreurt, zal Nederland alles afwegende instemmen met het voorstel. Allereerst zijn
de harmonisatie van het Europese regels en de oprichting van de Europese anti-witwastoezichthouder
belangrijke speerpunten van Nederland, die de effectiviteit van het raamwerk ten goede
gaan komen. Daarnaast heeft Nederland zich gedurende de onderhandelingen hard gemaakt
voor voldoende ruimte voor een risicogebaseerde aanpak. Zeker in het licht van de
inzet van het Europees Parlement – dat een pakket voorstond waarin de ruimte voor
de risicogebaseerde aanpak werd verminderd – is ook dat element relatief goed behouden
gebleven. Mijn slotsom is dan ook dat, ondanks dat Nederland niet over alle onderdelen
van het pakket uitgesproken positief is, het pakket in grote lijnen beantwoordt aan
de Nederlandse inzet. Overigens verwacht ik dat de overige lidstaten ook zullen instemmen
met het pakket.
Tot slot
De Raad en het Europees Parlement moeten nog een akkoord bereiken over AMLA’s locatie.
Hier zal op korte termijn over gestemd worden.
De komende tijd zullen de definitieve wetgevingshandelingen nader bestudeerd worden,
in het kader van de implementatie van het pakket, maar ook in het kader van mogelijke
gevolgen voor lopende trajecten. In ieder geval zal moeten worden bezien welke gevolgen
de bepalingen over gegevensdeling en de EU-brede limiet op contante betalingen moeten
hebben voor het wetsvoorstel plan van aanpak witwassen. Mogelijk heeft het pakket
ook gevolgen voor de modernisering van de Sanctiewet. Uw Kamer zal hier op korte termijn
nader over geïnformeerd worden.
De Minister van Financiën,
S.P.R.A. van Weyenberg
BIJLAGE I AMLA-VERORDENING
Bevoegdheden financiële sector
Om de fragmentatie van toezicht binnen de Europese Unie tegen te gaan, heeft Nederland
gepleit voor directe en indirecte toezichtsbevoegdheden voor AMLA in de financiële
sector, op basis van een risicoanalyse waarbij de criteria «grensoverschrijdende activiteit»
en «een hoog risico op witwassen of terrorismefinanciering» centraal staan. Ook zouden
cryptodienstverleners in aanmerking moeten kunnen komen voor direct toezicht, vanwege
het grensoverschrijdende karakter van de dienstverlening en de hoge risico’s in deze
sector.
De uitkomst van de onderhandelingen is dat AMLA direct toezicht gaat houden op de
(groepen) financiële instellingen – inclusief cryptodienstverleners – die in minstens
zes lidstaten actief zijn en op basis van een risicoanalyse een hoog risico op witwassen
en terrorismefinanciering met zich meebrengen. Daarnaast zal AMLA in elke lidstaat
direct toezicht uitoefenen op minstens één financiële instelling. Om een overzichtelijke
opbouw van AMLA’s werkzaamheden te verzekeren, zal AMLA tijdens de eerste selectieronde
op maximaal veertig meldingsplichtige instellingen direct toezicht houden. Na de eerste
selectieronde kan dit aantal stijgen, in overleg met nationale toezichthouders en
met inachtneming van AMLA’s financiële middelen. Het directe toezicht zal AMLA uitvoeren
in nauwe samenwerking met de nationale toezichthouders.
Naast het directe toezicht, zal AMLA ook indirect toezicht (dat wil zeggen: toezicht
op toezicht) uitoefenen ten aanzien van de poortwachters die niet onder het directe
toezicht van AMLA gaan vallen. In dat kader zal AMLA periodieke beoordelingen gaan
uitvoeren van nationale toezichthouders om de convergentie van het toezicht binnen
de Europese Unie te verhogen en bemiddelen bij geschillen – en onder bepaalde voorwaarden
geschillen beslechten – tussen nationale toezichthouders in een grensoverschrijdende
context. Daarnaast zal AMLA bij serieuze, herhaalde of systemische niet-nakoming van
de regelgeving door een financiële instelling, de nationale toezichthouder verzoeken
maatregelen te treffen. In het uiterste geval dat de nationale toezichthouder niet
voldoet aan het verzoek, kan AMLA de Europese Commissie vragen het directe toezicht
over de financiële instelling tijdelijk over te nemen.
Daarnaast krijgen nationale toezichthouders van financiële instellingen de mogelijkheid
om in uitzonderlijke omstandigheden AMLA te vragen het toezicht tijdelijk over te
nemen. Een dergelijk verzoek mag alleen gedaan worden aan AMLA om een consistente
toepassing van hoge toezichtsnormen te garanderen en een verhoogd risico of tekortkoming
in de naleving van het anti-witwasraamwerk te adresseren. Tot slot is er een interventieladder
voorzien voor het geval AMLA vaststelt dat een nationale toezichthouder tekortschiet
in de naleving van zijn verplichtingen en dit leidt tot systemisch falen van het toezicht.
Bevoegdheden niet-financiële sector
Ten aanzien van de niet-financiële sector heeft Nederland gepleit voor een coördinerende
en faciliterende rol voor AMLA bij de samenwerking tussen nationale toezichthouders.
De reden hiervoor is dat vanwege de doorgaans sterke nationale inbedding en beperkte
harmonisatie van regelgeving in deze sector, een stevige rol niet passend lijkt. Het
EP voorzag in zijn mandaat juist veel extra bevoegdheden voor AMLA ten aanzien van
deze sector. De uitkomst van de onderhandelingen is dat AMLA extra bevoegdheden heeft
gekregen in deze sector, maar zeker niet zoveel als voorzien in het mandaat van het
Europees Parlement. AMLA krijgt de bevoegdheid om peer reviews en periodieke beoordelingen van nationale toezichthouders uit te voeren om de consistentie
en effectiviteit van de toezichtresultaten te versterken. Ook kan AMLA nationale toezichthouders
ondersteunen als ze een zogenoemd supervisory
college op willen zetten om het toezicht op een poortwachter met veel grensoverschrijdende
activiteiten en een hoog risico op witwassen of financieren van terrorisme te coördineren
tussen de betrokken nationale toezichthouders. Daarnaast krijgt AMLA de bevoegdheid
om potentiële inbreuken of gebrekkige toepassing van het recht van de Europese Unie
te onderzoeken, indien nodig aanbevelingen te doen en indien de aanbevelingen niet
worden nageleefd waarschuwingen uit te brengen aan de nationale toezichthouders uit
andere lidstaten om te gevolgen van de inbreuk te beperken. Tot slot kan AMLA, op
verzoek van een nationale toezichthouder uit de niet-financiële sector, bemiddelen
bij geschillen tussen nationale toezichthouders over de maatregelen die genomen moeten
worden met betrekking tot een poortwachter.
Lasten meldingsplichtige instellingen
AMLA zal zowel door financiële instellingen, als vanuit het Uniebudget worden gefinancierd.
De verhouding hiertussen zal worden vastgesteld in het begrotingsproces van de Europese
Unie. De Europese Commissie zal een methodologie ontwikkelen voor het bepalen van
de hoogte van de heffingen van instellingen. Hierbij zal de Europese Commissie in
ieder geval in acht moeten nemen dat deze heffingen proportioneel zijn. Het kabinet
hecht hier grote waarde aan. Ook is aangegeven dat de heffing gebaseerd wordt op het
risicoprofiel van de instelling (hoe groter het risico, des te hoger de heffing) en
zal de Europese Commissie mee moeten nemen of de instelling onder het directe toezicht
van AMLA valt of niet.
AML-verordening en AML-richtlijn
Risicogebaseerde benadering
Het kabinet heeft in de BNC-fiches aangegeven het belangrijk te vinden dat de risicogebaseerde
benadering blijft gelden. Dit betekent dat de inspanningen van poortwachters vooral
gericht moeten zijn op de grote risico’s op witwassen en financieren van terrorisme.
Een belangrijk onderscheid tussen het Raadsakkoord en het mandaat van het Europees
Parlement was dat het Europees Parlement een strikter raamwerk wilde hanteren, met
minder ruimte voor de risicogebaseerde aanpak en proportionaliteit dan Nederland dat
voorstaat. Omdat dit contrair was aan de Nederlandse inzet waarin het verbeteren van
de risicogebaseerde aanpak centraal staat en om het belang van de risicogebaseerde
aanpak te onderstrepen, heeft Nederland samen met Duitsland en Luxemburg een non-paper
opgesteld waarin het voorzitterschap van de Raad werd opgeroepen om het belang van
de risicogebaseerde benadering te onderstrepen in de trilogen (zie bijlage II). De
risicogebaseerde benadering is een algemeen uitgangspunt van de aanpak van witwassen
en financieren van terrorisme. In zowel de AML-verordening als de AML-richtlijn zijn
hier verschillende elementen voor aan te wijzen, onder te verdelen in 1. de verplichtingen
voor instellingen, en 2. de reikwijdte van het pakket zelf:
1. Voor wat betreft de verplichtingen voor instellingen zijn deze onder meer terug te
vinden in de verplichtingen ten aanzien van interne controles en procedures, ondernemingsbrede
risicobeoordeling en de compliancefunctie. Bij het uitvoeren van deze verplichtingen
hebben instellingen ruimte om de risicogebaseerde benadering te hanteren afhankelijk
van de omvang en de activiteiten van de onderneming en de mogelijkheid om onderdelen
van de verplichtingen op groepsniveau uit te voeren. Daarnaast zijn kleine instellingen
in voorkomende gevallen vrijgesteld om bepaalde verplichtingen uit voeren. Het reguliere
cliëntenonderzoek lijkt in grote lijnen gelijk gebleven te zijn aan de huidige verplichtingen.
Soms zijn nadere regels voor specifieke gevallen of omstandigheden voorgeschreven,
bijvoorbeeld in welke gevallen en met welke regelmaat cliëntgegevens geactualiseerd
moeten worden, nadere uitwerking van de herkomst en doel van de middelen of welke
uiteindelijk belanghebbende (UBO) vastgesteld moet worden. Bij het verscherpt cliëntenonderzoek
is verduidelijkt welke maatregelen een poortwachter kan nemen bij een verhoogd risico
en is er ruimte voor een poortwachter om te bepalen welke maatregelen te treffen.
Daarnaast zijn er voor specifieke gevallen, zoals politiek prominente personen (PEP’s),
shellbanken en cryptodienstverleners, nadere regels gesteld. Daarnaast kunnen lidstaten
nationaal risicogebaseerd verscherpt cliëntenonderzoek verplicht stellen voor bepaalde
sectoren, zoals bijvoorbeeld in Nederland reeds het geval is bij trustkantoren.
2. De risicogebaseerde benadering ziet ook op de reikwijdte van het anti-witwasraamwerk.
Op aandringen van het Europees Parlement is het raamwerk op verschillende onderdelen
uitgebreid. Zo zijn er in de trilogen voetbalclubs en -agenten en handelaren in luxegoederen
in bepaalde omstandigheden toegevoegd aan de lijst met poortwachters. Voorts zijn
er specifieke regels toegevoegd aan het raamwerk over hoe instellingen moeten omgaan
met zeer vermogende individuen en constructies met gouden paspoorten. Tot slot zijn
er specifieke regels opgenomen voor de registratie in het UBO-register van rechtspersonen
buiten de Unie. Nederland heeft meermaals aangegeven dat uitbreiding van de reikwijdte
risicogebaseerd en goed onderbouwd dient te geschieden en dat in voornoemde gevallen
niet is aangetoond dat de voorgestelde benadering daadwerkelijke risico’s adequaat
adresseert.
EU-brede limiet op contante betalingen
De verordening introduceert een EU-brede limiet van € 10.000 op contante betalingen
voor bepaalde beroeps- en bedrijfsmatige handelaren in goederen. Hoewel Nederland
samen met andere lidstaten heeft gepleit voor een verlaging van de limiet13 en ook het Europees Parlement voor een verlaging was, was hiervoor onvoldoende draagvlak
voor binnen de Raad. De verordening biedt lidstaten wel de mogelijkheid om nationaal
een lagere limiet vast te stellen. In het door uw Kamer controversieel verklaarde
wetsvoorstel plan van aanpak witwassen wordt een limiet van € 3.000 voorgesteld.
Definitie UBO-begrip
De verordening herdefinieert het UBO-begrip. Een wijziging is dat een natuurlijk persoon
kwalificeert als UBO indien deze 25% of meer van het eigendom bezit. In Nederland was voorheen altijd sprake van vanaf 25%. Aan de Europese Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om risicosectoren te
definiëren waarvoor een lagere drempelwaarde dan 25% zou moeten gelden. Tot slot is
een nieuwe passage over de samenloop van eigendom en zeggenschap opgenomen. Wat de
exacte gevolgen van deze wijzigingen zijn, is nog niet duidelijk. Het ligt voor de
hand dat een aantal juridische entiteiten hun inschrijving in de UBO-registers zal
moeten herzien. Samen met de Kamer van Koophandel (KVK) wordt gekeken op welke manier
dit zo lastenluw mogelijk kan worden ingericht. Hierbij wordt opgemerkt dat de verordening
een grondslag creëert voor de Europese Commissie om voorgeschreven formulieren en
checklists uit te vaardigen. De impact hiervan voor de Nederlandse situatie is momenteel
niet bekend.
PEPs
Het kabinet had in het BNC-fiche aangegeven in te zetten op een proportionele verhouding
tussen de inspanningen die instellingen dienen te verrichten en het risico dat PEPs,
hun familieleden en naaste geassocieerden vormen. Zowel de Commissie, de meerderheid
binnen de Raad, als het Europees Parlement waren voorstander voor uitbreiding van
het PEP-begrip. Naast PEP’s op nationaal niveau worden nu ook de «hoofden» van lokale
overheden met 50.000 inwoners als PEP aangemerkt. Ook bestuurders en commissarissen
van staatsdeelnemingen worden aangemerkt als PEP’s. Dit wordt ook van toepassing op
bestuurders en commissarissen van bedrijven waarin lokale en regionale overheden een
controlerend belang hebben en die een omzet hebben groter dan € 5 miljoen. De broers
en zusters van staatshoofd, Ministers en staatssecretarissen worden ook als PEP geclassificeerd.
Voor sommige categorieën PEP’s, zoals staatshoofden en regeringsleiders, wordt de
minimumperiode waarin zij na hun aftreden PEP blijven verlengd van een tot twee jaar.
Al met al wordt het aantal PEP’s dus flink vergroot. Tegelijkertijd biedt de verordening
wel ruimte om het verscherpte cliëntenonderzoek meer risicogebaseerd in te vullen.
Daarmee is er ruimte voor een meer proportionele benadering in de praktijk.
Derde hoog-risicolanden
De bepalingen in de AMLR over de identificatie van derde landen met significante strategische
tekortkomingen in hun nationale AML/CFT-regimes of tekortkomingen in de naleving van
hun nationale AML/CFT-regimes of die een bedreiging vormen voor het financiële stelsel
van de EU, sluiten grotendeels aan bij de oorspronkelijke voorstellen van de Europese
Commissie. Het kabinet heeft in het BNC-fiche aangeven het belangrijk te vinden dat
lidstaten nauwer betrokken zijn bij de totstandkoming van de lijsten. Dit is uiteindelijk
in het Raadsakkoord opgenomen, maar niet in het uiteindelijke akkoord. De gewenste
expliciete referentie naar de lijsten van de FATF is slechts impliciet overgenomen.
Per saldo is de voornaamste wijziging ten opzichte van de huidige richtlijn dat er
een onderscheid komt tussen derde landen met significante strategische tekortkomingen
in hun nationale AML/CFT-regimes en derde landen met tekortkomingen in de naleving
van hun nationale AML/CFT-regimes. Het verdere proces verandert slechts marginaal
ten opzichte van de huidige situatie. Uiteindelijk zijn de meeste voorstellen van
de Raad en van het EP niet overgenomen.
Gerichte financiële sancties
Op aandringen van het Europees Parlement zijn er verschillende maatregelen over gerichte
financiële sancties in het pakket opgenomen. Gerichte financiële sancties verplichten
om de tegoeden te bevriezen van, en geen tegoeden beschikbaar te stellen aan, specifiek
genoemde personen of entiteiten. Een voorbeeld hiervan is het grote aantal Russische
personen of entiteiten die dat de EU onder zulke sancties heeft geplaatst sinds de
inval van Rusland in Oekraïne. Nagenoeg alle EU- of VN-sanctieregimes bevatten gerichte
financiële sancties, met vaak nog aanvullend sectorale sancties die zich bijvoorbeeld
richten op financieringsverboden van specifieke financiële of economische sectoren.
Hoewel gerichte financiële sancties meestal worden ingesteld op EU-niveau door middel
van verordeningen, is de manier waarop hier uitvoering aan wordt gegeven momenteel
niet voorgeschreven en is het aan de lidstaten om ervoor te zorgen dat private partijen
hiermee niet in strijd handelen. Lidstaten dienen bijvoorbeeld zelf het toezicht nationaal
in te richten.
Sinds 2002 geldt in Nederland het Sanctiewet-toezicht op private partijen die een
belangrijke rol in het economische verkeer vervullen zoals financiële instellingen
en trustkantoren. Dit toezicht is er mede op gericht om ervoor te zorgen dat deze
instellingen in hun bedrijfsvoering voldoende rekening houden met sanctiemaatregelen,
waaronder gerichte financiële sancties. Met de AML-verordening en AML-richtlijn zullen
veel van de verplichtingen uit het anti-witwasraamwerk ook gaan gelden voor gerichte
financiële sancties. Zo zullen poortwachters nu ook op grond van het anti-witwasraamwerk
hun cliënten moeten screenen aan de hand van de lijst van gerichte financiële sancties
en verscherpt clientonderzoek uitvoeren bij vermoedens van ontwijking of ontduiking
van gerichte financiële sancties. Het bestaande Nederlandse Sanctiewet-toezicht, dat
momenteel in het kader van de modernisering van het Nederlandse sanctiestelsel wordt
herzien, zal in lijn moeten worden gebracht met de aankomende Europese verplichtingen,
waaronder de voorstellen die zien op het tegengaan van niet-implementatie en ontwijking
van gerichte financiële sancties. Daarnaast zullen de groepen instellingen die onder
de Europese regelgeving gaan vallen ruimer zijn dan onder het huidige Sanctiewet-toezicht.
Hiervoor geldt dat nader moet worden bekeken op welke wijze uitvoering zal moeten
worden gegeven aan deze Europese regelgeving.
Financial Intelligence Units (FIU’s)
Nederland heeft zich hard gemaakt voor meer samenwerking tussen FIU’s en de oprichting
van een ondersteunings- en samenwerkingsmechanisme daartoe. In de richtlijn zijn voor
dergelijke samenwerking nadere kaders en procedures opgenomen. Ook krijgt AMLA een
rol in het aanjagen van samenwerking tussen FIU’s en tussen FIU’s en toezichthouders.
Spoedbevriezing
In artikel 20 van de richtlijn is de mogelijkheid tot het opleggen van een spoedbevriezing
door de FIU vastgelegd. Het gaat om een bevoegdheid van de FIU om een poortwachter
op te dragen een ongebruikelijke transactie tijdelijk niet uit te voeren, een bank-
of betaalrekening, of een crypto-account tijdelijk te blokkeren of een zakenrelatie
tijdelijk op te schorten waarvan wordt ingeschat dat deze in verband staan tot witwassen
of terrorismefinanciering. De FIU kan deze bevoegdheid inzetten teneinde tegoeden
te kunnen behouden, om (transactie-) analyse te verrichten en, indien de transactie
als verdacht wordt aangemerkt, die ter beschikking te stellen aan de bevoegde autoriteiten.
Er worden ook maximum termijnen genoemd voor de toepassing van deze bevoegdheid. Tot
slot krijgt de FIU de mogelijkheid om poortwachters te vragen gericht transacties
of activiteiten te monitoren van een persoon of personen, waarvan een significant
risico op witwassen of terrorismefinanciering uitgaat.
Gevolgen voor de UBO-registers
In de richtlijn wordt nader ingegaan op de UBO-registers. Ten aanzien van het terugmelden
zijn belangrijke elementen uit het Raadsakkoord overgenomen. Zo lijkt het erop dat
immateriële inconsequenties niet moeten worden teruggemeld en dat entiteiten in laag-
en medium risicosituaties de mogelijkheid krijgen om hun registratie aan te passen.
Daarnaast wordt ook voor entiteiten buiten de Europese Unie een verplichting in het
leven geroepen om zich te registreren in de UBO-registers. Deze verplichting geldt
zodra de entiteit een risicovolle zakelijke transactie aangaat of waardevol vastgoed,
dan wel roerende zaken zoals sportauto’s, jachten en private jets aanschaft. Tot slot
bevat de richtlijn een nieuwe werkwijze rondom legitiem belang, naar aanleiding van
een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.14 Waar de UBO-registers voorheen voor een ieder toegankelijk waren, moeten personen
en organisaties die UBO-informatie wensen te ontvangen, aantonen een legitiem belang
te hebben. De richtlijn identificeert een aantal categorieën die geacht worden een
legitiem belang te hebben, namelijk journalisten en maatschappelijke organisaties
die zich bezig houden met het voorkomen en bestrijden van witwassen, terrorismefinanciering
en delicten die daarmee samenhangen. Ook worden natuurlijke personen en rechtspersonen
genoemd die voornemens zijn een zakelijke transactie aan te gaan met een wederpartij.
Naar aanleiding van de eerder genoemde hofuitspraak kondigde het kabinet aan te komen
met een wetsvoorstel.15 Dit wetsvoorstel ligt op dit moment ter advisering voor bij de Raad van State. In
het wetsvoorstel is opgenomen dat bij lagere regelgeving invulling wordt gegeven aan
het begrip legitiem belang. Bij de uitwerking hiervan wordt uiteraard rekening gehouden
met de inhoud van de nieuwe richtlijn.
Indieners
-
Indiener
S.P.R.A. van Weyenberg, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.