Brief regering : Beleidsreactie op eindadvies Platform Perspectief Jongeren
36 410 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2024
Nr. 108 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET
ONDERWIJS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 februari 2024
In februari 2021 is het Nationaal Programma Onderwijs (hierna: NP Onderwijs) van start
gegaan met een duidelijk doel: leer- en studievertraging door de coronapandemie inhalen,
door de pandemie veroorzaakte of versterkte kansenongelijkheid wegnemen en het welbevinden
van leerlingen en studenten herstellen. Uw Kamer is regelmatig geïnformeerd over de
voortgang, meest recent via de vijfde voorgangsrapportage.1
Het NP Onderwijs wordt sinds 2021 maatschappelijk begeleid door het Platform Perspectief
Jongeren (hierna: PPJ). Deze onafhankelijke commissie is ingesteld om de keuzes en
bestedingen van het NP Onderwijs te volgen en daarbij te adviseren over de impact
op kinderen en jongeren.2 Recent heeft het PPJ haar eindadvies aan de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap
en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs aangeboden. Eerder boden zij vier
deeladviezen aan, die ons waardevolle inzichten hebben geboden over de impact van
de pandemie en het NP Onderwijs op kinderen en jongeren. Op die adviezen hebben wij
eerder gereageerd.3
Wij willen daarom eerst onze waardering uitspreken voor de inzet van alle commissieleden
en ondersteunende staf van het PPJ om het perspectief van kinderen en jongeren onder
de aandacht te brengen en te houden. Die waardering spreken wij ook graag uit voor
alle kinderen en jongeren, beleidsmakers en onderwijs- en zorgprofessionals die hun
inzichten over het NP Onderwijs aan het PPJ hebben laten horen. De brede blik die
de commissie heeft geboden vanuit de vele expertises die in de commissie samenkomen
is zeer waardevol gebleken.
Reactie op eindadvies
Het eindadvies vormt deels een samenvatting van eerdere adviezen van het PPJ. Concreet
vertaalt het eindadvies zich in zeven adviezen waarop wij in deze brief zullen reageren:
1. Houd scholen te allen tijde open.
2. Investeer meer in de pedagogische relatie met jongeren.
3. Verklein de klassen in het basisonderwijs en soms ook in het vervolgonderwijs.
4. Realiseer meer gezonde schoolgebouwen.
5. Geef gemeenten en besturen een grotere rol bij de besteding van middelen.
6. Versterk de verbinding van onderwijs met gemeentelijk jeugdbeleid.
7. Stel een regeringscommissaris Jeugd aan.
Ad 1. Houd scholen te allen tijde open
De ervaringen die zijn opgedaan tijdens de pandemie hebben ons, nog meer dan voorheen,
laten zien dat welbevinden een cruciale voorwaarde is voor leerlingen en studenten
om zich te kunnen ontwikkelen en voor hun leerprestaties. Scholen en onderwijsinstellingen
leveren hieraan een essentiële bijdrage. Het kunnen bieden van fysiek onderwijs is
daarbij van groot belang gebleken.
Wij vinden het daarom, net als het PPJ, essentieel om scholen open te houden. Ook
tijdens de pandemie heeft het ministerie voortdurend gezocht naar mogelijkheden om
scholen open te houden en om leerlingen en studenten in een kwetsbare positie zoveel
mogelijk naar school te kunnen laten komen. Tegelijkertijd vond deze zoektocht plaats
midden in de pandemie, met beperkt beschikbare informatie over haar effecten op gezondheid
en maatschappij. Naar mate de pandemie vorderde werd de impact van de scholensluitingen
steeds duidelijker, daarom is aan scholen gevraagd om scenario’s uit te werken om
open te kunnen blijven op basis van verschillende prognoses over het verloop van pandemie.
Daarbij was het uitgangspunt dat we schoolsluitingen te allen tijde willen voorkomen.4 Ook in de toekomst blijft dat het uitgangspunt.
Ad 2. Investeer meer in de pedagogische relatie met jongeren
Het PPJ vraagt aandacht voor de wederkerige relatie tussen leren en welbevinden en
de band tussen leraar en student. Ook waarschuwt zij voor overmatige aandacht voor
het herstel van leerprestaties ten koste van het herstellen van de pedagogische relatie
in het onderwijs. Het belang van welbevinden erkennen wij: wie goed in zijn vel zit
komt tot betere leerprestaties. Andersom verbeteren goede leerprestaties het welzijn.
Binnen het NP Onderwijs was, en is, er daarom ruimte voor scholen en instellingen
om in te zetten op het welbevinden en de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen
en studenten. In het funderend onderwijs is in de komende jaren o.a. vanuit het NP
Onderwijs nog ruimte om hier verder aan te werken. Daarbij wordt er breder gewerkt
aan het verstevigen van de pedagogische basis, bijvoorbeeld door het Nederlands Jeugd
Instituut (NJi) en in de Hervormingsagenda Jeugd. In het vervolgonderwijs wordt hierop
ingezet via het Landelijk Kader Studentenwelzijn.5 We blijven in de komende twee jaar studenten in het vervolgonderwijs volgen met de
studentenpeiling en op langere termijn met Cohortrapportage DUO om te zien hoe onderwijsloopbanen
en het welzijn van studenten zich ontwikkelen. Tot slot is het belangrijk om op te
merken dat de onderwijsinspectie in haar beoordeling van scholen tijdens de pandemie
ook de ontwrichtende effecten van de pandemie en schoolsluitingen heeft meegewogen.
Ad 3. Verklein de klassen in het basisonderwijs en soms ook in het vervolgonderwijs
Het PPJ adviseert stappen te zetten op het gebied van klassenverkleining. De kleinere
klassen tijdens de pandemie werden door leraren en leerlingen vaak als prettig ervaren.
Het verkleinen van de klassen in het hele onderwijs vraagt om veel extra personeel
en lesruimte, terwijl er een tekort aan onderwijspersoneel is en de uitbreidingsmogelijkheden
van veel schoolgebouwen beperkt zijn. De personeelstekorten zijn groot en blijven
dat naar verwachting ook in de komende jaren.6 Hoewel we de wens tot kleinere klassen begrijpen, weten we ook dat klassenverkleining
niet automatisch leidt tot verbetering van de leskwaliteit. Daarvoor is een forse
verkleining nodig, die alleen effect op het leren heeft als dit ook leidt tot een
betere interactie met leerlingen. Dit kan met name effect hebben voor leerlingen die
in sociaaleconomisch zwakkere omgeving opgroeien. Als scholen daar mogelijkheden toe
zien, kunnen zij met NP Onderwijsmiddelen op dit moment hiervoor kiezen. Scholen die
veel leerlingen hebben met een risico op vertragingen krijgen ook standaard extra
middelen via de onderwijsachterstandenregeling in het primair onderwijs en de regeling
onderwijskansen voortgezet onderwijs om leerlingen te begeleiden en vertragingen te
herstellen. In het mbo is reeds de bekostiging voor niveau 2 verhoogd, zodat bijvoorbeeld
groepsgroottes verkleind kunnen worden en studenten meer ondersteuning ontvangen waar
nodig. Niveau 2 kent in het mbo de meeste studenten in een kwetsbare positie.
Het doel van onze aanpak is om de onderwijskwaliteit te bestendigen en waar mogelijk
te verbeteren. Voldoende leraren, schoolleiders en ondersteunende personeelsleden
vormen daarin een belangrijke factor, daarvoor nemen we diverse maatregelen; zo zijn
de salarissen in po en vo gelijkgetrokken en wordt geïnvesteerd in professionalisering
en in het aanpakken van de werkdruk.7 Daarnaast zijn er subsidieregelingen voor bijvoorbeeld zij-instromers en onderwijsondersteuners
die leraar willen worden. Verder stimuleren we regionale samenwerking, omdat de aanpak
van tekorten vraagt om samenwerking in plaats van concurrentie.
Ad 4. Realiseer meer gezonde schoolgebouwen
Beter geventileerde schoolgebouwen zorgen er volgens het PPJ voor dat de kans groter
is dat scholen bij toekomstige gezondheidscrisissen open kunnen blijven. Maar ook
zonder een crisis is een gezond schoolgebouw belangrijk: met een gezond binnenklimaat
kunnen leerlingen en onderwijspersoneel beter leren en werken. Het demissionaire kabinet
heeft eerder € 340 miljoen vrijgemaakt om de ventilatie in scholen te verbeteren via
de Specifieke Uitkering Ventilatie in Scholen (SUVIS)8 en de Maatwerkregeling ventilatie. Beide subsidies zijn nagenoeg volledig benut.
Ook hebben scholen middelen gekregen om CO2-meters op te hangen in ieder klaslokaal. Aan een verplichtstelling van CO2-meters in alle klaslokalen wordt momenteel gewerkt via een wijziging van het Bouwbesluit
2012.9 We blijven ons onverminderd inzetten voor een gezond binnenklimaat in scholen. In
de periodieke kamerbrief onderwijshuisvesting wordt uw Kamer tweemaal per jaar geïnformeerd
over de voortgang omtrent o.a. de nadere uitwerking van een Programmatische Aanpak
Scholenbouw en het Innovatieprogramma Onderwijshuisvesting.
Ad 5. Geef gemeenten en besturen een grotere rol bij de besteding van middelen
Het PPJ vraagt om een grotere rol voor lokale bestuurders en schoolbesturen bij de
toekenning en besteding van middelen. De kaders van het NP Onderwijs bemoeilijkten,
in de perspectief van het PPJ, een «meer gerichte inzet van middelen op scholen met
de grootste problemen en de meeste kwetsbare leerlingen.»
Het is een bewuste keuze geweest om alle scholen en onderwijsinstellingen middelen
uit het NP Onderwijs toe te kennen, alle leerlingen en studenten werden immers door
de pandemie geraakt. Maar dit is niet in volledig gelijke mate toegekend; naast het
basisbedrag per leerling kregen scholen in het funderend onderwijs met een groter
risico op vertragingen extra middelen op basis van de CBS-indicator voor onderwijsachterstanden
en ontvingen de 15% scholen met hoogste achterstandsscore middelen om hun personeel
vast te houden via een arbeidsmarkttoelage.10
Het was van belang om de middelen snel bij de scholen en instellingen te krijgen en
de leerachterstanden niet nog verder op te laten lopen. Ook hebben scholen goed zicht
op waar de middelen het meeste verschil kunnen maken door hun directe contact met
leerlingen. Toekenning in de vorm van subsidie zou leiden tot extra administratieve
lasten voor scholen in tijden van crisis, daarom is gekozen om de NP Onderwijsmiddelen
onder te brengen binnen de reguliere lumpsum financiering richting het onderwijs.
Binnen de lumpsum financiering hebben scholen en instellingen al veel vrijheid om
de middelen naar eigen inzicht te besteden, zo ook om dit meer gericht in te zetten
ten behoeve van de meest kwetsbare leerlingen.
Het deel van het NP onderwijs dat via gemeenten is besteed, de specifieke uitkering,
was bedoeld om in samenwerking met scholen en andere partijen maatregelen te nemen
ter aanvulling op de maatregelen die scholen zelf namen. Een grotere rol voor gemeenten,
of schoolbesturen, bij de besteding van de middelen zouden de start van het programma
hebben vertraagd, terwijl de nood bij scholen hoog was.
Ad 6. Versterk de verbinding van onderwijs met gemeentelijk jeugdbeleid
Wij herkennen, net als het PPJ, dat de samenwerking tussen gemeenten, zorg en onderwijs
door het NP Onderwijs is verstevigd. Dat is een goede ontwikkeling. We hebben van
meerdere scholen en gemeenten gehoord hoe zij hun leerlingen en studenten hierdoor
beter kunnen ondersteunen. Wel is het goed om op te merken dat het NP Onderwijs van
begin af aan een tijdelijk karakter heeft gehad. Gemeenten hebben en houden, los van
het NP Onderwijs, de wettelijke taak om jaarlijks overleg te voeren met schoolbesturen
en de kinderopvangvoorzieningen over onder andere het bestrijden van onderwijsachterstanden.
Zij zijn verantwoordelijk voor de voor- en vroegschoolse educatie (vve) voor jonge
kinderen die risico lopen op een onderwijsachterstand en voor de beschikbaarheid van
alle vormen van jeugdhulp.
We zullen zorgen, conform de wens van het PPJ, dat de versterkte samenwerking ook
na afloop van het NP onderwijs in stand blijft. Via andere programma’s en aanpakken
blijven wij ons inzetten voor het verbeteren van de kansengelijkheid, het welbevinden
en de vaardigheden van leerlingen en studenten. Dit doen wij onder andere via de introductie
van het masterplan basisvaardigheden en onze bijdrage aan het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid
(GOAB).11 Ook blijven wij ons richten op het versterken van de samenwerking tussen gemeenten,
jeugdzorg en onderwijs via onder andere de Verbindingsroute opvang, onderwijs en zorg.
Ad 7. Stel een regeringscommissaris Jeugd aan
De verantwoordelijkheden rondom veiligheid, volksgezondheid en onderwijs zijn belegd
bij verschillende ministeries en in sommige gevallen ook binnen verschillende bestuurslagen.
Dit heeft volgens het PPJ geleid tot versnippering van het jeugdbeleid, een regeringscommissaris
Jeugd had kunnen bijdragen aan de uniformiteit van beleid.
Dat gedurende de beginfase van de pandemie sprake was van versnippering van beleid
en belangenbehartiging heeft ook de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (OVV) eerder
benoemd.12 Dit beeld herkennen wij ook. Tegelijkertijd zijn er op dit moment al manieren voor
jongeren om zich te laten horen en wordt hun belang meegewogen. Zo valt het jeugdbeleid
en de jeugdgezondheidszorg binnen de portefeuille van de Staatssecretaris voor Volksgezondheid,
Welzijn en Sport. Wanneer jongeren onderwerpen willen adresseren of aan de kaak stellen
dan kunnen zij zich wenden tot de kinderombudsman. Hoewel het aanstellen van een regeringscommissaris
Jeugd een interessant voorstel is om de samenhang in het jeugdbeleid in de toekomst
te bevorderen, past bij de demissionaire status van dit kabinet op dit moment terughoudendheid
bij nieuw beleid.
Tot slot
De adviezen van het PPJ hebben ons de afgelopen periode vele en diverse inzichten
geboden in de ervaringen van kinderen en jongeren met het NP Onderwijs. Samen met
andere signalen uit het onderwijsveld, hebben de adviezen van het PPJ een waardevolle
bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het NP Onderwijs.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul
Indieners
-
Indiener
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Medeindiener
M.L.J. Paul, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.