Brief regering : Fiche: Voorstel mechanisme belemmeringen grensregio
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3886
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 februari 2024
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 2 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Verordening politiesamenwerking inzake mensensmokkel en mensenhandel (Kamerstuk
22 112, nr. 3885)
Fiche: Voorstel mechanisme belemmeringen grensregio
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
Fiche: Voorstel mechanisme belemmeringen grensregio
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Gewijzigd voorstel van het Europees Parlement en de Raad betreffende een mechanisme
om juridische en administratieve belemmeringen in een grensoverschrijdende context
uit de weg te ruimen
b) Datum ontvangst Commissiedocument
december 2023
c) Nr. Commissiedocument
COM (2023) 790
d) EUR-Lex
IMMC.COM%282023%29790%20final.NLD.xhtml.1_NL_ACT_part1_v2.docx (europa.eu)
e) Nr. Impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD(2018) 282
SWD(2018) 283
SEC(2018) 268
f) Behandelingstraject Raad
Raad Algemene Zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
h) Rechtsbasis
Artikel 175, van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna:
VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Dit voorstel heeft als doel om juridische en administratieve belemmeringen bij de
grensoverschrijdende samenwerking in grensregio’s te helpen oplossen. Lidstaten worden
verplicht om een grensoverschrijdend coördinatiepunt ook wel cross-border coordination point (CBCP) aan te wijzen of op te richten waar indieners grensbelemmeringen kunnen melden.1
Indieners ofwel initiatiefnemers zijn publiek- of privaatrechtelijke entiteiten of
natuurlijke personen. CBCP’s moeten de door de initiatiefnemers ingediende grensbelemmeringen
beoordelen en mogelijk oppakken. Het CBCP behandelt belemmeringen van wetgevende of
administratieve aard. Bij elke stap van de procedure kan het CBCP ervoor kiezen het
obstakel niet op te lossen, zelfs als het tot de conclusie komt dat het obstakel bestaat.
In dat geval stelt het CBCP de initiatiefnemer daarvan op de hoogte en legt het uit
waarom het in een dossier beschreven obstakel niet zal worden aangepakt. Na de beoordeling
van een grensoverschrijdend dossier moet het CBCP de conclusie van de beoordeling
over grensbelemmering binnen twee maanden aan de initiatiefnemer toezenden.
Grensbelemmeringen die het gevolg zijn van verschillen in regels en procedures tussen
lidstaten hebben een verstorende werking op bijvoorbeeld het functioneren van de interne
markt en worden vooral in grensregio’s aan de binnengrenzen van de Europese Unie gevoeld.
Grensregio’s worden bijvoorbeeld tijdens crises geconfronteerd met onevenredig grote
gevolgen, zoals tijdens de COVID-19-pandemie. Het oplossen van grensbelemmeringen
versterkt de interne markt en draagt daarmee bij aan de economische en maatschappelijke
ontwikkeling van de Europese Unie.2
In vergelijking tot het voorstel uit 2018 over de inzet van European Cross-Border
Mechanism (ECBM) is deze nieuwe verordening uit 2023 vereenvoudigd. De beoordeling
van grensoverschrijdende dossiers is vergemakkelijkt tot één enkele procedure door
middel van de inzet van een CBCP. Het huidige voorstel ziet op het tegengaan van grensbelemmeringen
die op dit moment onvoldoende door Europese instrumentendoeltreffend kunnen worden
opgelost.3
Dit voorstel beoogt een rechtskader te bieden dat van toepassing is op alle lidstaten.
Daarmee pakt het voorstel belemmeringen aan die grensoverschrijdende interacties en
ontwikkeling beïnvloeden en voortvloeien uit nationale wetgeving, met uitzondering
van belemmeringen die een inbreuk vormen op de EU-wetgeving.4
Lidstaten kunnen gebruik maken van een wettelijk kader via de Cross-Border Facilitation Tool (CBFT) om administratieve en juridische obstakels in grensoverschrijdende samenwerking
uit de weg te nemen. CBFT is een kant-en-klare procedure en leidraad over hoe men,
op vrijwillige basis, grensobstakels op kan lossen. Het CBFT kan vooral Europese lidstaten
helpen die nog geen instrument hebben om grensbelemmeringen op te pakken.
Het voorstel bepaalt niet dat grensbelemmeringen moeten worden opgelost, want die
bevoegdheid blijft bij de bevoegde nationale autoriteiten. Het voorstel bepaalt wel
dat grensbelemmeringen moeten worden opgepakt door via een CBCP meer prioriteit te
geven aan grensoverschrijdende dossiers.
Het voorstel geeft de lidstaten flexibiliteit bij het aanwijzen van een CBCP en het
organiseren van middelen, met beperkte administratieve vereisten. En lidstaten kunnen
er voor kiezen bestaande samenwerkingsstructuren voor het oppakken van grensbelemmeringen
te blijven gebruiken en aan te wijzen als CBCP.
b) Impact assessment Commissie
De Commissie stelt dat bij dit voorstel uit 2023 geen geactualiseerde beoordeling
nodig is ten opzichte van het voorstel uit 2018, omdat de bevindingen nog steeds vandaag
de dag geldig en relevant zijn. In het voorstel uit 2018 onderzoekt de Commissie drie
opties om grensproblemen effectief te kunnen verhelpen. Ten eerste stelt zij een verordening
voor. Een tweede mogelijkheid zou een aanbeveling zijn en een derde mogelijkheid is
een richtlijn. Volgens de Commissie is een aanbeveling niet het meest effectieve instrument,
aangezien deze niet bindend zijn. Een richtlijn zou ook niet effect zijn, omdat door
vrije invulling van de lidstaten complexe juridische situaties kunnen ontstaan. Een
verordening verplicht lidstaten om per grens een mechanisme in te stellen om juridische
en administratieve belemmeringen uit de weg te ruimen. De Commissie merkt op dat sommige
lidstaten al met een of meer aangrenzende lidstaten een eigen instrument hebben. Hiermee
heeft de Commissie met de voorgestelde verordening rekening gehouden, door bestaande
instrumenten voorrang te geven. Het kabinet kan zich vinden in deze afweging van de
Commissie.5
De Commissie stelt vast dat het effect en de Europese toegevoegde waarde van de Interreg-programma’s
welbekend zijn, maar dat deze programma’s niet toereikend voor het oppakken van grensbelemmeringen
zijn omdat grensoverschrijdende belemmeringen vaak worden veroorzaakt door verschillen
tussen nationale rechtskaders.6 Na raadpleging bij belanghebbenden uit de grensregio blijkt dat er, in het kader
van het Europees recht, vooral behoefte is aan een nieuw kant-en-klaar instrument
om grensbelemmeringen op te pakken.7 Daarnaast blijkt uit recente studie van het Europees Parlement dat een nieuw rechtsinstrument
op Europees niveau economische voordelen en sociale positieve effecten kan opleveren
voor de grensregio’s.8
De Commissie laat in dit nieuwe voorstel het oorspronkelijke accent uit 2018 liggen
op het wegnemen van juridische en administratieve belemmeringen in de grensregio’s
van de Europese Unie, met het behoud van nationale bevoegdheden. De Commissie stelt
vast dat het wetgevingspakket voor cohesiebeleid 2021–2027, zoals vastgesteld in 2018,
in dit voorstel nog steeds van toepassing is.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
De samenwerking van Nederland met Duitsland en België ten aanzien van grensoverschrijdende
kansen en opgaven is onderdeel van het programma Regio’s aan de grens.9 Daarbij is het belangrijk om een sterke verbinding te hebben tussen het Rijk en de
overheden in de grensregio’s en de partners in de buurlanden; te weten Vlaanderen,
Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen. De Nederlandse regio’s aan de grens hebben specifieke
kansen vanwege hun ligging aan de grens met onze buurlanden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld
om het potentieel van aan beide zijden van de grens te kunnen werken en de mogelijkheid
tot grensoverschrijdende gezondheidszorg. Deze kansen kunnen niet altijd verzilverd
worden door bestaande knelpunten en grensbelemmeringen. Die zijn soms het gevolg van
het (nog) onvoldoende rekening houden met de specifieke kenmerken van deze regio’s
in nationaal of Europees beleid. Dit werkt door in mogelijke negatieve effecten voor
inwoners, kennisinstellingen en bedrijven in deze regio’s.10
Het kabinet investeert in de samenwerking met de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen.
De Grenslandagenda Nederland – Noordrijn-Westfalen11 vormt daarbij de belangrijkste schakel tussen grensregio’s en (mede)overheden om
grensbelemmeringen aan beide kanten van de grens op te pakken en kansen te verzilveren.
Hierin worden jaarlijks concrete doelen gesteld waarop de samenwerking kan worden
verbeterd en verkenningen uitgevoerd naar nieuwe onderwerpen. Ook investeert het kabinet
in de samenwerking tussen Nederland en Nedersaksen om grensbelemmeringen op te pakken.
Daarvoor wordt een vaste governance structuur gebruikt in de vorm van de Samenwerkingsagenda Nederland – Nedersaksen.12 Deze agenda dient als politieke legitimatie om verder kansen in de grensoverschrijdende
samenwerking te verzilveren.
Nederland en Vlaanderen hebben enkele jaren terug een bestuurlijke werkgroep ingesteld
voor de versterking van de aanpak van grensbelemmeringen. De aanbevelingen en adviezen
van die werkgroep zijn door zowel de Nederlandse als Vlaamse regeringen overgenomen
en zijn of worden nu geïmplementeerd.13
Daaropvolgend richt het kabinet samen met de Vlaamse overheid, overheden uit de grensregio
en twee universiteiten begin 2024 een schakelpunt grensbelemmeringen op. Daarin opereren
Vlaamse departementen, provincies, universiteiten en het kabinet volledig ten dienste
van de aanpak van grensbelemmeringen voor de gehele grensregio van Limburg tot aan
de Scheldmond.14
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet steunt het doel van de Commissie om juridische en administratieve belemmeringen
bij de grensoverschrijdende samenwerking in grensregio’s op te lossen. Dit sluit ook
aan bij de kabinetsinzet op het wegnemen van grensbelemmeringen in de grensregio.15 Daarbij vindt het kabinet het belangrijk dat ongerechtvaardigde grensbelemmeringen
voor burgers en ondernemers in de grensregio worden gesignaleerd en waar gepast aangepakt
ter bevordering van het functioneren van de interne markt.
Nederland voldoet daarom ook grotendeels aan de verplichtingen die volgen uit het
voorstel.
Zowel met België als met de Duitse deelstaten (Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen)
zijn er verschillende geïnstitutionaliseerde afspraken, zowel bilateraal als multilateraal,
waarbinnen de aanpak van grensbelemmeringen onderdeel is: de Grenslandagenda Nederland
– Noordrijn-Westfalen, Samenwerkingsagenda Nederland-Nedersaksen en het schakelpunt
grensbelemmeringen met Vlaanderen. Het kan daarom afdoende zijn om bestaande samenwerkingsverbanden
als CBCP te kwalificeren. In dat geval moeten er mogelijk elementen aan die structuur
worden toegevoegd om de voorziene taken en rollen van het CBPC te kunnen gaan uitvoeren.
Het kabinet is positief over dat het voorstel zorgt voor een gestandaardiseerde maar
niet verplichte werkwijze om tot de oplossing van belemmeringen te komen en tijdig
een reactie terug te sturen aan de EU-burgers in grensgebieden. Het CBCP biedt een
nieuwe samenwerkingsstructuur aan voor lidstaten die nog niet over een dergelijke
samenwerkingsstructuur beschikken en bevordert een efficiënt netwerk binnen Europa
van CBCP’s. In de voorgestelde verordening is het nog onduidelijk waaraan in de uitwerking
precies moet worden voldaan. Voorwaarde voor het kabinet is dat maatwerk en diversiteit
in de structuur mogelijk moet blijven en wisselend kan zijn per grensoverschrijdend
samenwerkingsverband.
Voor het kabinet zijn de voorgestelde aanpassingen positief in vergelijking tot het
voorstel van 2018. Het huidige voorstel is een vereenvoudigde versie van het ECBM
voorstel uit 2018, waardoor veel flexibiliteit ontstaat in het toepassen van een CBCP.
De «one-stop shop» gedachte is passend voor een CBCP omdat een grensbelemmering specifiek
behandeld kan worden, zonder dat alle obstakels in de grensregio op dezelfde wijze
beoordeeld worden.
Het vrijwillige karakter van besluiten om administratieve en juridische belemmeringen
op te pakken is voor het kabinet een belangrijk element uit het voorstel, waarvoor
het zich tijdens de onderhandelingen in zal blijven zetten, omdat dit overeenkomt
met het kabinetsbeleid dat stelt dat elke regio een sterk onderscheidende identiteit
heeft, met specifieke kansen en opgaven. Dat vergt een regio specifieke invulling
en oplossingen, waardoor niet elke administratieve en juridische belemmering op dezelfde
wijze op te lossen is.16 Daar komt bij dat lidstaten hun eigen jurisdictie hebben waarvoor de landsgrens altijd
een markering zal blijven en dat kan tot belemmeringen leiden. Per casus is een gedegen
belangenafweging nodig om te bezien of en hoe de belemmering kan worden aangepakt.
Het kabinet wil willekeur in het aankaarten en oplossen van grensproblematiek voorkomen,
door te streven grensbelemmeringen die in één grensregio zijn ingediend op te lossen
voor alle grensregio’s.
Ook de Nederlandse grensregio verwelkomt het feit dat de Europese Commissie zich richt
op de uitdagingen van de grensregio’s en de belemmeringen aan de nationale grenzen
binnen de Europese Unie die verschillen in wet- en regelgeving kunnen veroorzaken.
De grensregio ziet het positief dat het voorstel bij het inrichten van de CBCP’s ingaat
op bestaande instrumenten zoals Euregio’s, Interreg en b-solutions. Ook moedigen zij
het idee aan dat initiatiefnemers publieke- of privaatrechtelijke entiteiten of natuurlijke
personen zijn. Bij de uitwerking van het voorstel is het voor de grensregio van belang
dat gekeken wordt naar hoe grensbelemmeringen worden opgelost en niet worden vermeden
door de flexibiliteit en de vrijwillige basis van een CBCP.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Tijdens een eerste inventarisatie van standpunten van lidstaten lijkt het idee als
zodanig – het oppakken van grensbelemmeringen in de Europese Unie – op steun te kunnen
rekenen. Wel leven er nog veel vragen of het op de voorgestelde wijze moet. Lidstaten
hebben met name zorgen over de implementatie van een CBCP: de korte termijn van 8
weken voor het opzetten van een CBCP, de bijkomende kosten en de administratieve lasten.
Verder hebben lidstaten in algemene zin nog vragen over de mogelijke juridische problemen
die een CBCP met zich mee kan brengen.
Het Europees Parlement is positief over het voorstel van de Commissie om juridische
en administratieve obstakels in Europa’s grensoverschrijdende regio’s aan te pakken.
Zij zijn voor een snelle goedkeuring van het voorstel, omdat in het nieuwe voorstel
in vergelijking met het initiatief van 2018 alle belangrijke punten die door de Raad
naar voren zijn gebracht, zoals het vrijwillige karakter van het instrument en de
vereenvoudigde vorm die wordt ingezet wanneer geen andere instrumenten beschikbaar
zijn, behouden blijven. Daarbij benadrukt het Europees Parlement dat het belangrijk
is om geen extra administratieve lasten of kosten te creëren.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel
is gebaseerd op artikel 175 VWEU, wat de EU bevoegdheid geeft om wetgeving voor te
stellen dat economische, sociale en territoriale samenhang en intensievere territoriale
samenwerking mogelijk maakt. Het kabinet kan zich wel vinden in deze rechtsgrondslag,
omdat het hier gaat om een voorstel ten behoeve van de bevordering van de interne
markt. Op het terrein van de interne markt is sprake van een gedeelde bevoegdheid
tussen de EU en de lidstaten op basis van artikel 4 lid 2, onder a, VWEU.
b) Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief. Het voorstel
heeft tot doel het wegnemen van juridische en administratieve belemmeringen voor grensoverschrijdende
samenwerking ten behoeve van het goed functioneren van de interne markt. Gezien de
grensoverschrijdende aard van dit probleem en het pan-Europese karakter kan het onvoldoende
door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt, daarom
is EU-aanpak nodig. Bestaande initiatieven op het niveau van lidstaten zijn tot nu
toe ontoereikend gebleken om het probleem van grensoverschrijdende belemmeringen tegen
te gaan. Door de voorgestelde verordening worden belemmeringen op de interne markt
wegnomen. Om die reden is het optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief. Het
voorstel heeft tot doel het wegnemen van juridische en administratieve belemmeringen
voor grensoverschrijdende samenwerking ten behoeve van het goed functioneren van de
interne markt. Het voorgestelde optreden is geschikt om deze doelstelling te bereiken,
omdat het duidelijkheid schept aan indieners in alle grensregio’s van de Europese
Unie, over waar juridische grensbelemmeringen kunnen worden aangekaart en dat zij
daarop, na beoordeling en binnen een redelijke termijn, een antwoord kunnen verwachten.
Bovendien gaat het voorgestelde optreden niet verder dan noodzakelijk. Het aanwijzen
of oprichten van CBCP is in het voorstel wel verplicht gesteld. Echter kunnen lidstaten
er (samen met het buurland) voor kiezen bestaande samenwerkingsstructuren voor het
oppakken van grensbelemmeringen te blijven gebruiken en aan te wijzen als CBCP. Het
staat lidstaten bovendien vrij om middelen toe te wijzen aan CBCP’s. Als een dergelijk
samenwerkingsverband in een grensregio nog ontbreekt of ontoereikend is, kunnen lidstaten
er vrijwillig voor kiezen de in het voorstel voorgestelde Cross-Border Facilitation Tool te gebruiken. In het voorstel is ook de aanpak van grensbelemmeringen zelf vrijwillig.
Zelfs als een obstakel als zodanig is erkend, kan een lidstaat altijd besluiten de
procedure af te sluiten en de indiener daar een toelichting op te geven. Hiermee gaat
het voorstel niet verder dan noodzakelijk om zijn doelstelling te bewerkstellingen.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
In het voorstel staat aangegeven dat het geen gevolgen heeft voor de Europese begroting,
omdat er geen financiële middelen nodig zijn voor invoering. Het kabinet onderschrijft
deze inschatting. Waar beperkte Europese middelen nodig zijn in de beoordeling en
uitwerking van het voorstel, zouden die gevonden dienen te worden binnen de in de
Raad afgesproken financiële kaders van de Europese begroting 2021–2027 en moeten passen
bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
De financiële consequenties voor de rijksoverheid en/of medeoverheden hangen in belangrijke
mate af van de vraag voor welke praktische uitwerking van het voorstel zal worden
gekozen. Indien er kosten zijn voor decentrale overheden dan zullen deze moeten worden
getoetst conform art. 2 van de Financiële Verhoudingswet. Als wordt geleund op bestaande
samenwerkingsverbanden met Vlaanderen, Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen, kunnen
budgettaire gevolgen mogelijk worden beperkt. Het opzetten van een geheel nieuwe structuur
heeft waarschijnlijk grotere budgettaire implicaties. (Eventuele) budgettaire gevolgen
worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform
de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Het voorstel heeft tot doel om de lasten voor het bedrijfsleven en burgers te verminderen
door een oplossing te bieden voor gevolgen van wetgevingsverschillen in grensregio’s.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Cross-border coordination points bieden een loket om grensbelemmeringen aan te kaarten en oplossingen helpen zoeken
voor de gevolgen van wetgevingsverschillen in grensregio’s. Daarmee kan de regeldruk
worden verlaagd of het zakendoen van bedrijven makkelijker worden gemaakt wat positief
is voor het Europese concurrentievermogen. Het voorstel heeft geen geopolitieke implicaties.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
De CBCP’s worden ingesteld naar nationaal recht (art. 4 lid 1). Dit betekent dat zij
worden ingesteld conform het recht van de desbetreffende lidstaat. Randvoorwaardelijk
is blijkens art. 4 lid 3 echter wel dat de CBCP een publiekrechtelijk orgaan dient
te zijn. Dit kan een nieuw op te richten orgaan betreffen, maar het voorstel biedt
evenzeer de mogelijkheid een reeds bestaand orgaan aan te wijzen als CBCP. Verder
is het aan de lidstaat zelf om, met in achtneming van diens eigen wettelijke kaders,
te bepalen of het CBCP centraal of decentraal wordt belegd. Ook voorziet het voorstel
in de mogelijkheid meerdere CBCP’s aan te wijzen.
Het voorstel laat bovendien ruimte om gemeenschappelijke CBCP’s op te zetten met naburige
lidstaten. De taken van een CBCP worden omlijnd, met de nadruk op de one stop shop-inzet
voor initiatiefnemers.
Omdat de CBCP’s worden ingesteld conform het nationaal recht (met inbegrip van de
eventuele grondwettelijke kaders die daarvoor gelden) heeft de voorgestelde verordening
geen (juridische) gevolgen voor de verhoudingen tussen centrale overheid en decentrale
overheden. Deze verhouding kan immers via de daartoe geëigende nationale rechtskaders
worden geregeld en vereist in die zin geen wijziging. Indien de optie wordt benut
om met één of meerdere naburige lidstaten een CBCP op te richten, dient uiteraard
extra aandacht te worden besteed aan de relatie tussen centrale overheid enerzijds
en eventueel betrokken mede overheden anderzijds. In het programma Regio’s aan de
grens wordt hier reeds handen en voeten aan gegeven.
In de voorgestelde verordening wordt voorts in processuele regels voorzien. De voorgestelde
verordening bepaalt onder meer hoe een initiatiefnemer zijn verzoek tot het onderzoeken/opheffen
van een (mogelijk) obstakel bij het CBCP indient, alsook worden regels gegeven over
hoe daarop moet worden gereageerd door het CBCP. Omdat in het voorstel de verordening
als rechtsinstrument is gekozen, brengt de voorgestelde verordening evenmin noemenswaardige
gevolgen met zich mee op het gebied van het procesrecht. De verordening voorziet tot
slot niet direct in een handhavingsregime, waardoor ook op dit gebied geen consequenties
voor de Nederlandse (rechts)praktijk te verwachten vallen.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
N.v.t.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Het voorgestelde moment van inwerkingtreding is ook het moment waarop de verordening
toepassing vindt. Omdat Nederland reeds goeddeels voldoet aan hetgeen de verordening
bepaalt (onder meer in het programma Regio’s aan de grens), is de voorziening rondom
inwerkingtreding (en bij extensie die van toepassing) voor Nederland niet bezwaarlijk.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
In de voorgestelde verordening is een evaluatiebepaling opgenomen, inhoudende dat
de verordening vijf jaar na inwerkingtreding ervan wordt geëvalueerd en dat de Europese
Commissie hierover rapporteert. Het kabinet steunt deze evaluatie- en rapportageverplichting,
zodat de effectiviteit en de toegevoegde waarde van deze verordening kan worden beoordeeld.
De gegeven termijn van vijf jaar na inwerkingtreding, is gezien het feit dat de inwerkingtredingsdatum
gelijk is aan de datum vanaf welke de verordening van toepassing wordt redelijk.
e) Constitutionele toets
Het voorstel creëert een mechanisme om juridische en administratieve belemmeringen
weg te nemen in grensoverschrijdende regio's en is daarom vooral gericht aan de lidstaten.
Het voorstel heeft vooral als doel om het dagelijks leven van bewoners van grensregio’s
te vergemakkelijken, door onder andere toegang tot diensten te vergemakkelijken. Het
voorstel heeft geen negatieve impact op grondrechten en draagt bij aan de verwezenlijking
van rechten die in het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie zijn opgenomen,
waaronder vrijheid van ondernemerschap (art. 16), toegang tot gezondheidszorg (art.
35) en toegang tot publieke diensten (art. 36).
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Het voorstel is goed uitvoerbaar. Mede door de geboden ruimte kan het kabinet daar
zelf invulling aan geven. De implicaties van de uitvoering kunnen verschillen naar
gelang de keuze in de grensregio’s bestaande samenwerkingsverbanden als cross-border coordination point aan te wijzen of andere structuren op te zetten. Er zijn, afhangende van de gekozen
structuur, beperkte implicaties voorzien voor Nederlandse uitvoeringsinstanties en
inspecties in de uitvoering en handhaving van dit voorstel van de Commissie.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Er zijn geen implicaties voor ontwikkelingslanden.
Indieners
-
Indiener
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.