Brief regering : Defensie en de Maritieme Maakindustrie
27 830 Materieelprojecten
31 409
Zee- en binnenvaart
Nr. 423
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 januari 2024
Nederland is een zeevarende natie. De handel over zee is essentieel voor onze economie
en de bescherming van onze maritieme aanvoerlijnen is van groot belang. De Nederlandse
Maritieme Maakindustrie (MMI) levert een belangrijke bijdrage aan deze welvaart en
veiligheid met de bouw van zowel civiele schepen als marineschepen voor onze Koninklijke
Marine en partnerlanden.
Het kabinet wil samen met Europese partners strategische afhankelijkheden verminderen
en de MMI kan daaraan een belangrijke bijdrage leveren. De MMI heeft echter te maken
met sterke internationale concurrentie en heeft daarom een impuls nodig, daar zijn
de sector en de overheid het over eens. Recent hebben de Ministeries van Economische
Zaken en Klimaat (EZK), Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en Defensie samen met
de maritieme sector afspraken gemaakt in de «Sectoragenda Maritieme Maakindustrie».1
Deze Sectoragenda valt samen met het begin van een omvangrijk investeringsprogramma
van Defensie in materieel voor de marine. Defensie draagt met deze miljardeninvesteringen
nadrukkelijk bij aan versterking van de sector en beoogt daarbij een partnerschap
met de sector dat niet alleen de bouw van marineschepen omvat maar ook infrastructuur,
personeel, kennisontwikkeling en innovatie, en onderhoud. Met dit «industrieversterkend
aankopen» wordt de focus van Defensie verbreed van besluiten alleen op basis van de
behoeftestelling per schip of ander maritiem materieel naar ook de gewenste effecten
om de hele sector te versterken. Dit vraagt een andere benadering met als doel een
versterkt maritiem landschap in Nederland. De Sectoragenda is hier een katalysator
voor.
Hierbij informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van EZK en de Minister van
IenW, over de manier waarop Defensie, in samenwerking met en ondersteund door het
Ministerie van EZK en het Ministerie van IenW, invulling wil geven aan de gezamenlijke
«Sectoragenda Maritieme Maakindustrie», alsmede in bredere zin over de ambities van
Defensie met betrekking tot de MMI. Deze brief betreft daarom in het bijzonder de
defensiegerelateerde maritieme bedrijven, in het besef dat MMI breder is dan de defensiegerelateerde
sector.
Tevens informeer ik uw Kamer hierbij, mede namens de Minister van EZK en de Minister
van IenW, dat oud-Kamerlid Kees van der Staaij per 1 februari a.s. de rol van gezant
Maritieme Maakindustrie gaat vervullen. Hij neemt het stokje over van Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
die de opstelling van de Sectoragenda van 26 oktober 2023 heeft begeleid. De gezant
fungeert als bestuurlijk boegbeeld en heeft een belangrijke verbindende, signalerende
en knelpunten adresserende rol bij de uitvoering van de Sectoragenda.
Actuele ontwikkelingen
De internationale veiligheidssituatie is de afgelopen jaren verslechterd. Om de hoofdtaken
te vervullen moet de Nederlandse krijgsmacht beschikken over goede en moderne capaciteiten.
Hiervoor is meer en moderner militair materieel nodig met een kortere levertijd. Daarnaast
willen Nederland en Europa de strategische afhankelijkheden verminderen door zoveel
mogelijk zelf zelfstandig militaire capaciteiten te kunnen ontwikkelen, bouwen, inzetten,
onderhouden en moderniseren. Nederland en Defensie kunnen daarbij voor maritiem materieel
bouwen op de MMI.
Voor Defensie is de MMI de leverancier bij uitstek van marineschepen. De bouw daarvan
vereist bijzondere technologie en kennis waarover bouwers van alleen civiele schepen
slechts beperkt beschikken. Marineschepen moeten kunnen optreden in oorlogsomstandigheden
en zij moeten regelmatig worden gemoderniseerd om bestand te zijn tegen nieuwe dreigingen.
De MMI is naast de bouw van marineschepen ook van belang voor het onderhoud en de
modernisering van deze schepen voor een optimale inzetbaarheid.
In de MMI bevinden zich enkele van de weinige zelfstandige leveranciers van defensiesystemen
in Nederland (Original Equipment Manufacturers, OEM’s). Een krachtige MMI is van grote waarde voor de Nederlandse en Europese strategische
autonomie en onmisbaar om mee te kunnen doen aan internationale samenwerking. Het
belang van een sterk Nederlands marinebouwcluster voor de nationale veiligheid is
onderstreept in de Defensie Industrie Strategie (DIS)2. Omgekeerd is Defensie voor de MMI een belangrijke partner. De kennis en ervaring
die de MMI met de bouw van marineschepen verwerft, bevorderen de kansen op de exportmarkt.
Door vroegtijdig te communiceren over de grote investeringsprojecten en de samenhang
daartussen, stelt Defensie de sector in staat zich beter te positioneren. Omgekeerd
kan Defensie de eigen investeringen beter plannen door rekening te houden met de capaciteiten
van de industrie. Dit vroegtijdige overleg kan het proces van aanbesteden en bouwen
sneller laten verlopen, en resulteren in nog betere schepen voor Defensie.
Binnen de sector groeit het besef dat gezien de groeiende internationale concurrentie
een zekere mate van consolidatie op nationaal niveau wenselijk is. De Sectoragenda
vermeldt daarnaast dat bedrijven binnen de MMI consortia kunnen vormen om samen competitiever
te kunnen inschrijven op aanbestedingen om zo de kracht van afzonderlijke bedrijven
beter te benutten.
Internationale samenwerking
Voor Defensie is internationale samenwerking vanzelfsprekend, ook op marinegebied.
België en Nederland hebben de marines verregaand geïntegreerd met identieke schepen
voor mijnenbestrijding en fregatten voor onderzeebootbestrijding. Voor landen in Noord-Europa
bestaat een groot potentieel voor maritieme industriële samenwerking en Nederland
zoekt actief naar mogelijkheden. Dit kan ertoe leiden dat Nederlands marinematerieel
deels door deze partners wordt ontwikkeld, maar ook dat Nederland marinematerieel
voor deze partners kan ontwikkelen.
Denemarken, Duitsland, Finland, Nederland, Noorwegen en Zweden hebben op 7 december
2023 een Memorandum of Understanding (MoU) ondertekend over samenwerking bij de bouw van maritiem materieel (Northern Naval Capability Cooperation, NNCC). Het doel van dit MoU is om gezamenlijk te onderzoeken hoe de synergie tussen
de maritieme industrieën in deze landen kan worden versterkt en dit uit te werken
in concrete projecten. Dit is in navolging van de stappen die in meer zuidelijke Europese
landen al zijn gezet ten aanzien van maritieme samenwerking en consolidatie.
De NNCC-landen bekijken momenteel mogelijkheden voor een breed scala aan concrete
samenwerkingsprojecten. De aandachtsgebieden zijn bijvoorbeeld materieel geschikt
voor arctische omstandigheden, onbemande systemen, sensoren zoals voor de bescherming
van onderzeese infrastructuur, informatie- en communicatiesystemen en bewapening waaronder
laserwapens. Ook bij investeringsprojecten die Nederland zelf al in gang heeft gezet
zoals de vervanging van de Luchtverdedigings- en Commandofregatten is samenwerking
mogelijk, mits dit niet zorgt voor vertraging.
Maritieme investeringsprojecten en de Sectoragenda
De komende vijftien jaar vervangt de Koninklijke Marine naast de onderzeeboten bijna
alle grote bovenwaterschepen, verschillende ondersteunende vaartuigen en de operationele
vaar- en voertuigen van het Korps Mariniers. Om actuele en toekomstige dreigingen
tegen te gaan, krijgt de vernieuwde vloot schepen met betere sensoren en bewapening
om een vijand op grotere afstand te kunnen aanvallen. Daarnaast gaat de vloot in genetwerkt
verband opereren met onbemande systemen zowel op het water als onder water en in de
lucht.3 Verder krijgt de bescherming van de onderzeese en offshore vitale infrastructuur
op de Noordzee steeds meer aandacht.
De onderstaande tabel geeft de aantallen grotere marineschepen weer die Defensie de
komende vijftien jaar gaat verwerven. Het betreft in totaal 28 grotere bovenwaterschepen
en vier onderzeeboten. De rol van de Nederlandse industrie bij de bouw van deze schepen
wordt hieronder toegelicht. De vervanging van de onderzeeboten volgt een eigen traject.
Bij de verwerving van de zes mijnenbestrijdingsvaartuigen, die onder Belgische leiding
wordt uitgevoerd, is de rol van de Nederlandse industrie beperkt.4
Type schip
Aantal
Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LC-fregatten)
4
Amfibische vaartuigen (LPX)
6
Hulpvaartuigen
8
Schepen bescherming Noordzee en ondersteuning LC-fregatten
2
Onderzeeboten
4
Anti Submarine Warfare-fregatten (ASW-fregatten)
2
Mijnenbestrijdingsvaartuigen
6
De Sectoragenda, opgesteld door de sector en de betrokken departementen samen, geeft
invulling aan een actiever en duurzaam industriebeleid. Hiermee geeft het kabinet
opvolging aan verschillende moties over versterking van de MMI, zoals de recente breed
gesteunde motie-Graus c.s.5 De Sectoragenda is wederkerig en vraagt actieve participatie van zowel de overheid
als van de sector. Enkele van de aangekondigde initiatieven en maatregelen zijn al
in gang gezet, andere zijn nieuw. Hieronder ga ik in op enkele grote maritieme investeringsprojecten
en, waar relevant, de relatie met enkele «koploperprojecten» van de Sectoragenda.
Vervanging Luchtverdediging- en Commandofregatten (LC-fregatten)
Defensie vervangt in de loop van de jaren dertig de huidige LC-fregatten. De nieuwe
schepen kunnen onder andere een maritieme taakgroep verdedigen tegen moderne luchtdreiging.
In februari a.s. ontvangt de Kamer de A-brief over twee nauw verweven projecten: de
vervanging van de LC-fregatten zelf en het project «Bewapening Maritieme Lucht- en
Raketverdediging» dat gaat over de aanschaf van meerdere typen luchtdoelraketten voor
de nieuwe fregatten. Het projectbudget van de vervanging van de LC-fregatten is meer
dan € 2,5 miljard euro, dat van de bewapening ligt tussen de € 1 miljard en € 2,5 miljard
euro.
Defensie treft voorbereidingen om de MMI intensief bij dit project te betrekken. Het
project kan de sector versterken en bovendien een stimulans vormen voor een sterkere
samenwerking binnen de industrie. Andere landen kunnen zich bij ons aansluiten waarbij
samenwerking denkbaar is op bijvoorbeeld sensoren, bewapening en voortstuwing. De
A-brief zal hier nader op ingaan.
Vervanging Landing Platform Docks en Oceangoing Patrol Vessels door LPX-vaartuigen
De huidige twee Landing Platform Docks (LPD’s), Zr.Ms. Johan de Witt en Zr.Ms. Rotterdam, worden net als de Oceangoing Patrol Vessels (OPV’s) in de loop van de jaren dertig vervangen door één klasse amfibische LPX-vaartuigen.
De nieuwe schepen worden toegesneden op de nieuwe doctrine voor amfibische operaties
waarbij de mariniers en hun materieel straks gelijktijdig op meerdere, uit elkaar
liggende plaatsen aan land gaan, in plaats van op een beperkt aantal plaatsen in opeenvolgende
landingsgolven. In deze nieuwe doctrine ligt de nadruk op het licht, snel en verspreid
optreden met een lichte logistieke ondersteuning.6
Bij de vervanging van de grote amfibische landingsschepen ligt samenwerking met het
Verenigd Koninkrijk voor de hand, gezien de nauwe samenwerking van het Korps Mariniers
met de Britse Royal Marines in de UK/NL Amphibious Force. Uit gesprekken met het Verenigd Koninkrijk is gebleken dat vanwege de verschillende
inzetconcepten beide landen naar verwachting geen identieke schepen aanschaffen, maar
dat deze samenwerking wel kan leiden tot Britse en Nederlandse schepen met een goede
interoperabiliteit en waar mogelijk identieke subsystemen. Defensie kijkt nadrukkelijk
naar de Nederlandse industrie voor dit project en treft voorbereidingen om de MMI
hierbij intensief te betrekken. Dit wordt uitgewerkt in de verwervingsstrategie. De
Kamer zal de A-brief naar verwachting dit voorjaar ontvangen. Het projectbudget ligt
in de bandbreedte tussen € 1 miljard en € 2,5 miljard.
Investeringsproject «Vervanging hulpvaartuigen» en koploperproject «Maritiem Masterplan»
Het «Maritiem Masterplan» is een project van de maritieme sector en de Ministeries
van IenW, EZK en Defensie, en heeft als doel om betrouwbare, concurrerende en modulaire
klimaatneutrale schepen te ontwikkelen, te bouwen en in stand te houden.7 Defensie verwerft met het project «Vervanging hulpvaartuigen» acht vaartuigen met
klimaatneutrale technologie en heeft daarmee een voorbeeldfunctie en voortrekkersrol
voor het «Maritiem Masterplan».
Het Maritiem Masterplan krijgt financiering uit het Nationaal Groeifonds maar voor
de bouw van de hulpvaartuigen ontvangt Defensie daaruit geen bijdrage. In 2022 heeft
Defensie besloten de extra kosten van het klimaatneutraal maken zelf te financieren.
Het totale projectbudget ligt in de bandbreedte tussen de € 250 miljoen en € 1 miljard.
De Nederlandse MMI gaat deze vaartuigen bouwen. De aard en omvang van het project
bieden goede kansen voor brede samenwerking binnen de sector. Zoals vermeld in de
B-brief zal Defensie de hulpvaartuigen aanbesteden bij de Nederlandse industrie met
toepassing van artikel 346 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie (VWEU).8 De D-brief van dit project is voorzien voor 2025.
De acht nieuwe hulpvaartuigen hebben een gemeenschappelijk basisontwerp, maar krijgen
uiteenlopende taken. Twee zeegaande vaartuigen zijn bedoeld voor hydrografische taken
en de taken van het huidige torpedowerkschip. Twee andere zeegaande vaartuigen zijn
bedoeld voor opleidingen en als ondersteuningsschip in de West. De vier overige vaartuigen
zijn kleiner en zijn bedoeld voor duikwerkzaamheden. De acht vaartuigen zijn geschikt
om te varen op zowel methanol als diesel en de vaartuigen zijn klimaatneutraal indien
groen geproduceerde methanol wordt gebruikt. Groene methanol scheelt per jaar 13 kton
minder CO2-uitstoot voor de acht vaartuigen gezamenlijk.
Dit project is innovatief omdat motoren met methanol-aandrijving voor dit type schepen
nog niet zijn ontwikkeld. Defensie wordt hiermee launching customer voor deze technologie. Daarnaast gaat de leverancier niet alleen de schepen bouwen
maar deze ook onderhouden. Dit vermindert de onderhoudstaken van de Koninklijke Marine
en bij marineschepen is dat nog niet eerder op deze schaal gebeurd.
Defensie neemt samen met de kennisinstellingen MARIN en TNO en enkele marktpartijen
deel aan het door EZK financieel gesteunde project MENENS. Dit project test in een
fieldlab op zee een schip met diesel- en methanolaandrijving, de Fugro Pioneer. De Nederlandse
Defensie Academie (NLDA) voert in dit kader samen met de TU Delft onderzoek uit naar
twee verschillende types methanolmotoren en de integratie van deze motoren in het
energiesysteem van een schip. De kennis uit het MENENS-project zorgt voor de benodigde
technologie en beperkt de risico’s voor Defensie en de industrie. Het project van
de hulpvaartuigen kan de MMI een belangrijke impuls geven op het gebied van klimaatneutrale
technologie en kan daarmee haar internationale marktpositie versterken.
Nieuwe schepen bescherming Noordzee en koploperproject «Smart Maritime»
De Noordzee is belangrijk voor onze economie en voor onze nationale veiligheid. De
Kamer is vorig jaar door de Minister van Defensie geïnformeerd over de taken van Defensie
op de Noordzee en over de investeringen van Defensie in sensoren en satellietcapaciteit
ten behoeve van de bescherming van de vitale infrastructuur.9 Het koploperproject «Smart Maritime» van de Sectoragenda verbindt de Ministeries
van IenW, van EZK en van Defensie met de MMI ten behoeve van de veiligheid op de Noordzee.
Momenteel bereidt Defensie de verwerving voor van twee nieuwe schepen die onder andere
kunnen bijdragen aan de bescherming van de vitale infrastructuur op de Noordzee. Defensie
kijkt hierbij nadrukkelijk naar de MMI en treft voorbereidingen om de MMI intensief
bij dit project te betrekken. Dit wordt later uitgewerkt in de verwervingsstrategie.
De nieuwe schepen krijgen een kleine bemanning maar ze kunnen ook dienen als proeftuin
voor de ontwikkeling van middelgrote onbemande schepen. Daarmee kunnen zij de innovatie
bevorderen op het gebied van onbemand varen.
De nieuwe schepen krijgen twee hoofdtaken: bescherming van de vitale infrastructuur
op de Noordzee, en ondersteuning van fregatten in omstandigheden met een grote dreiging.
Als geen sprake is van tijden van internationale hoogspanning kunnen deze schepen
bijdragen aan de veiligheid op de Noordzee, waarvoor ze worden uitgerust met sensoren
en capaciteiten voor optreden onder water en op de zeebodem.
Daarnaast kunnen de nieuwe schepen, voor operaties met een hoog dreigingsniveau, ook
buiten het Noordzeegebied een LC-fregat ondersteunen. De nieuwe schepen beschikken
over een voorraad luchtdoelraketten en zij volgen het fregat op korte afstand. Het
LC-fregat geeft de lanceercommando’s voor hun raketten en geleidt de raketten naar
het doel. Bij een vijandelijke aanval is het LC-fregat met deze aanvullende rakettenvoorraad
beter in staat om op te treden tegen salvo’s van grote aantallen vijandelijke raketten.
Dit wordt «gedistribueerd optreden» genoemd.10 De Kamer ontvangt in de loop van dit jaar een A-brief over dit project waarin ook
wordt ingegaan op de projectplanning.
Vervanging onderzeebootcapaciteit
Het programma «Vervanging onderzeebootcapaciteit» is een langlopend traject. Vanaf
de B-brief van 13 december 2019 is gemeld dat Nederland, in tegenstelling tot bovenwaterschepen,
sinds de jaren negentig niet meer beschikt over een zelfscheppende onderzeebootindustrie.11 De verwervingsstrategie berust op een aanbesteding in concurrentie met een beroep
op artikel 346 VWEU, waaraan drie buitenlandse werven deelnemen. Het tenderdossier
is gericht op het verkrijgen van de beste boot voor de beste prijs, met waarborging
van het wezenlijk belang van nationale veiligheid en strategische autonomie (WNV)
en beheersing van de risico’s. De beoogde industriële samenwerkingsovereenkomst (ICA)
heeft tot doel om daarnaast een zo groot mogelijke Nederlandse betrokkenheid vast
te leggen die bijdraagt aan een versterking van de Nederlandse Defensie Technologische
en Industriële Basis (NLDTIB). Het programma bevindt zich momenteel in de afrondende
fase van de verwervingsvoorbereiding (D-fase). Gestreefd wordt naar verzending van
de D-brief voor het einde van het eerste kwartaal.12
Vervanging M-fregatten (ASWF)
De twee vervangingsprojecten voor de M-fregatten en de mijnenbestrijdingscapaciteit
worden in samenwerking met België uitgevoerd. In het door Nederland geleide project
«Vervanging M-fregatten (ASWF)» gaat de Nederlandse industrie vier fregatten bouwen
waarvan twee voor België. Voor de ASW-fregatten sluit Defensie een reeks van ongeveer
40 contracten. De twee grootste contracten betreffen de bouw van het schip door Damen
Naval en het radar- en vuurleidingssysteem AWWS door Thales Nederland. Voor deze contracten
heeft Defensie een beroep gedaan op artikel 346 VWEU.13 Het projectbudget van de verwerving van twee ASW-fregatten bedraagt € 1,96 miljard
(prijspeil 2023).
Infrastructuur en koploperproject «Werf van de toekomst»
Om de MMI versterken wil Defensie zoals eerder opgemerkt de sector nauwer gaan betrekken
bij de planning van projecten. Dit kan de bouw van marineschepen maar ook het onderhoud
stroomlijnen en de sector versterken. De infrastructuur voor bouw en onderhoud is
nadrukkelijk een aandachtspunt en het koploperproject «Werf van de toekomst» uit de
Sectoragenda kan daarbij helpen.
De Werf van de toekomst betreft onder meer een gezamenlijk studieproject van de Ministeries
van EZK en Defensie voor de mogelijke komst in Nederland van een productiefaciliteit
met innovatieve productiemethoden zoals een gerobotiseerde lasstraat. Van de lopende
investeringsprojecten worden de casco’s van meerdere, door Damen Naval geproduceerde
Nederlandse marineschepen niet in Nederland maar in Roemenië gebouwd vanwege de lagere
kosten en de beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel. Een nieuwe productiefaciliteit
in ons land kan voor volgende investeringsprojecten wellicht leiden tot een verlaging
van de bouwkosten tot een niveau waarop bouwen in Nederland in plaats van in het buitenland
weer aantrekkelijk wordt. Deze faciliteit zou open kunnen staan voor zowel civiele
als militaire scheepsbouw. De plannen, inclusief financieringsbehoefte en -bronnen,
worden in een verkennende studie uitgewerkt. Daarnaast worden bij de Werf van de toekomst
nieuwe vormen van organisatie en samenwerking uitgewerkt in zogenoemde Living Labs, waaronder één voor onderhoud in Den Helder.
Naast de Werf van de toekomst kijkt Defensie bij infrastructuur naar de beschikbaarheid
van scheepsdokken die de grootste marineschepen aankunnen. De huidige LPD’s, de toekomstige
LPX-vaartuigen en de toekomstige vervangers van de LC-fregatten passen niet in het
eigen grootste dok van de Koninklijke Marine in Den Helder. Het aantal reparatiedokken
in Nederland die geschikt zijn voor deze grootste schepen is beperkt. Defensie beziet
de mogelijkheden om te beschikken over voldoende strategische dokcapaciteit en informeert
de Kamer hier later over.
Overige aspecten
Personeel
De beschikbaarheid van voldoende personeel is voor Defensie cruciaal. Zowel voor Defensie
als voor de MMI is het werven van voldoende personeel een uitdaging. Defensie en de
industrie richten zich daarbij deels op dezelfde doelgroep. De sector heeft recent
een strategie opgesteld om het personeelstekort bij de industrie aan te pakken. De
strategie richt zich onder andere op cultuurverandering, onderwijs en loopbaanperspectief.
Defensie wil graag samen met de sector optrekken bij de uitwerking van deze strategie.
Dit kan onder andere door het bevorderen van de uitwisseling van personeel tussen
het bedrijfsleven en Defensie, waarbij alle betrokkenen kunnen profiteren van elkaars
kennis en ervaring. Dit kan Defensie en de sector zowel bij de bouw als bij het onderhoud
van de schepen voordelen bieden.
Daarnaast wil Defensie de inzet van reservisten gaan optimaliseren.14 Ook in de MMI werken mensen die reservist zijn of kunnen worden. Het delen van deze
schaarse capaciteit tussen Defensie en civiele werkgevers biedt kansen aan alle betrokken
partijen. Defensie wil reservisten in de toekomst anders inzetten door ze een vast
onderdeel te maken van eenheden, in tegenstelling tot de huidige praktijk waar reservisten
vooral worden ingezet op losse taken en projecten. Daarbij gaat Defensie de samenwerking
met civiele werkgevers intensiveren en een beter aanbod doen aan hen en aan de reservisten
zelf zodat het aantal reservisten kan toenemen.
Innovatie
Toepassing van innovatie is noodzakelijk om de operationele taken uit te voeren en
nieuwe dreigingen het hoofd te kunnen bieden. Dit geldt niet alleen voor de bouw,
maar ook tijdens de levensduur van defensiematerieel. Marineschepen moeten daarom
regelmatig worden gemoderniseerd. Op meerdere terreinen is innovatie noodzakelijk,
waaronder sensoren, onbemande vaartuigen en drones, materialen en duurzaamheid. Defensie
stimuleert maritieme innovatie via onderzoek- en technologieontwikkelingsprojecten
en kort-cyclisch innoveren, samen met kennisinstellingen en de maritieme sector. Defensie
zorgt aan de hand van roadmaps voor de verbinding tussen de verschillende projecten.15 Ook van belang is innovatie op gebieden die relevant zijn voor marineschepen maar
ook daarbuiten, zoals sensortechnologie waaronder radars. De Sectoragenda bevat afspraken
tussen de sector en de Ministeries van EZK, IenW en Defensie over de stimulering van
maritieme innovatie.16
Enkele voorbeelden van al langer lopende maritieme innovatieprojecten waarin Defensie
investeert en samenwerkt met kennisinstituten en de sector, zijn de volgende:
− De Hull Vane, een Nederlands product dat werkt als een onderwaterspoiler, wordt doorontwikkeld om
deze geschikt te maken voor een groot marineschip zoals een OPV. Door toepassing van
een Hull Vane verbruikt een OPV tot 15% minder brandstof, kan het schip sneller varen en ligt het
schip stabieler in het water.
− Met Adaptive Pitch Control kan een marineschip de stand van de scheepsschroef optimaal instellen. Dit heeft meerdere
voordelen. Het marineschip maakt minder geluid onder water waardoor vijandelijke onderzeeboten
het schip minder snel opmerken. Verder kan het marineschip sneller accelereren wat
in een operationele situatie voordelig kan zijn. Bovendien verbruikt het schip minder
brandstof en hoeven de scheepsmotoren minder hard te draaien, wat zorgt voor minder
slijtage en lagere onderhoudskosten.
− Defensie laat onderzoeken of een scheepsschroef van composiet materiaal sterk genoeg
is om de hoge belasting aan te kunnen. Composiet is lichter dan brons dat nu meestal
voor schroeven wordt gebruikt. Een lichtere schroef van composiet kan zorgen voor
een lager brandstofverbruik en minder onderwatergeluid.
Naast deze innovatieprojecten met een meer algemeen karakter wordt innovatie ook toegepast
bij concrete verwervingsprojecten. De hulpvaartuigen met klimaatneutrale voortstuwing
zijn al genoemd. Bij het ontwerp van de nieuwe ASW-fregatten voor onderzeebootbestrijding
hebben Defensie, kennisinstituten en de industrie intensief samengewerkt. Het zo stil
mogelijk laten varen van de schepen heeft veel aandacht gekregen. Voor de masten en
de bovenbouw van het schip worden composietmaterialen toegepast die sterk zijn maar
ook lichter in gewicht. Ergonomische studies zijn gebruikt voor het ontwerp van de
commandobrug. Daarnaast is veel gebruik gemaakt van automatisering en de commandovoeringssystemen
zijn toonaangevend.
Onderhoud
Naast de bouw van marineschepen zijn de Nederlandse maritieme bedrijven ook belangrijk
voor de instandhouding. Defensie streeft ernaar de industrie waar mogelijk te betrekken
bij het onderhoud van marineschepen. Zoals vermeld gaat Defensie het onderhoud van
de hulpvaartuigen laten uitvoeren door de leverancier. Defensie moet ook zelf blijven
beschikken over de kennis en kunde om het onderhoud aan marineschepen te kunnen uitvoeren
want in operationele omstandigheden is onderhoud door de industrie niet altijd mogelijk.
Momenteel voert het bedrijfsleven ongeveer de helft uit van het onderhoud waarvoor
de Directie Materiële Instandhouding (DMI) van de Koninklijke Marine verantwoordelijk
is. Op 29 juni jl. hebben de gemeente Den Helder, de provincie Noord-Holland en Defensie
het bestuursakkoord «Ontwikkeling maritiem cluster Den Helder» ondertekend.17 Onderdeel daarvan is de ontwikkeling van een Maritime Maintenance Valley, een civiel-militair samenwerkingsverband op het gebied van maritiem onderhoud. Dit
initiatief kan het vestigingsklimaat voor maritieme onderhoudsbedrijven in de regio
verbeteren. Het bevordert de ondersteuning door het bedrijfsleven van de instandhouding
van vlooteenheden en -systemen, en draagt daarmee bij aan de operationele inzet en
gereedheid van de Koninklijke Marine. Inmiddels is de Maritime Maintenance Valley opgenomen in de Sectoragenda en wordt de Kamer later over de nodige acties voor deze
ontwikkeling geïnformeerd. Zoals vermeld zal in Den Helder een zogenoemd Living Lab komen om nieuwe samenwerkingsvormen bij onderhoud uit te proberen.
Ten slotte
Defensie en de MMI hebben elkaar nodig. Samen met de Ministeries van EZK en IenW wil
Defensie concrete stappen zetten voor versterking van de MMI. Door de sector te versterken,
kan Defensie blijven beschikken over hoogwaardige marineschepen die een belangrijke
bijdrage leveren aan de veiligheid van Nederland en zijn bondgenoten.
De Staatssecretaris van Defensie,
C.A. van der Maat
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie