Brief regering : Rapportage inzake Inventarisatie van laagdrempelige zorg, hulp, begeleiding en ondersteuning voor mensen met psychisch lijden en een aanhoudende doodswens
32 647 Levensbeëindiging
25 424
Geestelijke gezondheidszorg
Nr. 104
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 februari 2024
Op 29 september 2022 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer geïnformeerd over de vervolgstappen
die in gang zouden worden gezet om tijdige en passende zorg voor mensen met psychisch
lijden en een euthanasiewens te verbeteren.1 Naast het opzetten van een landelijk expertisenetwerk2 is toegezegd een verkenning uit te laten voeren naar vroegtijdige hulp aan mensen
met een vaak ambivalente, chronische, persisterende en/of suïcidale doodswens.
In opdracht van het Ministerie van VWS hebben onderzoekers van 113 Zelfmoordpreventie
en Amsterdam UMC een onderzoek uitgevoerd om inzicht te krijgen in welke vormen van
laagdrempelige hulp, zorg, begeleiding of ondersteuning in Nederland beschikbaar zijn
voor mensen die psychisch lijden en kampen met een persisterende, soms ambivalente
doodswens en/of euthanasiewens, al dan niet in combinatie met suïcidaliteit, en die
hierover een open gesprek willen voeren. Tevens is geïnventariseerd welke mogelijkheden
er zijn om vroegtijdige hulp aan deze mensen eventueel te verbeteren. Hierbij bied
ik u de rapportage over dit onderzoek en de uitkomsten aan. Ik ben de onderzoekers
zeer erkentelijk voor het rapport. Het rapport biedt een overzichtelijk, uitgebreid
en goed inzicht in hoe het brede aanbod van dergelijke hulp er in Nederland op dit
moment uitziet en welke mogelijkheden tot verbetering of uitbreiding er zijn.
De onderzoekers komen tot de volgende belangrijkste bevindingen:
Huidige aanbod
1. Een laagdrempelige vorm van hulp, zorg, begeleiding of ondersteuning, specifiek gericht
op mensen die psychisch lijden en kampen met een aanhoudende doodswens, en die als
doel heeft het voeren van een open gesprek over de doodswens waarbij alle mogelijke
uitkomsten expliciet als even acceptabel worden gezien (naar het voorbeeld van het
Vlaamse Reakiro), is in Nederland niet gevonden.
2. Er zijn vijf contexten geïdentificeerd waarbinnen hulp, zorg, begeleiding of ondersteuning
geboden wordt aan mensen die psychisch lijden en kampen met een aanhoudende doodswens,
waarbinnen het voeren van een open gesprek over de doodswens mogelijk is. Dit betreft a) centra waar herstelgericht gewerkt wordt op basis van ervaringsdeskundigheid,
b) thematische belangenorganisaties, c) de specialistische GGZ, d) geestelijke verzorging,
en e) suïcidepreventie.
3. Initiatieven binnen centra waar herstelgericht gewerkt wordt op basis van ervaringsdeskundigheid,
en Geestelijke Verzorging Thuis, voldoen het meest aan de gestelde criteria van laagdrempeligheid,
gericht op mensen met psychische klachten en de mogelijkheid voor een open gesprek
over de doodswens. Ook andere initiatieven gelieerd aan geestelijke verzorging en
initiatieven van belangenorganisaties voldoen tenminste in enige mate. Initiatieven
in de specialistische GGZ (te weinig laagdrempelig), initiatieven van thematische
belangenorganisaties (te weinig gericht op het bieden van begeleiding van mensen met
psychisch lijden) en initiatieven gericht op suïcidepreventie (te weinig mogelijkheden
voor het open gesprek) sluiten minder goed aan.
4. Belangrijke thema’s in de zorg, hulp, begeleiding of ondersteuning voor mensen met
een aanhoudende doodswens en psychisch lijden zijn autonomie en nabijheid. Met name
initiatieven die gelieerd zijn aan herstelcentra en aan geestelijke verzorging sluiten
nauw aan bij deze uitgangspunten.
Mogelijkheden ter verbetering en uitbreiding van het bestaande hulpaanbod
5. Volgens aanbieders van bestaande initiatieven (binnen de vijf geïdentificeerde contexten
onder punt 2) kan het bestaande aanbod verbeterd worden door het realiseren van landelijke
dekking, het borgen van de continuïteit van het zorgaanbod, het vergroten van de bekwaamheid
van medewerkers, en het vergroten van de vindbaarheid van het zorgaanbod.
6. De onderzoekers schetsen twee scenario’s voor de uitbreiding van het bestaande hulpaanbod
binnen de geïdentificeerde contexten: a) het versterken van het aanbod gericht op
mensen met een doodswens binnen bestaande herstelcentra voor mensen met psychische
klachten, gestoeld op ervaringsdeskundigheid; en b) het wegnemen van drempels voor
toegang tot Geestelijke Verzorging Thuis voor mensen die psychisch lijden en een aanhoudende
doodswens hebben. Daarnaast worden een vijftal scenario’s geschetst die minder kansrijk
lijken en/of waarnaar meer onderzoek nodig is. In alle scenario’s is samenwerking
tussen partijen in het brede veld noodzakelijk om de diverse groep van mensen met
een aanhoudende doodswens en psychisch lijden te bedienen.
7. Vervolgonderzoek is nodig naar de mate waarin de geschetste scenario’s aansluiten
bij de hulpbehoeften van de doelgroep, haalbaar en wenselijk zijn, en op welke manier
ze gefinancierd kunnen worden.
Opvolging uitkomsten onderzoek
Ik vind het belangrijk dat er tijdige en passende zorg is voor mensen die psychisch
lijden en kampen met een persisterende, soms ambivalente doodswens en/of euthanasiewens.
Om de zorg voor deze mensen te verbeteren, ga ik met relevante (veld-)partijen in
gesprek over de wijze waarop en door wie het beste opvolging kan worden gegeven aan
de mogelijkheden tot verbetering van het bestaande hulpaanbod en de twee als kansrijk geschetste scenario’s voor de
uitbreiding van het bestaande hulpaanbod, te weten centra waar herstelgericht gewerkt wordt op
basis van ervaringsdeskundigheid en Geestelijke Verzorging Thuis (zie punt 6). Hierbij
zie ik voor het Ministerie van VWS vooral een stimulerende en faciliterende rol weggelegd.
Het is primair aan de relevante veldpartijen om in gezamenlijkheid te zorgen voor
laagdrempelige zorg, hulp, begeleiding en ondersteuning voor mensen met psychisch
lijden en een aanhoudende doodswens. Voor geestelijke verzorging dient hiervoor te
worden aangesloten bij de nu lopende stakeholderanalyse en maatschappelijke business
case die ik in de Kamerbrief van 14 december jl. heb aangekondigd.3
Voor nu kan ik al melden dat het landelijk expertisenetwerk Thanet, dat als deelnemer
aan de klankbordgroep bij het onderzoek betrokken was, heeft aangegeven zich graag
in te willen zetten voor de verdere doorontwikkeling van goede zorg voor deze kwetsbare
groep. Binnen de huidige kaders ziet Thanet voor het netwerk onder meer een rol weggelegd
ten aanzien van het verbeteren van de landelijke dekking van het bestaande hulpaanbod,
waarbij de netwerkfunctie van Thanet mogelijkheden biedt om samenwerkingen tot stand
te brengen. Ook ten aanzien van het verbeteren van de bekwaamheid van professionals
kan Thanet een rol spelen. Thanet zet zich immers al in om zorgprofessionals te helpen
zich te bekwamen of zich bekwaam te voelen in het kunnen voeren van een open gesprek
over de doodswens met de patiënt. Thanet richt zich daarbij niet alleen op artsen,
maar op alle zorgprofessionals binnen de GGZ. Daarnaast zal Thanet, in het kader van
de in het rapport geschetste mogelijkheden tot uitbreiding van het hulpaanbod, zich
oriënteren op hoe ook professionals vanuit de geestelijke verzorging en herstelcentra,
die niet noodzakelijk binnen de GGZ werkzaam zijn, kunnen profiteren van het aanbod
van Thanet.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
C. Helder
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport