Brief regering : Landenbeleid Afghanistan
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 3198
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 januari 2024
Op 30 juni jl. heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken het nieuwe algemene ambtsbericht
over Afghanistan gepubliceerd. Met deze brief informeer ik uw Kamer over de wijzigingen
in het landgebonden asielbeleid voor Afghanistan naar aanleiding van dat ambtsbericht.
Uit het ambtsbericht komt naar voren dat de situatie in Afghanistan na de machtsovername
sterk is veranderd. In Afghanistan is sprake van een groeiende humanitaire crisis.
Door het wegvallen van internationale steun is ook de economische situatie verslechterd.
Doordat er geen strijd meer wordt gevoerd tussen de Taliban en het leger van de toenmalige
regering is het geweld in Afghanistan sterk afgenomen. In Afghanistan is er geen sprake
van een gewapend conflict als bedoeld onder artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn.
Het risico voor met name burgers om slachtoffer te worden van willekeurig geweld is
drastisch minder geworden. Op basis van de informatie in het ambtsbericht kom ik tot
de conclusie dat nergens in Afghanistan sprake is van een situatie van willekeurig
geweld als gevolg van een gewapend conflict zoals bedoeld in artikel 15 onder c van
de Kwalificatierichtlijn. Er is op basis van de algehele veiligheidssituatie derhalve
niet voor iedereen sprake van een ernstige bedreiging van het leven of de persoon.
Hierbij is de uitspraak van het Europees Hof van Justitie van 9 november jl. inzake
de toepassing van de glijdende schaal bij vaststelling van een situatie van 15c Kwalificatierichtlijn
meegewogen.
De sterk gewijzigde situatie geeft aanleiding om het beleid ten aanzien van risicogroepen
en kwetsbare minderheidsgroepen in zijn geheel te herzien.
In het ambtsbericht wordt ingegaan op de risico’s die door bepaalde groepen worden
gelopen. Op grond van de informatie uit het ambtsbericht worden de volgende groepen
als risicogroepen opgenomen in het landgebonden asielbeleid voor Afghanistan1:
a) Mensenrechtenactivisten
b) Journalisten en personen werkzaam in de media
c) Niet-moslims, waaronder bekeerlingen, afvalligen, Christenen, Bahai en Sikhs/Hindoes
d) LHBTI
Bovenstaande groepen waren ook onder het huidige beleid reeds aangemerkt als risicogroep
waarbij voor de journalisten en mensenrechtenactivisten geldt dat die onder één bepaling2 waren samengenomen.
Personen die behoren tot een bevolkingsgroep die in het landgebonden beleid is aangewezen
als een risicogroep, kunnen indien er sprake is van geloofwaardige en individualiseerbare
verklaringen, met geringe indicaties aannemelijk maken dat zijn problemen die verband
houden met één van de vervolgingsgronden leiden tot een gegronde vrees voor vervolging.
Het individualiseringsvereiste blijft van toepassing op de vreemdeling, die behoort
tot een risicogroep. Dat betekent dat het enkele behoren tot een risicogroep onvoldoende
reden is om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning asiel.
De overige groepen die nu in het landenbeleid worden genoemd als risicogroep of kwetsbare
minderheidsgroep komen te vervallen omdat uit het ambtsbericht naar voren komt dat
de mate waarin leden van deze groepen een risico lopen, sterk afhankelijk is van de
individuele omstandigheden. Dit betekent niet dat zij niet meer in aanmerking kunnen
komen voor bescherming. Deze beoordeling zal worden gemaakt op basis van de individuele
omstandigheden afgezet tegen de situatie in Afghanistan.
Verder blijkt uit het ambtsbericht dat de positie van vrouwen en meisjes na de machtsovername
erg is verslechterd. Door de Taliban is een groot aantal maatregelen genomen dat de
bewegingsvrijheid van vrouwen en meisjes in het normale maatschappelijke verkeer zeer
inperkt. In het huidige beleid is een bepaling opgenomen ten aanzien van verwesterde
vrouwen3. De term «verwesterd» doet geen recht aan de huidige positie van vrouwen en meisjes
in Afghanistan. Op grond van de beperkende maatregelen, bovenop de reeds langer bestaande
leefregels en de andere risico’s die vrouwen en meisjes in Afghanistan lopen, kunnen
vrouwen en meisjes bij terugkeer dermate ernstig in hun mogelijkheden tot ontplooiing
en sociale en maatschappelijke deelname worden beperkt dat zij in aanmerking kunnen
komen voor bescherming. De Taliban zal het niet houden aan de normen en leefregels
zien als het niet conformeren aan het islamitische geloof. Of deze maatregelen en
leefregels dermate ingrijpend zijn dat gesproken moet worden van vervolging zal per
individu moeten worden beoordeeld. Bij meisjes en jonge vrouwen die vanwege deze restricties
niet langer in staat zijn onderwijs te volgen, zal al snel moeten worden aangenomen
dat dit voldoende ingrijpend is om van vervolging te spreken. Bij vrouwen zal verder
in belangrijke mate moeten worden beoordeeld in hoeverre de door de Taliban opgelegde
beperkende maatregelen hen raakt in het leven zoals zij dat eerder leidden. Niet elke
beperking in het leven is reden om vervolging aan te nemen. Het is van belang dat
vrouwen om diepgewortelde en/of fundamentele persoonlijke (politieke en/of religieuze)
overtuiging, zich niet kunnen conformeren aan de, door de Taliban, opgelegde normen
en leefregels. Bij de beoordeling wordt de persoonlijke situatie van de aanvraagster
in ogenschouw genomen, inclusief de wijze waarop zij in bestaansmogelijkheden heeft
voorzien alsmede de redenen voor vertrek.
De overige bepalingen in het landgebonden asielbeleid voor Afghanistan zullen op basis
van de informatie uit het ambtsbericht worden gehandhaafd.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
E. van der Burg
Indieners
-
Indiener
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.