Brief regering : Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden,ten behoeve van Sint Maarten, en de Republiek Finland; ’s-Gravenhage, 1 juni 2023 (herdruk)
36 497 (R2189) Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Republiek Finland; ’s-Gravenhage, 1 juni 2023
A/ Nr. 1 HERDRUK1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
2 februari 2024.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt
onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden
van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde
Minister van Sint Maarten te kennen worden gegeven uiterlijk op 3 maart 2024.
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 januari 2024
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en derde lid, en artikel 5, eerste
en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van
State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring
over te leggen het op 1 juni 2023 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake
luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten,
en de Republiek Finland (Trb. 2023, nr. 67).
Een toelichtende nota bij het verdrag treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt voor Sint Maarten gevraagd.
Aan de Gouverneur van Sint Maarten is verzocht hogergenoemde stukken op 2 februari
2024 over te leggen aan de Staten van Sint Maarten.
De Gevolmachtigde Minister van Sint Maarten is van deze overlegging in kennis gesteld.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
TOELICHTENDE NOTA
I. Inleiding
Het Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve
van Sint Maarten, en de Republiek Finland (hierna: Verdrag) is het resultaat van onderhandelingen
tussen de luchtvaartautoriteiten van Sint Maarten en Finland. De onderhandelingen
vonden plaats op 11 december 2013 tijdens de International Civil Aviation Negotiations (ICAN) in Durban, Zuid-Afrika. Aanleiding voor die besprekingen was de wens van de
twee verdragsluitende partijen om de luchtvaartrelatie tussen Sint Maarten en Finland
te regelen in een nieuw Verdrag om daarmee handel, toerisme en investeringen te bevorderen.
Het Verdrag vervangt bij inwerkingtreding, in de relatie tussen Sint Maarten en Finland,
de op 25 februari 1949 te Helsinki tot stand gekomen Luchtvaartovereenkomst tussen
Nederland en Finland (Stb. 1950, nr. 512) (hierna: Overeenkomst). Voor het Europese en Caribische deel van Nederland, Aruba
en Curaçao blijft de Overeenkomst van kracht. De luchtvaartautoriteiten van Curaçao
en Finland hebben op 18 november 2014 tijdens de International Civil Aviation Negotiations (ICAN) op Bali, Indonesië, onderhandelingen afgerond over de tekst van een Luchtvaartverdrag
tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Finland.
Aruba heeft (nog) niet aangegeven met Finland in onderhandeling te willen treden over
een verdrag inzake luchtdiensten.
Het Verdrag strekt ertoe de luchtvaartverbindingen tussen Sint Maarten en Finland
te regelen en valt vanwege de liberale inhoud in de categorie «Open Skies», waarin
wordt voorzien in een zo groot mogelijke operationele en commerciële vrijheid voor
luchtvaartmaatschappijen. Het afsluiten van een nieuw Verdrag werd door beide verdragsluitende
partijen noodzakelijk geacht teneinde tegemoet te komen aan de ontwikkelingen in de
luchtvaart en meer in het bijzonder om tegemoet te komen aan de commerciële en operationele
wensen van de luchtvaartsector van beide verdragsluitende partijen. Tevens zijn in
het Verdrag de standaardbepalingen ten aanzien van veiligheid en beveiliging van de
luchtvaart opgenomen teneinde te voldoen aan de internationale verplichtingen ter
zake.
Het Verdrag betreft verplichtingen tussen staten, maar bevat naar het oordeel van
de regering een ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 van
de Grondwet, die aan de door Finland aangewezen luchtvaartmaatschappijen het recht
toekent op de verlening van een vergunning voor de exploitatie van de overeengekomen
luchtdiensten (artikel 3, tweede lid, aanhef, onder a en c), in combinatie met het
recht van Sint Maarten tot het intrekken van vergunningen (artikel 4, eerste lid,
aanhef, onder a en c), het aanvangen van de exploitatie van de overeengekomen luchtdiensten
(artikel 3, derde lid) op de in de Bijlage bij het Verdrag omschreven routes. Verder
worden aan de door de respectieve verdragsluitende partijen aangewezen luchtvaartmaatschappijen
rechtstreeks rechten toegekend of plichten opgelegd in de bepalingen met betrekking
tot de toepasselijkheid van wetgeving en voorschriften (artikel 5, eerste tot en met
derde lid), vrijstelling van belastingen, douanerechten en andere heffingen (artikel
6, eerste tot en met zesde lid), bepalingen inzake capaciteit (artikel 7, eerste en
tweede lid), tarieven (artikel 8, eerste lid), vertegenwoordiging en verkoop door
luchtvaartmaatschappijen (artikel 9), grondafhandeling (artikel 10), intermodale diensten
(artikel 14) en eerlijke concurrentie (artikel 15).
II. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 (Begripsomschrijvingen)
Artikel 1 bevat omschrijvingen van enkele in het Verdrag voorkomende, voor luchtvaartverdragen
gebruikelijke, begrippen.
Artikel 2 (Verlening van rechten)
In artikel 2 worden de (vervoers)rechten opgesomd die de aangewezen luchtvaartmaatschappijen
onder het Verdrag mogen uitvoeren. Deze rechten vallen alleen toe aan een luchtvaartmaatschappij
wanneer die overeenkomstig artikel 3 is aangewezen door het eigen land en voldoet
aan de voorwaarden van artikel 3. Het vierde lid bepaalt dat het niet toegestaan is
om passagiers en/of vracht tussen bestemmingen op het grondgebied van de andere verdragsluitende
partij te vervoeren (cabotage). Verder is in het vierde lid geregeld dat de door Finland
aangewezen luchtvaartmaatschappijen niet het recht hebben om de overeengekomen diensten
uit te voeren tussen Sint Maarten en Nederland (inclusief Saba, Sint Eustatius en
Bonaire), Sint Maarten en Curaçao en Sint Maarten en Aruba. Het vijfde lid bepaalt
dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen op de overeengekomen routes, commercieel
vervoer mogen uitvoeren tussen twee andere landen, op een route die begint of eindigt
in het eigen land (vijfde vrijheidsrecht).
Artikel 3 (Aanwijzing en verlening van vergunningen)
Voor het uitvoeren van de overeengekomen luchtdiensten wordt in het eerste lid van
artikel 3 de aanwijzing van een of meer luchtvaartmaatschappijen geregeld. In het
tweede lid wordt bepaald onder welke voorwaarden de benodigde exploitatievergunningen
worden verleend. Op basis van de hoofdvestiging van de luchtvaartmaatschappij en daadwerkelijke
zeggenschap kunnen de verdragsluitende partijen luchtvaartmaatschappijen aanwijzen.
Artikel 4 (Intrekking van vergunningen)
Artikel 4 geeft de luchtvaartautoriteiten van elke verdragsluitende partij het recht
om de exploitatievergunningen die zijn verstrekt aan de op grond van artikel 3 de
andere verdragsluitende partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen in te trekken,
op te schorten, te beperken of daaraan voorwaarden te verbinden.
Artikel 5 (Toepasselijkheid van wetgeving en voorschriften)
In artikel 5 wordt bepaald dat bij het vliegen met en de exploitatie van de luchtvaartuigen
van de door de ene verdragsluitende partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen dient
te worden voldaan aan wetgeving en voorschriften van de andere verdragsluitende partij
ten aanzien van binnenkomst op, verblijf op, doorreis door of vertrek vanuit het grondgebied
van deze verdragsluitende partij. Dit geldt ook voor passagiers, bemanning, vracht
en post.
Artikel 6 (Vrijstelling van belastingen, douanerechten en andere heffingen)
Artikel 6 bepaalt dat luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen die
op de internationale routes onder het Verdrag opereren, alsmede de normale uitrustingsstukken,
reserveonderdelen, voorraden brandstof en smeermiddelen en boordproviand (inclusief
luchtwinkels) vrijgesteld zijn van belastingen, douanerechten en andere rechten en
heffingen op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij op voorwaarde dat
de in het tweede lid genoemde goederen aan boord van het luchtvaartuig blijven of
onder toezicht van de douane blijven totdat zij weer worden uitgevoerd of overeenkomstig
douanevoorschriften een andere bestemming hebben gekregen.
Artikel 7 (Bepalingen inzake capaciteit)
Artikel 7 bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen op een eerlijke en gelijke
wijze moeten kunnen concurreren op de in het Verdrag overeengekomen internationale
luchtdiensten. Verder bepaalt het derde lid van dit artikel dat er geen eenzijdige
beperkingen opgelegd mogen worden ten aanzien van omvang van het capaciteit, frequentie
of regelmatigheid van internationale luchtdiensten of van het type luchtvaartuig,
tenzij dit nodig is vanwege redenen op het gebied van douane, techniek, exploitatie
of milieu uit hoofde van uniforme voorwaarden die in overeenstemming zijn met artikel
15 van het Verdrag van Chicago.
Artikel 8 (Tarieven)
Artikel 8 bepaalt onder welke voorwaarden de aangewezen luchtvaartmaatschappijen de
tarieven zelfstandig kunnen vaststellen en onder welke voorwaarden de verdragsluitende
partijen kunnen interveniëren.
Artikel 9 (Vertegenwoordiging en verkoop door luchtvaartmaatschappijen)
Artikel 9 bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen de mogelijkheid hebben
om commerciële activiteiten uit te voeren zoals het hebben van kantoren bestemd voor
verkoop van luchtdiensten op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij,
en om gespecialiseerd personeel te zenden naar en te doen verblijven op het grondgebied
van de andere verdragsluitende partij in overeenstemming met de wetten en voorschriften
van de andere verdragsluitende partij. Het derde lid bepaalt dat de inkomsten uit
verkoopactiviteiten van een aangewezen luchtvaartmaatschappij mogen worden uitgevoerd
tegen de op dat moment geldende wisselkoers en dat deze niet worden belast, afgezien
van de normaal door banken in rekening gebrachte kosten voor inwisselen en overboeking.
Artikel 10 (Grondafhandeling)
Artikel 10 bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen de mogelijkheid hebben
grondafhandelingsactiviteiten uit te voeren op het grondgebied van de andere verdragsluitende
partij.
Artikel 11 (Gebruikersheffingen)
In artikel 11 wordt overeengekomen dat de gebruikersheffingen rechtvaardig, redelijk
en niet-discriminatoir moeten zijn en proportioneel verdeeld moeten worden over alle
categorieën gebruikers van de desbetreffende luchthavens en luchthavensystemen.
Artikel 12 (Operationele Veiligheid) en Artikel 13 (Veiligheid van de Luchtvaart)
De bepalingen over de operationele veiligheid en de beveiliging van de luchtvaart
zijn neergelegd in de artikelen 12 en 13. Hierin zijn een procedure en een aanpak
geregeld (inclusief de zogenaamde platforminspecties) indien een verdragsluitende
partij twijfels heeft over de wijze waarop de veiligheids- en beveiligingsstandaard
door de andere verdragsluitende partij wordt nageleefd en gecontroleerd. Bij gerede
twijfel kan overleg plaatsvinden. Indien maatregelen uitblijven, bieden het vierde
lid van artikel 12 en het zesde lid van artikel 13 de mogelijkheid om de vluchtuitvoering
door de luchtvaartmaatschappijen van en naar elkaars grondgebied te schorsen of daarvan
af te wijken dan wel de exploitatie- of technische vergunningen te weigeren, in te
trekken, op te schorten, te beperken of daaraan voorwaarden te verbinden. Verder wordt
in beide artikelen verwezen naar de door de Internationale Organisatie voor de Burgerluchtvaart
(ICAO) vastgestelde veiligheids- en beveiligingsstandaarden (de zogenaamde minimumnormen),
die voor zover van toepassing bij de wederzijdse luchtvaartbetrekkingen tussen Sint
Maarten en Finland, in acht genomen moeten worden.
Artikel 14 (Intermodale diensten)
De aangewezen luchtvaartmaatschappijen kunnen ervoor kiezen intermodale diensten en
vervoer van vracht door de lucht en over land en/of water uit te voeren of om regelingen
te treffen met andere intermodaal vervoerders voor het aanbieden van dit intermodaal
vervoer.
Artikel 15 (Eerlijke concurrentie)
In artikel 15 zijn de verdragsluitende partijen overeengekomen dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen
op een eerlijke en gelijke wijze concurreren en alle vormen van discriminatie voorkomen
ten aanzien van de in het Verdrag overeengekomen luchtdiensten.
Artikelen 16 tot en met 22 (Procedurele bepalingen)
De artikelen 16 tot en met 22 bevatten louter procedurele standaardbepalingen met
betrekking tot overleg en regeling van geschillen (artikel 16), wijzigingen (artikel
17), multilaterale verdragen (artikel 18), beëindiging (artikel 19), registratie bij
de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (artikel 20), toepasselijkheid (artikel
21) en inwerkingtreding (artikel 22). Het tweede lid van artikel 22 bepaalt dat de
op 25 februari 1949 te Helsinki tot stand gekomen Luchtvaartovereenkomst, in de relatie
tussen Sint Maarten en Finland, wordt beëindigd op de datum waarop het Verdrag in
werking treedt. Zoals in de inleiding vermeld blijft de Overeenkomst van kracht in
de relaties tussen Finland en het Europese deel van Nederland en het Caribische deel
van Nederland (de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), Curaçao en Aruba.
Bijlage
De Bijlage bij het Verdrag, die een integrerend onderdeel van het Verdrag vormt, bevat
de routetabel die de overeengekomen diensten specificeert voor de aangewezen luchtvaartmaatschappijen
van beide verdragsluitende partijen. Punt 4 staat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen
toe onder voorwaarden samenwerkingsregelingen op het gebied van de verkoop aan te
gaan, zoals vast af te nemen plaatsen en code-sharing met een luchtvaartmaatschappij
van elk van de partijen en onder voorwaarden met een luchtvaartmaatschappij van een
derde land. De luchtvaartautoriteiten en de luchtvaartmaatschappijen kunnen ter invulling
van deze Bijlage alleen binnen de door het Verdrag gestelde kaders opereren.
De Bijlage bij het Verdrag is, voor zover het de routetabel betreft, aan te merken
als uitvoerend van aard. Verdragen tot wijziging van de bijlage, voor wat betreft
de routes, behoeven op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring
en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal
zich thans het recht tot goedkeuring terzake voorbehouden.
III. Koninkrijkpositie
Het Verdrag zal ingevolge artikel 21 van het Verdrag voor wat betreft het Koninkrijk
der Nederlanden, alleen voor Sint Maarten gelden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.