Brief regering : Voortgang aanpak piekbelasting
30 252 Toekomstvisie agrarische sector
35 334
Problematiek rondom stikstof en PFAS
Nr. 149
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 januari 2024
In de zomer van 2023 is de uitvoering van de aanpak piekbelasting van start gegaan.
Nu een half jaar later informeer ik u over de voortgang van de aanpak piekbelasting
in de agrarische sector.1 Het is van belang te benadrukken dat alle sectoren een bijdrage leveren aan het oplossen
van het stikstofvraagstuk.2 Over de voortgang van het industriespoor binnen de aanpak piekbelasting wordt u later
dit kwartaal separaat door de Minister van Economische Zaken en Klimaat geïnformeerd.
Aanleiding: rapport Remkes
Op korte termijn veel minder stikstof uitstoten om natuurherstel mogelijk te maken.
Om dat te bereiken, gaf de heer Remkes in het rapport «Wat wel kan, uit de impasse
en een aanzet voor perspectief» (bijlage bij Kamerstuk 30 252, nr. 34) het advies over te gaan tot een gerichte aanpak die op korte termijn daadwerkelijk
leidt tot een fors lagere stikstofdepositie. Met de aanpak piekbelasting is het kabinet,
vooruitlopend op de praktische uitvoering van het NPLG en in aanvulling op de structurele
aanpak stikstof, van de zomer gestart.
Met de aanpak wil het kabinet een eerste stap zetten de druk van stikstofdepositie
op de hiervoor gevoelige natuur zoveel mogelijk te verminderen. Dit is goed voor de
natuur en wanneer de druk op de natuur afneemt, geeft dat op termijn meer ruimte voor
toestemmingsverlening. Waar er ruimte ontstaat heeft legalisering van PAS-melders
prioriteit en kunnen vervolgens urgente maatschappelijke en economische ontwikkelingen
mogelijk worden gemaakt. Ook ontstaat er met deze aanpak meer ruimte in de gebiedsprocessen.
Circa 3000 bedrijven vallen binnen de criteria3 van de aanpak en hebben met deze aanpak extra mogelijkheden om versneld hun uitstoot
van stikstof fors te reduceren. Het kabinet heeft gekozen voor een vrijwillige aanpak
die, naast beëindiging, ook mogelijkheden geeft voor verdere verduurzaming. Daarom
is de gekozen doelgroep groter dan 500–600 bedrijven, zoals voorgesteld in het rapport
«Wat wel kan, uit de impasse en een aanzet voor perspectief».
Dit gaat om betekenisvolle en ingrijpende keuzes voor de betrokken ondernemers en
de mensen in hun omgeving. Deze ondernemers kunnen gebruik maken van een vast contactpersoon
vanuit de overheid, de zaakbegeleiders. Deze spin in het web is het aanspreekpunt
voor de ondernemers om samen het toekomstperspectief vorm te geven. De zaakbegeleider
kent de weg naar de betrokken partijen en overheden, kan samen met RVO inzicht bieden
in de bestaande en toekomstige regelingen en kan ondersteunen in de mogelijkheden
binnen de regio waar de onderneming gevestigd is. Zo kan stap voor stap in beeld worden
gebracht welke opties bestaan op het individuele erf, zowel voor de boer die wil verduurzamen
en zijn bedrijf wil voortzetten als de boer die de veehouderij vrijwillig wil beëindigen.
Deelname aan de aanpak piekbelasting is, anders dan de heer Remkes adviseerde, geheel
vrijwillig. Dat maakt ook dat er geen gevolgen zijn verbonden aan het wel of niet
deelnemen aan de aanpak piekbelasting en er geen «stempel piekbelaster» met consequenties
bestaat, al besef ik dat dit niet altijd zo wordt ervaren. Ik zal de vrijwilligheid
van de aanpak blijven benadrukken. Na afloop van de aanpak zal ik actief communiceren
dat de aanpak afgelopen is en voor de bedrijven die hieraan deel konden nemen geen
bijzondere eisen of mogelijkheden bestaan in lijn met de motie van het lid Holman
c.s.4 Ook wil ik nogmaals benadrukken dat het huidige kabinet, in lijn met de motie van
het lid Stoffer5, niet inzet op de gedwongen beëindiging dan wel het intrekken van vergunningen van
bedrijven die piekbelasting veroorzaken.
Voor zowel de agrarische als de industriële sector geldt echter wel dat álle ondernemingen
in het licht van de grote transitieopgaves waar we voor staan, zullen moeten nadenken
over hoe zij de toekomst van hun bedrijf verder willen vormgeven. Gelukkig ziet en
hoort het kabinet bereidwilligheid daartoe bij ondernemers, ook bij de vele gesprekken
die worden gevoerd. Ondernemers zien verschillende opgaven op zich afkomen en het
is onderdeel van hun ondernemerschap om daar zo goed mogelijk mee omgaan.
Door uitdagende locaties ten opzichte van kwetsbare natuur, door innovaties die nog
niet in alle gevallen voldoende betrouwbaar blijken en door het ontbreken van een
landbouwakkoord dat bijdraagt aan een helder toekomstperspectief, voelt stoppen soms
als de meest reële optie. En hoewel een deel van de ondernemers gebruik wil maken
van een vrijwillige beëindigingsregeling, wil het kabinet juist ook zo goed mogelijk
ondersteunen bij de verdere verduurzaming van de ondernemingen die worden voortgezet.
Daarom wordt hard gewerkt om die mogelijkheden binnen de aanpak piekbelasting vorm
te geven.
In deze brief ga ik achtereenvolgens in op 1) de mogelijkheden voor (verdere) verduurzaming,
2) de voortgang van de vrijwillige beëindigingsregelingen en 3) de geleerde lessen
en mogelijkheden die dit voor de toekomst biedt.
Het is te vroeg om in deze brief een duidelijk beeld te schetsen over de precieze
opbrengst van de aanpak piekbelasting in relatie tot het legaliseren van PAS-melders.
De opbrengst verschilt per gebied en is afhankelijk van het definitief aantal en soort
deelnemers aan de regelingen. Zodra daar duidelijkheid over is, zal ik u hier zo spoedig
mogelijk over informeren. Daarbij hecht ik eraan te benadrukken dat naast inzetbare
stikstofruimte, ook van belang is in welke staat de natuur verkeert en dus of aan
additionaliteit wordt voldaan. Uit de reeds gepubliceerde natuurdoelanalyses blijkt
dat de staat van veel natuur nog minder gunstig is dan eerder werd gedacht.
Kenmerken van de aanpak:
Samengevat kenmerkt de aanpak piekbelasting zich als volgt:
− De aanpak piekbelasting is een aanpak gericht op de circa 3000 bedrijven die de meeste stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden veroorzaken. Het betreft
veelal agrarische bedrijven en enkele industriële bedrijven.
− De aanpak is volledig vrijwillig.
− Een ondernemer kan deelnemen aan de aanpak wanneer de stikstofdepositie boven de drempelwaarde uitkomt. Dit is het geval wanneer een bedrijf ten minste 2500 mol stikstofdepositie
per jaar veroorzaakt op overbelaste stikstofgevoelige natuur binnen 25 kilometer.
− Om na te gaan of dit aan de orde is bij een bedrijf, kan een ondernemer
AERIUS-Check gebruiken. Voor het invullen van de tool zijn bedrijfsgegevens nodig zoals de locatie,
het staltype en het aantal dieren. De ingevulde gegevens worden niet opgeslagen.
− Ondernemers die onder de aanpak piekbelasting vallen, kunnen door middel van (een
combinatie van) extensiveren, innoveren, omschakelen en verplaatsen hun uitstoot fors reduceren. Om plannen hiertoe te ondersteunen, zijn (en komen)
er diverse regelingen beschikbaar en komen er pilots voor het ondernemingsplan.
− Naast het verduurzamen van het bedrijf, kunnen ondernemers ook gebruik maken van de
vrijwillige beëindigingsregelingen.
− Het kabinet is voornemens om de Lbv-plus te verlengen tot eind 2024 om gelijktijdige openstelling van alle regelingen mogelijk te maken.
− Ondernemers kunnen een beroep doen op een zaakbegeleider, een vast contactpersoon vanuit de overheid die ondersteunt bij het verkennen van
mogelijkheden en faciliteert in het gehele proces.
− Op de website aanpakpiekbelasting.nl is meer informatie over de regelingen en de beschikbare ondersteuning te vinden.
− Met deze aanpak vermindert de belasting van stikstof op kwetsbare natuur. Hierdoor krijgt de natuur kans om te herstellen. Waar ruimte ontstaat, zal deze
in toenemende mate gebruikt worden om vergunningen te verlenen en met prioriteit PAS-meldingen te legaliseren.
1) Mogelijkheden voor (verdere) verduurzaming
Agrarische ondernemers die vallen onder de aanpak piekbelasting worden gestimuleerd
tot verlaging van stikstofdepositie op daarvoor gevoelige natuurgebieden. Dit kan
door (een combinatie van) innoveren, extensiveren, omschakelen of verplaatsen. Daarvoor
werk ik, met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, aan regelingen
die ondernemers financieel ondersteunen. Ook werken we aan twee pilots voor een integraal
toekomstbestendig ondernemingsplan.
Regelingen ter ondersteuning:
Innoveren – Sbv-investeringsmodule
Een van de beoogde mogelijkheden binnen de aanpak piekbelasting is de ondersteuning
van veehouders bij de toepassing van emissiearme stalsystemen en technieken. Voor
bewezen stalsystemen en technieken die emissie van ammoniak reduceren, kan de investeringsmodule
van de Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (hierna:
Sbv) worden opengesteld om veehouders te ondersteunen bij investeringen. Daarbij is
een subsidiepercentage van 80% beoogd.
Als gevolg van onzekerheden over de werking van bepaalde emissiearme stalsystemen
in de praktijk doen zich enkele dilemma’s voor. Brongerichte stalsystemen bereiken
namelijk niet in alle gevallen de verwachte emissiereductie. Afgezien van het niet
behalen van de gemiddelde emissiereductie door brongerichte technieken is er veel
variatie in de bedrijfsspecifieke stikstofuitstoot. Dit maakt dat deze emissiearme
stalsystemen en technieken niet langer op basis van enkel de emissiefactor, die de
gemiddelde emissie van het systeem uitdrukt, vergund kunnen worden. Hiervoor is een
passende beoordeling nodig.
Een subsidieregeling openstellen voor investeringen waarvoor het op dit moment onduidelijk
is of een vergunning voor Natura 2000-activiteiten verleend kan worden, vind ik onwenselijk.
De ondernemer is hier immers niet duurzaam mee geholpen.
Het is daarom van belang eerst meer zekerheid te krijgen over de mogelijkheden van
vergunningverlening voor de innovatieve technieken. Ik werk daarom aan een handreiking
die behulpzaam kan zijn bij, maar geen garantie biedt voor daadwerkelijke vergunningverlening.
Als er voldoende vertrouwen is in het verlenen van vergunningen voor emissiearme stalsystemen,
dan kan er mogelijk medio 2024 een openstelling van deze Sbv-investeringsmodule gepubliceerd
worden in het kader van de aanpak piekbelasting. Naast de handreiking zetten we ook
in op vernieuwing van systematiek van stalbeoordeling en voor de langere termijn toewerken
naar een nieuwe systematiek op basis van doelvoorschriften in combinatie met bedrijfsspecifiek
gemeten emissies. Deze inzet wordt nader toegelicht in de Kamerbrief «Voortgang innovatie
emissiereductie veehouderij» van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
en mijzelf.
Verplaatsen – Landelijke verplaatsingsregeling veehouderijen met piekbelasting (Lvvp)
Verplaatsing van een veehouderij kan de stikstofdepositie van dat bedrijf op nabijgelegen
overbelaste Natura 2000-gebieden fors terugbrengen en creëert op deze manier ook ruimte
in het gebiedsproces. Om vrijwillige verplaatsing te stimuleren, werk ik aan een regeling
voor subsidie voor verplaatsing van veehouderijbedrijven. Bedrijfsverplaatsing is
een zeer complex proces waar veel bij komt kijken. Het is van belang dat de ondernemer
een goede afweging kan maken of een vrijwillige bedrijfsverplaatsing voor de ondernemer
en zijn/haar gezin wenselijk en haalbaar is. Als de ondernemer besloten heeft dat
bedrijfsverplaatsing voor het bedrijf de gewenste ontwikkelingsrichting is, kan gestart
worden met het proces van bedrijfsverplaatsing.
Ik wil in de verplaatsingsregeling steun geven voor zowel het onderzoeken van de haalbaarheid
van de verplaatsing als voor de concrete uitvoering ervan. De subsidieregeling voor
bedrijfsverplaatsing baseer ik op de, dankzij Nederlandse inspanningen, per 2023 herziene
staatssteunrichtsnoeren van de Europese Commissie. Deze maken steun mogelijk voor
de verhuizing van bedrijfsgebouwen en -voorzieningen naar een nieuwe locatie, maar
ook voor het overnemen van bedrijfsgebouwen van een bestaand bedrijf op de hervestigingslocatie.
Mijn inzet is om ook steun voor bedrijfsverplaatsing naar andere EU-lidstaten mogelijk
te maken, op voorwaarde dat ik een goed uitvoerbare en controleerbare uitwerking hiervan
vorm kan geven in de regeling. Daarnaast wordt onderzocht of en hoe de Nationale Grondbank
kan worden ingezet bij het vinden van geschikte hervestigingslocaties en de benodigde
landbouwgrond op de nieuwe locaties. Het is van belang dat op de nieuwe locatie geen
afwenteling op andere (NPLG-)doelen plaatsvindt. De activiteit dient dan ook in lijn
te zijn met de geldende bestemming en vergunningsruimte.
Bij de invulling van de regeling zoek ik binnen de EU-kaders zoveel mogelijk ruimte
voor een (financieel) goede regeling die veehouders stimuleert hun bedrijf te verplaatsen
zonder met overcompensatie het gelijke speelveld te verstoren. Het uitwerken van deze
balans in de regeling neemt meer tijd in beslag dan ik eerder dacht. De staatssteunnotificatie
van de regeling bij de Europese Commissie moet eerst afgerond worden alvorens de regeling
gepubliceerd kan worden. Ik streef naar publicatie van de regeling in de eerste helft
van 2024.
Extensiveren – Regeling samenwerking in veenweiden en overgangsgebieden N2000
Extensiveren van melkveehouderijbedrijven betekent meer landbouwareaal per dier of
minder dieren op hetzelfde landbouwareaal als extra areaal niet beschikbaar is. Het
Rijk biedt ondersteuning aan deze vorm van landbouw door middel van de Regeling samenwerking
in veenweiden en overgangsgebieden N2000. Deze is op 1 november 2023 in de Staatscourant
gepubliceerd.6 Er zijn bij de eerste openstelling drie categorieën waar subsidie voor kan worden
verkregen, namelijk opstellen gebiedsplan en opzetten samenwerkingsverband (€ 1,2
miljoen), verhogen grondwaterstand in veenweidegebieden (€ 37,5 miljoen) en extensiveren
in overgangsgebieden N2000 (€ 105 miljoen).
Bij de categorie extensivering in overgangsgebieden Natura 2000 kunnen ondernemers
die deel willen nemen aan de regeling een samenwerkingsverband opzetten. Zo’n samenwerkingsverband
kan bestaan uit een aantal melkveehouderijbedrijven waarvan elk met meer dan 50% van
hun landbouwareaal in een zone van 2,5 kilometer binnen en rond een stikstofgevoelig
Natura 2000-gebied ligt. Het totale areaal van het samenwerkingsverband moet minimaal
200 hectare beslaan. Een samenwerkingsverband kan bij één categorie subsidie aanvragen.
Gedurende vier jaar kan een deelnemer van het samenwerkingsverband een jaarlijkse
vergoeding ontvangen van € 1.680 per hectare landbouwareaal als het productie- en
bemestingsvolume maximaal 150 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare per bedrijf
wordt en zonder gebruik van stikstofkunstmest. Hiermee wordt de stikstofkringloop
gesloten. Dit is iets lager dan de biologische norm (170 kg N/ha). De jaarlijkse vergoeding
bedraagt € 2.430 bij maximaal 100 kg stikstofdierexcretie per hectare per bedrijf.
Dit is iets lager dan de biodynamische norm (112 kg N/ha).
De eerste openstelling is gepland van 1 mei tot en met 31 mei 2024 en het budget bij
die openstelling is € 105 miljoen. Dit is voldoende voor ca. 12.500 hectare (ca. 60
samenwerkingsverbanden, ca. 250 melkveehouderijbedrijven). De ingediende aanvragen
worden gerangschikt, vooral op effectiviteit. Deze regeling is niet enkel beschikbaar
voor melkveehouderijen die voldoen aan de drempelwaarde van de aanpak piekbelasting,
maar ook voor andere melkveehouderijen in en rond stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden.
Op 1 februari 2024 worden de subsidiepagina’s gepubliceerd op www.rvo.nl. In maart 2024 zullen webinars worden gehouden over de regeling.
Omschakelen – Investeringsfonds Duurzame Landbouw (IDL)
Voor agrarische ondernemers die omschakelen naar een integraal duurzame bedrijfsvoering
heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in juli 2021 het Investeringsfonds
Duurzame Landbouw (fondsbeheer door het Nationaal Groenfonds) beschikbaar gesteld.
Het fonds verstrekt achtergestelde leningen onder gunstige leningsvoorwaarden aan
agrarische ondernemers die op vijf van acht criteria aantoonbare verbeteringen gaan
realiseren. Een flink deel van de aanvragers schakelt om naar biologische landbouw,
maar ook andere verduurzamingsplannen worden ingediend en goedgekeurd. Via het IDL
wordt een multipliereffect gerealiseerd. Elke euro uit het IDL genereert een investering
van € 3,24 door co-financiers.7
Het IDL is in juli 2021 als pilot van start gegaan. Op basis van de positieve ervaringen
uit de pilot werkt de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan het vormgeven
van het definitieve fonds. Naar verwachting zal het definitieve fonds in het tweede
kwartaal van 2024 worden opengesteld. Voor het definitieve fonds is € 130,8 miljoen
is gereserveerd.
Subsidiemodule Agrarische Bedrijfsadvisering en Educatie (Sabe-regeling)
Met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heb ik in gezamenlijkheid
de Sabe-regeling voor de doelgroep veehouderijen met piekbelasting opengesteld. Deze
regeling is bedoeld om ondernemers de mogelijkheid te bieden om onafhankelijk advies
in te winnen gericht op het toekomstperspectief van de agrarische ondernemer en zijn/haar
bedrijf gelet op de transitie-opgaven in het landelijk gebied. Het NPLG en de praktische
uitwerking van lopende gebiedsprocessen waar het landbouwbedrijf zich bevindt, vormen
hier het vertrekpunt. Er kan advies worden gevraagd over de (on)mogelijkheden van
de transitiepaden (innoveren, omschakelen, extensiveren, verplaatsen of beëindigen).
Deze specifieke openstelling voor de doelgroep veehouderijen met piekbelasting was
eenmalig en liep van 10 juli tot en met 1 december 2023. Van de 3000 beschikbare adviesvouchers,
zijn er ruim 350 aangevraagd, voornamelijk door agrarische ondernemers uit de provincie
Gelderland, gevolgd door Limburg en Noord-Brabant. In de komende periode zullen deze
vouchers worden verzilverd in de zin dat adviezen worden verstrekt door de adviseurs
aan de agrarische ondernemers. Het is aan de agrarische ondernemers om te bepalen
of en hoe zij willen omgaan met de verkregen adviezen. De reguliere Sabe-regeling
is omgezet naar het nieuwe GLB/NSP en wordt periodiek opengesteld voor alle agrarische
ondernemers die willen omschakelen naar duurzame landbouw, klimaatneutrale landbouw
en kringlooplandbouw.
Regelingen voor verduurzaming binnen de aanpak piekbelasting
Samengevat zijn en komen de volgende regelingen beschikbaar voor ondernemers die hun
bedrijf (verder) willen verduurzamen:
− Innoveren: Subsidiemodule brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen.
Het is van belang eerst meer zekerheid te krijgen over de mogelijkheden van vergunningverlening
voor de innovatieve technieken. Hiervoor wordt gewerkt aan een handreiking. Als er
op basis van de handreiking voldoende vertrouwen is in het verlenen van natuurvergunningen
voor emissiearme stalsystemen, wordt de regeling mogelijk medio 2024 gepubliceerd.
− Verplaatsen: Landelijke verplaatsingsregeling veehouderijen met piekbelasting
Het streven is om de regeling in de eerste helft van 2024 te publiceren. Dit is mede
afhankelijk van de staatssteunnotificatie van de regeling bij de Europese Commissie.
− Extensiveren: Regeling samenwerking in veenweiden en overgangsgebieden N2000
Deze regeling is reeds gepubliceerd en de eerste openstelling is gepland van 1 mei
tot en met 31 mei 2024.
− Omschakelen: Investeringsfonds Duurzame Landbouw (IDL)
Het IDL is in juli 2021 als pilot van start gegaan. De pilot krijgt begin 2024 een
vervolg in een «definitief IDL», dat zal lopen tot en met 2033.
− Subsidiemodule Agrarische Bedrijfsadvisering en Educatie
De openstelling voor de doelgroep veehouderijen met piekbelasting was eenmalig en
liep van 10 juli tot en met 1 december 2023. De reguliere Sabe-regeling is omgezet
naar het nieuwe GLB/NSP en wordt periodiek opengesteld.
Ondernemingsplan
In aanvulling op de mogelijkheid om gebruik te maken van een van de zojuist genoemde
financiële regelingen wordt de mogelijkheid ontwikkeld om een agrarische ondernemer
zelf met een voorstel te laten komen in de vorm van een ondernemingsplan. Hiermee
wordt gezamenlijk met de verschillende betrokkenen tot een proces gekomen waarmee
mogelijke investeringen of andere maatregelen op basis van ondernemingsplannen zoveel
mogelijk zekerheid voor een duurzame toekomst krijgen.
Agrarische ondernemers werken vanuit hun ondernemerschap dagelijks aan de toekomst
van het bedrijf, vaak in de vorm van een bedrijfsplan. Met het ondernemingsplan, als
mogelijkheid binnen de aanpak piekbelasting, wordt aangesloten bij die werkwijze om
vanuit dat plan te kijken welke zekerheden de overheid kan geven voor het individuele
bedrijf vooruitlopend op het gebiedsproces. Het eigen plan van de ondernemer is het
uitgangspunt en in dat plan kan gebruik worden gemaakt van de beschikbare regelingen.
De inzet is dat de overheden het ondernemingsplan, dat moet leiden tot minder stikstofuitstoot
en wezenlijke stappen zet met betrekking tot de opgaven voor water, klimaat en/of
natuur, toetst en daarmee naast de ondersteunde regelingen ook een bepaalde mate van
zekerheid geeft over een toekomstbestendig ondernemingsplan.
Dit heeft als doel om agrarische ondernemers die niet willen stoppen, maar (verder)
willen verduurzamen, de mogelijkheid te bieden om door te gaan. De ondernemer is verantwoordelijk
voor het opstellen van het plan. In dit plan wordt onder meer de huidige bedrijfssituatie
beschreven, het toekomstig bedrijfsmodel, de voorgenomen maatregelen voor stikstofreductie,
de voorgenomen inspanningen op het gebied van natuur-, water- en klimaat, de beoogde
resultaten, de financiering, de wijze van monitoring en eventuele benodigde ondersteuning
(vanuit overheden of derden).
De meerwaarde van het werken met ondernemingsplannen wordt door de verschillende betrokkenen
onderschreven. Het geeft ondernemers de kans in complexe en onzekere omstandigheden
stappen te zetten richting een duurzame toekomst. Cruciaal voor het succes is de mate
waarin medeoverheden zekerheid kunnen bieden dat ondernemers met de voorgestelde investeringen
voldoende stappen zetten om te voldoen aan de opgaven in het gebied tot 2035.
Om die reden is er voor gekozen met twee pilots te starten, een in de Gelderse Vallei
en een in de Peel, met elk 10 à 15 bedrijven. In deze regio’s bestaat draagvlak voor
een gezamenlijke aanpak, met onder andere de betrokken medeoverheden en agrarische
partijen.
Het doel van de pilots is om de beoogde werkwijze in de praktijk te toetsen en te
zien of voldoende mate van zekerheid geboden kan worden aan deelnemende ondernemers.
Deze pilots zullen naar verwachting in de eerste helft 2024 van start gaan.
Voor het eventuele verdere uitrollen van het ondernemingsplan na de pilots is het
noodzakelijk dat er meer duidelijkheid is omtrent het kunnen vergunnen van innovatieve
stalsystemen en technieken, aangezien innovatie naar verwachting bijna altijd onderdeel
uit zal maken van een ondernemingsplan.
2) Voortgang van de vrijwillige beëindigingsregelingen
Ondernemers kunnen er vrijwillig voor kiezen om te stoppen met hun veehouderij. Om
dit financieel te ondersteunen, is in navolging van het advies van de heer Remkes
een eenmalige «plus»-regeling opengesteld die voorziet in een ruimhartige subsidie.
Dit is de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus). Deze regeling staat open sinds 3 juli. Tot 23 januari hebben 503 ondernemers een
aanvraag ingediend. Van 252 aanvragen is het op dit moment onduidelijk of het een
aanvraag voor de Lbv-plus of de Lbv betreft. Van de 503 Lbv-plus aanmeldingen, zijn
er 165 toewijzende beschikkingen afgegeven.
De Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv), die is bedoeld voor ondernemers die geen onderdeel uitmaken van de aanpak piekbelasting,
maar wel een aanzienlijke bijdrage leveren aan de depositie van stikstof op kwetsbare
Natura 2000-gebieden, is per 1 december gesloten. Circa 10.000 agrarische ondernemers
kwamen in aanmerking voor deze regeling.8 Voor deze regeling hebben 507 ondernemers een aanvraag ingediend.
Hieronder treft u een visuele weergave aan van het animo voor deze regelingen en de
verdeling over de provincies en de sectoren.
Het aantal aanvragen voor beide regelingen laat zien dat de regelingen in een behoefte
voorzien. Ik moet hierbij aantekenen dat de beoordeling van de aanvragen nog loopt
en dat ondernemers ook na een positieve beschikking nog kunnen besluiten om hun veehouderij
niet daadwerkelijk te beëindigen. Desalniettemin verwacht ik dat de beëindigingsregelingen
een substantiële bijdrage gaan leveren aan het terugdringen van de stikstofdepositie
op overbelaste en stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. De totale subsidieclaims
overstijgen de subsidieplafonds zoals deze in beide regelingen zijn opgenomen. Het
kabinet wil extra middelen reserveren om alle aanvragen voor de Lbv en de Lbv-plus,
die aan de voorwaarden voldoen, te kunnen honoreren. Een nota van wijziging stuur
ik tegelijk met deze brief aan uw Kamer zodat deze betrokken kan worden bij de begrotingsbehandeling
eind januari.
Het is van belang dat ondernemers de tijd hebben om een weloverwogen afweging te maken
binnen de mogelijkheden van de aanpak piekbelasting. Dit past bij de werkwijze die
deze aanpak voorstaat en uw Kamer heeft hier bij diverse gelegenheden aandacht voor
gevraagd. Met de publicatie van de regelingen is alle informatie bekend en kunnen
ondernemers op basis daarvan beginnen met het maken van afwegingen.
Ik ben voornemens de openstellingsperiode van de Lbv-plus te verlengen tot eind 2024.
Dat kan als de Europese Commissie daarmee instemt. Ik zal de vereiste procedure in
gang zetten. Uitgaande van een positieve uitkomst, geef ik hiermee invulling aan de
motie van het lid Van Campen c.s.9 waarin wordt verzocht om ervoor te zorgen dat ondernemers voldoende ruimte en tijd
krijgen om de verschillende opties te overwegen, voor zij een keuze maken over de
toekomst van hun bedrijf doordat regelingen gelijktijdig worden opengesteld. RVO speelt
een belangrijke rol bij de uitvoering van de regelingen. In het kader van gelijktijdige
openstelling, is uitvoeringscapaciteit bij RVO dan ook een belangrijk aandachtspunt.
Om ook ondernemers die andere diercategorieën houden de mogelijkheid te bieden om
met steun van de overheid te stoppen, werk ik tot slot aan een Lbv voor kleinere sectoren, die ik zo spoedig mogelijk bij de Europese Commissie zal notificeren.
3) De geleerde lessen en mogelijkheden die de aanpak voor de toekomst biedt
Na de komst van het rapport van de heer Remkes is de aanpak piekbelasting in een zeer
korte tijd tot stand gebracht. In een half jaar tijd is de werkorganisatie met circa 130
zaakbegeleiders opgezet, zijn er werkafspraken gemaakt met alle provincies en zijn
de eerste regelingen opengesteld voor ondernemers. Komende maanden zullen de overige
regelingen ook opengesteld worden, mits de genoemde dilemma’s opgelost worden. Daarmee
is de aanpak piekbelasting niet afgerond. Voor ondernemers volgt een belangrijk en
ingrijpend proces nadat zij een keuze hebben gemaakt binnen de aanpak. Denk aan alle
stappen die gezet moeten worden na de keuze voor vrijwillige beëindiging van hun veehouderij.
Daarnaast is het noodzakelijk dat er een soepele overgang komt naar de gebiedsgerichte
aanpak.
De aanpak piekbelasting is bedoeld als een aanpak gericht op de korte termijn, om
beweging te krijgen in het stikstofdossier. Het is aan een nieuw kabinet om de geleerde
lessen vanuit de aanpak piekbelasting mee te nemen en keuzes te maken over het gewenste
vervolg. Drie geleerde lessen vanuit deze aanpak geef ik graag mee aan uw Kamer.
De werkwijze
De aanpak piekbelasting is op meer gericht dan enkel het reduceren van de stikstofdepositie.
De agrarische ondernemer en diens keuzeproces staan centraal in de aanpak piekbelasting.
Afgelopen maanden hebben laten zien dat de aanpak piekbelasting een denkproces op
gang heeft gebracht bij veel agrarische ondernemers. Wat een ondernemer ook besluit,
het gaat om ingrijpende keuzes die ondernemers zelf, hun gezinnen en hun directe omgeving
raken. Dat maakt dat persoonlijke en kundige ondersteuning en begeleiding belangrijk
is.
Om zoveel mogelijk recht te doen aan de betrokken agrarische ondernemers wordt er
binnen de aanpak piekbelasting gewerkt met zaakbegeleiders. Deze vaste contactpersonen
van de overheid begeleiden ondernemers indien zij dat wensen. Concreet gebeurt dat
door de mogelijkheden binnen de aanpak piekbelasting te schetsen, maar ook door een
brugfunctie te vervullen richting medeoverheden.
Om de aanpak te evalueren, onderzoekt het Instituut voor Publieke Waarden (IPW) de
werkwijze van de aanpak piekbelasting. IPW onderzoekt dit onder andere aan de hand
van ervaringen van ondernemers. De uitkomsten en signalen vanuit deze gesprekken zijn
tot dusver positief. Het continu op onafhankelijke wijze beoordelen van het werk van
de aanpak piekbelasting draagt bij aan een lerende aanpak en aan het borgen van de
kwaliteit van de werkwijze.
De aanpak piekbelasting kent een centrale rol voor de uitvoering en ligt daarmee in
lijn met een beweging die breder binnen de Rijksoverheid zichtbaar is. Door in verbinding
te staan met de praktijk van de agrarische ondernemers wordt gebouwd aan draagvlak
voor beleid en wederzijds vertrouwen. Daarnaast creëert een actieve betrokkenheid
van de overheid bij de praktijk de mogelijkheid om adaptief te zijn en het beleid
nog beter aan te laten sluiten bij de praktijk.
Dat maakt dat de werkwijze binnen de aanpak piekbelasting en bijbehorende uitvoeringscapaciteit
een grote meerwaarde heeft. Met de opgebouwde werkorganisatie met zaakbegeleiders
die aan tafel zitten bij de agrarische ondernemer is er een uitvoeringsvehikel dat
de ingezette beweging van de aanpak piekbelasting in gang kan houden door deze ook
te benutten voor de grote opgaven waar we voor staan in het landelijke gebied en de
transitie van de landbouw.
Tot slot
Met de aanpak piekbelasting zetten we een belangrijke stap in het versneld reduceren
van de stikstofdepositie. De huidige interesse van ondernemers in de aanpak en de
bijbehorende regelingen laat zien dat ondernemers op een dergelijke aanpak zaten te
wachten.
Daarnaast zijn de eerste bevindingen van de onafhankelijke evaluatie van de werkwijze
van de aanpak piekbelasting positief. Ik streef er daarom naar om, in nauwe samenwerking
met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de komende periode op alle
sporen van de aanpak de informatie over de regelingen en hun voorwaarden compleet
te krijgen. Ondernemers kunnen dan hun keuze maken.
Het is aan een volgend kabinet om opvolging te geven aan de aanpak piekbelasting en
om voortvarend werk te blijven maken van stikstofreductie.
Niets doen is geen optie, niet voor de kwetsbare natuur, maar ook niet voor betrokken
ondernemingen. Intrekkingsverzoeken kunnen ertoe leiden dat het (gedeeltelijk) intrekken
van vergunningen bij een rechter wordt afgedwongen. Een forse en zekere daling van
stikstofdepositie op korte termijn is nodig. Normerende en beprijzende maatregelen
(waar onder andere het rapport van ABD Topconsult10 aanbevelingen over doet) kunnen hier een belangrijke bijdrage aan leveren. Het is
aan een nieuw kabinet om daarover te besluiten. Van onverminderd belang zal daarbij
zijn om dat hand in hand te laten gaan met het bouwen van vertrouwen tussen overheid
en agrarische ondernemers.
De Minister voor Natuur en Stikstof, C. van der Wal-Zeggelink
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van der Wal, minister voor Natuur en Stikstof