Brief regering : Reactie op verzoek commissie inzake gevolgen voor begroting n.a.v. besluiten Nationaal Groeifonds en Transitiefonds
36 410 L Vaststelling van de begrotingsstaat van het Nationaal Groeifonds voor het jaar 2024
36 277
Tijdelijke regels over de instelling van een begrotingsfonds voor het landelijk gebied
en de natuur (Tijdelijke wet Transitiefonds landelijk gebied en natuur)
Nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 januari 2024
De vaste commissie voor Financiën heeft mij in haar brief van 25 januari 2024 met
kenmerk 2024Z00995/2024D02455 verzocht informatie te geven over de gevolgen voor de begrotingen in de context van
de besluiten betreffende het Nationaal Groeifonds en het Transitiefonds. Er wordt
specifiek gevraagd aan te geven welke verplichtingen de regering aan gaat, wat de
gevolgen zijn voor de begrotingen van 2024 en later en wat de gevolgen voor het EMU-saldo
zijn in die jaren.
Graag licht ik in algemene zin toe dat met het vaststellen van de begrotingswetsvoorstellen
door de Staten-Generaal, autorisatie is verleend aan de betrokken Ministers tot het
doen van de in de begroting opgenomen maximum aan uitgaven en het aangaan van verplichtingen
in het betreffende begrotingsjaar. Dit betekent dat de betreffende vakminister, vanaf
het moment van goedkeuring van begrotingswetten door beide Kamers, is geautoriseerd
om verplichtingen aan te gaan en uitgaven te doen. Voor veel uitgaven geldt dat de
kasuitgaven gelijk zijn aan de verplichtingen. Verplichtingen kunnen ook gevolgen
hebben voor uitgaven in latere jaren.
Bovenstaand geldt ook ten aanzien van de besluiten inzake het Nationaal Groeifonds
en het Transitiefonds. Voor het Nationaal Groeifonds geldt dus dat de begroting is
aangenomen en formeel Ministers geautoriseerd zijn om verplichtingen aan te gaan en
uitgaven te doen. Voor de begroting van LNV en de nota van wijziging geldt dat na
akkoord van het parlement deze ruimte ontstaat.
Hieronder ga ik specifiek in op de gevolgen van de brief van de Minister van Economische
Zaken en Klimaat inzake de Vierde ronde Nationaal Groeifonds1 en vervolgens op de specifieke gevolgen van de nota van wijziging inzake de ontwerpbegroting
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit2.
Vierde ronde Nationaal groeifonds
De leden van de vaste commissie voor Financiën verzoeken aan te geven welke verplichtingen
in het kader van het Nationaal Groeifonds (NGF) worden aangegaan met de stappen die
zijn beschreven in de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK)
van 19 januari jl.3
In de brief van 19 januari jl. heeft de Minister van EZK, mede namens mij, uiteengezet
dat zij voornemens was om uiterlijk 31 januari 2024 de openstellingsregeling te publiceren.
Daarin worden de periode van de vooraanmelding (1 februari 2024–31 december 2024),
de periode voor het indienen van subsidieaanvragen (1 april 2024–31 december 2024)
en de subsidieplafonds voor de subsidieregeling vastgelegd, namelijk 1 miljard euro.
Subsidieaanvragen kunnen volgens het voorgestelde tijdspad echter pas worden ingediend
vanaf 1 april 2024.
Het commissiedebat op 24 januari jl. over Verdienvermogen zou de Tweede Kamer de mogelijkheid
hebben geboden om met de Minister van EZK te debatteren over de beschreven stappen.
Omdat het commissiedebat is uitgesteld tot 14 februari a.s., heeft dit overleg echter
nog niet plaatsgevonden. In de brief van 26 januari jl.4 is derhalve toegezegd om de publicatie van de openstellingsregeling uit te stellen
tot na het debat op 14 februari a.s. Ook de eventuele wens van de Kamer voor het wijzigen
van de startdatum voor het indienen van subsidievoorstellen kan hierin mee worden
genomen.
Vóór 1 april a.s. zullen er geen juridische verplichtingen ontstaan, ook al zou de
openstellingsregeling eerder gepubliceerd zijn. Vanaf 1 april a.s. kan dit echter
wel leiden tot een juridische verplichting ten aanzien van voorstellen in de subsidieroute.
Het (nieuwe) kabinet heeft ook na 1 april a.s. formeel nog de mogelijkheid om de subsidieregeling
in te trekken of te wijzigen. Het intrekken van de regeling heeft echter geen gevolgen
voor de subsidieaanvragers die tussen 1 april en het moment van intrekken zijn ingediend
en aan alle formele vereisten voldoen. Deze zullen in behandeling moeten worden genomen
en er zal budget voor beschikbaar moeten zijn indien deze aanvragen leiden tot een
toekenning. Aangezien advisering van de Adviescommissie voor de vierde ronde is voorzien
voorafgaand aan respectievelijk Voorjaarsnota 2025 en Miljoenennota 2026 (Prinsjesdag
2025) kan dit mogelijk gevolgen hebben voor de begrotingen van 2025 en later.
De vooraanmelding geldt voor zowel de departementale als de subsidieroute en leidt
niet tot een verplichting. Het is een stap in het proces voor indieners van een definitieve
aanvraag. Door middel van de vooraanmelding kunnen potentiële indieners vroegtijdig
in het proces inzicht krijgen of het voorstel zou kunnen passen binnen het NGF en
kunnen suggesties ter verbetering worden gedaan.
De openstelling van de subsidieregeling (1 april 2024) leidt niet tot gevolgen voor
de begroting van 2024, aangezien een eventuele toekenning pas volgt na besluit van
de Adviescommissie in 2025. Voor de begrotingen van 2025 en later kunnen er hierdoor
wel gevolgen zijn, maar deze zijn pas bekend na besluit van de Adviescommissie in
2025. Het bedrag van het subsidieplafond staat reeds meerjarig geraamd op de NGF-begroting.
Openstelling van de subsidieregeling heeft derhalve geen gevolgen voor het EMU-saldo
in de jaren 2025 en later. De genoemde brief van 19 januari jl. leidt niet tot verplichtingen
in de departementale route.5
Nota van wijziging inzake de ontwerpbegroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
De leden van de vaste commissie voor Financiën verzoeken om aan te geven welke verplichtingen
in het kader van het Transitiefonds worden aangegaan met de nota van wijziging inzake
de ontwerpbegroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit6 (hierna NvW). Ik interpreteer dit als een verzoek om alle voorgenomen uitgaven en
verplichtingen die met deze NvW gemoeid zijn toe te lichten, ook de verplichtingen
die niet uit de reservering van het Transitiefonds komen. De NvW bevat acht onderwerpen.
Deze onderwerpen zal ik puntsgewijs toelichten. Voor al deze zaken geldt dat verplichtingen
pas aangegaan kunnen worden nadat beide Kamers akkoord zijn gegaan met de LNV-begroting
2024 en daarop ingediende NvW.
Lbv-plus
Nadat beide Kamers akkoord zijn gegaan met de LNV-begroting 2024 en de daarop ingediende
NvW, is voor de uitkoopregeling voor piekbelasters (Lbv-plus) 850 miljoen euro extra
kas- en verplichtingenbudget beschikbaar. De aanvragen die reeds bij RVO zijn binnengekomen
en zijn beoordeeld zullen direct beschikt en daarmee verplicht worden (circa 300 miljoen
euro). Aanvragen die vanaf nu tot en met de sluitingsdatum van de regeling binnenkomen
zullen in de loop van 2024 tot en met het eerste kwartaal van 2025 worden beschikt
(en daarmee verplicht worden). De middelen voor deze uitkoopregeling komen uit de
reservering voor het Transitiefonds.
Landelijke beëindigingsregeling Veehouderijen
Naar verwachting zullen de extra middelen voor de Landelijke beëindigingsregeling
Veehouderijen (Lbv, 612 miljoen euro extra kas- en verplichtingenbudget) na goedkeuring
ontwerpbegroting en 31 mei 2024 worden beschikt (en daarmee verplicht worden). De
uitkoopregeling Lbv is op 1 december 2023 gesloten, daarom staat het bedrag wat gemoeid
is met deze regeling stil. RVO moet nu subsidiebeschikkingen gaan afgeven, hiervoor
hebben zij tot 31 mei 2024.
Nadat beide Kamers akkoord zijn gegaan met de LNV-begroting 2024 en de daarop ingediende
NvW, zal RVO beginnen met het afgeven van de subsidiebeschikkingen, en daarmee budget
gaan verplichten. Voor zowel Lbv-plus als Lbv geldt dat ondernemers nog niet verplicht
zijn om mee te doen met de regeling als zij een subsidiebeschikking hebben ontvangen.
Daardoor kan er nog een meevaller ontstaan op deze regelingen als ondernemers later
afzien van de regeling.
De middelen voor deze uitkoopregeling komen uit de reservering van het structurele
pakket bronmaatregelen.
Verplaatsingsregeling
Nadat beide Kamers akkoord zijn gegaan met de LNV-begroting 2024 en de daarop ingediende
NvW, wordt voor de verplaatsingsregeling (LVVP, 115 miljoen euro kas- en verplichtingenbudget)
20 miljoen euro in de loop van 2024 verplicht. Naar verwachting wordt dit bedrag ook
in 2024 uitgegeven. Het overige budget wordt in 2025 (25 miljoen euro), 2026 (30 miljoen
euro), 2027 (25 miljoen euro) en 2028 (15 miljoen euro) verplicht en uitgegeven. De
middelen voor de verplaatsingsregeling komen uit de reservering voor het Transitiefonds.
Maatregelpakketten provincies
Nadat beide Kamers akkoord zijn gegaan met de LNV-begroting 2024 en de daarop ingediende
NvW, zullen naar verwachting in het tweede kwartaal van 2024 de eerste beschikkingen
voor de maatregelpakketten van Provincies (1.280 miljoen euro kas- en verplichtingenbudget)
via een specifieke uitkering worden toegekend aan de provincies. Uiterlijk 1 april
2024 leveren provincies aangepaste plannen in bij het Rijk. Daarna worden de plannen
door het Rijk verder getoetst. Alleen voor maatregelen die de toets doorstaan, wordt
budget beschikbaar gesteld. Het budget dat na de toets wordt verplicht, kan dus lager
uitvallen dan de gereserveerde 1.280 miljoen euro. De kasuitgaven worden in 2024 (576
miljoen euro), 2025 (525 miljoen euro) en 2026 (179 miljoen euro) verwacht. De middelen
voor deze maatregelpakketten komen uit de reservering voor het Transitiefonds.
Uitvoeringskosten provincies
Medeoverheden hebben meer uitvoeringskosten gemaakt voor het Nationaal Programma Landelijk
Gebied (36 miljoen euro) dan zij aan voorschot hebben ontvangen. Nadat beide Kamers
akkoord zijn gegaan met de LNV-begroting 2024 en de daarop ingediende NvW, zal dit
budget direct door het Ministerie van LNV worden verplicht en uitgegeven. De middelen
voor de uitvoeringskosten van provincies komen uit de reservering voor het Transitiefonds.
Agroprogramma Groningen
Nadat beide Kamers akkoord zijn gegaan met de LNV-begroting 2024 en de daarop ingediende
NvW, kan de Minister van LNV verplichtingen aangaan. Voor het Agroprogramma Groningen
wordt 221 miljoen euro beschikbaar gesteld als de nota van wijziging wordt geaccordeerd.
De verplichtingen zullen in de loop van 2024 worden aangegaan. De uitgaven worden
in 2024 (64 miljoen euro), 2025 (59 miljoen euro), 2026 (63 miljoen euro), 2027 (19
miljoen euro) en 2028 (16 miljoen euro) verwacht. De middelen zijn afkomstig uit de
reservering voor de kabinetsreactie op het eindrapport van de Parlementaire Enquêtecommissie
Groningen Aardgaswinning (PEGA).
Ecoregeling
Ter compensatie van de korting op de tarieven van de ecoregeling (Europees gefinancierd
uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid) wordt 50 miljoen euro extra beschikbaar
gesteld in de ontwerpbegroting. Nadat beide Kamers akkoord zijn gegaan met de LNV-begroting
2024 en de daarop ingediende NvW, zullen de verplichtingen door de Minister van LNV
direct worden aangegaan. De middelen voor de ecoregeling komen uit de reservering
voor het Transitiefonds.
EMU-saldo effecten
Tabel 1 toont de indicatieve effecten van de NvW op het EMU-saldo. Het saldo toont
een verslechtering van -0,1% in 2025 en verbetering van 0,1% in 2026. De berekening
betreft een indicatieve ex-ante berekening, waarin onder andere de doorwerkingen op
de rente uitgaven niet zijn meegenomen. Een volledige macro economische doorrekening
van het EMU-saldo wordt gemaakt op basis van het Centraal Economische Plan van het
CPB en wordt gepubliceerd in de Voorjaarsnota.
Tabel 1: effect NvW LNV op EMU-saldo
in procenten bbp (+ = saldo verbeterend)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
EMU-saldo effect
0,0%
- 0,1%
0,1%
0,0%
0,0%
0,0%
De Minister van Financiën,
S.P.R.A. van Weyenberg
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.P.R.A. van Weyenberg, minister van Financiën