Brief regering : Stand van zakenbrief moties en toezeggingen begrotingsbehandeling 2024
36 410 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2024
Nr. 35
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 januari 2024
In aanloop naar de komende begrotingsbehandeling van VWS sturen wij uw Kamer hierbij
een stand van zaken van een divers aantal moties en toezeggingen. Een aantal van deze
moties en toezegging wordt met het verzenden van deze brief als afgedaan beschouwd.
Ook wordt met deze brief een aantal rapporten aangeboden. De huidige Minister van
VWS geeft de stand van zaken op de moties en toezeggingen die oorspronkelijk gericht
waren aan de toenmalige Minister van VWS en de Minister voor Langdurige Zorg en Sport.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
C. Helder
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. van Ooijen
BIJLAGE – STAND VAN ZAKEN MOTIES EN TOEZEGGINGEN
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Motie van het lid Mohandis over onderzoek naar drempels voor huisartsen voor inschakelen
verslavingsarts
De motie van het lid Mohandis1 over onderzoek naar drempels voor huisartsen, om de expertise van een verslavingsarts
KNMG in te schakelen, ziet de Minister van VWS als onderdeel van de bredere versterking
van de eerstelijnszorg. De ambitie van de afspraken die hierover in het Integraal
Zorgakkoord zijn gemaakt is dat de eerstelijnszorg beter gaat samenwerken met omliggende
domeinen. Samen met het veld wordt op dit moment de visie op de eerstelijnszorg in
2030 afgerond. In de eerste helft van 2024 zal de Minister van VWS in gesprek gaan
met huisartsen en verslavingsartsen KNMG om te bezien of naast de afspraken uit de
visie aanvullende stappen nodig zijn.
Motie van de leden Van den Berg en Tielen over verder onderzoek naar het verhogen
van de bagatelbepaling
In de motie van de leden Van den Berg en Tielen2 wordt de Minister van VWS verzocht onderzoek te doen naar wat het zou betekenen,
om de bagatelbepaling in de Mededingingswet te verhogen, om de mogelijkheden tot gezamenlijk
onderhandelen van kleine zorgaanbieders te vergroten. Daarnaast wordt de Minister
van VWS verzocht om te monitoren of zorgverzekeraars meer kleine zorgaanbieders voor
het jaar 2024 contracteren.
De Minister van VWS zal uw Kamer in het voorjaar van 2024 informeren over de invulling
van de deze motie in de eerder toegezegde brief over de aanpassingen van het zorgspecifieke
markttoezicht. Het verzoek in de motie om te monitoren of zorgverzekeraars meer kleine
zorgaanbieder voor het jaar 2024 contracteren, zal worden meegenomen in de reactie
op de motie van de leden Van den Berg en Agema3, waarin de Minister van VWS wordt verzocht uw Kamer te informeren hoe groot het percentage
kleine zorgaanbieders is dat voor 2024 een contract aangeboden heeft gekregen. Die
reactie zal eveneens volgen in het voorjaar van 2024.
Motie van het lid Renkema over een wenselijke infrastructuur voor wat betreft de publieke
gezondheidszorg
De motie van het lid Renkema4 verzoekt de regering om te verkennen hoe een wenselijke infrastructuur, voor wat
betreft de publieke gezondheidszorg, eruit zou kunnen zien als de GGD-en meerdere
en ambitieuzere taken zouden toegewezen krijgen, in het kader van het beschermen van
de volksgezondheid. Met daarbij het verzoek om de resultaten van deze verkenning in
het voorjaar van 2021 naar uw Kamer te sturen.
De stappen die inhoudelijk zijn gezet voor de uitvoering van deze motie worden hierna
toegelicht.
Het Verweij Jonker instituut heeft in het voorjaar van 2021 opdracht gekregen om de
– in de motie bedoelde – verkenning naar mogelijkheden voor versterking van de publieke
gezondheid uit te voeren. Deze verkenning ging zowel over infectieziektebestrijding
als over gezondheidsbevordering. De verkenning is op 18 juni 2021 naar uw Kamer gezonden5.
Over de rol van de GGD bij infectieziekten en pandemische paraatheid is nog verder
onderzoek uitgevoerd en zijn verschillende activiteiten in gang gezet om de publieke
gezondheid op dit vlak te versterken. In de brief van 29 juni 2023 over de structurele
versterkingen van de pandemische paraatheid van de publieke gezondheid en de infectieziektebestrijding6 is uw Kamer uitgebreid geïnformeerd over de stappen die het ministerie onderneemt
om de GGD-en structureel te versterken. Hiermee is uitvoering gegeven aan de motie
Renkema, voor zover het de infectieziektebestrijding betreft.
Voor wat betreft de rol van de GGD met betrekking tot gezondheidsbevordering heeft
de toenmalige Staatssecretaris van VWS in de Kamerbrief «Bouwstenen voor een fundament
onder toekomstig preventiebeleid»7, van 7 juli 2021, toegelicht hoe hij deze ziet.
In deze kabinetsperiode zijn in de bestuurlijke akkoorden IZA en GALA afspraken gemaakt
over rol en taken van de GGD voor gezondheidsbevordering. Daarnaast is in de Specifieke
Uitkering voor gemeenten bij het GALA, financiering (2,5 miljoen euro) beschikbaar
gesteld voor versterking van de kennisfunctie GGD.
Op 18 april 2023 heeft de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving advies uitgebracht
over versterking van de publieke gezondheid8. Het is aan het volgend kabinet om hier een standpunt op in te nemen.
Motie van de leden Tielen en Van den Berg over onderzoeken hoe Europese samenwerking
kan bijdragen aan een stevigere inkooppositie jegens farmaceutische bedrijven
De motie van de leden Tielen en Van den Berg9 verzoekt de regering te onderzoeken hoe Europese samenwerking kan bijdragen aan een
stevigere inkooppositie jegens farmaceutische bedrijven. Het gesprek hierover wordt
op dit moment gevoerd in diverse Europese gremia. De Minister van VWS zal uw Kamer
naar verwachting in het voorjaar van 2024 nader informeren over de uitvoering van
de motie.
Motie van het leden Werner en Sahla over het verkennen van het inzetten van studenten
tandheelkunde bij het leveren van tandheelkundige zorg
De motie van de leden Werner en Sahla10 roept de regering op de mogelijkheden te verkennen, voor het inzetten van studenten
tandheelkunde bij het leveren tandheelkundige zorg en aanbieden van gratis mondzorg
voor (met name) kinderen. De verwachting was dat uw Kamer in de kabinetsreactie op
de instroomadviezen van het Capaciteitsorgaan geïnformeerd zou worden over de uitvoering
van de motie. De Minister van VWS heeft echter meer tijd nodig om, in afstemming met
de Minister van OCW, beide punten van de motie uit te voeren.
Motie van de leden Dijk en Paulusma over onderzoek mogelijk maken naar nieuwe vormen
van xenotransplantatie
Naar aanleiding van het Commissiedebat medische ethiek van 25 oktober 2023 heeft uw
Kamer een motie11 aangenomen die de regering verzoekt om onderzoek naar nieuwe vormen van xenotransplantatie
mogelijk te maken. Bij xenotransplantatie worden (delen van) dierlijke organen met
behulp van genetische technologie meer geschikt gemaakt voor transplantatie naar mensen.
Deze technieken moeten wetenschappelijk nog verder worden ontwikkeld, maar kunnen
in de toekomst mogelijk bijdragen aan het verminderen van het tekort aan donororganen.
In Nederland is de toepassing van xenotransplantatie verboden op grond van de Wet
op bijzondere medische verrichtingen (Wbmv). In deze wet is xenotransplantatie gedefinieerd
als het transplanteren van levende delen van een dier, van een foetus of embryo van een
dier, of van een menselijk lichaamsdeel dat daar doelgericht mee in contact is gebracht,
naar een mens.12 Het wettelijke verbod geldt voor de toepassing van xenotransplantatie in de zorgpraktijk
en voor medisch wetenschappelijk onderzoek bij mensen. Wetenschappelijk onderzoek
waar geen mensen bij betrokken zijn, vallen buiten de reikwijdte van het verbod.
De Wbmv biedt de mogelijkheid om specifieke vormen van xenotransplantatie via een
algemene maatregel van bestuur (Amvb) uit te zonderen van het verbod. Hierbij geldt
als voorwaarde dat de toepassing veilig is en er naar actueel medische inzicht geen
onaanvaardbare risico’s ontstaan voor de patiënt of voor de volksgezondheid. Als een
bepaalde vorm van xenotransplantatie wordt uitgezonderd, zullen voorstellen voor onderzoek
met mensen altijd vooraf worden getoetst door de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek
(CCMO), zoals bepaald in het Besluit centrale beoordeling medisch-wetenschappelijk
onderzoek met mensen.
Daarop concludeert de Minister van VWS dat de uitzonderingsgrond in de Wbmv nu al
ruimte biedt om wetenschappelijk onderzoek naar veelbelovende vormen van xenotransplantatie
mogelijk te maken, onder voorwaarde dat er voldoende zekerheid is dat de medische
verrichting veilig kan worden toegepast en geen onaanvaardbare risico’s oplevert voor
de patiënt of de volksgezondheid. Aanpassing van de wet- en regelgeving is daarom
niet noodzakelijk.
De motie wordt hiermee als voldaan beschouwd.
Motie van de leden Marijnissen en Bikker dat binnen de huisartsenzorg eigenaarschap
van private equitypartijen tot het verleden gaat behoren
De motie van de leden Marijnissen en Bikker13, ingediend tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen op 21 september 2023, verzoekt
de regering in het wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders
de noodzakelijke stappen te zetten die er voor zorgen dat binnen de huisartsenzorg
eigenaarschap van private-equitypartijen tot het verleden gaat behoren en er geen
geld meer uit de huisartsenzorg naar derden verdwijnt. Zoals in verschillende debatten
met uw Kamer door de Minister van VWS is aangegeven, wordt mede naar aanleiding van
een eerdere motie van de leden Van den Berg en Dijk14, onderzoek gedaan naar de daadwerkelijke opkomst van private equity partijen in de
zorg en de eventuele kansen en risico’s daarvan voor de publieke waarden van zorg
en ondersteuning (toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid). De Minister van
VWS verwacht dat dit onderzoek rond het einde van het eerste kwartaal 2024 wordt afgerond.
Op basis van de uitkomsten van dat onderzoek zal worden bezien welke maatregelen nodig
en proportioneel zijn om de risico’s voor de publieke waarden te mitigeren.
Toezegging over informeren over de beoogde aanpassingen van de Zft en het AMM-instrumentarium
In de brief over Samenwerking en mededinging in de zorg van 20 juni 2023 heeft de
Minister van VWS toegezegd uw Kamer voor het einde van 2023 te informeren over de
termijn en wijze waarop de beoogde aanpassingen van de Zorgspecifieke fusietoets (Zft)
en het Aanmerkelijke Marktmacht (AMM) instrumentarium van de Nederlandse Zorgautoriteit
(NZa) gerealiseerd worden15.
De uitwerking van de beoogde aanpassingen behoeft op dit moment nadere afstemming
met de toezichthouders. In het voorjaar van 2024 zal de Minister van VWS u nader informeren
over de beoogde aanpassingen van het zorgspecifieke markttoezicht. Daarbij zal ook
gereageerd worden op de uitwerking van de motie van de leden Bushoff en Van den Berg
over de mogelijkheden om een bevoegdheid te creëren voor de NZa om overnames te verbieden
gedurende een onderzoek naar de overnemende partij16.
Toezegging tot informeren over veranderingen in beschikbaarheid geneesmiddelen naar
aanleiding van wetswijziging Wgp
De toenmalige Minister van Medische, Zorg en Sport (MZS) heeft toegezegd uw Kamer
te informeren wanneer er signalen zijn van veranderingen in de (tijdige) beschikbaarheid
van geneesmiddelen als gevolg van de wetswijziging Wet publieke gezondheid (Wgp).
Dit betreft de wijziging van de Wgp waarbij Duitsland als referentieland voor het
vaststellen van maximumprijzen is vervangen door Noorwegen17. Het doel van de Wgp-wijziging was om vooral het prijsniveau van merkgeneesmiddelen
(specialités) in Nederland dichter bij het Europees gemiddelde te brengen, de taakstelling
uit het Regeerakkoord kabinet-Rutte III in te vullen, en een bijdrage te leveren aan
het behalen van de financiële opgave in het Hoofdlijnenakkoord Medisch Specialistische
Zorg.
Op dit moment worden analyses voorbereid naar de doeltreffendheid en de effecten van
deze wetswijziging. De Minister van VWS streeft ernaar de Kamer uiterlijk 31 maart
2024 nader te informeren over de betreffende evaluatie van deze wijziging van de Wgp.
Tot in ieder geval 1 oktober 2024 is de tijdelijke mitigerende maatregel nog van toepassing.
Hierbij worden op verzoek hogere maximumprijzen voor geneesmiddelen met een omzet
lager dan € 1 miljoen vastgesteld, en wordt het risico op beschikbaarheidsproblemen
verkleind.
Toezegging over mogelijkheden van proactief opnemen van toestemming van verzekerden
die op een wachtlijst staan en toezegging over stand van zaken inhaalzorg
De Minister van VWS heeft tijdens het commissiedebat Ziekenhuiszorg op 25 oktober jl.
toegezegd om uw Kamer einde van het jaar te informeren over de stand van zaken van
de inhaalzorg. Daarnaast heeft de Minister van VWS tijdens het commissiedebat Zorgverzekeringsstelsel
op 21 juni jl. toegezegd om bij de eerstvolgende brief over de inhaalzorg ook in te
gaan op het opnemen van toestemming in de polisvoorwaarden, zodat zorgverzekeraars
proactief contact op mogen nemen met hun verzekerden die op een wachtlijst staan.
Het Ministerie van VWS heeft afspraken gemaakt met ziekenhuizen, zelfstandige klinieken
en zorgverzekeraars over de toegankelijkheid van de (planbare) medisch specialistische
zorg en het terugdringen van de wachttijden. Concreet betekent dit dat ziekenhuizen
op individueel niveau met de zorgverzekeraar tot een actieplan moeten komen. Eind
2023 is de stand van zaken rondom de actieplannen in een bestuurlijk overleg met partijen
besproken. Ten aanzien van beide toezeggingen zal de Minister van VWS uw Kamer in
het eerste kwartaal van 2024 informeren via een brief over de toegankelijkheid van
de medisch specialistische zorg.
Toezegging over de evaluatie van het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe
drugs
Tijdens het commissiedebat Drugs, van 12 mei 2022, heeft de Minister van VWS toegezegd
een reactie te geven op de opvolging van de aanbevelingen, uit het evaluatieonderzoek
van de KWINK groep naar het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs
(CAM). Hier volgt de reactie per aanbeveling:
• De evaluatie adviseert het gebruik van het risicobeoordelingsmodel te herzien. Hieruit
kan geleerd worden voor volgende risicobeoordelingen. De evaluatie raadt het CAM aan
de risicobeoordelingscriteria onder te loep te nemen en de criteria zoveel mogelijk
zo te omschrijven dat ze eenduidig te scoren zijn.
Naar aanleiding van deze aanbeveling is begin 2022 een werkgroep samengesteld, waarin
het CAM en een afvaardiging uit vijf verschillende organisaties uit de risicobeoordelingscommissie
zitting hebben genomen. Deze werkgroep is bezig met de herziening van de risicobeoordelingscriteria
en zij beziet of de criteria aanpassing behoeven zodat eenduidiger scoren mogelijk
is. Ook bekijkt de commissie op welke wijze van nieuwe onderzoeken geleerd kan worden.
Een systeem waarbij na ieder onderzoek gekeken wordt wat goed ging en wat niet goed
ging, bevordert de kwaliteit van de onderzoeken. Aangezien de uitkomsten ook van de
hernieuwde onderzoeken naar de motie Van Nispen worden betrokken, komt de werkgroep
in 2024 met haar aanbevelingen.
• De evaluatie benoemt kansen waarmee het zicht op het gebruik, gebruikersgroepen en
de gevolgen van drugsgebruik vergroot kunnen worden.
Naar aanleiding hiervan zijn in het CAM kennislacunes geïnventariseerd. Daarmee is
een lijst opgesteld van organisaties die benaderd kunnen worden, om aanvullende kennis
te leveren aan het CAM. Dit secundaire netwerk wordt aangesproken zodra er binnen
de Risicobeoordelings-commissie behoefte ontstaat aan aanvullende kennis.
• De evaluatie benadrukt het belang van voldoende informatie om een goede afweging te
kunnen maken. De evaluatie raadt het CAM aan om zich te blijven inspannen om de informatiepositie
op het gebied van criminaliteit/openbare orde te verbeteren.
Naar aanleiding van deze aanbeveling is door het CAM, met een afvaardiging van het
Ministerie van J&V, NFI, OM en politie uit de Risicobeoordelingscommissie, het belang
van een goede samenwerking benadrukt. Betere samenwerking tussen deze partijen in
het CAM zal de informatiepositie in de toekomst hopelijk verbeteren. Aan de kwaliteit
en beschikbaarheid van data over georganiseerde drugscriminaliteit wordt aandacht
besteed binnen de brede aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit.
• De evaluatie benadrukt het belang van helderheid in de rangorde tussen de vier domeinen
op basis waarvan het CAM adviseert, te weten individuele gezondheid, volksgezondheid,
openbare orde en criminaliteit.
Naar aanleiding van deze aanbeveling is door de Ministeries van J&V en VWS, op verzoek
van het CAM, aangegeven dat, in lijn met artikel 3a lid 2 van de Opiumwet, er op voorhand
geen rangorde is tussen de vier domeinen. De rangorde is afhankelijk van de omstandigheden
van het geval en de individuele beoordeling van een middel. Voor ieder individueel
middel wordt informatie over alle vier de domeinen geanalyseerd en gescoord. Op basis
daarvan volgt een advies vanuit het CAM.
De toezegging wordt hiermee als voldaan beschouwd.
Toezegging over het Nationaal actieplan AMR
De Minister van VWS heeft in zijn brief van 10 februari 202318 toegezegd om, in vervolg op de huidige AMR-aanpak, voor het einde van het jaar de
Kamer te informeren over de invulling van het Nationaal actieplan AMR, dat wordt opgesteld
in samenwerking met de Minister van LNV en de Staatssecretaris van I&W. Dit actieplan
wordt momenteel afgestemd met ketenpartijen en andere stakeholders, waarbij enige
vertraging is opgelopen. Naar verwachting ontvangt uw Kamer het Nationaal actieplan
AMR in het eerste kwartaal van 2024.
Toezegging te informeren over scenario’s in het kader van pandemische paraatheid
De Minister van VWS heeft toegezegd19 uw Kamer te informeren over de vormgeving van scenario’s in het kader van pandemische
paraatheid. In de voortgangsbrief Pandemische paraatheid van 26 oktober 202320 is hieraan vervolg gegeven, door te schetsen langs welke lijnen de doorontwikkeling
en toepassing van het instrument wordt opgepakt.
In de voortgangsbrief komend najaar zal uw Kamer weer worden geïnformeerd over de
verdere ontwikkelingen hierin.
Toezegging over de belangrijkste lessen voor het Ministerie van VWS uit de resolutie
van het Europees Parlement «COVID-19 pandemic: lessons learned and recommendations
for the future»
Naar aanleiding van de vragen en opmerkingen vanuit de BBB-fractie, is op 26 juli
2023 door de Minister van VWS toegezegd21, later dit najaar schriftelijk terug te komen op de belangrijkste lessen voor het
Ministerie van VWS, uit de resolutie van het Europees Parlement, aangaande «COVID-19 pandemic: lessons learned and recommendations for the future», van 12 juli 2023.
In navolging van deze toezegging wordt aan de verdere uitwerking gewerkt. De Minister
van VWS zal uw Kamer in het eerste kwartaal van 2024 de toegezegde reactie doen toekomen.
Motie van de leden Paulusma en Van Weyenberg over het actualiseren van Zorgkeuzes
in Kaart
De motie van de leden Paulusma en Van Weyenberg22 roept de Minister van VWS op om Zorgkeuzes in Kaart te actualiseren voor preventiemaatregelen,
de resultaten van de technische werkgroep macrobeheersing zorguitgaven hierin mee
te nemen, en hierin op te trekken met het CPB.
Het CPB verzorgt een doorrekening van de verkiezingsprogramma’s. Hiermee beoogt het
CPB op basis van zijn economische expertise een bijdrage te leveren aan het onderling
vergelijkbaar maken van de verschillende verkiezingsprogramma’s. In 2015 en 2020 heeft
het kabinet besloten tot het instellen van de Technische Werkgroep Zorgkeuzes in Kaart
om, buiten de verkiezingsperiode om, de analyse van voorstellen op het terrein van
de zorg te verbeteren door ruim de tijd te nemen en experts in te zetten om zo het
draagvlak voor de zorganalyses te vergroten. Door de voortijdige val van het kabinet
was er geen tijd om buiten de verkiezingsperiode om een voorbereiding te treffen op
de doorrekening van de verkiezingsprogramma’s. Wel heeft de Minister van VWS, mede
namens de Minister van Financiën, in december het eindrapport van de technische werkgroep
«macrobeheersing beheersing zorguitgaven» naar uw Kamer verstuurd23. In dit rapport worden verschillende beleidsopties voor de zorg uitgewerkt. Over
het berekenen van de financiële effecten van preventiemaatregelen is het Ministerie
van VWS in gesprek met het CPB en het RIVM. Het CPB werkt momenteel aan onderzoeksplannen
om dit een stap verder te brengen. Dit heeft vanwege de voortijdige val van het kabinet
en de noodzaak bij het CPB om de publicatie Keuzes in Kaart te prioriteren tijdelijk
stilgelegen. Het Kennisplatform Preventie heeft een technische commissie ingesteld
die onderzoek deed naar de methodiek om kosten en baten van preventie te berekenen
en te bepalen hoe dat mee te nemen in/op de rijksbegroting. Het rapport is in december
aan het Ministerie van VWS aangeboden en wordt half januari 2024 met deze brief aan
de Kamer gezonden.
De toezegging wordt hiermee als voldaan beschouwd.
Toezegging tot informeren over de eerste evaluatie van de 13-weken echo
Tijdens het commissiedebat van 25 mei 2022 over een verzameling van onderwerpen24, heeft de Minister van VWS de toezegging gedaan uw Kamer te informeren over de eerste
evaluatie van de 13-wekenecho. De 13-weken echo wordt sinds september 2021 aangeboden
aan alle zwangeren in Nederland en de evaluatie daarvan, binnen de IMITAS-studie,
verloopt volgens planning.
In de periode van 1 november 2021 tot 1 november 2022 heeft 74,9% van de zwangeren
na informatie en counseling deelgenomen aan de 13-wekenecho. De uitkomsten van de
implementatiestudie over de testeigenschappen en andere aspecten van de screening
zullen naar verwachting rond de zomer van 2024 worden opgeleverd. Voor de wetenschappelijke
publicatie van de studie geldt de strikte voorwaarde dat de resultaten niet eerder
openbaar mogen worden gemaakt, dan nadat deze officieel zijn gepubliceerd. Om die
reden is het niet mogelijk om eerder over de uitkomsten ervan te rapporteren.
Hiermee wordt de toezegging als voldaan beschouwd.
Onderzoek effecten Drugs Informatie en Monitoring Systeem
Met de stand van zakenbrief moties en toezeggingen zomerreces 202325 is uw Kamer met een bijgevoegde notitie van het Drugs Informatie en Monitoring Systeem
(DIMS) geïnformeerd, over de mogelijke gezondheidswinst op het gebied van preventie,
door de capaciteit van het DIMS te vergroten. Daarbij is uw Kamer geïnformeerd over
de uitdagingen bij het helder krijgen, van de effecten van het testen, op drugsgebruik
en preventie van gezondheidsrisico’s.
Met deze brief wordt aangekondigd dat DIMS werkt aan een voorstel, om de genoemde
effecten te kunnen onderzoeken. Uw Kamer zal hierover voor de komende zomer over worden
geïnformeerd.
Toezegging over stand van zaken vergoedingssystematiek bij terugroepacties van geneesmiddelen
Tijdens het Algemeen Overleg Geneesmiddelenbeleid op 6 juni 201926 heeft de Minister voor MZS toegezegd uw Kamer voor de begrotingsbehandeling van 2020
te informeren over de uitkomst van het gesprek tussen apothekers, zorgverzekeraars
en fabrikanten, over de vergoedingssystematiek bij terugroepacties van geneesmiddelen.
De koepelpartijen zijn in gesprek met elkaar over dubbel betalen bij recalls. Er is nog geen resultaat bekend. De Minister van VWS zal uw Kamer informeren zodra
de gesprekken tot een uitkomst hebben geleid, en anders uw Kamer uiterlijk in het
eerste kwartaal van 2024 nader informeren.
Toezegging over het informeren van de Kamer over de uitkomsten van de verkenning naar
systeemfuncties vanuit het Integraal Zorgakkoord
In de Kamerbrief over Samenwerking en mededinging in de zorg27 is toegezegd dat uw Kamer eind 2023 wordt geïnformeerd, over de uitkomsten van de
verkenning naar welke functies onder de definitie systeemfuncties vallen, en welke
afspraken nodig zijn voor het regionaal organiseren hiervan. In de verkenning zou
ook aandacht zijn voor de passende wijze van inkoop.
Aan het begin van dit jaar is het Ministerie van VWS deze verkenning gestart. De partijen
die betrokken zijn bij het Integraal Zorgakkoord (IZA) zijn via de thematafel contractering
benaderd voor een interview. In deze gespreksronde stonden kenmerken van en criteria
voor de definiëring van systeemfuncties centraal. De belangrijkste conclusie was dat
er een gedeeld beeld is over wat een systeemfunctie zou moeten inhouden. Ook waren
er een aantal criteria en een werkdefinitie waaraan voldaan zou moeten worden om als
systeemfunctie gedefinieerd te kunnen worden. Over deze werkdefinitie is eveneens
een gezamenlijk beeld ontstaan tussen de IZA partijen. In de werkdefinitie werd een
onderscheid gemaakt naar typen systeemfuncties.
De volgende stap betrof het bepalen van concrete zorgfuncties die onder de reikwijdte
van systeemfunctie zouden kunnen vallen. Zorgverzekeraars Nederland (ZN) is vervolgens
verzocht om in samenspraak met partijen te onderzoeken welke zorgfuncties onder de
definitie vallen en welke inkoopmodellen hierbij passend zijn. ZN heeft hiervoor het
adviesbureau Zorgmarkten ingeschakeld. Het rapport van Zorgmarkten, met een voorstel
voor een aanpassing van de definitie en een eerste aanzet voor een voorstel voor welke
functies onder de definitie vallen, is in november opgeleverd en wordt op dit moment
afgestemd en besproken tussen de IZA-partijen. De uitkomsten van dit overleg zullen
op korte termijn leiden tot vervolgafspraken, waarin ook het regionaal organiseren
en het passend inkopen centraal zullen staan.
Hiermee wordt de toezegging als voldaan beschouwd.
Toezegging over de selectiecriteria voor vergoeding van stamceltherapie voor MS patiënten
De Minister van VWS heeft tijdens het tweeminutendebat Documentaire Remco vs. Pharma,
van 12 september 2023, uw Kamer toegezegd vóór het kerstreces te informeren over de
stand van zaken van de selectiecriteria voor vergoeding van stamceltherapie bij MS
patiënten en het aantal MS-patiënten dat daarmee is geholpen. Hierbij komt de Minister
van VWS terug op deze toezegging.
Stamceltherapie bij MS is onderdeel van het basispakket voor een specifieke groep
patiënten: zie het Standpunt van het Zorginstituut («Standpunt stamceltransplantatie
bij zeer actieve RRMS»28). In het bijbehorend waarborgendocument is onder andere uitgewerkt wat de indicatie-
en exclusiecriteria voor AHSCT zijn en dat een centrale commissie de indicatie zal
stellen. Deze commissie bestaat uit drie in MS gespecialiseerde neurologen uit het
Amsterdam UMC, het St Antonius ziekenhuis en het Erasmus MC, twee neurologen uit andere
ziekenhuizen waaronder ten minste één niet-academisch ziekenhuis, een hematoloog en
een neuroradioloog. Het Zorginstituut schatte ten tijde van de duiding in dat, per
jaar, ongeveer 10–20 patiënten met zeer actieve RRMS voldoen aan de criteria voor
vergoeding vanuit het basispakket.
In navolging van de toezegging is contact opgenomen met het Zorginstituut en de MS
werkgroep van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie. Eind november waren er twee
MS-patiënten goedgekeurd voor stamceltherapie. Er zijn geen voorbeelden van patiënten
die in de werkgroep werden besproken en op basis van de criteria zijn afgewezen, waarbij
de werkgroep van mening was dat beter wel met aHSCT zou kunnen worden behandeld. Overigens
start het Zorginstituut binnenkort een evaluatie met als centrale onderzoeksvraag
in hoeverre stamceltransplantatie, bij zeer actieve RRMS, op een passende manier georganiseerd
en ingezet wordt, volgens de afspraken in het standpunt en het waarborgendocument.
De subvragen zijn te vinden op de website van het Zorginstituut.29 Daarin wordt ook meegenomen hoeveel patiënten in aanmerking kwamen voor een stamceltransplantatie
en of de opgestelde inclusiecriteria passend zijn. De publicatie van de eerste evaluatie
staat gepland voor de eerste helft van 2024 en wordt openbaar beschikbaar gesteld
op de genoemde website van het Zorginstituut.
De toezegging wordt hiermee als voldaan beschouwd.
Toezegging over de trends ten aanzien van meer gepersonaliseerd gebruik van geneesmiddelen
en medische techniek
De Minister van VWS heeft met zijn brief van 30 juni 2023 toegezegd30 uw Kamer voor het einde van dit jaar te informeren over het in kaart brengen van
de trends ten aanzien van meer gepersonaliseerd gebruik van geneesmiddelen en medische
techniek, en de effecten daarvan voor toelatings- en vergoedingsprocedures en zorguitgaven.
De Minister van VWS kan u op dit moment laten weten dat het expertisecentrum FAST
(Centre for Future Affordable Sustainable Therapy Development), in nauwe samenwerking met het Ministerie van VWS en relevante stakeholders, mogelijkheden
zal onderzoeken voor eventuele aangepaste processen om een geneesmiddel bij de patiënt
te brengen, bijvoorbeeld voor gepersonaliseerde therapieën. FAST zal daarbij kijken
naar welk vergoedingsmodel daarbij gepast zou zijn. Ook het Zorginstituut besteedt
aandacht aan meer gepersonaliseerde therapieën. Zo heeft zij in april van dit jaar
bijvoorbeeld een module uitgebracht die zorgverzekeraars en zorgaanbieders kunnen
gebruiken voor de beoordeling van de pakketwaardigheid van tumoragnostische geneesmiddelen31. Deze geneesmiddelen worden vaak ingezet voor een «gepersonaliseerde» behandeling.
Voor een volledige terugkoppeling dienen verschillende onderwerpen bij elkaar te worden
gebracht en dat vergt nadere overdenking en duiding. De Minister van VWS informeert
uw Kamer hierover in het voorjaar van 2024.
Toezegging over blokkerende software bij medische hulpmiddelen
In het wetgevingsoverleg op 20 juni 2023 heeft de Minister van VWS toegezegd in kaart
te brengen welke mogelijkheden er zijn om blokkerende software, bij medische hulpmiddelen,
tegen te gaan. Om de reden achter deze blokkades te begrijpen heeft de Minister van
VWS contact gehad met expert(s) in het veld.
De leverancier installeert deze software voor het periodiek onderhouden van deze medische
technologie. Een voorbeeld is een knieprothese. Deze wordt gedurende zes jaar door
de fabrikanten onderhouden en nagekeken. Om de twee jaar wordt de knieprothese door
de fabrikant volledig nagekeken, onderhouden en waar nodig van hardware en software
updates voorzien. De gebruiker krijgt tijdens dit onderhoud een vervangende kunstprothese
in bruikleen. Na zes jaar kunnen sommige protheses nog gebruikt en gerepareerd worden,
maar de garanties is dan komen te vervallen. Om een veilig product voor de gebruiker
te blijven garanderen wordt er daarom vaak gekozen om de prothesen na zes jaar te
vervangen door een nieuwe prothese. Veel van deze producten zijn ook versleten, waardoor
vervanging noodzakelijk is. Aangezien de veiligheid van deze producten hiermee wordt
gegarandeerd vindt de Minister geen aanvullende maatregelen hiervoor nodig. De Minister
zal voor dit onderwerp wel aandacht vragen in de relevante gremia over duurzaamheid,
aangezien deze software mogelijk belemmeringen veroorzaken in dit kader.
Hiermee beschouwt de Minister van VWS deze toezegging als voldaan.
Toezegging over het beheersen van de kosten voor dure medische technologie of voor
technologie met hoge budgettaire impact
De Minister van VWS heeft met zijn brief van 4 maart 202232 toegezegd uw Kamer in het tweede kwartaal 2023 een plan van aanpak te sturen dat
gericht is op het beheersen van de kosten voor dure medische technologie of voor technologie
met hoge budgettaire impact. Er wordt gekeken naar maatregelen die zijn te treffen
binnen de bestaande wettelijke kaders, waarbij de focus zal liggen op extramurale
hulpmiddelen. Om tijdig te kunnen signaleren en handelen is hier een belangrijke rol
weggelegd voor het Zorginstituut. Een eerste verkennend gesprek met het Zorginstituut
heeft hierover al plaatsgevonden, maar dit verdient nog vervolggesprekken. Deze vervolggesprekken
moeten nog plaatsvinden. De Minister van VWS verwacht de Kamer voor het einde van
het tweede kwartaal 2024 hierover een update te kunnen sturen.
Toezegging over de mogelijkheid de prijzen van medische hulpmiddelen transparanter
te maken
De toenmalig Minister voor MZS heeft uw Kamer toegezegd te kijken naar de mogelijkheid voor ziekenhuizen, om via
een vertrouwde derde partij, de prijzen van medische hulpmiddelen die instellingen
betalen, transparanter te maken en onderling te vergelijken. De Minister van VWS ziet
momenteel geen aanleiding om hier verdere stappen op te zetten, aangezien het veld
in een onderzoek naar een sluis voor medische technologie heeft aangegeven voldoende
mogelijkheden te zien om te kunnen onderhandelen over de prijs van medische technologie33. Naast mogelijke juridische en organisatorische belemmeringen ziet de Minister van
VWS dan nu ook geen voordeel om in te zetten op prijstransparantie.
De Minister van VWS beschouwt hiermee deze toezegging als voldaan.
Toezegging tot informeren over de uitwerking van de maatregelen voor doelmatige inkoop
van extramurale- en intramurale medische technologie
De Minister van VWS heeft met zijn brief van 13 december 202234 toegezegd uw Kamer in het tweede kwartaal 2023 een plan van aanpak te sturen dat
gericht is op het beheersen van de kosten voor dure medische technologie of voor technologie
met hoge budgettaire impact. Er wordt gekeken naar maatregelen die zijn te treffen
binnen de bestaande wettelijke kaders, waarbij de focus zal liggen op extramurale
hulpmiddelen. Om tijdig te kunnen signaleren en handelen is hier een belangrijke rol
weggelegd voor het Zorginstituut. Een eerste verkennend gesprek met het Zorginstituut
heeft hierover al plaatsgevonden. Hierop moeten nog een aantal vervolggesprekken plaatsvinden
en de Minister verwacht uw Kamer voor het einde van het tweede kwartaal 2024 hierover
een update te kunnen sturen.
Toezegging over rapporteren van voortgang op beweging naar passende zorg van medisch
specialistische bedrijven
De Minister van VWS heeft in de brief van 13 december 202235 toegezegd om uw Kamer te blijven informeren over de voortgang op de beweging naar
passende zorg van medisch specialistische bedrijven (msb’s). De NZa voert hiervoor
monitoring uit gedurende 2023 en 2024. Deze eerste (deel)monitor moet laten zien of,
en zo ja, waar verbeterpotentieel aanwezig is bij msb’s. De NZa onderzoekt dit aan
de hand van twee thema’s: (risico’s t.a.v.) de bestuurbaarheid van ziekenhuizen en
(onwenselijke) financiële prikkels. De resultaten werden in het najaar van 2023 verwacht,
echter vanwege de omvang van de respons (100%) van de enquête, vergt het zorgvuldig
analyseren van de data meer tijd. De Minister van VWS zal in het eerste kwartaal van
2024 de monitor naar uw Kamer toesturen.
Toezegging over het in gesprek gaan met het Zorginstituut over de toereikendheid van
de vergoeding van haarwerken
Op 15 mei 2022 zijn door het lid Ellemeet (GroenLinks) schriftelijke vragen gesteld
over de vergoeding van haarwerken, waarbij ze refereert naar een Nivel rapport over
«Eigen betalingen voor hulpmiddelengebruikers»36 uit juli 2021. Tijdens het commissiedebat van 29 juni 2022 heeft de Minister van
VWS toegezegd hierover met het Zorginstituut in gesprek te gaan en hier schriftelijk
op terug te zullen komen.
In navolging hiervan zijn het afgelopen jaar gesprekken gevoerd met veldpartijen,
waaronder leveranciers en zorgverzekeraars, over de kwaliteit en kosten van haarwerken.
Daarop wordt het Zorginstituut gevraagd onderzoek te doen naar de huidige vergoeding
van haarwerken met de onderliggende vraag of het huidige vergoedingssystematiek passend
is, en zo niet, hoe het vergoedingssystematiek dat wél kan zijn.
Voor het komend zomerreces neemt de Minister van VWS uw Kamer mee in de voortgang
van het onderzoek.
Toezegging over uitvoering van NZa monitor m.b.t. verplaatsen van medisch specialistische
basiszorg
Naar aanleiding van de aangenomen motie van het Kamerlid Van den Berg over het monitoren
van de inspanningen van een umc om niet-topreferente patiënten te verwijzen naar een
algemeen ziekenhuis37 heeft de toenmalige Minister voor MZS de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) verzocht
om jaarlijks, gedurende drie jaar, deze monitoring uit te voeren. In het Verslag Schriftelijk
Overleg over de Maatschappelijke rol van de umc’s in het medische zorglandschap van
28 oktober 201938 is een toezegging gedaan over de uitvoering van de NZa monitor m.b.t. het verplaatsen
van de medisch specialistische basiszorg. Ter uitvoering daarvan is op 8 oktober 2020
en 11 maart 2022 uw Kamer over de eerste twee monitors geïnformeerd (op basis van
data over 2018 en 2019) en is aangekondigd dat een derde monitor zou volgen. Het voornemen
was destijds om in 2023 een laatste monitor op te leveren. Echter is in samenspraak
met betrokken branchepartijen besloten om niet eenzelfde meting voor 2023 te doen.
Er was unanieme overeenstemming dat data van 2020 een vertekend beeld geeft vanwege
COVID-19. Hierdoor zagen partijen geen toegevoegde waarde van eenzelfde meting op
data over 2020.
Met het Integraal Zorgakkoord (IZA) zijn concrete afspraken gemaakt over concentratie
en spreiding van zorg. Daarbij is onder meer afgesproken dat – tegenover de concentratie
van hoogcomplexe zorg – de umc’s en topklinische ziekenhuizen zich minder richten
op medisch specialistische basiszorg (laagcomplexe zorg/niet-topreferente zorg). In
het IZA is afgesproken dat de NZa de voortgang van de beweging naar toekomstbestendig
medisch zorglandschap zal meenemen in een nieuwe monitor, waarbij de inhoud van de
monitor per jaar verschilt en aansluit bij de informatiebehoefte van het veld om beweging
van concentratie en spreiding te genereren. Deze nieuwe monitor komt daarmee in de
plaats van de eerder toegezegde monitor. Naar verwachting wordt de eerste monitor
in het voorjaar van 2024 opgeleverd. De hoofdmoot van deze monitor betreft de doorrekening
van de nieuwe volumenormen op vaatchirurgie en oncologie. Dit is belangrijke input
voor de regionale impactanalyses voor concentratie en spreiding die vervolgens gemaakt
worden. Tevens zal de NZa met betrokken partijen bezien of er voor de aanstaande monitor
al zinvolle inzichten over medisch specialistische basiszorg zijn.
De toezegging wordt hiermee als voldaan beschouwd.
Aanbieden rapportage onderzoek naar digitale (zelf)zorgmiddelen
In het kader van IZA-afspraken is afgesproken om in te zetten op de doorontwikkeling
en stevige inbedding van digitale (zelf)zorgmiddelen in het zorglandschap. Hierover
is een extern marktonderzoek uitgevoerd door KPMG en de resultaten van dit onderzoek
worden hierbij aangeboden aan uw Kamer (zie bijlage «Finaal rapportage digitale zelfzorgmiddelen).
KPMG heeft bij het onderzoek onder meer gekeken naar de betrouwbaarheid en toegankelijkheid
van digitale (zelf)zorgmiddelen (zoals thuisarts.nl en apotheek.nl) voor de burger.
Tevens bevat het onderzoek aanbevelingen voor financiering en governance van deze
middelen.
De Minister van VWS vindt het van groot belang dat burgers toegang hebben tot de juiste
informatie op basis waarvan zij een verantwoorde en afgewogen keuze kunnen maken om
al dan niet naar bijvoorbeeld de huisarts te gaan. Daarnaast is het streven om met
de doorontwikkeling van digitale (zelfzorg)middelen, zoals thuisarts.nl, de druk op
de (eerstelijns)zorg te verminderen. Op dit moment worden verschillende routes verkend
voor verdere doorontwikkeling van digitale (zelf)zorgmiddelen en mogelijke financiering
daarvan door de overheid. Daarbij is het van belang dat eventuele financiering door
de overheid past binnen de geldende wet- en regelgeving. Deze verkenning vindt plaats
in nauwe samenspraak met betrokken veldpartijen.
Rapportage gremium transgenderzorg
In de Kamerbrieven «Stand van zaken transgenderzorg» van 22 december 202239 en «Twee onderzoeksrapporten op gebied van transgenderzorg» van 9 mei 202340 heeft de Minister van VWS toegelicht, welke koers het Ministerie van VWS de komende
jaren gaat varen, op het gebied van transgenderzorg. Deze koers is mede op basis van
een advies van de Kwartiermaker Transgenderzorg uitgezet41. De Kwartiermaker is in opdracht van het Ministerie van VWS en Zorgverzekeraars Nederland
(ZN) vanaf 2018 de aanjager geweest voor het toegankelijker en toekomstbestendig maken
van de transgenderzorg in Nederland. Eind 2022 is de opdracht van de kwartiermaker
afgelopen. De uitdagingen als het verlagen van de wachttijden en betere samenwerking
tussen aanbieders in netwerken zijn daarmee echter nog niet voldoende opgelost. De
beweging in de komende jaren is daarom om de partijen in veld meer zelf te positioneren,
kennisontwikkeling verder te bevorderen en samenwerking (in netwerken) te stimuleren.
Hierbij is aangegeven dat deze ontwikkelingen, onder andere, ingezet zouden kunnen
worden door de totstandkoming van een gremium voor transgenderzorg.
In overleg met partijen in de transgenderzorg en onder leiding van een externe partij
is een gezamenlijk voorstel en ontwerp voor de inrichting van een gremium voor de
transgenderzorg uitgewerkt. In de bijlage treft uw Kamer de rapportage aan.
De Minister van VWS gaf in de Kamerbrief van 16 december 202242 aan het als zijn rol te zien om «de komende periode met patiëntenorganisaties, zorgaanbieders,
zorgverzekeraars en gemeenten, en wellicht ook wetenschappers en andere partijen in
gesprek te gaan, om te onderzoeken of zij bereid zijn een dergelijk gremium voor de
transgenderzorg in het leven te roepen en op welke manier daar dan invulling aan zou
kunnen worden gegeven». Het rapport over de eerste fase laat zien dat er commitment
van een groot aantal partijen is en zij graag aan de slag gaan met de uitdagingen
die geformuleerd zijn.
In de volgende fase van het onderzoek zal de governance structuur van het gremium
verder wordt uitgewerkt. Naar verwachting zal het gremium rond de zomer van 2024 kunnen
starten met de werkzaamheden.
Voortgang Zinnige Zorg-trajecten
Jaarlijks publiceert het Zorginstituut een voortgangsrapportage over de Zinnige Zorg-trajecten.
Met deze brief vindt uw Kamer de Voortgangsrapportage implementatiefase Zinnige Zorg
2022 onder de bijlages. De voortgangsrapportage gaat over 18 trajecten die op dat
moment in de implementatiefase zaten. Hieruit blijkt dat partijen in het veld veel
acties in gang hebben gezet en er een beweging naar verandering in de praktijk is
te zien.
Onder de bijlages treft uw Kamer ook het Verbetersignalement Zinnige Zorg Implanteerbare
Cardioverter-Defibrillator (ICD). Het Zorginstituut heeft samen met betrokken partijen
bij de start van dit Zinnige Zorg-traject onderwerpen vastgesteld waarvoor de ICD-zorg
verbeterd kan worden. Om dit verder te onderbouwen, zijn verschillende interne en
externe onderzoeken uitgevoerd. Dit verbetersignalement beschrijft de verbetermogelijkheden
die hieruit voortvloeien, zoals het verbeteren van de indicatiestelling voor het plaatsen
en het vervangen van een ICD. Implementatie van deze verbeterafspraken leidt tot verbetering
van kwaliteit van de zorg. Daarnaast leidt het naar verwachting jaarlijks tot 19,8
miljoen euro minder zorgkosten ten laste van de Zorgverzekeringswet.
Zinnige Zorg-trajecten worden na de evaluatiefase afgesloten met een eindrapportage.
Ook bijgesloten zijn vier eindrapportages van afgelopen Zinnige Zorg-trajecten voor
mensen met kanker. Deze trajecten beschreven verbetermogelijkheden voor nacontrole
bij borstkanker, dure geneesmiddelen bij niercelkanker, dure geneesmiddelen bij castratierefractair
prostaatkanker en zorg in de laatste levensfase bij long-, darm- en prostaatkanker.
Over het geheel van de Zinnige Zorg-projecten voor mensen met kanker concludeert het
Zorginstituut dat er op goede wijze invulling is gegeven aan de verbetermogelijkheden,
maar niet alle verbeterdoelen van de Zinnige Zorgprojecten zijn bereikt. Op meerdere
onderwerpen zijn nog stappen te zetten. Verbeterpunten op het gebied van dure geneesmiddelen
komen terug in het Signalement Passende zorg voor mensen met kanker. Passende zorg
in de laatste levensfase is onder andere onderdeel van het Nationaal Programma Palliatieve
Zorg II. Gepersonaliseerde nacontrole en nazorg bij borstkanker, op basis van risico-inschatting
en gedeelde besluitvorming, worden opgenomen in nieuwe richtlijnmodules. Daarnaast
wordt er met de afspraken in het IZA toe gewerkt naar meer waardegedreven zorg, op
de juiste plek, samen met en rondom de patiënt.
De Zinnige Zorg-trajecten, die zijn gestart voor de komst van het Integraal Zorgakkoord
(IZA), dragen bij aan de beweging richting Passende Zorg. De afspraken gemaakt in
het IZA zullen de verbetermogelijkheden uit de Zinnige Zorg-trajecten nog verder brengen.
Toezegging over vergelijkend onderzoek uitgevoerd door Nictiz
Tijdens het schriftelijk overleg op 26 juli 2023 over de informele EU Gezondheidsraad
van 27 en 28 juli 202343, heeft de Minister van VWS toegezegd uw Kamer te informeren over het door Nictiz
uitgevoerde vergelijkend onderzoek: een zogenaamde fit-gap-analyse. Het vergelijkend
onderzoek van Nictiz ziet op de verhoudingen tussen de European Health Data Space
(EHDS) en de Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (Wegiz). In deze analyse
is gekeken op welke onderdelen de nationale uitwisseling overeenkomt met, of verschilt
van, de Europese uitwisselingsformats. Deze toezegging is deels voldaan door een samenvatting
van de resultaten van het onderzoek mee te nemen in de voortgangsbrief Wegiz44. Het verslag van Nictiz is nog niet met uw Kamer gedeeld in afwachting van een definitieve
versie van het verslag. De Minister van VWS verwacht uw Kamer uiterlijk het eerste
kwartaal van 2024 nader te informeren om daarmee aan de toezegging te voldoen.
Toezegging over regelmatig informeren over voortgang op nationale visie op het gezondheidsinformatiestelsel
In de Kamerbrief over de nationale visie op het gezondheidsinformatiestelsel van 6 april
202345 heeft de Minister van VWS toegezegd uw Kamer op de hoogte te houden over de voortgang
van de nationale visie en strategie op het gezondheidsinformatiestelsel. Zodoende
volgt hier een kleine update.
In samenwerking met het zorgveld is een middellange- en lange termijnstrategie op
het gezondheidsinformatiestelsel voorbereid. Deze wordt momenteel verder uitgewerkt
met partijen uit het zorgveld, het sociaal domein en leveranciers. Hierbij stuurt
het Ministerie van VWS aan om het zorgveld, sociaal domein en leveranciers in de breedte
te betrekken. Op deze manier wordt (duurzaam) vooruitgang geboekt en behoudt de strategie
haar draagvlak.
De Minister van VWS zet in op een oplevering van de integrale strategie in het voorjaar
van 2024.
Toezegging over het eenmalig onderzoeken van de vacaturegraad van sociaal psychiatrisch
verpleegkundigen
In de beantwoording van Kamervragen van het lid van den Berg (CDA) heeft de Minister
van VWS de toezegging gedaan, om éénmalig een onderzoek te laten uitvoeren naar de
vacaturegraad bij sociaal psychiatrisch verpleegkundigen (spv). Daarbij is de expliciete
vraag of er daadwerkelijk sprake is van een relatief groter tekort aan spv’ers, in
vergelijking met de algemene krapte op de arbeidsmarkt van gespecialiseerde verpleegkundigen.
De vraag is uitgezet bij het Capaciteitsorgaan en die heeft aangegeven dat een betrouwbaar
onderzoek naar de vacaturegraad onder spv’ers niet mogelijk is, doordat het aantal
spv’ers dat in dienst is binnen de GGZ, en/of bij huisartsen als praktijk ondersteuners,
niet eenduidig en centraal wordt geregistreerd.
De Minister van VWS zal daarom niet het gewenste onderzoek tot uitvoering brengen.
Toezegging over een ACM-onderzoek naar marktgedrag van ICT-leveranciers in de zorg
De Minister van VWS heeft toegezegd, het ACM-onderzoek naar marktgedrag van ICT-leveranciers
in de zorg, aan uw Kamer toe te zenden.
Het ACM-onderzoek is in 2020 door KPMG gestart en afgerond in 2021. Desondanks mocht
– na een uitspraak van de rechter46 – de ACM tot nu toe alleen een managementsamenvatting publiceren. De ACM is hiertegen
in beroep gegaan. Op 21 november 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven
(CBb) besloten dat de ACM haar marktverkenning openbaar mag maken47. Er dienden echter vier aanpassingen te worden gemaakt op punten in de marktverkenning
waarin de ACM in de belangenafweging tekortschoot. De ACM heeft haar onderzoek inmiddels
gepubliceerd48.
Met de publicatie van het ACM-onderzoek wordt deze toezegging als voldaan beschouwd.
Minister voor Langdurige Zorg en Sport
Motie van het lid Werner over inbreng expertise wijkverpleegkundige bij het inschatten
van het «kantelpunt» tussen thuis en opname verpleeghuis
De motie van het lid Werner49 verzoekt de regering te onderzoeken welke expertise de wijkverpleegkundige kan inbrengen
om het «kantelpunt» tussen thuis en opname verpleeghuis beter in te schatten, en daarmee
crisisopname te voorkomen.
Bij ZonMw wordt een kennisprogramma opgezet voor verpleging en verzorging. Middels
een veldverkenning worden de onderwerpen bepaald waar onderzoek naar gedaan moet gaan
worden. De Minister voor LZS heeft ZonMw meegegeven om de motie mee te nemen in dit
programma. Het programma zal op 1 januari 2024 van start gaan.
De motie wordt hiermee als voldaan beschouwd.
Motie van de leden Van den Berg en Agema over administratieve lasten voor zorgaanbieders
De motie van de leden Van den Berg en Agema50 verzoekt de regering in overleg te gaan met zorgverzekeraars, Zorgautoriteit en inspectie
om te komen tot eenduidigheid in hun vraagstelling aan zorgaanbieders en één portaal
te gebruiken voor aanlevering van de vragen.
In navolging daarvan is een uitvraag gedaan bij verschillende uitvoeringsorganisaties
over de vorderingen die zij maken in het eenduidig uitvragen van informatie. De Minister
voor LZS zal uw Kamer in de volgende voortgangsbrief IZA, die gepland staat voor het
voorjaar van 2024, nader informeren over de uitvoering van deze motie.
Motie Sahla over onderzoeken niet-inclusieve (ouderen)zorg gezondheidsachterstanden
De motie Sahla c.s.51, welke is aangenomen tijdens het Tweeminutendebat van 20 mei 2022, verzoekt de regering
te onderzoeken in hoeverre niet-inclusieve (ouderen)zorg leidt tot gezondheidsachterstanden,
welke knelpunten zorgaanbieders ondervinden bij inclusief werken en hoe zij beter
gefaciliteerd kunnen worden. In navolging daarvan voert Pharos samen met Erasmus Universiteit
Rotterdam een kwantitatief onderzoek uit naar de impact van niet-inclusieve zorg onder
ouderen met een migratieachtergrond. De resultaten daarvan worden geduid in focusgroepen,
zodat meer zicht komt op knelpunten.
De resultaten worden voor de zomer van 2024 met de Kamer gedeeld. Daarnaast start
Vilans in 2024 sector overstijgende lerende netwerken rond diversiteitssensitief werken
waarin zorgaanbieders gezamenlijk stappen zetten op het gebied van diversiteitssensitief
werken.
Motie van de leden Westerveld en Bikker over landelijke afspraken over het behoud
van hulpmiddelen thuis
De Minister voor LZS heeft in de brief aan de Kamer van 19 juni jl. aangegeven hoe
invulling wordt gegeven aan de motie van de Kamerleden Westerveld en Bikker52. Deze motie verzoekt landelijke afspraken te maken over het behoud van hulpmiddelen
thuis voor cliënten die verhuizen naar een instelling in de zin van de Wet langdurige
zorg (Wlz) en aangeven thuis te willen logeren53. In de brief van 19 juni is aangegeven dat partijen bereid zijn over het behoud van
Wmo-hulpmiddelen landelijke afspraken te maken. Op maandag 21 augustus jl. heeft de
Minister voor LZS met Ieder(in), VNG, Firevaned en VGN hierover bijgevoegde landelijke
afspraken gemaakt. Deze afspraken gaan onder meer over de cliënten en de Wmo-hulpmiddelen
die hiervoor in aanmerking komen, de processtappen, de financiering, de communicatie
over de afspraken (o.a. via Regelhulp) en de evaluatie van de afspraken in 2025. Met
deze bestuurlijke afspraken wordt deze motie als voldaan beschouwd.
Motie van het lid Werner over onderzoeken inbreng expertise wijkverpleegkundige
In het tweeminutendebat Wijkverpleging van 22 juni 2023 n.a.v. de Stand van zakenbrief
over de Wijkverpleging54 heeft het lid Werner een motie ingediend over het onderzoeken welke expertise de
wijkverpleegkundige kan inbrengen om het «kantelpunt» tussen thuis en opname verpleeghuis
beter in te schatten. Bij ZonMw wordt een kennisprogramma opgezet voor verpleging
en verzorging. Middels een veldverkenning worden de onderwerpen bepaald waar onderzoek
naar gedaan moet gaan worden. De Minister voor LZS heeft ZonMw meegegeven om de motie
mee te nemen in dit programma. Het programma zal op 1 januari 2024 van start gaan.
De motie wordt hiermee als voldaan beschouwd.
Motie van het lid Van den Berg over het stellen van eisen bij de toekenning van opleidingsplekken
De motie van het lid Van den Berg verzoekt55 de Minister voor LZS om een andere verdeelsleutel te hanteren bij volgende allocaties
van ggz opleidingsplekken. De insteek is dat ggz-aanbieders, die meedoen met crisisdiensten,
hoog complexe zorg en multizorg geven, en afspraken maken over kwantiteit in relatie
tot kwaliteit, voorkeur krijgen voordat vrijgevestigde praktijken opleidingsplaatsen
krijgen.
Na het aannemen van de motie van uw Kamer zijn er verschillende verontruste reacties
binnen gekomen van het veld. Zij geven aan dat de relatie die wordt gelegd tussen
de verdeling ggz-opleidingsplekken en meedoen in crisisdiensten niet terecht is omdat
de enige beroepsgroep waar een verdeelsleutel op wordt toegepast, namelijk de gz-psychologen,
niet in de crisisdienst worden ingezet, en dat het ook in strijd is met door het veld
vastgestelde veldnorm. De Landelijke vereniging van vrijgevestigde psychologen & psychotherapeuten
geeft daarnaast aan dat de aanname, dat vrijgevestigde praktijken vaak ongecontracteerde
zorg leveren, onjuist is. Slechts 8% van de behandelingen in de ggz is ongecontracteerd,
de helft daarvan wordt geleverd door 30 grotere ggz-aanbieders. Dat blijkt uit onderzoek
van Vektis. Ook hanteren zij wel degelijk afspraken met betrekking tot kwaliteit (Wet
BIG, Wkkgz, Wgbo, het landelijk kwaliteitsstatuut GGZ sectie II).
Deze geluiden horende sluit de Minister voor LZS bij de invulling van de motie liever
aan bij de ontwikkeling van het veld, om opleidingen van gz-psychologen vorm te geven
in breed opgezette samenwerkingsverbanden, waardoor gz-psychologen in opleiding ervaring
kunnen op doen in verschillende sectoren. Daartoe heeft de Minister voor LZS in het
spelregeldocument voor de toewijzing van opleidingsplekken opgenomen, dat in de verdeelsystematiek,
opleiden in samenwerkingsverbanden gestimuleerd moet worden. Binnen deze samenwerkingsverbanden
moet minimaal een instelling deelnemen die gespecialiseerde geïntegreerde GGZ (SGGZ-
ambulante en klinische zorg) levert en beschikt over een geldig kwaliteitsstatuut:
sectie III (Instellingen).
Hiermee wordt de motie als voldaan beschouwd.
Motie van het lid Van den Berg over het stellen van eisen bij de toekenning van opleidingsplekken
De motie van het lid Van den Berg verzoekt56 de Minister voor LZS om een andere verdeelsleutel te hanteren bij volgende allocaties
van ggz opleidingsplekken. De insteek is dat ggz-aanbieders, die meedoen met crisisdiensten,
hoog complexe zorg en multizorg geven, en afspraken maken over kwantiteit in relatie
tot kwaliteit, voorkeur krijgen voordat vrijgevestigde praktijken opleidingsplaatsen
krijgen.
Na het aannemen van de motie van uw Kamer zijn er verschillende verontruste reacties
binnen gekomen van het veld. Zij geven aan dat de relatie die wordt gelegd tussen
de verdeling ggz-opleidingplekken en meedoen in crisisdiensten niet terecht is omdat
de enige beroepsgroep waar een verdeelsleutel op wordt toegepast, namelijk de gz-psychologen,
niet in de crisisdienst worden ingezet, en dat het ook in strijd is met door het veld
vastgestelde veldnorm. De Landelijke vereniging van vrijgevestigde psychologen & psychotherapeuten
geeft daarnaast aan dat de aanname, dat vrijgevestigde praktijken vaak ongecontracteerde
zorg leveren, onjuist is. Slechts 8% van de behandelingen in de ggz is ongecontracteerd,
de helft daarvan wordt geleverd door 30 grotere ggz-aanbieders. Dat blijkt uit onderzoek
van Vektis. Ook hanteren zij wel degelijk afspraken met betrekking tot kwaliteit (Wet
BIG, Wkkgz, Wgbo, het landelijk kwaliteitsstatuut GGZ sectie II).
Deze geluiden horende sluit de Minister voor LZS bij de invulling van de motie liever
aan bij de ontwikkeling van het veld, om opleidingen van gz-psychologen vorm te geven
in breed opgezette samenwerkingsverbanden, waardoor gz-psychologen in opleiding ervaring
kunnen op doen in verschillende sectoren. Daartoe heeft de Minister voor LZS in het
spelregeldocument voor de toewijzing van opleidingsplekken opgenomen, dat in de verdeelsystematiek,
opleiden in samenwerkingsverbanden gestimuleerd moet worden. Binnen deze samenwerkingsverbanden
moet minimaal een instelling deelnemen die gespecialiseerde geïntegreerde GGZ (SGGZ-ambulante
en klinische zorg) levert en beschikt over een geldig kwaliteitsstatuut: sectie III
(Instellingen).
Hiermee wordt de motie als voldaan beschouwd.
Toezegging over informeren over nurse-led zorg
Tijdens het debat over de eerstelijnszorg van 5 juli 2023 heeft de Minister voor LZS
toegezegd uw Kamer voor eind 2023 schriftelijk te informeren over de ontwikkelingen
rondom nurse-led zorg. Hierbij heeft de Minister voor LZS ook specifiek verwezen naar
het visietraject eerstelijnszorg 2030. Er wordt momenteel gewerkt aan een verkenning
vanuit wetenschappelijke literatuur en voorbeelden van andere landen om te leren van
ontwikkelingen rondom nurse-led zorg. De visie op de eerstelijnszorg heeft enkele
weken vertraging opgelopen en zal in de eerste helft van 2024 aan uw Kamer worden
gestuurd. In de definitieve versie van de visie zal concreet benoemd worden hoe de
ontwikkelingen rondom nurse-led zorg meegenomen worden in het visietraject.
Toezegging over het indienen van de bilaterale grondslag tussen gemeenten en ziektekostenverzekeraars
In het Algemeen Overleg Zorgfraude 19 februari 2022 heeft de Minister voor LZS toegezegd
eind 2022 de bilaterale grondslag tussen gemeenten en ziektekostenverzekeraars via
een nota van wijziging zou toezenden aan uw Kamer. De bilaterale grondslag tussen
gemeenten en ziektekostenverzekeraars is niet ingediend als nota van wijziging op
de Wet bevorderen samenwerkingen rechtmatige zorg (Wbsrz), maar is verplaatst naar
het wetsvoorstel voor de Verzamelwet Gegevensverwerking VWS I. Op 6 oktober 2023 is
dit Wetsvoorstel bij uw Kamer ingediend57.
De toezegging wordt hiermee als voldaan beschouwd.
Toezegging over de mogelijkheden rondom onafhankelijke zorgdiscriminatiemeldpunten
De Minister voor LZS heeft in haar brief over het rapport «Discriminatie in de zorg»
toegezegd58 uw Kamer te informeren over de mogelijkheden rondom onafhankelijke zorgdiscriminatiemeldpunten
en de rol van antidiscriminatievoorzieningen (ADV) hierin.
Eerder is in opdracht van het Ministerie van BZK onderzoek gedaan naar de inrichting,
taken en financiering van ADV-s. Dit onderzoek is inmiddels uitgevoerd en verschillende
scenario’s zijn uitgewerkt. Onlangs heeft het Ministerie van BZK uw Kamer middels
een brief59 op de hoogte gesteld van de vervolgstappen.
Het voorkeursscenario van het Ministerie van BZK betreft een meerjarenplan dat onder
meer vraagt om nieuwe wetgeving, het opzetten van een landelijke stichting en een
ingrijpende verandering in de wijze van financiering. Het Ministerie van BZK zet momenteel
de eerste stappen om naar dit scenario toe te werken. De positionering van de meldpunten
in sectoren zoals de zorg komt later in dat proces aan de orde. Het is daarom nog
niet mogelijk om een uitspraak te doen over de rol van ADV-s in het opzetten van onafhankelijke
zorgdiscriminatiemeldpunten. Het Ministerie van VWS blijft het traject van BZK rondom
de ADV-s volgen. In de volgende voortgangsrapportage van de VWS-brede aanpak discriminatie
en gelijke kansen brengt de Minister voor LZS uw Kamer op de hoogte van de voortgang
hiervan. Deze wordt naar verwachting in het laatste kwartaal van 2024 naar uw Kamer
gestuurd.
Toezegging over opstellen Handreiking Goede Vertegenwoordiging
In de Verzamelbrief Toekomstagenda zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking60 heeft de Minister voor LZS toegezegd uw Kamer te informeren over de stand van zaken
van een handreiking over het vergroten van de bekendheid met vertegenwoordiging, het
wegnemen van onduidelijkheden en het verbeteren van de inzet van vertegenwoordiging
in de zorg. De Handreiking Goede Vertegenwoordiging wordt door veldpartijen opgesteld
en zal na vaststelling naar verwachting in april 2024 aan de Tweede Kamer worden gezonden.
Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Motie van de leden Ceder en Kuik over het ontmoedigen van het roken van hasj en marihuana
De motie van de leden Ceder en Kuik61 verzoekt de regering, om naast het ontmoedigen van het roken van tabak door jongeren,
ook het roken van hasj/marihuana te ontmoedigen.
Drugs algemeen
Hasj en Marihuana (gezamenlijk «Cannabis») zijn drugs. Drugsgebruik past niet in een
normale, gezonde leefstijl. Daarom zet de Staatssecretaris van VWS in op het ontmoedigen
van drugsgebruik, zoals uw Kamer heeft kunnen lezen in twee eerdere brieven62,
63. De Staatssecretaris neemt het verzoek in deze motie dan ook ter harte en beschouwt
deze als steunend aan de huidige inzet.
Preventiebeleid op het gebied van drugs is een lokale verantwoordelijkheid: gemeenten
bepalen dan ook zelf hun preventiebeleid. Zij doen dat onder andere binnen de kaders
van de Wet Publieke Gezondheid, de Opiumwet en de Wet en regelgeving Experiment Gesloten
Coffeeshopketen («Het Experiment»).
Deze lokale verantwoordelijkheid betekent niet dat de Rijksoverheid geen rol heeft.
De Minister en Staatssecretaris van VWS focussen er op gemeentes te faciliteren bij
het vinden en uitvoeren van de juiste activiteiten ten aanzien van drugs preventie.
Zo is het Trimbos-instituut opdracht gegeven een Modelplan Lokaal Drugsbeleid te ontwikkelen,
een tool waarmee gemeentes gemakkelijk een effectief drugspreventiebeleid neer kunnen
zetten. Ook ontwikkelde het Trimbos-instituut een Wat Werkt Dossier Drugs, een «Tool
middelenpreventie» voor kwetsbare groepen en de «Alcohol drugs en tabak op evenement
Leidraad» voor gemeentes. Daarnaast financiert de Rijksoverheid een aantal initiatieven
zoals voorlichtingswebsites en preventie aanbod voor ouders.
Cannabis specifiek
Voor coffeeshops zijn de AHOJG-criteria van toepassing, die onder andere bedoeld zijn
om gebruik zo veel mogelijk te voorkomen. Daarbij valt te denken aan een advertentieverbod,
een leeftijdsgrens van 18 jaar en een maximum van 5 gram per persoon.
Andere in gang gezette activiteiten zijn gericht op het vergroten van de bekendheid,
met diverse laagdrempelige online zelfhulpinterventies, voor diverse doelgroepen met
verschillende problematiek. Dit helpt mensen om online de juiste informatie, en eventuele
behandeling te vinden, die aansluit bij hun situatie. Het overzicht hiervan is te
vinden op onder andere de website van het Trimbos-instituut64 en Verslavingskunde Nederland65 en is onder andere onder de aandacht gebracht bij de gemeentes die deelnemen in het
Experiment Gesloten Coffeeshopketen.
Experiment specifiek
Het experiment geeft, via de daartoe bestemde wet- en regelgeving, een aantal extra
handvatten op het gebied van preventie. Te denken valt aan de volgende vereisten:
○ Op de verpakking van de verkochte producten moet door de teler via een QR-code een
bijsluiter zijn bevestigd (zie ook de website van de Rijksoverheid66). Deze bijsluiter geeft informatie over de schadelijke effecten die cannabis kan
hebben op o.a. de gezondheid, welke andere risico’s er zijn en welke mensen extra
moeten opletten. Ook is vermeld waar iemand advies en hulp kan vinden. Deze bijsluiter
is ook in het Engels en in animatievorm beschikbaar.
○ Deelnemende coffeeshops zijn verplicht om personeel te scholen in voorlichting over
gezondheidsrisico’s en doorverwijzing bij problematisch gebruik. Ook is het voor hen
verplicht om voorlichtingsmateriaal over gebruik en de risico’s zichtbaar aanwezig
te hebben in hun coffeeshop.
○ Binnen het experiment worden bovendien de producten gecontroleerde op de aanwezigheid
van extra schadelijke stoffen. Daarmee wordt extra gezondheidsschade voorkomen.
Bovendien is de pilot in twee gemeentes die deelnemen aan het Experiment Gesloten
Coffeeshop (met het door het Trimbos-instituut ontwikkelde model Preventie- en Handhavingsplan
Cannabis) afgerond en wordt dit model uitgerold over andere deelnemende gemeentes.
Dit helpt hen met het ontwikkelen van een gemeentelijke integrale preventieaanpak,
door onder andere inzicht te krijgen in het gebruik van cannabis in hun gemeente,
het stellen van concrete doelen ten aanzien van bijvoorbeeld de afname van gebruik,
en concrete maatregelen om deze doelen na te streven.
Wederom neemt ook binnen het Experiment, de Rijksoverheid een faciliterende rol in
richting naar de gemeentes. Dit houdt onder andere in dat twee keer per jaar een werkgroep
georganiseerd wordt waarin gemeentes en preventiewerkers ervaringen kunnen uitwisselen.
Met het bovenstaande antwoord wordt de motie als voldaan beschouwd.
Motie van het lid Heerema over monitoring Alcoholbesluit
Op 28 augustus 202367 is het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Alcoholbesluit in verband met de
aanwijzing van categorieën van personen en horecabedrijven aan uw Kamer aangeboden.
Deze wijziging betreft de uitvoering van het amendement van het lid Bolkestein68 en strekt ertoe dat de verplichting tot het bijschrijven van dagleidinggevenden,
op het aanhangsel bij de vergunning, alleen geldt voor dagleidinggevenden van horecabedrijven.
De verplichte bijschrijving vervalt daarmee voor slijterijbedrijven.
Tijdens de voorhangprocedure heeft de vaste commissie voor VWS de Staatssecretaris
van VWS schriftelijke vragen gesteld. Deze zijn per brief op 17 oktober 202369 beantwoord. Naar aanleiding van de beantwoording heeft op 25 oktober 2023 een Tweeminutendebat
plaatsgevonden. Tijdens het debat is een motie van het lid Rudmer Heerema70 aangenomen. De motie vraagt de gevolgen van het Alcoholbesluit het komende jaar te
monitoren, met specifieke aandacht voor uitvoering van Bibob en misbruik van een alcoholwetvergunning
voor criminele activiteiten. Daarnaast vraagt de motie om in de tussentijd alternatieven
te onderzoeken die een grondige vermindering van administratieve lasten voor horecaondernemers
nastreven en voor de zomer van 2024 met een voorstel te komen. In de tussentijd zal
advisering door de Raad van State over het voorgestelde ontwerpbesluit plaatsvinden.
Het streven is om het ontwerpbesluit voor de zomer inwerking te laten treden.
Op dit moment werkt de Staatssecretaris van VWS samen met het Ministerie van Justitie
en Veiligheid (JenV) uit, op welke manier de gevolgen van het Alcoholbesluit, met
aandacht voor uitvoering van Bibob en misbruik van een alcoholwetvergunning voor criminele
activiteiten, gemonitord zouden kunnen worden. De verplichte bijschrijving heeft een
preventieve werking, welke ertoe leidt dat malafide dagleidinggevenden niet voorgedragen
worden voor bijschrijving.
Uit eerder onderzoek van Sira consulting naar de doelmatigheid van de bijschrijfplicht71 bleek dat cijfers beperkt beschikbaar zijn en dat op basis van cijfers die wel geregistreerd
zijn, geen eenduidige conclusies getrokken kunnen worden. Bovendien zijn de cijfers
beïnvloed door de preventieve werking van de toets. Bij het monitoren van de gevolgen
zal de Staatssecretaris van VWS zo veel mogelijk gebruikmaken van wat er al bekend
is op basis van onderzoek. Daarnaast zal bij de keuze voor een bepaalde wijze van
monitoren, rekening worden gehouden met de uitvoeringslasten voor bestuursorganen,
politie en andere organisaties (waaronder het Landelijk Bureau Bibob).
Tegelijkertijd gaan de Staatssecretaris, samen met het Ministerie van JenV, de G4
en een aantal andere gemeenten, verkennen of alternatieven een grondige vermindering
van administratieve lasten voor horecaondernemers nastreven.
Toezegging over regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen
In de Kamerbrief over het Eindrapport onderzoek regeldruk bij vrijwilligersorganisaties
en filantropische instellingen72, van 19 juni jl., hebben de Staatssecretaris van VWS en de Minister voor Rechtsbescherming
toegezegd uw Kamer uiterlijk in december 2023 te informeren over de acties die het
kabinet onderneemt met betrekking tot regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische
instellingen.
Helaas kan de toegezegde informatie nog niet aan uw Kamer worden verzonden, want het
onderzoek naar de acties vraagt meer tijd. Ook de beantwoording van het schriftelijk
overleg van de vaste commissie voor VWS over deze brief vraagt meer tijd. De brief
en de beantwoording van het schriftelijk overleg zal voor het einde van het eerste
kwartaal van dit jaar naar uw Kamer worden verstuurd.
Toezegging over preventie online verkoop synthetische drugs
Tijdens het commissiedebat drugspreventie en verslavingszorg, van 29 maart 2023, is
gesproken over de uitvoering van de motie van Kamerlid Bikker c.s.73, waarin de regering wordt verzocht te komen tot concrete voorstellen, om het online
aanbod van drugs terug te dringen. Naar aanleiding van een eerste verkenning is uw
Kamer geïnformeerd74 dat na het zomerreces informatie zou volgen over concrete voorstellen op het gebied
van preventie.
Na overleg met het Trimbos-instituut is besloten om het instituut te laten onderzoeken
hoe jongeren via social media worden blootgesteld aan (de aankoop van) drugs, wat
voor invloed deze blootstelling heeft op de attitude van jongeren ten aanzien van
drugs, en wat voor impact dit heeft op hun intentie om drugs te gebruiken. Concreet
betekent dit dat een panel van jongeren in de leeftijd van 16–18 jaar zal worden gevraagd
om bij te houden hoe vaak en op welk kanaal zij drugsuitingen zien en welk effect
dit op hen heeft.
Daarnaast zal het Trimbos-instituut een verkenning uitvoeren naar de effectiviteit
van online preventieboodschappen via TikTok en Instagram. Een twaalftal videoboodschappen
zal worden zo gericht mogelijk onder de doelgroep worden verspreid. Door de meta-data
van de 12 video’s te bestuderen ontstaat een beeld van wie de video bekijkt, wat hun
achtergrond of interesse is, of de boodschap de aandacht vasthoudt en of het mogelijk
is de jongeren door te laten klikken naar andere interventies. Deze manier van online
drugspreventie is innovatief. In potentie kan deze aanpak verder worden uitgerold
en daarmee grote impact hebben bij het voorkomen van drugsgebruik. Het betreffende
onderzoek start nog dit jaar en de resultaten zullen voor de komende zomer met uw
Kamer worden gedeeld.
Toezegging tot informeren over de uitvoering van moties met betrekking tot suïcidepreventie
Het is van belang dat het aantal suïcides en suïcidepogingen in Nederland wordt teruggedrongen.
Het bespreekbaar maken als ook het herkennen van suïcidale gedachten zijn daarin belangrijke
onderdelen. Ook in debatten met uw Kamer is dit onderwerp van gesprek geweest. De
Staatssecretaris van VWS heeft toegezegd om voor de begrotingsbehandeling van VWS
uw Kamer over de uitvoering van een drietal moties te informeren. Daarnaast wordt
uw Kamer geïnformeerd over een tweetal marktverkenningen die dit jaar hebben plaatsgevonden.
Moties Den Haan over het gratis maken van nummer 113
Deze moties vragen inspanningen te plegen voor het gratis maken van het telefoonnummer
113 en het reserveren van middelen hiertoe75. Al in 2021 heeft Dialogic in opdracht van VWS mogelijkheden van het kosteloos maken
van het nummer 113 onderzocht. Om invulling te geven aan de hierboven genoemde moties,
is onderzoeksbureau Dialogic in het najaar van 2023 gestart met een verdere verdieping.
In deze verdieping wordt gekeken naar de consequenties van de eerder geschetste implementatieopties
voor het kosteloos maken van het nummer 113. Ook gaan zij na of eventuele nieuwe opties
voorhanden zijn en actualiseren zij de implementatiekosten. Deze opdracht wordt naar
verwachting in het eerste kwartaal van 2024 afgerond. Deze moties zijn financieel
gedekt en de Minister van Financiën heeft uw Kamer hierover op 29 september 2023 geïnformeerd76. In deze brief is aangegeven dat op de begroting van VWS middelen beschikbaar worden
gesteld uit Loon- en Prijsontwikkeling (LPO) of groeiruimte Zvw om na het onderzoek
de benodigde stappen te zetten. Uw Kamer wordt in de loop van 2024 geïnformeerd over
de uitkomsten van dit onderzoek.
Motie Den Haan toerusten medewerkers klantcontact herkennen suïcidale gedachten
Met deze motie77 wordt gevraagd om klantcontact-medewerkers van financiële uitvoeringsorganisaties
standaard toe te rusten, opdat zij in staat zijn suïcidale gedachten te herkennen
en handelingsperspectief aan te reiken. Tijdens de Regeling van Werkzaamheden van
24 oktober 2023 heeft het Kamerlid Den Haan gevraagd naar de wijze waarop de motie
wordt uitgevoerd. Daarop is de vraag onder de aandacht gebracht van de Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Vanuit dit departement wordt uw Kamer over de uitvoering
van deze motie geïnformeerd. Dit volgt via de «stand van de uitvoering sociale zekerheid»
die na het Kerstreces wordt verwacht.
Marktverkenningen hulplijn 113 en trainingsaanbod
Afgesproken is om uw Kamer te informeren over het sluiten van overeenkomsten voor
activiteiten die als dienst van algemeen economisch belang (DAEB) zijn aangemerkt.
Op het terrein van suïcidepreventie gaat het om de activiteiten van Stichting 113
Zelfmoordpreventie voor het uitvoeren van de hulplijn 113 en het vormgeven van trainingsaanbod
gericht op suïcidepreventie. Het gaat hier om economische marktactiviteiten. Om die
reden zijn voor beide activiteiten dit jaar marktverkenningen uitgevoerd. Er is in
beide verkenningen geconcludeerd dat er geen (andere) marktpartij is, die deze opdracht
zonder subsidie van de overheid, naar behoren kan uitvoeren. Hiermee kan worden geconcludeerd
dat er sprake is van marktfalen. Dit betekent dat er voor deze twee activiteiten opnieuw
subsidie kan worden verleend aan Stichting 113 Zelfmoordpreventie, waarbij de activiteiten
worden aangemerkt als DAEB. Hiertoe worden twee DAEB-overeenkomsten afgesloten. Deze
conclusie en werkwijze zijn in overeenstemming met de regels omtrent staatssteun.
Wij zijn voornemens de DAEB voor een periode van vijf jaar af te sluiten, aangezien
geen geschikte marktpartijen naar voren zijn gekomen en deze looptijd mogelijke onzekerheid
bij de subsidieontvangers wegneemt betreffende de continuering van de subsidie.
Voor de zomer 2024 wordt uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de derde Landelijke
Agenda Suïcidepreventie.
Niemand kan het alleen: passende zorg voor mensen met psychische problemen
Op 22 november 2023 heeft het Zorginstituut haar signalement78 «passende zorg voor mensen met psychische aandoeningen» gepubliceerd. Onderdeel van
dit signalement is de mentale gezondheid in Nederland. Met uw Kamer is afgesproken
dat het Ministerie van VWS de signalementen van het Zorginstituut van een beleidsinhoudelijke
reactie voorziet. Met deze brief wordt ingegaan op het onderdeel mentale gezondheid.
Het Zorginstituut geeft aan dat mentale gezondheid van belang is voor een gezonde
samenleving. Zij ziet echter een toename van psychische klachten en meer hulpvragen.
Tevens stelt het Zorginstituut dat de samenleving als geheel onvoldoende oog heeft
voor mentale gezondheid. Het Zorginstituut geeft als advies mee om «psychische kwetsbaarheid bespreekbaar in de samenleving te maken en het belang van
mentale gezondheid, vooral bij jongeren en mensen in een achterstandspositie te onderkennen». Als oplossingsrichting geeft het Zorginstituut het Ministerie van VWS mee om samen
met de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Sociale Zaken
en Werkgelegenheid (SZW) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) het publieke debat
over mentale gezondheid verder aan te wakkeren en te voeren. Tevens wordt VWS geadviseerd
om gezamenlijk op te trekken met BZK, SZW en OCW bij het inrichten van de randvoorwaarden
voor mentale gezondheid zoals bestaanszekerheid, wonen, onderwijs, werk en veiligheid
en richting de politiek het belang van een leefbare samenleving voor de mentale gezondheid
van iedereen in Nederland te benadrukken.
VWS ondersteunt dit advies van het Zorginstituut. In juni 2022 is de kabinetsbrede
aanpak «Mentale gezondheid: van ons allemaal» gelanceerd. De aanpak is bedoeld voor
alle Nederlanders, met daarbij specifieke aandacht voor jongeren en jongvolwassenen,
werkenden en mensen in een kwetsbare positie (zoals mensen met een lage sociaaleconomische
status). Vanuit VWS wordt – en blijft – ingezet op het stimuleren en ondersteunen
van het versterken van de mentale gezondheid en preventie. Om vanuit mentale gezondheid
bij te dragen aan een situatie waarin mensen zo lang als mogelijk gezond en zelfredzaam
zijn en waar een gezondheidsprobleem niet altijd met medische zorg wordt beantwoord
en (waar mogelijk) zwaardere zorg wordt vervangen door lichtere zorg. We kunnen het
echter niet alleen. Daarom werken we hierop samen met andere departementen én met
maatschappelijke organisaties, werkgevers en gemeenten.
Doel is om samen met een brede groep maatschappelijke partners mentale gezondheid
meer bespreekbaar te maken en handvatten te bieden om de mentale gezondheid te versterken,
en om klachten te voorkomen of vroegtijdig te signaleren. Dit doen we door in te zetten
op het bevorderen van beschermende factoren die bijdragen aan mentale weerbaarheid
zoals sport en bewegen en cultuurparticipatie. We maken daarin gebruik van bestaande
instrumenten en kijken samen met de partners vanuit welk perspectief het publieke
debat gevoerd moet worden. Tot nu toe is vooral ingezet op jongeren en werkenden.
Zoals gezegd: VWS kan dit niet alleen en herkent daarin ook het advies van het Zorginstituut.
De aanpak mentale gezondheid is een eerste stap in het interdepartementaal samenwerken
tussen VWS, OCW en SZW. De risicofactoren als ook de beschermende factoren voor een
goede mentale gezondheid liggen immers op verschillende domeinen. Zo is er in de aanpak
aandacht voor de achterliggende problematiek en sociaal maatschappelijke vraagstukken
(zoals onder meer armoede, bestaanszekerheid en de sociale basis) en gaat uit van
een «mental health in all-policies» benadering. Hierbij is specifieke aandacht voor personen in een kwetsbare situatie.
Denk aan het stimuleren van laagdrempelige ondersteuning in de wijk voor mensen met
mentale problemen maar ook het stimuleren van cultuurparticipatie, bewegen en sporten.
De afspraken uit het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) beogen dit te stimuleren
en te ondersteunen. Binnenkort ontvangt uw Kamer voortgangsbrieven over zowel de aanpak
mentale gezondheid als de afspraken uit het GALA.
Amendement Van den Berg en Veldman over het opstarten van een pilot voor een landelijk
toetsingskader voor gezondheidsapps
Het amendement van de leden Van den Berg en Veldman79 is gericht op het beschikbaar stellen van middelen voor het ontwikkelen voor een
keuzehulp voor burgers en hulpverleners om op een gemakkelijke manier gebruik te maken
van getoetste en betrouwbare gezondheidsapps.
NeLL test en valideert de apps en heeft hiervoor een pilot gestart en stuurgroep ingericht.
Dit jaar, 2023, wordt de pilot afgerond. De resultaten en adviezen worden verwerkt
in een rapport door de stuurgroep. De verwachting is dat het rapport in het voorjaar
van 2024 wordt opgeleverd door NeLL.
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Minister voor Langdurige Zorg en
Sport
Motie van het lid Paulusma over een publiekscampagne ter informatie van hoe de zorg
wordt vormgegeven
De motie van het lid Paulusma80 roept de regering op om een publiekcampagne op te zetten, met als doel het informeren
over de veranderingen die nodig zijn om de zorg toekomstbestendig te maken. In het
Integraal Zorgakkoord en het programma Wonen Ondersteuning en Zorg voor Ouderen worden
samen met zorgpartijen acties uitgewerkt en ondernomen om Nederlanders goed te informeren
over de veranderingen die nodig zijn om de zorg toekomstbestendig te maken. De publiekscampagne
is voorzien om te starten in het voorjaar van 2024.
Motie van het lid Den Haan over het betrekken van kleine thuiszorgorganisaties in
samenwerkingsverbanden
De motie van lid den Haan81 gaat over het betrekken van kleine thuiszorgorganisaties in samenwerkingsverbanden.
Daarbij vraagt het lid den Haan om duidelijke afspraken met grotere organisaties over
het betrekken van kleine thuiszorgorganisaties. De Minister van VWS en Minister voor
LZS nemen deze input graag mee in de visie op de eerstelijnszorg 2030. Er is toegezegd
hierop terug te komen voor het einde van 2023. Aangezien de visie op de eerstelijnszorg
enkele weken vertraging heeft zal ook pas in de eerste helft van 2024, wanneer de
definitieve versie van de visie wordt toegezonden aan uw Kamer, concreet worden benoemt
hoe deze motie wordt voldaan.
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport
Motie van het lid Tielen inzake de plek van secundaire preventie in het preventiebeleid
De motie van het lid Tielen82 verzoekt de regering om expliciet te maken hoe secundaire preventie een plek heeft
in het preventiebeleid, en om samen met zorgverleners en zorgverzekeraars mensen te
helpen zelf ook een rol te nemen in die vorm van preventie.
Het preventiebeleid van VWS kent verschillende invalshoeken, doelen en doelgroepen.
Bij die verschillende invalshoeken horen verschillende manieren om preventie in te
delen. De motie vraagt allereerst om aan te geven wat de plek van secundaire preventie
is in het preventiebeleid. Op basis van de overweging dat secundaire preventie minstens
zo belangrijk is in het voorkomen van grote ziektelast. Deze overweging onderschrijven
de Minister en Staatssecretaris van VWS. Secundaire preventie neemt dan ook een belangrijke
plaats in binnen het beleid van VWS, zoals hierna wordt toegelicht.
Bij primaire preventie gaat het om maatregelen die zich richten op in principe gezonde
mensen, zonder gezondheidsklachten. Voorbeelden zijn vaccinaties, stimuleren van condoomgebruik
en het stimuleren van een gezonde leefstijl. Secundaire preventie richt zich op de
vroege opsporing van ziekten of afwijkingen bij personen die ziek zijn, een verhoogd
risico lopen of een bepaalde genetische aanleg hebben. Secundaire preventie kan eveneens
bijdragen aan het voorkomen van (verdere) gezondheidsproblemen en het bevorderen van
de gezondheid en het welzijn van de bevolking in het algemeen. Zo kan door middel
van een screeningsprogramma een aandoening vroeg worden ontdekt, waardoor de behandeling
vaak minder invasief hoeft te zijn en een grotere kans van slagen kent. Dit draagt
ook bij aan het verminderen van ziektelast voor het individu en de maatschappij als
geheel. Hieronder wordt een aantal vormen van secundaire preventie omschreven die
van oudsher worden aangeboden. Daarna wordt ingegaan op meer recente ontwikkelingen.
Wanneer het gaat om een belangrijk gezondheidsprobleem kan de Rijksoverheid een bevolkingsonderzoek
inzetten. Hierbij krijgt een bepaalde doelgroep programmatisch een screening aangeboden.
Dit gebeurt wanneer het gaat om een gezondheidsprobleem waarbij voldaan kan worden
aan de criteria voor verantwoorde screening. Belangrijke criteria zijn bijvoorbeeld
dat screeningsprogramma’s alleen worden aangeboden vanuit het rijk, als de voordelen
op populatieniveau opwegen tegen de nadelen, en wanneer er sprake is van een gunstige
(kosten)effectiviteit. Voorbeelden hiervan zijn de bevolkingsonderzoeken naar baarmoederhalskanker,
borstkanker en darmkanker.
Tijdens de zwangerschap en direct na de geboorte wordt ook een aantal screenings aangeboden.
Zo krijgen zwangeren bij het eerste verloskundige consult een bloedonderzoek aangeboden
en na de geboorte de neonatale hielprikscreening. Deze screenings zijn gericht op
het vroeg opsporen van een scala aan aandoeningen, zodat een eventuele behandeling
tijdig kan starten en de gevolgen voor het kind zoveel mogelijk beperkt kunnen worden.
Na de hielprikscreening volgt het aanbod van de jeugdgezondheidszorg. De jeugdgezondheidszorg
richt zich op jeugdigen van 0–18 jaar. Ook in het kader van de jeugdgezondheidszorg
worden verschillende screenings uitgevoerd. Zo nodig wordt na screening doorverwezen
voor verdere behandeling.
De motie vraagt aan te geven hoe, samen met zorgverleners en zorgverzekeraars, mensen
kunnen worden geholpen zelf ook een rol te nemen waar het gaat om secundaire preventie.
Omdat, zoals de motie aangeeft, naast primaire preventie het minstens zo belangrijk
is om in te zetten op preventie bij personen die ziek zijn, een verhoogd risico lopen
of een bepaalde genetische aanleg hebben. Bij secundaire preventie worden mensen ook
gestimuleerd om zelf een rol te nemen. In het GALA zijn met gemeenten en zorgverzekeraars
afspraken gemaakt over de implementatie van een aantal ketenspecifieke aanpakken gericht
op risicogroepen. Het gaat om de aanpak van overgewicht bij volwassenen en kinderen,
valpreventie en het verbeteren van de kwaliteit van leven bij mensen met psychosociale
klachten. Ook met deze aanpakken worden mensen gestimuleerd en ondersteund de gezondheidsrisico’s
te verkleinen.
In het GALA is een stevige preventie aanpak neergezet. Mede naar aanleiding van de
motie, constateer ik dat er voor de bevolkingsonderzoeken en screenings, maar ook
voor vormen van primaire preventie, zoals vaccinatie en voor het bevorderen van seksuele
gezondheid, kansen liggen om te zoeken naar meer verbinding met het versterken van
de (lokale) aanpak van preventie. Seksuele gezondheidsbevordering is namelijk ook
een belangrijk onderdeel van de gezondheidsbevordering. Zo is de Staatssecretaris
van VWS met gemeenten in gesprek over hoe seksuele gezondheid op lokaal niveau integraal
kan worden bevorderd. Daarom zal komende periode worden bezien of er meer samenhang
gecreëerd kan worden tussen bevolkingsonderzoek, vaccinatie en seksuele gezondheid,
met de thema’s uit het GALA, zoals de aanpak van gezondheidsachterstanden, vitaal
ouder worden en kansrijke start.
Toezegging over de inzet voor een gezonde leefomgeving
In de afgelopen jaren is steeds duidelijker geworden dat de fysieke leefomgeving een
grote impact kan hebben op de gezondheid, in zowel positieve als negatieve zin. De
Minister van VWS en de Staatssecretaris van VWS hebben eerder toegezegd83 uw Kamer nader te informeren over hun inzet op dit terrein. Recente ontwikkelingen,
zoals de maatschappelijke onrust over de gezondheidsgevolgen van industrie, de ingrijpende
veranderingen die we zien in ons klimaat en de groeiende gezondheidsverschillen vraagt
om een herbezinning op de positionering van gezondheid bij het vormgeven van de fysieke
ruimte.
Het streven is uw Kamer hier uiterlijk in het voorjaar van 2024 nader over te informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport