Brief regering : Reactie op verzoek van het lid El Abassi, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 12 december 2023, over het bericht ‘Forse aanmaningen van verkeersboetes brengen tienduizenden huishoudens in geldnood’
29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde
24 515
Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting
Nr. 835
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 januari 2024
Op 13 december 2023 verzocht de vaste commissie van Justitie en Veiligheid mij schriftelijk
(Handelingen II 2023/24, nr. 23, Regeling van Werkzaamheden) om een reactie op het
artikel in de Volkskrant van 12 december 2023 met de titel «Forse aanmaningen van
verkeersboetes brengen tienduizenden huishoudens in geldnood».
Kern van het artikel
In het artikel wordt aangegeven dat de overheid fors zou verdienen aan de aanmaningen
op verkeersboetes. De aanmaningen zouden de staatskas vullen, maar tegelijkertijd
bij tienduizenden huishoudens problematische schulden (mede) veroorzaken. Burgers
zouden vooral in de problemen komen door boetes voor onverzekerde auto’s, motoren
of bromfietsen. Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), dat verantwoordelijk
is voor de inning van de verkeersboetes, zou zich rigide opstellen tijdens het inningsproces
en mensen met problematische schulden daardoor (verder) in de problemen brengen. Het
artikel benoemt daarnaast dat de verhogingenpercentages in 2012 zijn verdubbeld om
de begroting rond te krijgen en het Ministerie van Justitie en Veiligheid een belang
zou hebben bij hogere opbrengsten, omdat de inkomsten bij het ministerie terecht zouden
komen.
Reactie op het artikel
Dagelijks begeven miljoenen mensen zich in het verkeer. Voor ieders veiligheid is
het van belang dat zij zich aan de verkeersregels houden. Effectieve handhaving van
die regels, indien nodig door het opleggen en innen van verkeersboetes, is hiervoor
essentieel. Het CJIB is namens mij belast met de inning van deze boetes en doet dit
effectief, blijkt ook uit onderzoek.1
Ik ben mij ervan bewust dat grote publieke schuldeisers, waaronder het CJIB, een belangrijke
rol hebben in het voorkomen van de toename van geldzorgen en armoede. Dit is ook een
van de ambities van dit kabinet. De proactieve opstelling van het CJIB op het gebied
van de persoonsgerichte inning van verkeersboetes en het zo mogelijk voorkomen van
(meer) schulden laat de betrokkenheid zien met betrekking tot de ambitie om de toename
van geldzorgen en armoede te voorkomen. Ik herken mij dan ook niet in de in het artikel
geschetste rigide opstelling van het CJIB.
In deze brief licht ik allereerst de systematiek van verkeersboetes en verhogingen
toe en sta ik stil bij de stappen die het CJIB de afgelopen tijd heeft gezet richting
een meer persoonsgerichte inning. Daarnaast besteed ik aandacht aan de hoogte van
de verkeersboete voor onverzekerde (motor)voertuigen en de in het artikel benoemde
disbalans tussen het strafrecht en de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften
(Wahv).
Systematiek verkeersboetes en verhogingen
De verkeersregels zijn vastgelegd in de wet. Bij overtreding hiervan kan op grond
van de Wahv een verkeersboete worden opgelegd.2 Het is van belang de kans zo groot mogelijk te maken dat bij overtreding van een
verkeersregel een boete wordt opgelegd en ook wordt geïnd. Dit vormt immers een belangrijke
stimulans voor burgers om zich aan de verkeersregels te houden. Op deze manier wordt
een bijdrage geleverd aan het vergroten van de verkeersveiligheid in Nederland.
Jaarlijks worden ongeveer acht miljoen verkeersboetes op grond van de Wahv opgelegd.
Indien een verkeersboete na ommekomst van de betaaltermijn van acht weken niet is
betaald en geen betalingsregeling is getroffen, wordt het boetebedrag van rechtswege
verhoogd.3 De eerste verhoging bedraagt 50% van het initiële boetebedrag. De tweede verhoging
vloeit eveneens voort uit de wet als betaling binnen de betaaltermijn uitblijft en
bedraagt 100% van het verhoogde boetebedrag. De gemiddelde verkeersboete bedroeg in
2022 circa 84 euro en kwam na twee verhogingen uit op ongeveer 252 euro.4
Voor een optimaal effect van verkeersboetes is het van belang dat ze snel en zeker
worden geïnd. Uit het onderzoek dat het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Datacentrum
(WODC) heeft gedaan naar de effectiviteit van de inning van verkeersboetes blijkt
dat de inning zeer effectief gebeurt. Het overgrote deel van de mensen (84%) betaalde
hun verkeersboetes op tijd. Dit beeld is sinds het onderzoek niet gewijzigd. De oplegging
van de wettelijke verhogingen heeft daarbij effect: na oplegging van de eerste verhoging
wordt 42% van de onbetaalde boetes alsnog betaald en na de tweede verhoging wordt
19% alsnog betaald. Na oplegging van de twee verhogingen is in totaal 91% van de boetes
geïnd.5
Verhogingen hebben een belangrijke functie. Zij zijn mede bedoeld om de betaaldiscipline
van burgers te verbeteren en daarmee de effectiviteit van de inning van verkeersboetes
te vergroten. Dit laatste is van belang gelet op het grote aantal verkeersboetes dat
jaarlijks wordt opgelegd. Het verbeteren van betaaldiscipline is ook een van de redenen
geweest de verhogingenpercentages in 2011 te verhogen naar 50% en 100%. In het hiervoor
genoemde onderzoek wordt geconcludeerd dat de betaaldiscipline sindsdien is verbeterd.
Het aandeel mensen dat hun boete niet binnen de betaaltermijn voldoet of geen betalingsregeling
treft, is gedaald van 16% naar 14%.6
De verhogingenpercentages zijn fors. De daadwerkelijke hoogte van het bedrag hangt
echter af van het initiële boetebedrag. Bij een lagere verkeersboete zal het bedrag
van de verhoging bijvoorbeeld geringer zijn dan bij een hogere verkeersboete. Verhogingen
kunnen worden voorkomen door de verkeersboete op tijd te betalen. Uit onderzoek blijkt
dat burgers hun verkeersboetes en eventuele verhogingen in de regel kunnen betalen.
Een van de verklaringen is dat het gaat om burgers die de beschikking hebben over
een geregistreerd (motor)voertuig. Dit is een positieve indicatie voor het hebben
van «bezit» en daarmee van betaalcapaciteit.7
Persoonsgerichte inning door het CJIB
Bijna een op de tien huishoudens in Nederland kampt met problematische schulden.8 Voldoende goede mogelijkheden voor betalingsregelingen, het laagdrempelig aanbieden
van deze regelingen en het daadwerkelijk benutten ervan is van groot belang om te
voorkomen dat mensen in de schulden terecht komen of bestaande schulden toenemen.
Uitgangspunt bij de inning is wel dat de opgelegde verkeersboete moet worden betaald.
Het CJIB heeft de afgelopen jaren grote stappen gezet richting een meer persoonsgerichte
inning. De inning van boetes raakt immers mensen. Het CJIB werkt al een tijd aan kwalitatieve
en passende dienstverlening zodat mensen aan hun financiële verplichtingen kunnen
voldoen. In de communicatie met mensen schrijft het CJIB brieven en andere teksten
in begrijpelijke taal. Het CJIB vraagt mensen proactief via onder meer de website
contact te zoeken als zij moeilijkheden hebben met het betalen van hun verkeersboete(s).
Het betalingsregelingenbeleid is de afgelopen jaren stapsgewijs verruimd en er zijn
extra mogelijkheden geïntroduceerd om maatwerk te kunnen leveren. In 2022 heeft het
CJIB bijna 300.000 betalingsregelingen getroffen. Deze regelingen worden in de meeste
gevallen positief beëindigd.9 Door het treffen van een betalingsregeling kunnen verhogingen ook worden voorkomen.
Naast standaardbetalingsregelingen bestaat de mogelijkheid van een maatwerkregeling.
Voor mensen met veel schulden of weinig draagkracht wordt gekeken of een draagkrachtregeling
mogelijk is. Er zijn ook situaties waarin mensen door problematische schulden in het
geheel niet kunnen betalen. Voor hen is schuldhulpverlening van belang. Het CJIB wijst
mensen tijdens contact met het CJIB op de mogelijkheden hiertoe en er wordt zo nodig
een noodstopprocedure (betaalpauze) toegepast.10 Het CJIB pauzeert de inning dan voor vier maanden onder de voorwaarde dat de betrokkene
schuldhulp aanvraagt bij de gemeente. Wordt die schuldhulp gestart, dan kan het CJIB
de inning acht extra maanden pauzeren. Als geen schuldhulpverleningstraject tot stand
komt, kan betrokkene een betalingsregeling afspreken met het CJIB.
Verbeteringen in het betalingsregelingenbeleid vinden onder andere plaats naar aanleiding
van de aanbevelingen van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar betalingsregelingen.11 De Algemene Rekenkamer concludeerde dat de standaard betalingsregelingen (circa 95%
van alle door het CJIB getroffen regelingen) helder, transparant en toegankelijk zijn.
De Algemene Rekenkamer signaleerde daarnaast een aantal aandachtspunten met betrekking
tot de toegankelijkheid van maatwerkregelingen (circa 5% van alle getroffen regelingen)
en bescherming van het bestaansminimum. Het CJIB werkt eraan de door de Algemene Rekenkamer
genoemde punten te verbeteren en heeft naar aanleiding van het rapport al concrete
stappen gezet om de bestaande informatievoorziening over de mogelijkheden van de noodstopprocedure
en de maatwerkregeling te verbeteren. Het CJIB onderzoekt momenteel gezamenlijk met
de andere partijen binnen de Clustering Rijksincasso wat wenselijk en haalbaar is
ten aanzien van een eenduidige norm voor het vaststellen van het bestaansminimum.12
In het samenwerkingsverband Clustering Rijksincasso werken de grootste schuldeisers
van het Rijk samen om een bijdrage te leveren aan het ontzorgen en ondersteunen van
mensen met betalingsproblemen, zodat zij zo veel als mogelijk kunnen voldoen aan hun
financiële verplichtingen.13 Eerder zijn in dit verband de incassodiensten van diverse publieke schuldeisers,
waaronder het CJIB, al geclusterd. Hierdoor hebben burgers die vorderingen van deze
publieke schuldeisers niet op tijd (kunnen) betalen nog slechts te maken met één gerechtsdeurwaarder.
Naast dat dit meer overzicht biedt, worden de incassokosten voor de burger (en de
overheid) hiermee aanzienlijk teruggebracht.
Onderdeel van de Clustering Rijksincasso is daarnaast de totstandkoming van de Betalingsreling
Rijk. Het doel van de Betalingsregeling Rijk is te komen tot één betalingsregeling
voor vorderingen bij de Rijksoverheid. Eind 2022 is de eerste fase van start gegaan
met een aantal vorderingen van het CJIB, het CAK en DUO.14 Op die manier kunnen mensen niet alleen grip krijgen op de betaling van verkeersboetes,
maar op hun totale schuldenlast en kunnen zij bij één loket – het CJIB – terecht voor
het treffen van een betalingsregeling. Ik ondersteun deze gezamenlijke aanpak van
het (verder) voorkomen van schulden in het kader van de Clustering Rijkincasso en
deelname van het CJIB hieraan.
Verder is het van belang te benoemen dat het CJIB zal deelnemen aan het door het Ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangekondigde onderzoek naar de doelmatigheid
van ophogingen.15 Samen met de verantwoordelijke departementen wordt in kaart gebracht welke ophogingen
tijdens het invorderingstraject kunnen ontstaan. De verhogingen bij verkeersboetes
worden meegenomen in dit onderzoek. Tevens worden in het onderzoek opties verkend
om de schuldenoploop te verminderen, inclusief de budgettaire gevolgen daarvan. De
Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen zal uw Kamer informeren over
de uitkomsten en opvolging van het onderzoek. 16
Het artikel benoemt dat de verhogingen bij verkeersboetes ervoor zouden zorgen dat
veel huishoudens in de knel komen. De cijfers waarnaar in het artikel wordt verwezen,
geven echter geen uitsluitsel over de oorzaak van de problematische schulden waar
huishoudens mee kampen. De cijfers laten zien hoeveel procent van de huishoudens die
kampen met problematische schulden (onder meer) een of meerdere openstaande verkeersboetes
heeft. Dat wil echter niet zeggen dat de verhoogde verkeersboetes de oorzaak zijn
van problematische schulden. Deze kunnen ook zijn opgelegd en verhoogd nadat problematische
schulden om andere redenen zijn ontstaan.
Ongeacht of verkeersboetes in individuele gevallen een oorzaak zijn van het ontstaan
of voortduren van problematische schulden is het van belang dat burgers zorgvuldig
tegemoet worden getreden, zonder uit het oog te verliezen waarom verkeersboetes zijn
opgelegd en dat deze moeten worden betaald. Zoals hierboven uiteengezet, heeft het
CJIB hiervoor volop aandacht.
De verkeersboete voor onverzekerd rijden
In het artikel wordt daarnaast aangegeven dat veel van de aanmaningskosten hun oorsprong
vinden in een overtreding van de verzekeringsplicht. Het klopt dat aan de hand van
het kentekenregister gecontroleerd wordt of is voldaan aan de verzekeringsplicht voor
motorvoertuigen. Iemand die zijn voertuig niet verzekert en niet schorst kan daar
een boete van – in geval van een onverzekerde auto – 420 euro voor kan krijgen. De
hoogte van de boete voor het niet verzekeren van je motorvoertuig is mede gebaseerd
op de kosten voor het verzekeren van een voertuig. Het mag niet lonend zijn om een
voertuig niet te verzekeren, omdat een boete lager is dan de kosten voor het verzekeren
van je voertuig. De registercontrole en de boetehoogte hebben er dan ook voor gezorgd
dat het aantal onverzekerde voertuigen sterk is gedaald.17 Ook heeft de RDW, in samenspraak met Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie,
de afgelopen jaren flink heeft geïnvesteerd in het voorkomen van boetes voor onverzekerd
rijden. Hiervoor is Maatschappelijk Verantwoord Handhaven opgestart waarbij onder
andere door voorlichting en proactief klantcontact kentekenhouders worden gestimuleerd
te voldoen aan de verzekeringsplicht. Hierdoor kunnen eventuele boetes worden voorkomen.
Uiteindelijk is degene op wiens naam het voertuig staat verantwoordelijk om aan de
verzekeringsplicht te voldoen.
Disbalans tussen strafrecht en Wahv
In het artikel wordt verder gerefereerd aan het advies van de Raad van State op het
besluit om de verkeersboetes dit jaar met 10% te verhogen. In het advies wordt onder
andere aangegeven dat de hoogte van de boetes in verhouding moet staan tot de aard
en de ernst van de verkeersovertreding.
Op 11 september 2023 heeft de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer het rapport
«Boetestelsels in balans» van het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie aangeboden,
waarin ook aandacht wordt gevraagd voor de proportionaliteit van de verkeersboetes
en de balans met de andere sanctiestelsels.18 In dit rapport wordt geconcludeerd dat een disbalans tussen de verschillende sanctiestelsels
is ontstaan. Het gaat hierbij om de verhouding tussen de verkeersboetes die worden
opgelegd op grond van de Wahv en de verkeersboetes waarvoor een OM-strafbeschikking
wordt opgelegd. Ook gaat het om de verhouding tussen het feitgecodeerde stelsel als
geheel en andere strafrechtelijke boetes buiten het verkeersdomein.
De door het Openbaar Ministerie gedane voorstellen om de balans te herstellen hebben
grote financiële, beleidsmatige en politieke consequenties. De kosten voor opvolging
van de adviezen bedragen naar verwachting structureel 250 tot 300 euro miljoen per
jaar. Naar de opvolging van het advies moet daarom zorgvuldig worden gekeken. Er vindt
momenteel ambtelijk overleg plaats met het Ministerie van Financiën en het Openbaar
Ministerie om te bezien op welke manier opvolging gegeven kan worden aan dit rapport.
Uw Kamer wordt hierover dit voorjaar door de Minister van Justitie en Veiligheid nader
geïnformeerd.
Tot slot
Het uitgangspunt is dat mensen betalen wat ze aan de overheid verschuldigd zijn en
dus hun verkeersboetes betalen. Dit is de inningstaak van de overheid. Naast deze
inningstaak heeft de overheid een rol bij het voorkomen en oplossen van problematische
schulden door oog te blijven houden voor de mensen achter de boetes. Het vinden van
een juiste balans tussen deze twee taken van de overheid is essentieel. Het CJIB heeft
de afgelopen jaren al een aantal grote stappen gezet richting een meer persoonsgerichte
inning. Doordat meer ruimte is gecreëerd om maatwerk te leveren, kunnen steeds meer
mensen een regeling treffen. Van deze ruimte wordt ook daadwerkelijk gebruik gemaakt.
Het voorgaande neemt echter niet weg dat er altijd mensen zullen zijn die moeite hebben
om hun verkeersboetes te betalen, of die dat niet kunnen in verband met (problematische)
schulden. Het CJIB blijft daarom ook de komende tijd inzetten op een persoonsgerichte
tenuitvoerlegging van verkeersboetes.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming