Brief regering : Appreciatie Eindverslag kennisthema Rondkomen vaste commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid
24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting
Nr. 737
BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN EN SOCIALE
ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 januari 2024
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: commissie) heeft
in de periode van 2021 tot en met september 2023 verschillende activiteiten uitgevoerd
in het kader van het kennisthema «Rondkomen». Dit thema is gericht op werkzame mensen
die niet rond kunnen komen. De commissie heeft haar bevindingen vastgelegd in het
eindverslag «Rondkomen», inclusief het in dat kader uitgevoerde literatuuronderzoek
«Versterken kennisbasis rondkomen bij werkenden» van de Hogeschool Utrecht en dat
aan het Kabinet aangeboden met het verzoek om een appreciatie te geven. Met deze brief
komt het kabinet daaraan graag tegemoet.
Het werk dat de commissie in het kader van het kennisthema «Rondkomen» heeft verricht
wordt gewaardeerd en eveneens wil het Kabinet de onderzoekers van de Hogeschool Utrecht
hartelijk bedanken voor het uitgevoerde literatuuronderzoek. Het kan geconstateerd
worden dat de Kamer en het kabinet dezelfde thema’s benoemen in het kader van het
realiseren van bestaanszekerheid. In het eindverslag komen onderwerpen terug die uw
Kamer in debatten reeds aan de orde heeft gesteld.
Hieronder zal ingegaan worden op een aantal inzichten uit het eindverslag en op de
maatregelen die het Kabinet neemt op de thema’s, armoede en rondkomen voor werkenden
die niet rond kunnen komen.
Armoede
In de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden is uiteengezet op welke wijze het kabinet
geldzorgen, armoede en schulden wil voorkomen en aanpakken.1 De afgelopen jaren is er veel aandacht voor de mate van financiële bestaanszekerheid.
Dit is ook uitgebreid aan bod gekomen in de rapporten van de Commissie sociaal minimum
waarop wij op 10 oktober jl. een reactie hebben gegeven.2 De rapporten van de Commissie sociaal minimum laten zien dat er structurele maatregelen
nodig zijn om te komen tot een toereikend sociaal minimum en dat een toegankelijk
stelsel van sociale zekerheid hierbij heel belangrijk is. Het kabinet onderschrijft
dat het realiseren van bestaanszekerheid voor alle mensen van groot belang is, heeft
hier eerste stappen in gezet en erkent dat er ook nog belangrijke stappen te zetten
zijn.
Uit de recente cijfers van het CBP is gebleken dat het aantal mensen in armoede fors
daalt, namelijk van 6,1% in 2021 naar 4,8% in 2024.3 Het kabinet heeft structureel gezorgd voor een lager aantal mensen in armoede, via
de bijzondere en structurele verhogingen van het wettelijk minimumloon, kindgebonden
budget en de huurtoeslag. Dit is terug te zien in de cijfers. Het CBS constateerde
in november dit jaar dat 3,8% van de bevolking in 2022 een inkomen had onder de lage-inkomensgrens.
Dit is het laagste niveau sinds de eerste meting in 1977.4
Rondkomen
Uit het eindverslag en het literatuuronderzoek volgt dat «rondkomen» een lastig(er)
vast te pakken begrip is. Het is abstract en bovenal subjectief, aldus de onderzoekers.
Het begrip «armoede» is meer eenduidig en kan vaker worden geobjectiveerd. Er zitten
derhalve conceptuele verschillen tussen «rondkomen» en «armoede». Ter illustratie,
iemand in armoede kan het gevoel hebben rond te kunnen komen en iemand die rijker
is kan het gevoel hebben niet rond te kunnen komen.
Uit het eindverslag van de commissie en de literatuurstudie komt naar voren dat het
begrip rondkomen meer facetten kent dan het begrip armoede, en daardoor een subjectievere
norm is. De onderzoekers geven in de literatuurstudie aan dat rondkomen bestaat uit:
− Het inkomen, in dit geval uit werk, maar het kan ook een uitkering zijn, aangevuld
met (een) toeslag(en);
− De financiële buffer (vermogen);
− De (variabele) vaste lasten;
− De aanwezigheid van (problematische) schulden.
− Ook is het gevoel van de persoon een belangrijk aspect dat meespeelt.5
Inkomen
Een belangrijk onderdeel van rondkomen is het inkomen. Hoe stabieler en hoger het
inkomen, hoe waarschijnlijker het gevoel van kunnen rondkomen, zoals ook te zien in
de tabel van het literatuuronderzoek op pagina 26.5 Een voldoende, voorspelbaar en stabiel inkomen is belangrijk voor de bestaanszekerheid
en het gevoel van rondkomen. Het wettelijk minimumloon speelt hierin in een belangrijke
rol. Hierin moet een balans gezocht worden, het verhogen van het wettelijk minimumloon
kan namelijk ten koste gaan van werkgelegenheid. Het kabinet heeft de afgelopen periode
verschillende maatregelen genomen rondom het wettelijk minimumloon. Zo heeft het kabinet
het minimumloon per 1 januari 2023 met 8,05% extra verhoogd. Daarnaast is per 1 januari
2024 het minimumuurloon ingevoerd. Dit uurloon is eenmalig vastgesteld op basis van een arbeidsuur van 36
uur. Wat betekent dat werknemers in de sectoren met een langere arbeidsduur dan 36
uur erop vooruitgaan. Als laatste is er momenteel een wetswijziging in voorbereiding
die beoogt om het wettelijke minimumloon per 1 juli 2024 te verhogen met 1,2%.
Een (vast) contract met een stabiel en voldoende aantal uren zorgt voor een stabiel
en voorspelbaar inkomen en draagt daarmee bij aan het gevoel van rondkomen.
Het kabinet heeft eerder mede naar aanleiding van de adviezen van de Sociaal Economische
Raad, de commissie Borstlap,6 een arbeidsmarktpakket gepresenteerd, met steun van sociale partners. Dat pakket
bevat maatregelen om de inkomens- en roosterzekerheid van mensen te vergroten. Zo
zetten we stappen om meer zekerheid en stabiliteit te creëren voor mensen op de arbeidsmarkt.7 Hier horen onder andere het verbeteren van de zekerheid voor flexibele arbeidskrachten,
het terugdringen van schijnzelfstandigheid en het stimuleren van een leven lang ontwikkelen
(LLO) bij. Over LLO is uw Kamer op 13 november jl. geïnformeerd.8
Daarnaast is de constatering dat er groepen werkenden zijn met liquiditeitsproblemen
door wisselende betaaldata, door bijvoorbeeld meerdere banen te hebben, of af en toe
minder of (te) weinig werk. Om de zekerheid van werkenden te vergroten, heeft dit
kabinet een wetsvoorstel in voorbereiding rondom flexibele arbeid. Daarin wordt een
aantal dingen beoogd. Ten eerste komt een basiscontract in de plaats van de huidige
oproepcontracten. Een basiscontract biedt flexwerkers meer inkomens- en roosterzekerheid.
Ten tweede krijgen mensen die werken via een uitzendbureau sneller een contract met
meer zekerheid. Tot slot borgt het wetsvoorstel dat tijdelijk werk ook tijdelijk wordt
ingezet, door de huidige onderbrekingstermijn die geldt voor ketens van tijdelijke
contracten (zes maanden) te laten vervallen en te vervangen door een administratieve
vervaltermijn. Dit wetsvoorstel bereidt de Minister voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
voor, voor een volgend kabinet.
Het kan natuurlijk voorkomen dat het inkomen niet stabiel en/of hoog genoeg is. In
het huidige socialezekerheidsstelsel wordt landelijk inkomensbeleid inclusief toeslagen
aangevuld met lokale (minima)regelingen en andere ondersteuning vanuit gemeenten.
Deze worden ook erkend door de onderzoekers. Het kabinet heeft met de verhoging van
het wettelijk minimumloon en toeslagen ingezet op een voldoende en toereikend inkomen.
Daarnaast zet het kabinet in op vermindering van niet-gebruik, via programma’s als
Werk aan Uitvoering, Vereenvoudiging inkomensondersteuning voor Mensen en de Aanpak
geldzorgen, armoede en schulden. Het literatuuronderzoek bevestigt hoe moeilijk het
is om inzicht te krijgen in het fenomeen niet-gebruik en hoe lastig het is om mensen
die hulp nodig hebben tijdig in beeld te krijgen. Hieruit volgt onder meer dat ondernemers
en zelfstandigen minder aanspraak maken op sociale voorzieningen, zoals regelingen
tijdens de covid-pandemie.9 Onder de groep zelfstandigen, die onder de armoedegrens zit, is het percentage niet-gebruik
ook hoger. De Commissie sociaal minimum pleit dan ook voor een blijvende inzet op
het terugdringen van het niet-gebruik van voorzieningen. Dit is een belangrijke pijler
binnen de Aanpak Geldzorgen, armoede en schulden.
Het kabinet werkt via drie sporen aan het tegengaan van niet-gebruik, namelijk het
vereenvoudigen van het stelsel en de inkomensondersteunende regelingen, het proactief
wijzen op regelingen en voorzieningen waar inwoners recht op hebben (modernisering
van de Wet SUWI) en het verbeteren van de hulpverlening door te onderzoeken of het
mogelijk is om één digitaal loket voor inwoners en professionals te maken. Bij de
uitwerking van deze drie sporen is er ook aandacht voor werkenden die niet rond kunnen
komen.
Vaste lasten
Voor een goede balans tussen inkomsten en uitgaven en het gevoel van rondkomen zijn
ook stabiele vaste lasten belangrijk. In tijden van hoge inflatie is die stabiliteit
er in veel mindere mate. Iedereen heeft energie nodig om het huis te kunnen verwarmen
of te kunnen koken. Ook de toegang tot water en voedsel behoort tot één van de belangrijkste
basisbehoeften. Het kabinet neemt binnen de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden
en andere programma’s daarom diverse maatregelen om ervoor te zorgen dat mensen te
allen tijde toegang tot deze behoeften hebben en deze onvermijdelijke kosten waar
mogelijk kunnen verlagen door besparing, gedrag of een financiële tegemoetkoming.
De motie van het lid Kat10 verzoekt de regering in gesprek te treden met drinkwaterbedrijven en gemeenten. Het
doel van dit gesprek is om te zorgen dat huishoudens in Nederland niet meer worden
afgesloten van water vanwege betalingsproblemen. Uw Kamer ontvangt in het eerste kwartaal
van 2024 een voorstel, waarbij de mogelijkheid van het oprichten van een drinkwaterfonds
wordt meegenomen.
Het kabinet onderschrijft het belang om kwetsbare huishoudens waar mogelijk te ondersteunen
bij een hoge energierekening en het tegengaan van energiearmoede. De huidige stand
van zaken op de energiemarkt en het verbreden van de inflatie waren aanleiding voor
het kabinet om vanaf 2024 gerichte koopkrachtmaatregelen aan te kondigen. De energieprijzen
liggen nog steeds hoger dan voor 2021. Daarom heeft het kabinet besloten om opnieuw
een bijdrage beschikbaar te stellen aan het Tijdelijk Noodfonds Energie 2024, zodat
er voor huishoudens met een laag en middenlaag inkomen en een hoge energierekening
in 2024 een vangnet beschikbaar is. Om huishoudens structureel te ondersteunen zet
het kabinet in op het energiezuiniger maken van woningen en het helpen van gezinnen
bij energiezuinig gedrag. Het Programma Versnelling Gebouwde Omgeving (PVGO) en het
Nationaal Isolatieprogramma (NIP) zijn hierbij essentieel. Deze programma’s ondersteunen
huishoudens die in slecht geïsoleerde huur- en koopwoningen wonen.
Naast de kosten voor energie zijn de kosten van huur ook een belangrijk onderdeel
van de uitgaven. De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke ordening heeft gezorgd
dat huurders met een laag inkomen11 in een corporatiewoning per 1 juli 2023 tot 1 juli 2024 een huurverlaging krijgen.
Voor hen geldt de nieuwe huurprijs van € 575,– per maand. Daarnaast wordt hard gewerkt
aan het realiseren van een voldoende betaalbaar woningaanbod.12 Het kabinet werkt met het wetsvoorstel betaalbare huur aan het betaalbaar maken van
de middenhuur voor middeninkomens. Met dit wetsvoorstel worden de huren tot 186 punten
(1.123 euro in 2023) binnen het woningwaarderingsstelsel gereguleerd en wordt het
woningwaarderingsstelsel dwingend. Hiermee worden huurders beter beschermd en wordt
huren in de middenhuur betaalbaar.
In het coalitieakkoord 2021–2025 (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) is afgesproken om de stapeling van eigen bijdragen in de zorg te monitoren en tegen
te gaan. Het Ministerie van VWS heeft het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) opdracht
gegeven de monitor te ontwikkelen en het CBS heeft op 21 september jl. deze monitor
gepubliceerd.13 Met de kamerbrief van 28 september jl. heeft de Minister van VWS de Kamer hierover
geïnformeerd.14 In deze brief wordt de monitor op hoofdlijnen besproken. Gegeven de omvang en de
complexiteit van de data en de benodigde analyse hiervan, streeft de Minister van
VWS ernaar de Kamer uiterlijk in het eerste kwartaal van 2024 een nadere duiding van
de monitor te sturen.
Vaste lasten en kosten voor levensonderhoud kunnen zodanig stijgen dat de inkomsten
niet meer voldoende zijn om deze te dekken, zeker in tijden van crisis. Het kabinet
heeft daarom het afgelopen jaar verschillende maatschappelijke organisaties die zich
onder meer inzetten voor voedselhulp ondersteund, zoals Voedselbanken Nederland, het
Rode Kruis en het armoedefonds. Ook continueert het kabinet in 2024 de inzet op schoolmaaltijden.
Deze verschillende manieren van materiele steun helpen mensen om rond te komen en
dempen de negatieve effecten van de inflatie.15
Schulden
Met de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden zet het kabinet stappen om onder andere
de toegang, bereik en kwaliteit van de schuldhulpverlening te verbeteren. Het kabinet
kan zich dan ook goed vinden in de aanbevelingen die worden gedaan in het onderzoek.
De toegang wordt bijvoorbeeld zo laagdrempelig mogelijk ingericht zowel voor particulieren
met of zonder werk als ook voor ondernemers.
Het kabinet is ook bewust dat hiervoor nog een belangrijke stap zit, het ontstaan
van schulden. Met de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden zijn structurele maatregelen
genomen om te voorkomen dat schulden onnodig oplopen. Dit doet het kabinet middels
het versterken van de vroegsignalering waardoor mensen met schulden eerder in beeld
komen bij organisaties die hen bij het oplossen van financiële problemen kunnen helpen.
Ook heeft SZW in samenwerking met de VNG, Divosa, NVVK een verbeterplan ontwikkeld
met als doel om de kwaliteit en bereik van schuldhulpverlening te verbeteren en de
verschillen tussen gemeenten te verkleinen.16 In spoor 3 van de Participatiewet in balans wordt er gewerkt aan het versterken van
de vakkundigheid in de uitvoering van de Participatiewet.17 De aanjager problematische schuldenaanpak ondernemers, dhr. Bruno Tideman, heeft
recent zijn rapport met aanbevelingen uitgebracht. Hierover is uw Kamer 19 december
jl. geïnformeerd door de Minister van Economische Zaken en Klimaat.18
Om kleine schulden klein te houden werkt het Ministerie van SZW nauw samen met de
private incassoketen en overheidspartijen. Uw Kamer is geïnformeerd over thematafelgesprekken
over de civiele invorderingsketen.19 De Minister voor Rechtsbescherming is samen met de Minister voor Armoedebeleid, Participatie
en Pensioenen gestart met een verkenning naar de mogelijk aanpassingen die nodig zijn
in het civiele invorderingsstelsel. Tijdens de thematafels civiele invorderingsketen
is gebleken dat het huidige stelsel niet is gericht op de-escalatie. Wanneer iemand
wel wil, maar niet kan betalen, zijn er op dit moment onvoldoende mogelijkheden om
de kosten te dempen en in te zetten op een duurzame oplossing van de betalingsproblematiek.
Daardoor neemt de kans op een verdere toename van de schulden toe. Met deze verkenning
wordt onder andere gekeken naar maatregelen die moeten borgen dat de snelheid waarmee
kosten escaleren wordt verminderd. Eventuele aanpassingen in het stelsel van civiele
invordering dienen te worden getoetst aan vier uitgangsprincipes: doelmatigheid, efficiëntie,
mensgerichtheid en proportionaliteit.
Daarnaast zet het kabinet concrete stappen met de actualisering van de Rijksincassovisie20 via onder andere de Betalingsregeling Rijk en het Vorderingenoverzicht Rijk. Het
doel van de Betalingsregeling Rijk is te komen tot één betalingsregeling voor vorderingen
bij de Rijksoverheid. Met het Vorderingenoverzicht Rijk krijgen mensen al hun betalingsverplichtingen
aan de Rijksoverheid in één overzicht getoond. De genoemde maatregelen zijn onderdeel
van de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden. In de tweede voortgangsrapportage staat
de huidige voortgang van de totale aanpak beschreven.21
Ten slotte heeft het kabinet partijen opgeroepen, zoals werkgevers, om zich in te
zetten voor de financiële gezondheid van hun medewerkers. Werkgevers staan dichtbij
hun werknemers en kunnen problemen op tijd signaleren en daarover met hen het gesprek
aangaan. Het is daarbij van belang dat werkgevers weten waarnaar zij hun werknemers
kunnen doorverwijzen, zoals naar de Nederlandse Schuldhulproute en het bijhorende
telefoonnummer van Geldfit, waar iemand anoniem vragen kan stellen over zijn financiën.
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is, net als veel verschillende
werkgevers in Nederland, lid van Nationale Coalitie Financiële Gezondheid die zich
onder andere inspant voor financieel gezonde werknemers.
Vermogen
Wanneer een persoon een wat groter vermogen heeft, zijn tijdelijk lagere inkomsten
of hogere uitgaven, waardoor mogelijk wordt ingeteerd op het vermogen, niet meteen
problematisch. Het komt evenwel voor dat dit vermogen vast zit in bezit, zoals een
huis of auto. Dit is het niet-liquide vermogen. Dit punt wordt aangekaart door de
onderzoekers van de Hogeschool Utrecht. Zij constateren dat bepaalde groepen geen
aanspraak kunnen maken op minimaregelingen of inkomstenondersteuning, ondanks dat
zij een laag inkomen hebben, bijvoorbeeld omdat zij een huis met overwaarde of een
auto hebben. Zij hebben desondanks een tekort aan liquide middelen. De onderzoekers
geven aan dat deze problematiek vooral speelt bij werkende armen in loondienst en
voor een deel bij zelfstandigen en doen o.a. de suggestie om de grenzen te harmoniseren.
In het programma Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor Mensen (VIM) wordt voor
de middellange termijn voorstellen uitgewerkt voor het harmoniseren van begrippen
over partnerschap, inkomen en vermogen in verschillende wet- en regelgeving. Verschillen
in deze begrippen werken complexiteit en onvoorspelbare uitkomsten in de hand. De
brief over het programma VIM heeft het Kabinet 8 december jl. naar de Kamer verstuurd.22
Het kabinet vindt het zorgelijk dat bepaalde groepen niet voldoende kunnen rondkomen.
De Commissie sociaal minimum heeft in haar rapport eveneens geconstateerd dat het
sociaal minimum voor veel mensen in Nederland ontoereikend is op basis van de minimumvoorbeeldbegrotingen
van het Nibud. In haar rapport constateert de Commissie sociaal minimum ook dat het
voor huishoudens nodig is om te kunnen reserveren, en dus een beetje vermogen of spaargeld
moeten kunnen opbouwen voor bijvoorbeeld een stofzuiger of wasmachine die vervangen
moet kunnen worden. Daarnaast adviseert de Commissie sociaal minimum de invoering
van een flexbudget. Dit flexbudget is bedoeld om onvermijdelijke incidentele uitgaven,
onvermijdelijke structurele uitgaven of gemaakte misrekeningen op te vangen. De keuze
voor een flexbudget is een fundamentele en is aan een nieuw kabinet.
Financieel gezond gedrag
Voorkomen is altijd beter dan achteraf moeten helpen en oplossen. Daarom zet het kabinet
in op de preventie van armoede en schulden. Met geld om kunnen gaan moet je leren,
het liefst vanaf jonge leeftijd. Het kabinet streeft naar het vergroten van financiële
bewustwording onder jongeren en volwassenen door middel van het vergroten van financiële
vaardigheden. Recent heeft het kabinet 8 miljoen euro beschikbaar gesteld voor financiële
educatie in het MBO.23 Het voornemen is om de subsidieregeling in 2024 open te stellen voor het primair
en voortgezet onderwijs.
Ook zet het kabinet actief stappen op het vlak van Buy now, pay later (BNPL). Op 28 oktober
jl. is de nieuwe Europese consumentenkredietrichtlijn gepubliceerd.24 Vanaf eind 2026 dient deze richtlijn door alle Europese lidstaten te zijn geïmplementeerd.
Hierdoor krijgen consumenten die gebruik maken van BNPL-diensten straks dezelfde bescherming
als wanneer zij een reguliere consumptieve lening afsluiten. In afwachting van de
inwerkingtreding van de aangepaste richtlijn in de Nederlandse wetgeving heeft het
kabinet aanbieders van BNPL-diensten opgeroepen om concrete maatregelen te nemen met
als doel om consumenten beter te beschermen tegen de risico’s van achteraf betalen.
Uw Kamer is op 26 oktober jl. geïnformeerd over deze maatregelen.25 Zo hebben de BNPL-partijen een gedragscode opgesteld. Deze is sinds 26 oktober jl.
geïmplementeerd en van kracht.
Tot slot, het werk van de commissie en het onderzoek van de Hogeschool Utrecht geven
een goed inzicht in het vraagstuk van rondkomen onder werkenden, waaruit blijkt hoe
ingewikkeld het vraagstuk is en hoe ingrijpend de problematiek is in de levens van
mensen. Een eenvoudige oplossing is niet te treffen, maar deze uitkomsten neemt het
kabinet wel mee in de verdere trajecten m.b.t. de arbeidsmarkt, participatiewet in
balans, en bij de verdere uitwerking van de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden.
Het is een belangrijk onderwerp dat ons aan het hart gaat en op de agenda blijft,
ook bij een volgend kabinet.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen -
Mede ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid