Brief regering : Fiche: Verordening politiesamenwerking inzake mensensmokkel en mensenhandel
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3885
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 februari 2024
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 2 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Verordening politiesamenwerking inzake mensensmokkel en mensenhandel
Fiche: Voorstel mechanisme belemmeringen grensregio (Kamerstuk 22 112, nr. 3886)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
Fiche: Verordening politiesamenwerking inzake mensensmokkel en mensenhandel
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de versterking van de
politiële samenwerking met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van migrantensmokkel
en mensenhandel, en betreffende de versterking van de ondersteuning door Europol van
de voorkoming en bestrijding van die strafbare feiten, en tot wijziging van Verordening
(EU) 2016/794.1
b) Datum ontvangst Commissiedocument
28 november 2023
c) Nr. Commissiedocument
COM(2023) 754
d) EUR-Lex
eur-lex.Europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=COM:2023:754:FIN
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie
Niet van toepassing.
f) Behandelingstraject Raad
Justitie en Binnenlandse Zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Justitie en Veiligheid
h) Rechtsbasis
Artikel 85, 87 en 88 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europese Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
In haar toespraak over de Staat van de Unie van 13 september 2023 riep voorzitter
Von der Leyen op tot versterking van alle instrumenten waarover de Unie beschikt om
mensensmokkel doeltreffend tegen te gaan. Om dat te bereiken dient het huidige wetgevingskader
geactualiseerd te worden, de beheersstructuur inzake smokkel en de rol van EU-agentschappen,
met name Europol, versterkt te worden en de samenwerking tussen agentschappen op het
gebied van justitie en binnenlandse zaken en de lidstaten, en met partnerlanden te
worden geïntensiveerd. Dit voorstel voor een verordening2 maakt deel uit van een pakket maatregelen die tot doel hebben het bestaande rechtskader
te moderniseren en te versterken en de Unie te voorzien van regels die geschikt zijn
voor het beoogde doel. Het gaat vergezeld van een voorstel voor een richtlijn inzake
de voorkoming en bestrijding van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale
doortocht en illegaal verblijf.3
Het onderhavige voorstel voor een verordening ziet toe op vijf doelstellingen: (1) samenwerking
tussen EU-agentschappen verbeteren bij de bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel,
(2) versterking van sturing en coördinatie op EU-niveau bij de bestrijding van (deze)
misdrijven, (3) uitwisseling van informatie over mensensmokkel en mensenhandel verbeteren,
(4) de middelen van lidstaten uitbreiden om (deze) misdrijven te voorkomen en te bestrijden,
(5) ondersteuning van Europol versterken via operationele taskforces (OTF´s)4 en verplichte inzet voor operationele ondersteuning.
Om de eerste en tweede doelstelling te verwezenlijken stelt de Commissie voor het
Europees centrum voor de aanpak van mensensmokkel (ECMS) binnen het raamwerk van Europol
te formaliseren.
De Commissie stelt voor dat voor de strategische taken van het centrum het ECMS onder
andere zal bestaan uit Europol-personeel en een vertegenwoordiger van zowel Eurojust
als Frontex. Ook stelt de Commissie voor dat een vertegenwoordiger van elke lidstaat
afkomstig van een nationale in mensensmokkel en mensenhandel gespecialiseerde dienst
bij het centrum moeten worden gestationeerd. Indien een dergelijke gespecialiseerde
dienst nog niet bestaat, moet deze conform het voorstel in elke lidstaat worden opgezet
en worden verbonden aan de Secure Information Exchange Network Application (SIENA)
van Europol. Om effectieve sturing en coördinatie van de aanpak van mensensmokkel
en mensenhandel te waarborgen wordt voorgesteld dat het centrum ten minste twee keer
per jaar bijeenkomt met vertegenwoordigers van elke lidstaat, Eurojust, Frontex, het
European Multidisciplinary Platform Against Criminal Threats (EMPACT)5 en de Commissie. De strategische taken betreffen onder andere het verstrekken van
strategische analyses en dreigingsbeoordelingen voor het vastleggen van de prioriteiten,
het functioneren van OTF´s en Europol inzet, het starten van strafrechtelijke onderzoeken
door lidstaten en het blootleggen van modi operandi en routes op het gebied van mensensmokkel
en mensenhandel. Het ECMS biedt tevens een raamwerk voor de ondersteuning van de operationele
uitvoering van de strategische en operationele prioriteiten van de Unie (met name
in het kader van EMPACT), het ondersteunen van de coördinatie, samenwerking en uitwisseling
van informatie over mensensmokkel en mensenhandel tussen Unieorganen, het monitoren
van mensensmokkel en mensenhandel die plaatsvindt in de Unie en in derde landen en
het daarbij regelmatig verstrekken van informatie aan de lidstaten en de Commissie.
Daarnaast zal het EMSC de uitvoerend directeur van Europol ondersteunen bij het instellen
van strafrechtelijke onderzoeken. Ten behoeve van deze operationele taken wordt voorgesteld
dat het centrum naast Europol-personeel ook verbindingsofficieren van de lidstaten
bij Eurojust en het Europees Grens- en kustwachtagentschap worden betrokken. Het EMSC
stelt een jaarverslag op over mensensmokkel en mensenhandel op, waarin de belangrijkste
operationele prioriteiten en mogelijke gerelateerde acties op Unieniveau worden geïdentificeerd.
De voorgestelde verordening versterkt de verplichtingen van de lidstaten om informatie,
met inbegrip van biometrische gegevens, over mensensmokkel en mensenhandel met Europol
uit te wisselen. Dit gebeurt door onder meer te eisen dat hun bevoegde autoriteiten
en immigratieverbindingsofficieren rechtstreekse verbindingen tot stand brengen met
de applicatie voor veilige informatie-uitwisseling (Siena) van Europol. De Commissie
stelt ook voor het EMSC op te dragen mensensmokkel of mensenhandel op te sporen waarbij
mogelijk samenwerking met derde landen is vereist, onder meer door de uitwisseling
van persoonsgegevens. Dit is bedoeld om de uitvoerend directeur te ondersteunen bij
het in individuele gevallen besluiten over de overdracht van persoonsgegevens overeenkomstig
artikel 25, lid 5, van de Europol-verordening.
Het voorstel beoogt ook Europol te voorzien van additionele middelen om de lidstaten
te ondersteunen bij het voorkomen en bestrijden van strafbare feiten – breder dan
mensensmokkel en mensenhandel – die binnen de doelstellingen van Europol vallen.6 Het voorstel bewerkstelligt dit door het mandaat van Europol middels wijziging van
de Europolverordening aan te passen en zodoende het concept van OTF´s te formaliseren.
Daarnaast dient een wijziging van het mandaat er toe om de inzet van Europol voor
operationele ondersteuning op verzoek van lidstaten (in overeenstemming met hun nationaal
recht) mogelijk te maken.
Onder de eerste toevoeging aan het mandaat kunnen lidstaten voor de duur van bepaalde
criminele inlichtingenactiviteiten of onderzoeken een OTF oprichten. Ook kan de Uitvoerend
Directeur van Europol een voorstel doen voor een operationele taskforce. Derde landen
of andere partners kunnen aan dergelijke taskforces deelnemen.
Met de tweede toevoeging aan het mandaat met betrekking tot de inzet van Europol voor
operationele ondersteuning op verzoek van lidstaten wordt de inzet van personeel van
Europol of gedetacheerde nationale experts op het grondgebied van een lidstaat verstaan.
De precieze modaliteiten van dergelijke inzet worden in zulke gevallen tussen de lidstaat
en Europol overeengekomen. De Uitvoerend Directeur van Europol krijgt de verantwoordelijkheid
om verzoeken van een lidstaat in dit verband te evalueren op basis van een risicobeoordeling
en deze goed te keuren. Deze goedkeuring is geldig voor een beperkte periode, die
eventueel verlengd kan worden. Europol zal ten behoeve van dergelijke operationele
ondersteuning een reservepool van experts uit de lidstaten opzetten. De toevoeging
aan het mandaat legt verplichtingen op aan de lidstaten om de effectieve uitvoering
van deze instrumenten te waarborgen en experts beschikbaar te stellen. Conform het
onderhavige voorstel moet dit ook personeel omvatten van de nationale op mensensmokkel
en mensenhandel gespecialiseerde diensten.
Om de doelstellingen en activiteiten in het voorstel te verwezenlijken stelt de Commissie
voor om de financiële en menselijke middelen van Europol te verhogen.
b) Impact Assessment Commissie
Vanwege de dringende operationele behoeften van lidstaten om de ondersteuning van
Europol bij de bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel te verbeteren is er geen
impact assessment opgesteld. Dit voorstel bouwt voort op de gegevens verzameld door
het bijzonder verslag van de Europese Rekenkamer in 2021 over de ondersteuning van
Europol bij de bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel en de feedback ontvangen
tijdens de raadpleging van belanghebbenden. Het kabinet zal vragen of het alsnog mogelijk
is een impact assessment te laten plaatsvinden. Het voorstel gaat qua operationele
inzet verder dan enkel de fenomenen mensensmokkel en mensenhandel. Zo wordt de lijst
met vormen van criminaliteit waar Europol bevoegdheid over heeft uitgebreid met «schendingen
van beperkende maatregelen van de Unie.» Van belang is dat dit laatste ook wordt meegenomen
met een impact assessment.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
De aanpak van mensensmokkel en mensenhandel is een prioriteit van het kabinet en is
vastgelegd in de Veiligheidsagenda 2023–2026 (bijlage bij Kamerstuk 29 628, nr. 1139). Het gaat hier om twee verschillende delicten, al kunnen beide delicten in combinatie
voorkomen. Teneinde beide vaak met elkaar verband houdende misdrijven zo goed mogelijk
tegen te gaan is in Nederland het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel (EMM)
opgericht.
Het nationale Beleidskader aanpak mensensmokkel 2023–2026 zet de huidige beleidsprioriteiten
op dit gebied uiteen.7 Daarin wordt onder andere genoemd dat de (upstream) aanpak van mensensmokkel en de netwerken daarachter van groot belang is. Daarbij
is intensivering van structurele operationele samenwerking en meer gecoördineerde
inzet nodig, ook tussen Europese lidstaten. Om de internationale aanpak van mensensmokkel
te versterken is op dit moment een wetsvoorstel aanhangig in de Tweede Kamer.8
Internationaal werkt Nederland ook middels diverse initiatieven en projecten samen
met EU-lidstaten en derde landen, EU-agentschappen zoals Europol, Eurojust, Frontex
en andere internationale organisaties om irreguliere migratie tegen te gaan en mensensmokkel
te bestrijden.
In het kader van samenwerking met derde landen neemt Nederland actief deel aan Interpol.
Daarnaast doet Nederland mee als leader, co-leader of als participant op het merendeel
van de deelacties van EMPACT. Mensensmokkel en mensenhandel zijn twee van de tien
geprioriteerde criminele fenomenen van EMPACT.9
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt in algemene zin het voorstel en onderschrijft het voornaamste
doel dat de Commissie heeft met dit voorstel: de samenwerking tussen politieautoriteiten
en de ondersteunende rol van Europol bij de aanpak van mensensmokkel en mensenhandel
en de beperkende maatregelen van de Unie te verbeteren.
Het kabinet acht de versterking van het EMSC in de aanpak van mensensmokkel en mensenhandel
van toegevoegde waarde, omdat het centrum over belangrijke expertise en ervaring beschikt
in de aanpak van mensensmokkel en mensenhandel. Bovendien kan het door zijn positie
fungeren als een centraal knooppunt in de coördinatie van de Europese aanpak.
Onduidelijk is of het voorstel – vooral met betrekking tot de strategische taken –
additionele capaciteit vanuit de lidstaten voor het EMSC verlangt die momenteel nog
niet wordt geleverd. Ook is het niet duidelijk waarom de verlangde liaison ten behoeve
van de operationele taken van het EMSC beperkt lijkt te zijn tot «specifiek mensensmokkel»
terwijl de operationele taken van het centrum op zowel mensensmokkel als mensenhandel
toezien. Daarnaast ziet het kabinet in principe geen coördinerende rol voor het EMSC
weggelegd waar het gaat om operationele samenwerking. Dit valt momenteel niet binnen
het mandaat van Europol en vindt plaats in EMPACT-verband. In dit verband zal het
kabinet daarom tijdens de onderhandelingen aandringen op verduidelijking en aansturen
op een coördinerende rol voor het EMSC die niet ziet op operationele samenwerking.
Ook is het kabinet in de context van het bredere Europol beleid terughoudend tegenover
de formalisering van het EMSC en andere soortgelijke centra. De huidige Europol-verordening
vermeldt de verschillende bestaande expertisecentra binnen Europol niet. Centra zoals
het EMSC zijn in het verleden door de Management Board van Europol gelanceerd zonder
wetgevend initiatief met nuttige resultaten als gevolg. Andere centra richten zich
op terrorisme, cybercrime, georganiseerde criminaliteit en financieel-economische
criminaliteit en werden opgericht vanuit operationele en organisatorische overwegingen
maar binnen bestaande wettelijke kaders voor Europol als geheel. Het kabinet heeft
twijfels ten aanzien van de noodzakelijkheid om het EMSC wel middels een wetgevend
initiatief te verankeren. Dit zal het kabinet tijdens de onderhandelingen naar voren
brengen.
In Nederland wordt momenteel al gewerkt met een op mensensmokkel en mensenhandel gespecialiseerde
multidisciplinaire dienst (het EMM). Daarnaast is in Nederland de taak met betrekking
tot de aanpak van mensensmokkel primair belegd bij de Koninklijke Marechaussee, de
aanpak van arbeidsuitbuiting bij de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) en met betrekking
tot alle andere vormen van mensenhandel ligt de taak bij specialistische teams van
de politie. Daarmee lijkt Nederland reeds te voldoen aan hoe het voorstel van lidstaten
verlangt om op nationaal niveau te komen tot op mensensmokkel en mensenhandel gespecialiseerde
diensten. Het kabinet moedigt in algemene zin het initiatief aan om alle lidstaten
te bewegen om op vergelijkbare manieren informatie te verzamelen, te analyseren en
te delen met Europol. Dit is in lijn met de reeds bestaande richtlijn betreffende
de uitwisseling van informatie tussen de rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten.10 Doordat er sprake is van verschillende nationale contexten in relatie tot bijvoorbeeld
(uitvoering van) het strafrecht is het van belang dat de Commissie flexibiliteit aan
de lidstaten overlaat. Deze flexibiliteit ziet het kabinet onvoldoende terug in het
voorstel.
Het delen van aan mensensmokkel en mensenhandel gerelateerde informatie met Europol
door lidstaten zoals in het voorstel wordt benadrukt, acht het kabinet van groot belang.
De plicht om relevante informatie met Europol te delen bestaat echter al. Het kabinet
steunt de verbetering van de informatie-uitwisseling tussen EU-agentschappen, zoals
met Frontex en Eurojust; daar bestaat momenteel nog meer ruimte voor synergie. Het
kabinet merkt daarbij op dat het voor organisaties actief in het migratiedomein, zoals
Frontex, makkelijker moet worden om informatie die wordt uitgewisseld door migranten
over mensensmokkelaars (bijvoorbeeld gegevens van hun mobiele telefoons) te delen
met rechtshandhavingsautoriteiten. Het kabinet zet zich daar in het kader van de onderhandelingen
over het voorstel voor in.
Ten slotte beoogt het voorstel de ondersteuning van Europol bij de preventie en bestrijding
van de vormen van criminaliteit waarover Europol bevoegdheid heeft via OTF’s en inzet
van Europol voor operationele ondersteuning te versterken middels een aanpassing van
het Europolmandaat. Hierbij merkt het kabinet op dat recent in juni 2022 een nieuwe
Europol-verordening in werking is getreden.11 Het kabinet vindt dan ook dat zorgvuldig moet worden overwogen of een uitbreiding
van het mandaat en de bevoegdheden van Europol de enige oplossing is om de beoogde
doelstellingen in dit verband te bereiken. Europol is momenteel geen opsporingsorganisatie
en het valt buiten het bestaande mandaat van Europol om te coördineren op operationele
samenwerking. Dergelijke coördinatie vindt plaats door de lidstaten zelf, in EMPACT-verband.
Het kabinet is geen voorstander van het formuleren van nieuwe taken of verantwoordelijkheden
wanneer de bestaande onvoldoende worden benut. Het kabinet zal dit dan ook bij de
verdere behandeling van het voorstel naar voren brengen.
Het kabinet staat niet per definitie negatief tegenover het voornemen van verdere
formalisering van OTF’s mits deze formalisering de bestaande opsporings- en vervolgingsbevoegdheden
van de nationale instanties onverlet laat en mits de noodzaak hiertoe door de Commissie
wordt verhelderd. Hierbij wil het kabinet wel benadrukken dat er in de praktijk zoveel
mogelijk gebruik moet worden gemaakt van, of aansluiting moet worden gezocht bij,
al bestaande initiatieven, zoals EMPACT, en andere samenwerkingsvormen met agentschappen,
zoals Eurojust en Frontex en buiten EU-verband Interpol.
Dit voorstel ziet niet enkel op uitbreiding van de bevoegdheden in relatie tot mensensmokkel
en mensenhandel, maar op alle fenomenen waar Europol bevoegdheden voor heeft. Het
kabinet is vooralsnog niet overtuigd van de noodzaak tot uitbreiding van bevoegdheden
voor criminaliteitsfenomenen buiten mensenhandel en mensensmokkel.
Het kabinet is voorts geen voorstander van het verplichten van lidstaten tot het leveren van personele inzet middels nationale experts en het
onderhouden van een reservepool van experts in het kader van operationele ondersteuning
van Europol aan lidstaten. Nederland heeft momenteel een medewerker vanuit de Koninklijke
Marechaussee geplaatst bij het EMSC. Het kabinet ziet liever een systematiek waarin
bijdrages optioneel in plaats verplicht zijn, zodat lidstaten zelf de afweging kunnen
maken of het aanwenden van personeel in Europol verband het meest opportuun is gezien
de beperkte inzetbaarheid van personele capaciteit. Daarnaast is het wat het kabinet
betreft nog niet voldoende duidelijk wat met deze extra inzet exact beoogd wordt,
hoe deze er concreet uit komt te zien, hoe groot de behoeftestelling is voor de reservepool,
en wat dit precies betekent voor de bevoegdheden van dergelijk personeel. Het gaat
hierbij niet alleen om de reserve pool, maar ook om de nationale specialist(en) die
op grond van artikel 7 door de lidstaten aangewezen worden en die een heel erg open
en onbeperkte hoop informatie moet gaan verwerven en delen. Deze vergaande verplichting
roept eens te meer de vraag op onder wiens verantwoordelijkheid zij vallen. Als het
de bedoeling is dat ze in dienst blijven van de nationale instanties zou helder moeten
zijn dat ze ook (uitsluitend) ressorteren onder die instanties, en niet voor een stukje
ook onder Europol. Dat dit deels door de Management Board van Europol wordt vastgelegd,
is voor het kabinet geen afdoende concretisering. Momenteel heeft Europol de mogelijkheid
tot inzet van contractanten. Het kabinet vraagt zich af wat de meerwaarde is van de
reservepool ten opzichte van de inzet van deze «contractanten». Het kabinet zal dan
ook in dit verband om verduidelijking vragen.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Gelet op eerdere posities van lidstaten in deze context, lijkt er groot draagvlak
te zijn voor het voornaamste doel: de samenwerking tussen politieautoriteiten en de
ondersteunende rol van Europol bij de aanpak van mensensmokkel en mensenhandel en
de beperkende maatregelen van de Unie te verbeteren. Wel zullen zienswijzen over de
manieren waarop dit moet gebeuren uiteenlopen. Meerdere lidstaten lijken terughoudend
te zijn wat betreft het aanpassen van de Europolverordening en een voorstander te
zijn van het verder benutten van reeds bestaande mogelijkheden binnen het huidige
mandaat van Europol De positie van het Europees Parlement is nog niet bekend. Op dit
moment is de commissie waaraan het voorstel toebedeeld zal worden ook nog onbekend.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel
is gebaseerd op artikel 85, lid 1 VWEU, artikel 87, lid 2 VWEU en artikel 88, lid
2 VWEU. Deze rechtsgrondslagen geven de EU allereerst de bevoegdheid tot het bepalen
van de structuur, de werking, het werkterrein en de taken van Eurojust en Europol,
samen met het vaststellen van regels voor politiële samenwerking met betrekking tot
verwerking van relevante informatie, personeelssteun en onderzoekstechnieken. Het
kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag, doordat het voorstel beoogt politiële
samenwerking te versterken en de bevoegdheden van Europol uitbreidt.
Op het terrein van de ruimte van veiligheid, vrijheid en recht, is sprake van een
gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten, op grond van 4, lid 2, sub j VWEU.
Het voorstel heeft ook betrekking op het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid
(GBVB), specifiek op het gebied van internationale samenwerking tegen georganiseerde
misdaad. Op het terrein van het GBVB (artikel 2, lid 4 VWEU) is de EU bevoegd een
gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid te bepalen en te voeren. De lidstaten
zijn op dit terrein bevoegd om extern naast de Unie op te treden. Voor zover de EU
een positie heeft ingenomen, dienen de lidstaten deze te respecteren. Dit heeft voornamelijk
betrekking op toekomstige afspraken met derde landen die uit dit voorstel zullen volgen
over informatie-uitwisseling en specifieke samenwerking in het kader van het ECMS
en OTFs.
b) Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief. Het voorstel
heeft tot doel politiële samenwerking en de ondersteuning van Europol te versterken
ten behoeve van het voorkomen en bestrijden van mensensmokkel, door vijf verschillende
doelstellingen. Gezien het feit dat de in dit voorstel specifiek genoemde criminaliteitsvormen
mensensmokkel en mensenhandel bij uitstek grensoverschrijdend van aard zijn en alleen
effectief bestreden kunnen worden door een combinatie van lokale, nationale, EU en
internationale interventies, kan dit onvoldoende door de lidstaten op centraal, regionaal
of lokaal niveau worden verwezenlijkt. Daarom is een EU-aanpak nodig.
Door een Europese aanpak, specifiek in het kader van het versterken van politiële
samenwerking en de ondersteuning vanuit Europol, wordt de samenwerking op het gebied
van het bestrijden van mensensmokkel en mensenhandel effectief verwezenlijkt en versterkt.
Bovendien kan aanpassing van bestaande EU-wetgeving enkel op EU-niveau plaatsvinden.
Om die redenen is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief, met
kanttekeningen en een aandachtspunt. Het voorstel heeft tot doel politiële samenwerking
en de ondersteuning van Europol te versterken ten behoeve van het voorkomen en bestrijden
van mensensmokkel, door vijf verschillende doelstellingen. Het voorgestelde optreden
is geschikt om deze doelstelling te bereiken, doordat de voorgestelde doelstellingen
met betrekking tot het opzetten van een centrum tegen mensensmokkel, samenwerking
tussen lidstaten, en tussen Europol en derde landen, versterken, informatie-uitwisseling
bevorderen en Europols mandaat uitbreiden, alle de versterking van politiële samenwerking
ten behoeve van het bestrijden van mensensmokkel daadwerkelijk bevorderen. Bovendien
gaat het voorgestelde optreden in het algemeen niet verder dan noodzakelijk, omdat
het merendeel van de doelstellingen voornamelijk gericht is op het versterken van
samenwerking en genoeg ruimte overlaat aan de lidstaten.
Wel plaatst het kabinet een kanttekening bij de uitbreiding van het mandaat van Europol.
Het kabinet is van mening dat de uitbreiding van het mandaat van Europol verder gaat
dan noodzakelijk om het doel van het voorstel te bereiken, doordat er al bestaande
initiatieven zijn zoals EMPACT en andere samenwerkingsvormen met Eurojust en Interpol
op dit gebied. De uitbreiding van Europol’s mandaat zal naar mening van het kabinet
leiden tot een parallel coördinatiemechanisme in relatie tot dezelfde onderwerpen,
wat inefficiënt zou zijn en verder zou gaan dan noodzakelijk om samenwerking ten behoeve
van het bestrijden van mensensmokkel te versterken. Een minder vergaand alternatief
zou zijn om de huidige samenwerkingsvormen uit te breiden of te versterken ten behoeve
van optimale benutting van deze verbanden.
Ook plaatst het kabinet een kanttekening bij de formalisering van EMSC en OTFs, omdat
deze maatregel verder gaat dan noodzakelijk om de doelstellingen van het voorstel
te bereiken. Deze formalisering zou namelijk de huidige flexibiliteit van lidstaten
met betrekking tot deelname hieraan en organisatie hiervan inperken en niet voldoende
ruimte overlaten aan de lidstaten, terwijl die inperking niet strikt noodzakelijk
is voor het versterken van politiële samenwerking.
Verder is op dit moment onduidelijk of en op welke wijze lidstaten met de formalisering
verplicht worden om een reservepool van experts te leveren voor operationele ondersteuning.
Dit is voor het kabinet een aandachtspunt. Het kabinet acht het van belang dat het
voorstel voldoende ruimte overlaat aan lidstaten om zelf invulling te geven aan deelname
aan Europol’s activiteiten en zelf ook invloed te hebben op zowel het aanleveren van
experts voor de reservepool, als de inzet van experts. Indien lidstaten geen zeggenschap
zouden hebben over zowel een besluit van Europol om dergelijke experts in te zetten,
als een besluit over de manier waarop, zou het kabinet hier een kanttekening bij plaatsen,
doordat het verder zou gaan dan noodzakelijk om de politiële samenwerking te versterken
en onvoldoende ruimte zou overlaten.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Sinds 2022 en de laatste herziening van het mandaat van Europol is er een groei van
Europol’s diensten, onder andere op het gebied van mensensmokkel en mensenhandel.
In het onderliggende voorstel worden de bevoegdheden van Europol nog verder uitgebreid.
Dit kan niet worden gedekt met de huidige middelen. De Commissie schat in dat er een
extra budget van ongeveer 49 miljoen euro nodig is voor de periode 2024–2027, waarvan
ongeveer 9 miljoen euro voor 50 extra medewerkers. De budgettaire impact van de aanvullende
financiële middelen zal gedeeltelijk beschikbaar worden gesteld via de marge (20 miljoen
euro) en via budgettaire compensatie tegen BMVI- (Subsidieregeling voor grensbeheer
en visa) en ISF (Subsidieregeling Internal Security Fund) fondsenprogramma’s. Nederland
is van mening dat de middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken
financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een
prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Daarnaast moet de ontwikkeling van de
administratieve uitgaven in lijn zijn met de ER-conclusies van juli 2020 over het
MFK-akkoord. Het kabinet is kritisch over de stijging van het aantal werknemers.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en/of medeoverheden
De financiële consequenties voor de Rijksoverheid zijn nog niet duidelijk. Hoewel
Nederland al personeel levert in EMSC verband, is het niet precies duidelijk of dit
onder het voorstel meer zal worden – mogelijk leidt het voorstel dus ook tot geringe
extra inzet van personeel. Het voorstel omvat daarnaast de oprichting van een pool
van experts die ter beschikking moet worden gesteld aan Europol ten behoeve van ondersteunende
operationele inzet aan lidstaten. Deze pool van experts dient door de lidstaten te
worden samengesteld en heeft dus mogelijk vergaande consequenties voor de inzet van
personeel. Dit aspect is dan ook een punt van aandacht bij het voorstel, zeker gezien
de krappe arbeidsmarkt waardoor het voor de eigen nationale diensten al lastig is
om aan personeel te komen, en zal ook nader in kaart te brengen financiële consequenties
hebben. De budgettaire gevolgen zullen worden ingepast binnen de begroting van het
beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Het voorstel geeft op dit moment geen aanleiding voor regeldruk en administratieve
lasten voor het bedrijfsleven of burgers. Dit kan veranderen als duidelijk wordt of
van Nederland verwacht wordt dat ze nog meer personeel levert. Bij de nog te volgen
concretisering door de Commissie zal het kabinet in de gaten houden of dit verandert;
bijvoorbeeld ten aanzien van de gevraagde inzet en capaciteit van taakorganisaties
in de voorgestelde samenwerkingsverbanden en in hoeverre daarbij ook rekening wordt
gehouden met relevante publiek-private samenwerking. Eventuele stijgingen van de administratieve
lasten dienen te worden voorkomen of zullen zoveel mogelijk lastenluw worden geïmplementeerd.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Het voorstel heeft naar verwachting geen gevolgen voor de concurrentiekracht van de
EU.
Het voorstel heeft geopolitieke aspecten als het gaat om de relatie tussen bron-,
transit- en bestemmingslanden van mensensmokkel en mensenhandel waarbij deze rollen
zowel op EU-lidstaten als op derde landen van toepassing zijn. Met het voorstel worden
wereldwijde criminele netwerken tegengegaan.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het voorstel ziet niet alleen op mensensmokkel en mensenhandel maar ook op alle vormen
van criminaliteit als bedoeld in Bijlage I van de Europol verordening. In die zin
zijn de wijzigingen verstrekkend te noemen. Uit het voorstel valt nu nog niet goed
af te leiden of wijziging van het mandaat van Europol de opsporings- en vervolgingsbevoegdheden
van de nationale instanties onverlet laat. Europol heeft een ondersteunende en versterkende
taak, geen zelfstandige opsporings- en vervolgingsbevoegdheden. Mocht het mandaat
wel wijzigen dan kan dit grote consequenties hebben voor de nationale wet- en regelgeving,
specifiek strafprocesrechtelijke wet- en regelgeving, zoals onder andere het Wetboek
van Strafvordering, met betrekking tot de opsporings- en vervolgingsbevoegdheden van
nationale instanties, en de verhouding van Europol daarmee.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Niet van toepassing.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De Verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan
in het Publicatieblad van de Europese Unie. De inwerkingtredingsdatum van de verordening
is afhankelijk van de duur van de onderhandelingen over dit wetgevende voorstel tussen
de Raad en het Europees Parlement. Gezien de nog openstaande punten is het voor het
kabinet momenteel niet mogelijk om een inschatting te maken ten aanzien van de haalbaarheid
van het voorstel.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het voorstel bevat geen expliciete evaluatie- of horizonbepaling. Het kabinet acht
het in algemene zin wenselijk dat de implementatie van het voorstel wordt gemonitord
en geëvalueerd.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
De uitvoering van de voorgestelde verordening leidt in de huidige vorm tot extra werkzaamheden
en personele inzet. Hoewel Nederland al enig personeel levert in EMSC verband, is
het niet precies duidelijk of dit onder het voorstel meer zal worden – mogelijk leidt
het voorstel dus ook tot geringe extra inzet van personeel door de opsporingsdiensten
(Koninklijke Marechaussee, Politie en/of EMM). Het voorstel omvat daarnaast de oprichting
van een pool van experts die ter beschikking moet worden gesteld aan Europol ten behoeve
van ondersteunende operationele inzet aan lidstaten. Deze pool van experts dient door
de lidstaten te worden samengesteld en heeft dus mogelijk consequenties voor de inzet
van personeel uit de rechtshandhavingsdiensten, waaronder in ieder geval de Nationale
Politie en de Koninklijke Marechaussee. Dit is dan ook een punt van aandacht bij het
voorstel, zeker gezien de krappe arbeidsmarkt waardoor het voor de eigen nationale
diensten al lastig is om aan personeel te komen. Uit het voorstel wordt niet duidelijk
wat de financiële consequenties zijn voor de nationale rechthandhavingsdiensten.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Ontwikkelingslanden zijn niet zelden bron- en transitlanden voor wat betreft mensensmokkel
en mensenhandel. In en tussen deze landen zijn vaak criminele netwerken actief die
zich met beide delicten bezighouden. Het voorstel ziet erop toe de Europese strafrechtelijke
aanpak van mensensmokkel en mensenhandel en de criminele netwerken daarachter te versterken.
Dit heeft mogelijk ook zijn weerslag op de Europese aanpak van de delicten upstream
in derde landen. Het voorstel kan zodoende mogelijk ook bijdragen aan de gezamenlijke
aanpak in en met deze derde landen en zo helpen mensensmokkel en mensenhandel aldaar
tegen te gaan.
Indieners
-
Indiener
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken