Brief regering : Kabinetsreactie Rli-advies ‘Weg van de Wegwerpmaatschappij’
32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid
Nr. 292
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 februari 2024
De Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (Rli) heeft op vrijdag 24 november
2023 – Black Friday – een advies uitgebracht met aanbevelingen om de wegwerpmaatschappij af te bouwen.
Uw Kamer heeft mij gevraagd een beleidsreactie te sturen op het advies van de Rli.
Dat doe ik hierbij. In deze brief schets ik allereerst een beeld van de wegwerpmaatschappij
en hoe het anders kan. Daarna ga ik in op de aanbevelingen die de Rli doet.
De wegwerpmaatschappij
Er is steeds meer aandacht voor het fenomeen «de wegwerpmaatschappij» en dat is terecht.
We kopen per persoon steeds meer en gooien ook steeds meer weg. De wegwerpmaatschappij
is ontstaan en wordt in stand gehouden door diverse aspecten van ons sociale en economische
systeem die op elkaar inspelen en elkaar versterken. Als gevolg van sterke concurrentie
op prijs en kostenefficiëntie, continue schaalvergroting en een race to the bottom zien we steeds meer goedkope producten van wegwerpkwaliteit. Denk hierbij aan kleding
die na een paar keer wassen niet meer mooi zit of elektronica waarvan een onderdeel
breekt dat niet te vervangen is. Door de lage prijs van een nieuw product is het vaak
makkelijker en goedkoper om iets nieuws te kopen in plaats van het product te repareren.
Ook zien we bij steeds meer productcategorieën, zoals meubels, een toenemende trendgevoeligheid,
wat het afdanken en nieuw kopen versterkt.
Het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE)1 bevat een kabinetsvisie voor een circulaire economie in 2050. Hierin is geschetst
hoe het anders kan. Bijvoorbeeld dat consumenten een band krijgen met hun producten,
omdat ze ze lang gebruiken en er goed voor zorgen. Het is dan een nationale sport
om spullen zo lang mogelijk te gebruiken. Dit staat nog ver af van de huidige realiteit.
Veel mensen streven vooral naar gemak en in de huidige tijdsgeest wordt bezit vaak
geassocieerd met aanzien en welvaart. Handelen in de geest van een circulaire economie
kost nu vaak extra moeite en levert ogenschijnlijk minder comfort op.
Om tot de realisering van deze visie te komen moet het anders. Een circulaire economie
is fundamenteel anders dan ons huidige lineaire economisch systeem, er zijn transformaties
nodig in alle sectoren. Vermindering van grondstoffengebruik is hierbij een belangrijke
opgave. Minderen staat bovenaan de R-ladder, omdat we weten dat dit de meeste impact
heeft. Zolang er steeds meer geproduceerd en verkocht wordt, wordt alle winst die
recycling, toepassing van duurzaam materiaal en hergebruik opleveren, tenietgedaan.
Een duurzame en circulaire economie blijft een illusie zolang het verkopen van zoveel
mogelijk goederen voor een zo laag mogelijke prijs het belangrijkste verdienmodel
is in onze economie. Overheden spelen een belangrijke rol, maar kunnen het niet alleen.
Ook bedrijven, burgers en maatschappelijke organisaties spelen een rol. Het is dan
ook goed dat de Rli alle betrokkenen in zijn aanbevelingen betrekt.
Voor de lange termijn adviseert de Rli (1) eerlijke prijzen voor producten, (2) minder
belastingheffing op arbeid en meer belastingheffing op primaire grondstoffen, en (3)
een maatschappijbrede anti-wegwerpattitude. Om te komen tot een circulaire economie
zijn dergelijke grootschalige veranderingen op de lange termijn zeker nodig en ik
steun de oproep dan ook van harte. Daarnaast doet de Rli een aantal aanbevelingen
voor de kortere termijn, de komende vijf jaar. Op die aanbevelingen ga ik hieronder
in.
Aanbevelingen over duurzame productieprocessen en eerlijke prijzen
Bepleit in EU-verband een ambitieuze invulling van de Ecodesign-verordening en de
daaruit voortvloeiende producteisen
Deze aanbeveling sluit goed aan bij het Nederlandse beleid. Tijdens de onderhandelingen
over de Kaderverordening Ecodesign heeft Nederland voortdurend gepleit voor een ambitieuze
aanpak. Dit heeft er mede toe geleid dat in december 2023 een ambitieus politiek akkoord
is bereikt tussen de Raad en het Europees Parlement over deze verordening. Met de
verordening wordt het mogelijk om ontwerpeisen te stellen aan een groot aantal producten,
bijvoorbeeld op het vlak van levensduurverlenging, repareerbaarheid en herbruikbaarheid.
Per productgroep wordt bekeken welke eisen passend zijn om de milieuprestatie van
het product te verbeteren. Ik ben tevreden met het gestelde kader. Ook de komende
jaren, wanneer voor een aantal productgroepen specifieke Ecodesigneisen worden uitgewerkt,
zal Nederland ambitieuze en passende ontwerpeisen bepleiten, zoals ik in september
2023 al aangaf in een brief aan uw Kamer.2
Bepleit in EU-verband een ambitieuze invulling van de Europese transparantierichtlijnen
en zorg voor een ambitieuze invulling en uitvoering van de nationale wetgeving voor
internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen
Het kabinet zet zich in voor Europese IMVO-wetgeving. Hieronder vallen onder andere
de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) en de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). Voor beide richtlijnen worden de overeengekomen verplichtingen vastgelegd
in nationale wetgeving. Deze wetgeving draagt bij aan een gelijk speelveld voor ondernemingen
op de Europese interne markt en een grotere, gezamenlijke impact in productielanden.
Op 5 januari 2023 is de CSRD formeel in werking getreden. De CSRD vraagt van bedrijven
onder andere om transparant te zijn over hoe omgevingsfactoren van invloed zijn op
hun bedrijfsvoering, welke effecten hun productieprocessen en -keten (inclusief toeleveranciers)
hebben op mens en milieu, en bedrijven moeten kunnen laten zien hoe ze misstanden
voorkomen en adresseren.
Ten tijde van het verschijnen van het Rli-advies was de triloogfase van de CSDDD nog
gaande. Gedurende de onderhandelingen heeft het kabinet proactief ingezet om de Nederlandse
prioriteiten uit het BNC-fiche3 te realiseren, waar mogelijk samen met andere lidstaten. Op 14 december 2023 hebben
de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie een (voorlopig) politiek
akkoord bereikt over de CSDDD. Over de uitkomsten hiervan wordt uw Kamer begin 2024
door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking geïnformeerd.
Verplicht Nederlandse producenten tot het delen van hun productdata
Het delen van data over producten, over sociale aspecten en over milieuaspecten, maakt
het gemakkelijker om te handhaven op bestaande wetgeving én biedt bedrijven een mogelijkheid
zich te onderscheiden. Omdat producten over grenzen verhandeld worden, is de Nederlandse
inzet voornamelijk om bedrijven op EU-niveau te verplichten tot het delen van productdata.
Onder de Kaderverordening Ecodesign wordt een digitaal productpaspoort verplicht voor
producten waarvoor Ecodesign eisen gelden. In de productspecifieke maatregelen die
zullen volgen, wordt bepaald welke informatie voor een bepaalde productgroep in het
digitaal productpaspoort moet staan. Het kan bijvoorbeeld gaan om informatie over
het aandeel recyclaat en zorgwekkende stoffen in een product, of over de repareerbaarheid
en verwerking. Ik ben geen voorstander van het nemen van nationale maatregelen over
het delen van productspecifieke data. Het hangt van het type product af welke data
relevant zijn om in te zien, waardoor ik niet geloof in breed geldende nationale maatregelen.
Daarbij ben ik van mening dat het, gelet op het vrij verkeer van goederen op de EU-markt,
effectiever is om eisen aan het delen van data op Europees niveau te stellen.
Stel een agenda op om toe te werken naar eerlijke prijzen
Het is aannemelijk dat de circulaire economie een stevige impuls zou krijgen als de
maatschappelijke kosten in de marktprijzen zouden worden verwerkt («eerlijke prijzen»).
Het is echter complex om dit daadwerkelijk in te voeren. Veel data om vast te kunnen
stellen wat de maatschappelijke impact van een product is, zijn niet openbaar. Twee
op het oog identieke producten kunnen qua impact sterk van elkaar verschillen door
locatie, transport, productiemethoden, grondstoffen en energiebronnen. Bovendien is
Nederland onderdeel van een vrije Europese markt, wat beprijzen op nationaal niveau
minder effectief maakt. Op dit moment is er een aantal vormen van beprijzing die bijdragen
aan het internaliseren van de maatschappelijke kosten, zoals de afvalstoffenbelasting,
de CO2-heffing en diverse accijnzen op het gebied van mobiliteit. Ook de diverse systemen
van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) dragen bij aan het verdisconteren
van de maatschappelijke kosten in de prijs.
Aanbevelingen over langere levensduur van producten door hergebruik en reparatie
Stimuleer een professionele reparatiemarkt, door af te dwingen dat erkende reparateurs
toegang krijgen tot reserveonderdelen van alle elektronicaketens. Maak daarnaast gebruik
van de mogelijkheden die het in voorbereiding zijnde Europese recht op reparatie en
de Richtlijn consumentenkoop bieden voor het verruimen van garantietermijnen.
Onder de Kaderverordening Ecodesign is het mogelijk om voor bepaalde productgroepen
aan te geven welke reserve-onderdelen verplicht beschikbaar moeten zijn voor erkende
reparateurs. Dit is al gedaan voor onder andere wasmachines, koelkasten en wasdrogers,
en gaat vanaf 2025 ook gelden voor smartphones en tablets. Ook in de verdere uitwerking
van nieuwe productspecifieke maatregelen wordt hiernaar gekeken. In de EU-onderhandelingen
over de richtlijn Stimuleren van reparatie, ook wel het «recht op reparatie»-voorstel
genoemd, heeft Nederland ingezet op het verruimen van garantietermijnen. In Nederland
geldt voor sommige producten al een ruimere garantietermijn dan in andere EU-lidstaten.
De huidige garantietermijn hangt in Nederland af van de levensduur die de consument
redelijkerwijs mag verwachten.
Maak de reparatie van defecte spullen voor burgers betaalbaar door afschaffing van
het btw-tarief op reparatie
Het afschaffen van het btw-tarief op reparatie is een maatregel op het terrein van
het Ministerie van Financiën. Financiën geeft aan dat het afschaffen van btw op herstelwerkzaamheden
niet is toegestaan op basis van de Europese Btw-richtlijn, maar het verlagen van het
btw-tarief wel. In Nederland gebeurt dit op dit moment voor reparatie van onder andere
fietsen, schoeisel, lederwaren en kleding. Voor reparatie van huishoudelijke apparaten
is het sinds april 2022 ook toegestaan, maar van deze mogelijkheid maakt Nederland
momenteel geen gebruik. Het uitgangspunt bij dergelijke nieuwe fiscale regelingen
is dat volgens de begrotingsregels en het toetsingskader fiscale regelingen eerst
moet worden bezien of overheidsingrijpen wenselijk is en zo ja, of een fiscale subsidie
het meest geschikte instrument is. Ook moet worden gekeken naar de doelmatig- en doeltreffendheid
van een beoogde maatregel.
Recent zijn de bestaande verlaagde btw-tarieven geëvalueerd. Hieruit blijkt dat het
deels doeltreffend is, maar over het algemeen niet doelmatig. Dit komt doordat het
verlaagde btw-tarief in eerste instantie terechtkomt bij de ondernemers, die niet
zijn gehouden deze verlaging door te berekenen in de consumentenprijzen en dat in
de praktijk wisselend doen. Als de btw-verlaging al wordt doorberekend in de consumentprijzen,
komt deze prijsverlaging met name ten goede aan de hogere inkomens. Het is aan een
volgend kabinet om te besluiten welke vervolgstappen worden genomen naar aanleiding
van de evaluatie en of gebruikmaking van het verlaagd btw-tarief voor nieuwe (categorieën)
goederen en/of diensten in de rede ligt.
Maak tweedehandswinkels en -spullen beter bereikbaar en zichtbaar door (a) meer tweedehandsaanbod
in grotere winkelketens verplicht te stellen, en (b) te zorgen dat een gedeelte van
het vloeroppervlak in winkelcentra beschikbaar komt voor de verkoop van tweedehands
producten
In het NPCE is aangekondigd dat de mogelijkheid (op EU- of nationaal niveau) om retailers
te verplichten een steeds groter aandeel tweedehands (gebruikte) producten aan te
bieden wordt verkend. Op dit moment loopt een onderzoek naar de (juridische) mogelijkheden
hiervoor.
Op gemeentelijk niveau kunnen tweedehandswinkels bereikbaarder en zichtbaarder worden.
In het participatietraject voor textiel, waar ik eerder uw Kamer over informeerde4, kreeg ik van burgers en experts ook een aantal aanbevelingen mee die onder de verantwoordelijkheden
van gemeenten vallen. Ik ben van plan hier met een aantal gemeenten over te spreken,
en zal de aanbevelingen van de Rli in dit gesprek meenemen.
Aanbevelingen voor waardebehoud van producten door middel van hergebruik, hoogwaardige
recycling en betere UPV’s
Dring internationaal aan op een spoedige herziening van de afvalstoffenregelgeving
Binnen de EU en andere internationale gremia pleit Nederland al langer voor herziening
van internationale afvalstoffenregelgeving, waaronder herziening van de Kaderrichtlijn
afvalstoffen (Kra), het leidende Europeesrechtelijke juridische kader. Hierbij wordt
ook specifiek aandacht gevraagd voor het aanbrengen van een sterkere link tussen de
product- en afvalwetgeving van de EU zodat afvalstoffen nog een doel kunnen dienen
en grondstoffen niet onnodig verloren gaan. In het kader van de wijziging van de Europese
Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) heeft Nederland met succes ingezet op
een zo hoogwaardig mogelijke verwerking van afval en op het stroomlijnen en vereenvoudigen
van de procedures voor het transport van afval voor die hoogwaardige verwerking.
Stuur op een betere en meer grootschalige inzameling, sortering en recycling van afgedankte
producten. Ondersteun hiertoe technologische innovaties op het gebied van sortering
en recycling, verplicht retailers een aan-huis-retourlogistiek in te voeren voor grote
producten zoals matrassen en wasmachines en voer statiegeld in voor accu’s en batterijen.
Voor technologische innovaties op het gebied van recycling zijn diverse onderzoeks-
en subsidieprogramma’s beschikbaar. Daarnaast is in het NPCE een stimuleringsprogramma
aangekondigd voor de ontwikkeling en opschaling van recycling en hergebruik. Dit programma
start naar verwachting dit jaar.
Voor huishoudelijke apparaten geldt nu al dat bij aflevering van een nieuw product,
de consument het oude product altijd kosteloos moet kunnen laten terugnemen. Matras
Recycling Nederland (MRN) stimuleert de inzameling van oude matrassen door retailers.
Zij kunnen zich registreren als officieel inzamelingspunt. De kosten voor de recycling
en transport worden door MRN gedeeltelijk vergoed in een oplopend percentage per jaar.
Uiterlijk in 2027 zal de Europese Commissie duidelijkheid geven over mogelijke invoering
van statiegeld op batterijen.
Voer meer regie op de invulling en de totstandkoming van UPV’s. Stel hogere eisen
aan een hoogwaardige recycling en pas de tarieven van de afvalbeheerbijdrage die producenten
moeten betalen zo aan, dat een beter productontwerp en hergebruik lonen. Geef gemeenten
en gemeentelijke afvaldiensten meer stem in de besluitvorming over UPV’s. En roep
zo nodig per productgroep onafhankelijke ketenregieorganisaties in het leven.
Uw Kamer is per brief van 16 oktober 20235 geïnformeerd over de doorontwikkeling van het beleidsinstrument UPV. Daarbij is ook
ingegaan op de rol van de rijksoverheid en van gemeenten. Conform het principe van
uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) is het aan de producent om de betreffende
keten te organiseren en afspraken te maken met andere ketenpartijen over inzameling,
recycling of (voorbereiding voor) hergebruik van hun producten. In de praktijk organiseren
producenten zich hiervoor in een producentenorganisatie. In de brief van 16 oktober
is aangegeven welke verbeteringen worden ingezet om dit systeem te optimaliseren.
Op basis van het Besluit regeling UPV is het al verplicht om waar mogelijk tariefdifferentiatie
toe te passen, waarbij voor duurzamere producten een lager tarief geldt dan voor minder
duurzame producten. In de praktijk blijkt dat producentenorganisaties dit niet vaak
toepassen. Dit is ook één van de aspecten waar in de doorontwikkeling naar wordt gekeken.
Ook wordt er naar mogelijkheden gekeken om samenwerking te bevorderen, bijvoorbeeld
door het organiseren van ketenoverleggen.
Aanbevelingen voor het steunen van burgers bij het maken van bewustere keuzes en hen
te beschermen tegen manipulatie
Ondersteun mensen bij het maken van duurzamere keuzes. Doe dit aan de hand van de
gedragsstrategie die hiervoor wordt ontwikkeld. Maak via publiekscampagnes de schadelijke
gevolgen van consumptie voor mens en milieu inzichtelijk. Draag uit dat het helpt
om iets níet aan te schaffen.
Ik erken het belang van het ondersteunen van mensen bij het maken van duurzamere keuzes.
Via subsidie aan Milieu Centraal worden consumenten via campagnes, de website en persvoorlichting
gesteund, aangespoord en geïnformeerd over duurzame keuzes. Daarnaast werk ik samen
met EZK aan de campagne «Zet ook de knop om», waarin ook de consumptie van spullen
aandacht gaat krijgen. De nadruk ligt zoveel mogelijk op positieve handelingsperspectieven.
Het actief ondersteunen van consumenten bij het maken van duurzame keuzes is nodig,
omdat enkel informeren over schadelijke effecten vaak niet tot gedragsverandering
leidt. De gedragsstrategie Burgers en Circulaire Economie6 fungeert hierbij als leidraad.
Verder heb ik het afgelopen jaar een verkenning uit laten voeren naar de mogelijkheden
om burgers aan te zetten tot minder consumeren.7 Hieruit komt naar voren dat er een paradigmaverandering nodig is; een andere denkwijze
over consumptie en een herdefiniëring van sociale normen. De noodzaak van een positief
narratief om deze boodschap over te brengen wordt benadrukt. De verkenning is een
goede eerste stap om beleidsrichtingen te identificeren die bijdragen aan het verminderen
van consumptie en daarmee het verminderen van het gebruik van grondstoffen. Dit is
een belangrijk thema waar verdere inzet op nodig is om onze klimaat- en circulaire
economiedoelen te bereiken. Een nieuw kabinet kan hier verder richting aan geven.
Introduceer een levensduurlabel en een reparatielabel met informatie over de te verwachten
gebruiksduur en de repareerbaarheid van een product
Een levensduurlabel en een reparatielabel met informatie over de te verwachten gebruiksduur
en de repareerbaarheid van een product kunnen de consument helpen met de duurzame
keuze. Op EU-niveau wordt een reparareerbaarheidsindicatie (of score) onderdeel van
het energielabel op producten, te beginnen met smartphones en tablets vanaf 20 juni
2025.8
Zoals eerder genoemd is het slechts informeren van burgers niet voldoende om gedragsverandering
te bewerkstelligen. Daar zouden dergelijke maatregelen in combinatie moeten worden
ingevoerd met beleid dat circulair gedrag makkelijk, logisch en eerlijk maakt. Zoals
beschreven in de gedragsstrategie bij het NPCE gaan we de komende jaren hiermee aan
de slag.
Verbied of ontmoedig stuntprijzen voor producten die – in combinatie met gerichte
marketingcampagnes – vooral aanzetten tot impulsaankopen, en verbied het afdanken
en vernietigen van onverkochte voorraden. Breng met de retailers en de tweedehandssector
een convenant tot stand waarin afspraken worden gemaakt over het tegengaan van de
bevordering van koopjesjacht met stuntprijzen en over de schenking of verkoop van
onverkochte voorraden aan het tweedehands circuit.
Het reguleren van (stunt)prijzen ligt bij mijn collega van Economische Zaken en Klimaat.
In de Prijzenwet is geregeld dat de overheid alleen in uitzonderlijke gevallen aan
prijsbepaling mag doen. Daarom is het niet haalbaar stuntprijzen te verbieden. Desondanks
is het verstandig om te kijken wat er wél mogelijk is om sterke verleidingen voor
de consument om meer te kopen dan ze nodig hebben te verminderen. Ik denk dan bijvoorbeeld
aan dark patterns, dat zijn marketing-tactieken die webwinkels toepassen die vaak een (vals) gevoel
van schaarste of urgentie bij de consument creëren, of bepaalde reclames. Dit sluit
aan bij het advies van PBL om minder in te zetten op instrumenten van vrijwillige
aard (zoals convenanten) en meer op normerende en beprijzende maatregelen.
In het bereikte akkoord op de Kaderverordening Ecodesign is daarnaast een verbod op
vernietiging van onverkochte en geretourneerde kleding en schoeisel opgenomen, dat
twee jaar na de inwerkingtreding van de verordening van kracht wordt. Tevens krijgt
de Commissie de bevoegdheid om ook voor andere productgroepen een verbod op vernietiging
van onverkochte goederen in te voeren en moet zij dit in de komende jaren in elk geval
overwegen voor elektrische en elektronische apparaten. Ik heb daarnaast in het kader
van de motie Van der Graaf (CU) over dit onderwerp9 een juridisch onderzoek laten uitvoeren naar de mogelijkheden om op nationaal niveau
een verbod op vernietiging van onverkochte producten te introduceren. De resultaten
van het onderzoek en de beleidsreactie hierop, worden in het eerste kwartaal van dit
jaar met uw Kamer gedeeld.
Onderzoek de mogelijkheden om reclames voor wegwerpproducten met schadelijke effecten
te beperken. Begin met het beperken van reclames in de publieke ruimte die mensen
aansporen tot de aanschaf van producten waarvan de productie gepaard gaat met negatieve
milieueffecten of slechte arbeidsomstandigheden.
In oktober 2023 heeft de Minister voor Klimaat en Energie in een Kamerbrief een reactie
gegeven op het adviesrapport over de effecten van een verbod op fossiele reclame.10 Het rapport stelt dat een verbod op fossiele reclame essentieel is, maar niet voldoende.
Een verbod voor bepaalde reclames moet een juridische grondslag hebben. Een dergelijke
grondslag is er nu nog niet. Er zijn mogelijkheden om beperkingen op te leggen aan
handelsreclame, maar zo’n verbod zal proportioneel en gericht ingezet moeten worden.
Gelet hierop is het aan het volgende kabinet om te komen met een voorstel voor een
eventueel verbod, inclusief een bruikbare definitie van fossiele reclames. Dat geldt
ook voor eventuele aanvullende gedragsmaatregelen. Wel organiseert EZK op korte termijn
(voorjaar 2024) een gesprek met een aantal NGO’s die al langer pleiten voor een reclameverbod,
waarin aanbevelingen uit het rapport worden meegenomen. Dit is in het recente begrotingsdebat
voor Klimaat en Energie toegezegd.
Aanbevelingen voor de regierol van de overheid
Steun en bescherm de burger. Maak duidelijk hoe burgers zelf kunnen bijdragen en schep
daarvoor de voorwaarden.
Het is inderdaad belangrijk om burgers te steunen, beschermen en duidelijk te maken
hoe ze zelf bij kunnen dragen. Dit doen we onder andere via eerdergenoemde activiteiten
met Milieu Centraal en de «Zet ook de knop om»- campagne. Het scheppen van de juiste
voorwaarden voor duurzaam gedrag vind ik minstens zo belangrijk. Als die niet op orde
zijn is het lastig zijn om tot de gewenste gedragsverandering te kunnen komen. De
Gedragsstrategie Burgers en circulaire economie is er daarom op gericht om deze randvoorwaarden te scheppen en circulair gedrag makkelijk,
logisch en eerlijk te maken.
Ondersteun het bedrijfsleven bij het afbouwen van schadelijke effecten van hun producten
en productieketens. Roep sectorgewijs steunpunten in het leven die bedrijven voorbereiden
op nationale en Europese wet- en regelgeving rond de afbouw van de wegwerpeconomie.
Op dit moment is er nog geen sprake van Europese of nationale wet- en regelgeving
om de wegwerpeconomie af te bouwen. Voor circulaire ondernemers bestaat het Versnellingshuis.
Hier kunnen bedrijven terecht met al hun vragen. Ook zijn er subsidies beschikbaar
voor de opbouw van circulaire bedrijvigheid.
Zorg voor een zwaardere boven departementale coördinatie en aansturing van het beleid
gericht op de afbouw van de wegwerpmaatschappij. Maak een substantieel groter budget
en capaciteit vrij om de aanbevolen maatregelen door te voeren.
Bij publicatie van het NPCE benadrukte ik al het belang van een kabinetsbrede aanpak.
Omdat de transitie naar een circulaire economie andere opgaven raakt en kan helpen
(en vice versa), trekken we voor de uitwerking zoveel mogelijk op met andere ministeries.
Denk hierbij ook aan samenwerking bij de klimaat- en energietransitie, de woningbouwopgave
en de transitie in het landelijk gebied, maar ook aan de zorg, sport, logistiek en
mobiliteit. Het al dan niet beschikbaar maken van aanvullende capaciteit en budgetten
die nodig zijn voor het afbouwen van de wegwerpeconomie en de omslag naar een duurzame
economie, is aan een volgend kabinet.
Verplicht overheden om duurzaam en circulair in te kopen
Maatschappelijk Verantwoord Opdrachtgeven en Inkopen is een belangrijk instrument
voor de rijksoverheid en medeoverheden om maatschappelijke doelen te behalen op het
gebied van circulariteit, milieu & biodiversiteit en klimaat. In het kader van het
Nationaal plan MVI 2021–202511 hebben sinds november 2022 meer dan 110 organisaties, waaronder 65 gemeenten en alle
ministeries, waterschappen en provincies, het Manifest Maatschappelijk Verantwoord
Opdrachtgeven en Inkopen 2022–202512 ondertekend met toezeggingen en afspraken over jaarlijkse rapportage over de resultaten.
Zo committeert bijvoorbeeld het Rijk zich met de Rijksinkoopstrategie «Inkopen met
Impact» aan concrete doelstellingen gekoppeld aan de toepassing van MVI criteria.
Een belangrijke ontwikkeling is de sectorale wet- en regelgeving die momenteel vanuit
Europa komt. In verordeningen, zoals de Duurzame Producten Verordening, Batterijenverordening
en de Bouwproductenverordening, worden er in aanbestedingen eisen gesteld aan maatschappelijk
verantwoordelijk inkopen. Daarnaast wordt het Nationaal Plan MVI 2021–2025 vanaf 2024
geëvalueerd, waarna besluitvorming over een vervolg vanaf 2025 volgt. Daar waar de
aanbeveling van de Rli niet al door de Europese wet- en regelgeving wordt geadresseerd,
wordt dit tevens in deze evaluatie meegenomen. Het is daarbij belangrijk om gedegen
te onderzoeken op welk niveau en op welke manier verplichtingen in de praktijk daadwerkelijk
mogelijk én effectief zouden zijn. Dit gelet op het feit dat inkoop één schakel is
in het systeem en er andere belangrijke factoren zijn die de impact van inkoop mogelijk
maken. Ook de belemmeringen die de Rli noemt van onder andere gebrek aan kennis en
expertise moeten in ogenschouw genomen worden.
Afsluitend
We werken toe naar een circulaire economie, en weg van de wegwerpmaatschappij. Het
NPCE bevat maatregelen die tussen nu en 2030 de circulaire economie dichterbij brengen.
Dit advies van de Rli laat eens te meer zien dat we er daarmee nog niet zijn. Er is
meer nodig om de ambities te halen en de transitie naar een circulaire economie te
maken. Deze kabinetsreactie is een eerste appreciatie en het werk is daarmee niet
af. Een volgend kabinet kan verdere stappen zetten richting een circulaire economie
in 2050.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen
Indieners
-
Indiener
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.