Brief regering : Fiche: Verordening EU-talentenpool
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3859
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 december 2023
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 7 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling Talent Mobility Package (Kamerstuk 22 112, nr. 3856)
Fiche: Aanbeveling leermobiliteitsmogelijkheden (Kamerstuk 22 112, nr. 3857)
Fiche: Commissieaanbeveling erkenning kwalificaties van derdelanders (Kamerstuk 22 112, nr. 3858)
Fiche: Verordening EU-talentenpool
Fiche: Verordening welzijn en traceerbaarheid van honden en katten (Kamerstuk 22 112, nr. 3860)
Fiche: Herziening verordening dierenwelzijn tijdens transport (Kamerstuk 22 112, nr. 3861)
Fiche: Herziening kader buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten (Kamerstuk
22 112, nr. 3862)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
Fiche: Verordening EU-talentenpool
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad om een EU-talentenpool
op te zetten
b) Datum ontvangst Commissiedocument
15 november 2023
c) Nr. Commissiedocument
COM(2023) 716
d) EUR-Lex
eur-lex.Europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52023PC0716
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD(2023) 716–718, SEC(2023) 716
f) Behandelingstraject Raad
Raad Justitie en Binnenlandse Zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
h) Rechtsbasis
Artikel 79, lid 2, sub a, Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
De Europese Commissie (hierna: Commissie) stelt een verordening voor over de oprichting
van een EU-talentenpool, om de strategische internationale rekrutering van werkzoekenden
van buiten de EU in knelpuntberoepen die relevant zijn voor de EU te vergemakkelijken.
De Commissie stelt de verordening voor als onderdeel van het talentmobiliteitspakket.1 Het aantrekken van talent en vaardigheden van buiten de EU is volgens de Commissie
een essentieel onderdeel van de aanpak van bestaande en toekomstige tekorten aan arbeidskrachten
en vaardigheden, inclusief tekorten die verband houden met de groene en digitale transities
en die worden ingegeven door demografische ontwikkelingen. Daarbij stelt de Commissie
dat hoewel enkele lidstaten op nationaal niveau reeds inzetten op digitale platforms
en hulpmiddelen om internationaal talent aan te trekken, een geharmoniseerde aanpak
in de vorm van een EU-platform kan bijdragen om de EU aantrekkelijker te maken voor
internationaal talent.
De EU-talentenpool heeft tot doel de algehele aantrekkelijkheid van de EU te vergroten
door het opzetten van het eerste EU-brede IT-platform dat openstaat voor onderdanen
van derde landen die in de EU willen werken en voor werkgevers die niet in staat zijn
om binnenlands of binnen de EU het talent te vinden dat ze nodig hebben op de arbeidsmarkt.
De Commissie stelt dat deelname aan de EU-talentenpool vrijwillig zal zijn voor de
lidstaten.
Het platform zal zich richten op specifieke beroepen op alle vaardigheidsniveaus (laag-,
midden-, en hoogopgeleiden) op basis van de meest voorkomende knelpuntberoepen in
de Unie, en op beroepen die een directe bijdrage leveren aan de groene en digitale
transities. De Commissie heeft daartoe een lijst met 42 knelpuntberoepen in de EU
opgesteld. Het betreft ofwel beroepen waarvoor sprake is van grote tekorten, ofwel
beroepen die bijdragen aan de groene en digitale transities.2 Om snel te kunnen inspelen op de veranderende behoeften van de arbeidsmarkt, stelt
de Commissie voor de lijst per gedelegeerde handeling te kunnen wijzigen. De lidstaten
kunnen zelf bepalen of ze op het platform specifieke knelpuntberoepen willen toevoegen
of schrappen op basis van de eigen arbeidsmarktbehoeften. Alleen vacatures voor deze
knelpuntberoepen kunnen in de EU-talentenpool geplaatst worden. De Commissie stelt
dat het platform tegemoet moet komen aan behoeften op de arbeidsmarkt en niet mag
dienen als middel om de bestaande beroepsbevolking te verdringen of negatief te beïnvloeden,
of om op een andere manier fatsoenlijk werk of eerlijke concurrentie te ondermijnen.
Werkgevers die deelnemen aan het platform, kunnen via het platform zoeken naar geregistreerde
werkzoekenden uit derde landen. Het platform voorziet in een automatische matchingtool,
die voor deelnemende werkgevers en geregistreerde werkzoekenden uit derde landen een
lijst genereert met relevante profielen en vacatures. Daarnaast zal het platform zowel
werkzoekenden als werkgevers informatie verstrekken over onder andere wervings- en
immigratieprocedures, de erkenning van kwalificaties, de rechten van derdelanders
en de leef- en werkomstandigheden in deelnemende EU-lidstaten.
De Commissie benadrukt dat het voorstel de bevoegdheid van de lidstaten om de toelatingsvolumes
van onderdanen van derde landen te bepalen volledig in tact houdt. Bovendien beoogt
het voorstel bestaande instrumenten voor het aantrekken van talent op nationaal niveau
enkel aan te vullen, en niet te vervangen. Het ontwerp van de EU-talentenpool bouwt
voort op de ervaringen van de Commissie met het EURES-netwerk.3
Lidstaten die ervoor kiezen om deel te nemen aan de EU-talentenpool ondersteunen het
beheer van het talentenpoolsysteem via hun relevante nationale autoriteiten. De autoriteiten
in de deelnemende lidstaten zullen nauw betrokken worden bij de implementatie van
het instrument, en alleen in deelnemende lidstaten gevestigde werkgevers (waaronder
intermediairs en uitzendbureaus) zullen vacatures op het portaal kunnen registreren
en daar naar kandidaten kunnen zoeken.
De Commissie stelt dat werkgevers die deelnemen aan de EU-talentenpool moeten voldoen
aan de relevante Unie- en nationale wetgeving om derdelanders te beschermen tegen
oneerlijke werving en om ontoereikende arbeidsomstandigheden te voorkomen. Deelnemende
lidstaten kunnen aanvullende voorwaarden invoeren voor de deelname van werkgevers
om de naleving van andere relevante nationale wetgeving, collectieve overeenkomsten
en principes en richtlijnen als uiteengezet door de Internationale Arbeidsorganisatie
(ILO) te garanderen.
De Commissie beoogt de EU-talentenpool actief bij te laten dragen aan de ontwikkeling
van de EU-Talentpartnerschappen door de introductie van een Talentpartnerschapspas.4 Derdelanders die in het kader van een Talentpartnerschap hun vaardigheden hebben
ontwikkeld en/of gevalideerd zouden als bewijs een dergelijke pas moeten ontvangen
van de lidstaat die, bijvoorbeeld, de training verzorgde. De Commissie voorziet een
uitvoeringshandeling om de vormgeving van de pas vast te stellen. Zodra derdelanders
zich in de EU-talentenpool registreren met het oog op het vinden van werk in de EU,
zal voor werkgevers zichtbaar zijn of zij al dan niet een Talentpartnerschapspas bezitten.
Bovendien mogen lidstaten, voor zover zij aan een Talentpartnerschap deelnemen, de
zichtbaarheid van de profielen van werkzoekende derdelanders in het bezit van deze
pas voor de duur van maximaal één jaar beperken tot werkgevers die in de lidstaat
gevestigd zijn én zelf ook deelnemen dan wel medewerking verlenen aan datzelfde Talentpartnerschap.
Ook zal registratie in de EU-talentenpool openstaan voor ontheemden in derde landen
die internationale bescherming nodig hebben, waarbij wordt gesteund op eerdere ervaringen
uit een pilot van de Commissie voor Oekraïense ontheemden.5 Daarnaast stelt de Commissie dat de EU-talentenpool zou kunnen bijdragen aan het
tegengaan van irreguliere migratie, door het faciliteren van toegang tot reguliere
kanalen voor migratie. Dit wordt versterkt door het feit dat personen aan wie een
inreisverbod is opgelegd, bijvoorbeeld na een terugkeerbesluit op grond van de Terugkeerrichtlijn6, niet in aanmerking komen voor registratie bij de talentenpool.
b) Impact assessment Commissie
In de effectbeoordeling worden drie beleidsopties geëvalueerd, die allemaal vrijwillig
zijn voor de lidstaten. Optie 1 bestaat uit een reeks niet-wetgevende maatregelen
die gericht zijn op de verbetering van informatievoorziening en het faciliteren van
identificatie en matching, zoals het verbeteren van het EU-immigratieportaal, evenementen
voor het matchen van werkgevers en werkzoekenden, en een online catalogus met profielen
van werkzoekenden uit derde landen gekoppeld aan een netwerk van nationale coördinatoren
die de verbinding tussen geïnteresseerde werkgevers en kandidaten zouden vergemakkelijken.
Optie 2 voorziet in wetgevende maatregelen voor de ontwikkeling van een EU-talentenpool
die voor alle vaardigheidsniveaus toegankelijk is, terwijl het tegelijkertijd gericht
is op het aanpakken van knelpuntberoepen in de EU en tekorten die in de nationale
context relevant zijn. Zo zou een EU-breed platform voor het matchen van werkzoekenden
en werkgevers worden ontwikkeld. Bepaalde onderdelen van de IT-infrastructuur van
EURES zouden bij deze optie hergebruikt worden. Optie 3 voorziet in een EU-talentenpool
zonder zich op een specifiek tekortberoep te richten. Dit zou een open en volledig
marktgestuurd instrument zijn. Het zou zijn gedreven door de behoeften van werkgevers
in plaats van deze te integreren in een brede strategie met aandacht voor de arbeidsmarkt
en andere beleidsdoelstellingen op EU- en nationaal niveau. De EU-talentenpool zou
in geval van optie 3 gebruik maken van een totaal nieuw IT-systeem, met op kunstmatige
intelligentie gebaseerde algoritmen.
Volgens de effectbeoordeling geniet optie 2 de voorkeur, omdat deze over het geheel
genomen de meest positieve impact heeft op het ondersteunen van internationale rekrutering
van werkzoekenden uit derde landen via legale trajecten, om tegemoet te komen aan
het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in de EU. Ook is deze optie economisch
gezien het meest gepast om de doelen van het initiatief te bereiken. Deze optie is
door de Commissie vervolgens uitgewerkt tot het voorliggende voorstel.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet ziet evenals de Commissie dat vrijwel alle sectoren in alle EU-lidstaten
momenteel te maken hebben met een historische krapte op de arbeidsmarkt. Die krapte
is mede problematisch als gekeken wordt naar de grote maatschappelijke opgaven van
deze tijd. Er is goed opgeleid en genoeg personeel nodig om te werken aan noodzakelijke
transities en de prioriteiten die het kabinet heeft gesteld. Het kabinet ziet een
duidelijke rol voor de overheid om krapte aan te pakken, naast de essentiële rol van
werkgevers en werkenden zelf. Daarom werkt het kabinet op dit moment aan de verschillende
mogelijkheden om de krapte op de arbeidsmarkt aan te pakken via drie pijlers: het
verminderen van de vraag naar arbeid, het vergroten van het binnenlandse arbeidsaanbod
en het verbeteren van de match tussen vraag en aanbod. Het kabinet zet daarbij in
op zes gebieden om de krapte op de arbeidsmarkt aan te pakken: het stimuleren van
technologie- en procesinnovatie, het vergroten van het arbeidsaanbod, het verbeteren
van de match, mensen stimuleren om meer uren te werken, het stimuleren van een leven
lang ontwikkelen, en het verbeteren van de aansluiting tussen initieel onderwijs en
de arbeidsmarkt.7 Het kabinet ziet arbeidsmigratie van buiten de EU, met uitzondering van kennismigratie,
als sluitstuk voor de aanpak van tekorten op de arbeidsmarkt.8
In Nederland is toegang tot de arbeidsmarkt voor arbeidsmigranten van buiten de EU
geregeld in de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). Het uitgangspunt is dat aan de vraag
naar arbeid in eerste instantie moet worden voldaan door het arbeidsaanbod dat in
Nederland, de Europese Economische Ruimte (EER) en Zwitserland aanwezig is in te zetten.
Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) toetst per individuele aanvraag
voor een tewerkstellingsvergunning of er prioriteitgenietend aanbod is.
Bij het aanvragen van een tewerkstellingsvergunning zijn werkgevers in Nederland momenteel
verplicht voor onderdanen van derde landen om diploma’s, certificaten en cv’s te delen
om aan te tonen hoe aan de vereiste kwalificaties van de vacature wordt voldaan. Verder
heeft de werkgever de verantwoordelijkheid om de waarde van het diploma of andere
documenten te verifiëren, met een verklaring van bevoegde autoriteiten in Nederland
zoals de NUFFIC (de Nederlandse organisatie voor internationalisering in het onderwijs),
waaruit blijkt in hoeverre deze documenten vergelijkbaar zijn met Nederlandse diploma’s
of certificaten.
Daarnaast streeft het kabinet ernaar om internationaal talent dat een bijdrage levert
aan de Nederlandse kenniseconomie, innovatie- en concurrentiekracht en het vestigingsklimaat
te faciliteren, bijvoorbeeld via de kennismigrantenregeling.9 Ten aanzien van deze specifieke doelgroep voert het kabinet uitnodigend beleid.
Het kabinet erkent dat arbeidsmigranten een belangrijke bijdrage leveren aan de Nederlandse
economie, en dat zij werken in voor Nederland belangrijke sectoren. Echter, arbeidsmigratie
heeft ook korte- en langetermijneffecten op tal van beleidsterreinen en publieke voorzieningen,
zoals de effecten op huisvesting, zorg, onderwijs, openbare orde en veiligheid, en
ook op sociale cohesie in wijken en buurten. Het kabinet kijkt uit naar het aankomende
adviesrapport van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 205010 en naar het adviesrapport van de Adviesraad Migratie waarin arbeidsmigratie vanuit
een brede welvaartsperspectief zal worden belicht.11 Daarnaast zijn de afgelopen jaren ook de schaduwkanten van arbeidsmigratie duidelijk
naar voren gekomen op brede schaal. Met name laaggeschoolde arbeidsmigranten zijn
kwetsbaar voor misstanden. Zij werken vaak in lager betaalde banen met onzekere contracten.
Om uitbuiting van arbeidsmigranten tegen te gaan, slechte huisvesting aan te pakken,
en oneerlijke concurrentie en verdringing op de arbeidsmarkt te voorkomen, voert het
kabinet de aanbevelingen uit het rapport van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten
(commissie Roemer) onverkort en met urgentie uit en wordt onder andere de strafbaarstelling
van mensenhandel gemoderniseerd en uitgebreid.12
13
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet erkent, evenals de Commissie, dat er sprake is van krapte op de arbeidsmarkt,
onder andere veroorzaakt door demografische ontwikkelingen (vergrijzing), de noodzakelijke
groene en digitale transities. Er is sprake van een mismatch ten aanzien van kwalificaties
en een minder snel groeiend / afnemend arbeidsaanbod. Volgens de Commissie is het
mobiliseren van binnenlandse arbeidskrachten en inzet van intra-EU mobiliteit niet
langer voldoende en dient daarom gekeken te worden naar het aantrekken van vaardigheden
en talent van buiten de EU. Het kabinet is, anders dan de Commissie, van mening dat
er nog aanzienlijk binnenlands en EU-potentieel bestaat om aan te boren bij het oplossen
van de arbeidsmarktkrapte. De hoge prevalentie van deeltijdwerkers in tekortsectoren,
zoals het onderwijs, is hier een sterke indicatie van. Het kabinet ziet arbeidsmigratie
van buiten de EU, met uitzondering van kennismigratie, als sluitstuk voor de aanpak
van tekorten op de arbeidsmarkt. Daarnaast kan toegang tot arbeidsmigratie de prikkel
voor werkgevers verkleinen om zich in te zetten voor het activeren van binnenlands
potentieel, via verbetering van arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden, en om te investeren
in innovatiekracht, waaronder robotisering. Verder moet arbeidsmigratie, als inzet
op demografische ontwikkelingen en arbeidsmarktkrapte, onderdeel zijn van een bredere
visie op de Nederlandse economie, de samenleving en welke banen daarbij horen. Het
kabinet is van mening dat er ook oog moet zijn voor de effecten op beleidsterreinen
zoals huisvesting, zorg, onderwijs, openbare orde en veiligheid, (irreguliere) migratie,
terugkeer en overname. Daarbij is het van belang oog te hebben voor het brede welvaartsperspectief
en grote maatschappelijke en sociaaleconomische vraagstukken, waaronder integratie
en sociale cohesie Het kabinet heeft hiervoor stevig aandacht gevraagd in de Raad
en bij de Commissie en zal dit tijdens de onderhandelingen over de EU-talentenpool
blijven doen.14 In het huidige Commissievoorstel wordt geen aandacht besteed aan de druk op voorzieningen,
terwijl dit volgens het kabinet wel een belangrijk vraagstuk is met het oog op draagvlak
voor migratie. Juist ook omdat steeds pregnanter naar voren komt dat sprake is van
private baten voor ondernemingen die arbeidsmigranten te werk stellen (bijvoorbeeld
door de lage kosten van arbeid), terwijl de lasten, zoals het gebruik van zorg en
onderwijs, publiek zijn, dus door de maatschappij worden gedragen. Het is daarom belangrijk
om met een brede blik naar arbeidsmigratie te kijken, en welke invloed het heeft op
de brede welvaart. Het kabinet zal tijdens de onderhandelingen aandacht vragen voor
het belang van een brede welvaartsbenadering ten aanzien van arbeidsmigratie.
Het kabinet heeft verschillende serieuze bezwaren en vragen bij het voorstel. Allereerst
is voor het kabinet niet helder welke concrete waarborgen het voorstel bevat om misstanden
te voorkomen. In het voorstel staat genoemd dat werkgevers die deelnemen aan de EU-talentenpool
moeten voldoen aan de relevantie Unie- en nationale wetgeving om derdelanders te beschermen.
Onduidelijk is hoe dit aan de voorkant gecontroleerd zal worden. Het kabinet vraagt
zich af in hoeverre het bijvoorbeeld mogelijk is voor een lidstaat werkgevers uit
te sluiten van deelname aan de EU-talentenpool. Het kabinet zal tijdens de onderhandelingen
inzetten op concrete waarborgen om misstanden te voorkomen. In dit verband is voor
het kabinet in het bijzonder onwenselijk dat onder de definitie van «werkgever» in
het voorstel ook intermediairs en uitzendbureaus vallen. Intermediairs en uitzendbureaus
in lidstaten die deelnemen aan de EU-talentenpool kunnen dus gebruik maken van het
online portaal. In de praktijk is gebleken dat rekrutering door private intermediairs
en uitzendbureaus regelmatig tot situaties van uitbuiting en andere arbeidsmisstanden
van arbeidsmigranten heeft geleid. De mate van vluchtigheid onder malafide uitleners
versterkt deze problematiek en maakt het lastig om hen van de markt te weren en misstanden
te bestrijden. Omdat vooraf lastig is vast te stellen welke uitleners betrouwbaar
zijn, zet het kabinet zich ervoor in dat alle private intermediairs en uitzendbureaus
aan de voorkant worden uitgesloten van de EU-talentenpool. Daarnaast zet het kabinet
zich ervoor in dat er daadwerkelijk sprake moet zijn van een concrete vacature alvorens
een werkgever een werknemer kan werven via de EU-talentenpool.
Het kabinet wil onderstrepen het van wezenlijk belang te vinden dat een persoon uit
een derde land niet zomaar toegang kan krijgen tot de arbeidsmarkt in een lidstaat:
er moet nog steeds worden voldaan aan de aanvraagprocedures van die lidstaat. Deze
nationale arbeidsmarkttoetsen, indien van toepassing, en de nationale verdeling van
verantwoordelijkheden zijn voor het kabinet leidend. Hieraan wordt in het voorstel
van de Commissie voldaan: deelname aan de EU-talentenpool wordt volledig vrijwillig,
en nationale (juridische) kaders met betrekking tot (arbeids-)migratie blijven geheel
intact. Dit acht het kabinet positief. Ongeacht of een lidstaat besluit deel te nemen
aan de EU-talentenpool, kan het initiatief toch impact hebben op deze lidstaat. Derdelanders
die door werkgevers uit lidstaten die wél deelnemen worden gerekruteerd via het online
portaal, kunnen immers op grond van het vrij verkeer van diensten worden gedetacheerd
naar een andere lidstaat. Hiervan wordt in de huidige situatie ook al gebruikt gemaakt,
het voorliggende voorstel verandert hier niets aan. De sterke toename in de detachering
van personen afkomstig uit landen buiten de EU onder het vrij verkeer van diensten
baart het kabinet evenwel grote zorgen. Het is onwenselijk als de EU-talentenpool
werkgevers de mogelijkheid biedt om te werven voor het verrichten van werkzaamheden
op detacheringsbasis in een andere EU-lidstaat dan waarin de werkgever gevestigd is.
Het kabinet is daarom van mening dat werving en plaatsing alleen gericht mag zijn
op functies in de lidstaat waarin de werkgever gevestigd is. Het kabinet zal dit benadrukken
in de onderhandelingen. Het kabinet erkent dat het vervolgens nog steeds mogelijk
is dat een derdelander op een later moment alsnog gedetacheerd wordt naar een andere
EU-lidstaat onder het vrij verkeer van diensten. Het kabinet gaat in dit kader in
Brussel het gesprek over dit onderwerp in den brede aan. Daarbij neemt het kabinet
actief deel aan de handhavingspraktijken van de Europese Arbeidsautoriteit (ELA).
De aankomende evaluatie van de ELA in 2024 biedt de kans om deze activiteiten verder
te versterken.
Ten derde bevat het voorstel een automatische matchingstool. Het kabinet vindt het
positief als dit op basis van techniek mogelijk gemaakt kan worden. Een aandachtspunt
hierbij is wel dat hierdoor geen onjuiste verwachtingen mogen worden gewekt. De verantwoordelijkheid
om ervoor te zorgen dat een bepaalde kandidaat een goede match is en aan de nationale
criteria voldoet, ligt, ook als de match gemaakt is door de tool, nog steeds bij de
werkgevers. Werkgevers blijven verantwoordelijk voor een goede, non-discriminatoire
selectie van kandidaten en verificatie van cv en kwalificaties alsmede de toelatingsvereisten
voor werk en verblijf in het betreffende land.
Daarnaast is op basis van het voorstel voor het kabinet niet duidelijk of en zo ja,
welke screening er gedaan wordt of kan worden gedaan op kandidaten. Dit is een afbreukrisico
voor een succesvolle talentenpool. Voorkomen moet worden dat sprake is van onjuiste
informatie over cv en kwalificaties. Verder is het voorkomen van ongewenste kennis-
en technologieoverdracht een belangrijk aandachtspunt van het kabinet.15 Het kabinet zal hier aandacht voor vragen tijdens de onderhandelingen.
Ten vierde kan het kabinet op basis van het voorstel niet volledig beoordelen hoe
het EU-talentenpool platform in de praktijk zal functioneren. Het kabinet merkt op
dat de Commissie het voorstel (deels) wil baseren op het bestaande IT-netwerk van
EURES, maar lijkt voorbij te gaan aan het gehele EURES-netwerk dat is opgezet. Een
effectieve talentenpool is volgens het kabinet veel meer dan alleen het opzetten van
en aansluiten bij een IT-infrastructuur. EURES maakt onderdeel uit van een groot netwerk.
Het EURES-netwerk is niet alleen het bij elkaar brengen van vraag en aanbod, maar
is ook sterk gericht op het bevorderen van eerlijke arbeidsmobiliteit. De uitwerking
van de talentenpool vraagt ook meer uitwerking van het dienstverleningsmodel hierbij.
Het kabinet zet zich ervoor in dat beter gebruik gemaakt kan worden van de EURES-ervaringen.
Deze strekken dus breder dan enkel de IT-infrastructuur. Zo kan bijvoorbeeld (de structuur
van) het EURES-netwerk van partners en werkgevers worden geütiliseerd, inclusief de
toelatingsprocedure voor werkgevers.
Ten vijfde is in het huidige voorstel reeds opgenomen dat op het IT-platform informatie
beschikbaar zal zijn over onder andere wervings- en immigratieprocedures, erkenning
van kwalificaties en validatie van vaardigheden en over de levens- en arbeidsomstandigheden
in de deelnemende lidstaten. Het bieden van specifieke informatie over de rechten
en plichten van derdelanders inclusief toegang tot sociale uitkeringen, gezondheidszorg,
onderwijs en huisvesting hoeft enkel gedeeld te worden op verzoek van geregistreerde
werkzoekenden. Het kabinet zou graag zien dat dit laatste onderdeel ook verplicht
wordt opgenomen op het IT-platform, en ook toegankelijk is voor werkzoekenden vóórdat
ze op het platform gematcht worden. Dit kan bijvoorbeeld door hen in het geval van
Nederland te verwijzen naar www.workinnl.nl of door voorlichtingsmateriaal op andere wijzen beschikbaar te stellen. Het kabinet
zal zich ervoor inzetten dat het voorstel bijdraagt aan het geven van een realistisch
beeld over werken en wonen in het buitenland. Kwetsbare personen reizen immers niet
zelden naar het buitenland met valse beloften of verkeerde verwachtingen.16
Ten zesde heeft het kabinet vragen bij de toegevoegde waarde van de door de Commissie
voorgestelde Talentpartnerschapspas, en is onduidelijk waar deze pas precies zicht
op geeft. Het kabinet vraagt zich af of een dergelijke pas nodig is om betreffende
derdelanders te koppelen aan werkgevers, als deze werkgevers zelf ook al aan het Talentpartnerschap
deelnemen. Daarnaast zouden lidstaten die aan een Talentpartnerschap hebben deelgenomen,
mede in het kader van het beperken van administratieve lasten, volledig vrij moeten
zijn om te bepalen of ze derdelanders wel of geen pas geven na afloop.
Tot slot vindt het kabinet het belangrijk dat arbeidsmigratie tijdelijk is en dat
brain drain in de landen van herkomst wordt voorkomen. Het is voor het kabinet nog onvoldoende
duidelijk hoe het voorstel dit risico wil tegengaan. In het voorstel is bijvoorbeeld
niet geregeld dat een persoon pas naar de EU mag komen voor een bepaald beroep als
er in het eigen land geen tekorten zijn voor dat beroep of dat de arbeidsmigratie
tijdelijk/circulair van karakter moet zijn. Het kabinet zal hiervoor aandacht vragen
tijdens de onderhandelingen.
Deze bezwaren en vragen in ogenschouw nemend merkt het kabinet op dat een EU-talentenpool
alleen interessant kan zijn voor het aantrekken van specifiek internationaal talent
dat een bijdrage kan leveren aan de Nederlandse kenniseconomie. Met name voor het
MKB is internationale werving soms een opgave: de EU-talentenpool kan deze groep werkgevers
wegwijs maken bij zowel het vinden van talent uit derde landen, als ook de verdere
te volgen (nationale) procedures, die onverkort van kracht blijven. Het kabinet begrijpt
eveneens de focus van het voorstel op knelpuntberoepen en beroepen die een directe
bijdrage leveren aan de groene en digitale transities. Dit sluit aan bij de visie
van het kabinet om arbeidsmigratie van buiten de EU, met uitzondering van kennismigratie,
te zien als sluitstuk voor de aanpak van tekorten op de arbeidsmarkt. De tekortberoepen
die de Commissie noemt zijn niet allemaal relevant voor de Nederlandse context. Daarom
ziet het kabinet er meerwaarde in dat de mogelijkheid bestaat voor de lidstaten om
deze lijst desgewenst aan te passen. In Nederland zijn verschillende sectoren die
te kampen hebben met aanzienlijke tekorten aan arbeidskrachten. Deze tekorten vormen
belangrijke belemmeringen voor bijvoorbeeld transities op het gebied van klimaat en
energie, digitalisering, sleuteltechnologieën en de circulaire economie. De arbeidsmarkt
is echter niet statisch, waardoor periodieke evaluatie op basis van arbeidsmarktinformatie
nodig is om knelpuntberoepen te identificeren en om na te gaan of de bestaande tekorten
aan arbeidskrachten en vaardigheden nog steeds aansluiten bij het ontwerp van een
potentiële EU-talentenpool. Het voorstel biedt daar wat het kabinet betreft voldoende
gelegenheid toe, onder meer door lidstaten de mogelijkheid te geven nieuwe knelpuntberoepen
aan te dragen en om eerder aangedragen knelpuntberoepen weer van de lijst te verwijderen.
Verder is in het voorstel voldoende aandacht voor de juiste verwerking van persoonsgegevens.
Het kabinet vindt dit positief en zal tijdens de onderhandelingen goed in de gaten
houden dat de bescherming van privacy en veilige uitwisseling van gegevens voldoende
gegarandeerd wordt.
De keuze of Nederland wel of niet zal deelnemen aan de EU-talentenpool wordt overgelaten
aan een nieuw kabinet. Het kabinet zet zich daarbij in de onderhandelingen over het
voorstel wel actief in om het instrument zo vorm te geven dat de eerdergenoemde bezwaren
en vragen zo goed als mogelijk en adequaat worden geadresseerd.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Veel lidstaten hebben nog geen positie bepaald ten aanzien van het voorstel. De lidstaten
die zich al wel hebben uitgesproken, zijn gemiddeld genomen voorzichtig positief over
het voorstel. Lidstaten hechten aan het vrijwillige karakter van de talentenpool en
het in stand laten van eigen nationale processen voor toelating. Het Europees Parlement
heeft nog geen positie bepaald, en evenmin besloten in welk comité het voorstel behandeld
zal worden. Naar verwachting zal het Europees Parlement zich in algemene zin positief
opstellen tegenover het voorstel, gelet op het feit dat het parlement in 2021 een
motie aannam waarin het opriep tot de oprichting van een EU-talentenpool.17
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet is positief. Het voorstel is gebaseerd op artikel 79,
lid 2, onder a, VWEU. Dit artikel geeft de EU de bevoegdheid om maatregelen vast te
stellen over de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen,
die legaal het grondgebied van een lidstaat binnenkomen en er verblijven, en normen
betreffende de afgifte door de lidstaten van langlopende visa en verblijftitels, onder
andere met het oog op gezinshereniging. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag.
Op het terrein van vrijheid, veiligheid en recht is op grond van artikel 4, lid 2,
onder j VWEU sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en haar lidstaten. Op
basis van artikel 79, lid 5 VWEU wordt bepaald dat het aan de lidstaten zelf is om
te bepalen hoeveel derdelanders tot hun grondgebied worden toegelaten teneinde daar
in loondienst of als zelfstandige arbeid te verrichten. Het kabinet hecht eraan dat
deze bevoegdheid wordt gerespecteerd.
b) Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet is positief. De verordening heeft tot doel de rekrutering
van onderdanen van derde landen die in het buitenland wonen en in de EU willen werken,
te vergemakkelijken om krapte op de arbeidsmarkt te verlichten. De Commissie stelt
dat een geharmoniseerde aanpak in de vorm van een EU-platform voor internationale
werving kan bijdragen aan het behalen van economische schaalvoordelen. Gelet op de
grensoverschrijdende aspecten van deze uitdagingen, kan het voorgestelde initiatief
op EU-niveau toegevoegde waarde hebben. Optreden op EU-niveau is daarom gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet is deels positief, deels negatief. De verordening heeft
tot doel de rekrutering van onderdanen van derde landen die in het buitenland wonen
en in de EU willen werken, te vergemakkelijken om krapte op de arbeidsmarkt te verlichten.
Het voorgestelde optreden is geschikt om deze doelstelling te bereiken, omdat de EU-talentenpool
een nieuw platform behelst om internationale werving te vergemakkelijken en kan zorgen
voor meer zichtbaarheid van vacatures van EU-werkgevers op mondiaal niveau. Het kabinet
heeft echter een aantal serieuze bezwaren en vragen, gezien het voorgestelde optreden
in de ogen van het kabinet op een aantal vlakken verder gaat dan noodzakelijk.
Het initiatief betreft een vrijwillig instrument en de nationale (juridische) kaders
met betrekking tot (arbeids-)migratie blijven geheel intact. Ook is het kabinet positief
over de mogelijkheid voor de lidstaten om nieuwe knelpuntberoepen aan te dragen en
om eerder aangedragen knelpuntberoepen weer van de lijst te verwijderen. Het voorstel
gaat op deze punten dan ook niet verder dan nodig om het gestelde doel te bereiken
en laat daarbij ook voldoende ruimte voor de lidstaten. Tegelijkertijd meent het kabinet
dat het voorstel mogelijk nadelen veroorzaakt die niet in verhouding staan tot het
doel om arbeidskrapte op te lossen. Vanwege de mogelijkheid van detachering naar andere
lidstaten op grond van het vrij verkeer van diensten én doordat private intermediairs
en uitzendbureaus ook gebruik kunnen maken van het portaal voorziet het kabinet vergrote
risico’s op uitbuiting van arbeidsmigranten. Specifiek zijn arbeidsmigranten van buiten
de EU sterk afhankelijk van hun werkgever en extra kwetsbaar voor misbruik. Het kabinet
ziet in het voorstel onvoldoende waarborgen om uitbuiting van arbeidsmigranten te
voorkomen. Het kabinet is daarnaast van mening dat werving en plaatsing alleen gericht
mag zijn op functies in de lidstaat waarin de werkgever gevestigd is. Ook is het kabinet
van mening dat de Commissie onvoldoende toelicht waarom niet wordt gekozen voor alternatieven
die beter aansluiten bij de sociaaleconomische situatie in de lidstaten.
Verder betreft het voorstel specifieke beroepen op alle vaardigheidsniveaus (laag-,
midden-, en hoogopgeleiden). Ten aanzien van specifiek internationaal talent dat een
bijdrage kan leveren aan de Nederlandse kenniseconomie voert het kabinet een uitnodigend
beleid. Met specifiek internationaal talent wordt gedoeld op kennismigranten. Voor
kennismigranten geldt geen bepaald opleidingsniveau maar een salariscriterium en dient
de werkgever een erkend referent te zijn. Hoewel niet op opleiding(sniveau) wordt
getoetst blijkt een overgrote meerderheid van deze kennismigranten (ca. 95%) hoogopgeleid.
Ten aanzien van het oplossen van tekorten in de cohorten waar mensen minder dan het
kennismigrantensalaris verdienen, is het kabinet van mening dat het voorstel voor
Nederland verder gaat dan noodzakelijk. Mensen die nu nog aan de kant staan zouden
eerst aan een baan moeten worden geholpen en mensen zouden gestimuleerd moeten worden
meer uren te werken. Ook zou moeten worden ingezet op innovatie en automatisering.
Het kabinet ziet arbeidsmigratie van buiten de EU, met uitzondering van kennismigratie,
als sluitstuk voor de aanpak van tekorten op de arbeidsmarkt.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
In het voorstel staat dat, gezien het een vrijwillig initiatief betreft, bepaalde
kosten afhangen van het aantal deelnemende lidstaten. Om een inschatting te maken
van de kosten is de Commissie er van uit gegaan dat minimaal elf en maximaal twintig
lidstaten zullen deelnemen.
Eenmalige kosten voor de IT-ontwikkeling (2026–2027) zijn gekoppeld aan de ontwikkeling
van een nieuw IT-platform. Financiering hiervan vanuit de EU-begroting bedraagt circa
6,7 mln.–6,8 mln. euro. Daarnaast is er financiering vanuit de EU-begroting voor de
interoperabiliteit van de nationale systemen van de lidstaten met de EU-talentenpool,
die tussen de 2,7 mln. en 4,2 mln. euro bedraagt.
Ook zijn terugkerende jaarlijkse kosten voorzien voor governance en niet-IT-gerelateerde kwesties (vanaf 2026) voor onder andere extra personeel.
In het voorstel wordt op dit vlak gesteld dat 10 fte nodig zijn tot en met 2027. Daarnaast
moet de ontwikkeling van de administratieve uitgaven in lijn zijn met de ER-conclusies
van juli 2020 over het MFK-akkoord. Het kabinet is kritisch over de stijging van het
aantal werknemers.
Voor deze jaarlijks terugkerende kosten bedraagt de financiering van de EU-begroting
tussen de 5,4 mln. en 6 mln. euro per jaar. De voorgestelde financiering voor de lidstaten
uit categorie 4 van de EU-begroting (te financieren door het AMIF) is tussen de 9,4 mln.
en 16 mln. euro. Daarvan wordt tussen de 8 mln. en 14,5 mln. euro aangewezen voor
de nationale contactpunten (vanaf 2026) en 1,4 mln. euro (na 2027) voor de administratieve
ondersteuning voor de afgifte van de «EU Talent Partnership passen» (beide kostencategorieën
moeten door het AMIF worden gedekt).
Verder zijn er terugkerende jaarlijkse kosten in verband met IT in de exploitatiefase
(na 2027). De consequentie voor de EU-begroting bedraagt circa 1,9 mln. euro voor
het onderhoud van het IT-platform van de EU-talentenpool, waarbij de aanvullende functies
en infrastructuur ervan, tijdens de eerste fase worden ontwikkeld twee jaar na ingebruikname
(waarbij de kosten in de daaropvolgende jaren geleidelijk afnemen). Het kabinet wil
niet vooruit lopen op de integrale afweging van middelen na 2027.
Uit het voorstel blijkt niet of lidstaten die niet mee doen aan de EU-talentenpool
alsnog indirect betalen aan het voorstel, gezien een groot gedeelte van de financiering
uit het EU-budget komt. Ook is onduidelijk hoe initiële kosten gedeeld worden over
de lidstaten, indien een lidstaat pas na een aantal jaren besluit deel te nemen. Het
kabinet zal hierover opheldering vragen bij de Europese Commissie.
Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen
de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze
moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
Financiering voor de lidstaten (uit de nationale begrotingen) bedraagt circa 0,35 mln.
en 0,54 mln. euro aan jaarlijkse kosten in verband met het behoud van de interoperabiliteit
tussen de nationale systemen van de lidstaten en het IT-platform van de EU-talentenpool
voor alle deelnemende lidstaten tijdens de eerste twee jaren van werking van het systeem,
ervan uitgaande dat tussen de elf en twintig lidstaten tegen 2030 zullen toetreden
tot de EU-talentenpool (waarbij de kosten in de daaropvolgende jaren geleidelijk zullen
afnemen). Het is op dit moment nog niet te zeggen hoe hoog deze kosten voor Nederland
uitvallen, indien Nederland besluit deel te nemen aan de EU-Talentenpool.
Het voorstel heeft in geval niet wordt deelgenomen aan de Talentenpool geen directe
financiële consequenties voor de nationale begroting. Als door een volgend kabinet
wordt besloten tot deelname, volgen er kosten voor de nationale begroting. Eventuele
budgettaire gevolgen voor Nederland worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke
departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Indien Nederland zou besluiten deel te gaan nemen aan de EU-talentenpool zou het makkelijker
moeten worden voor bepaalde sectoren in het bedrijfsleven om personeel te vinden.
Tegelijkertijd zijn er ook drempels voor bedrijven om mee te doen omdat zij aan meer
criteria moeten voldoen en moeten voorzien in diverse informatie, zoals ook de evaluatie
van de EURES-Verordening heeft aangetoond.18 Aangezien de nationale regelgeving van toepassing blijft, komen de extra voorwaarden
en processen bovenop de aanvraag van een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde
vergunning voor verblijf en arbeid. Daarnaast zouden er in de toekomst eventueel ook
kennisnamekosten voor bedrijven kunnen zijn. De verwachting is daarom dat de regeldruk
voor deelnemende bedrijven zal toenemen. Het is afhankelijk van de precieze uitwerking
van het voorstel hoe hoog die (extra) regeldruk gaat zijn.
Er zijn geen gevolgen voorzien voor regeldruk voor burgers.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De effecten van het voorstel op de concurrentiekracht schat het kabinet in beginsel
neutraal in. Een doelstelling van het voorstel is dat de EU in mondiaal opzicht kan
blijven concurreren op het gebied van innovatie door het tegengaan van arbeidsmarktkrapte.
Hoewel het kabinet de EU-talentenpool niet ziet als een lange termijn middel om de
krapte op de arbeidsmarkt in Nederland op te lossen, kan het op korte termijn wel
een bijdrage leveren aan het adresseren van krapte op de arbeidsmarkten elders in
de EU wanneer lidstaten die daar behoefte aan hebben gebruik maken van de EU-instrumenten
tot bevordering van legale migratie. De EU-talentenpool kan echter ook prikkels voor
bedrijven wegnemen om te investeren in innovatie of betere arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden.
Of het voorstel met de voorgestelde acties zal bijdragen aan het bevorderen van de
Europese concurrentiekracht is dus onzeker.
Op basis van contacten op bilateraal niveau en in EU-verband met prioritaire migratielanden
in Noord-Afrika, de Sahel en het Midden Oosten blijkt dat er een grote behoefte bestaat
aan mogelijkheden om langs legale routes in Europa te verblijven, werken of studeren.
Deze landen brengen legale migratie geregeld op als onderdeel van bredere (migratie)samenwerking,
waar afspraken over het bevorderen van terugkeer en verminderen van irreguliere migratie
ook onderdeel van zijn. Voor het kabinet is het belangrijk dat het partnerland in
de bilaterale dialoog zelf over legale migratie begint omdat dit niet noodzakelijk
een behoefte hoeft te zijn van het partnerland. Als onderdeel van een integrale benadering
op bilaterale migratiesamenwerking met derde landen, waaronder het tegengaan van irreguliere
migratie en het verbeteren van effectieve terugkeersamenwerking voor uitgeprocedeerde
asielzoekers, kan tijdelijke, kleinschalige legale en circulaire arbeidsmigratie via
pilots/stapsgewijs mogelijk worden gemaakt binnen strikte wederzijdse afspraken. Het
voorstel kan een bijdrage leveren aan de Europese dialoog over migratie met derde
landen, evenals de bredere diplomatieke en politieke betrekkingen, aangezien derde
landen geregeld de wens uitspreken om samen te werken op het gebied van legale migratie.
Het kan meer duiding geven op wat derde landen precies willen met legale migratie,
bijvoorbeeld of het gaat om meer mogelijkheden voor werkvergunningen of juist om erkenning
van beroepskwalificaties.
Daarnaast heeft het kabinet aandacht voor het risico van brain drain. In het voorstel is bijvoorbeeld geen waarborg ingebouwd dat een derdelander pas
naar de EU mag komen voor een bepaald beroep als er in het eigen land geen tekorten
zijn voor dat beroep of dat arbeidsmigratie tijdelijk/circulair van karakter dient
te zijn. Het kabinet zal hiervoor aandacht vragen tijdens de onderhandelingen.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het voorstel heeft geen directe consequenties voor nationale en decentrale regelgeving
en/of sanctionering beleid.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
De Commissie stelt dat voor de implementatie van de verordening het nodig zal zijn
dat een aantal zaken binnen twee jaar na de datum van toepassing van de verordening
door middel van uitvoerings- of gedelegeerde handelingen wordt aangenomen.
Het voorstel bevat een gedelegeerde bevoegdheid in artikel 14, eerste lid, voor de
Commissie om de Europese lijst tekortberoepen aan te kunnen passen. Het verlenen van
de bevoegdheid aan de Commissie om op grond van artikel 14, eerste lid, van het voorstel
een gedelegeerde handeling vast te stellen is mogelijk, aangezien het geen essentiële
onderdelen van de basishandeling betreft. Toekenning van deze bevoegdheid is ook wenselijk,
omdat periodieke evaluatie op basis van arbeidsmarktinformatie nodig is om knelpuntberoepen
te identificeren en om na te gaan of de bestaande tekorten aan arbeidskrachten en
vaardigheden nog steeds aansluiten bij het ontwerp van een potentiële EU-talentenpool.
De keuze voor een gedelegeerde bevoegdheid in plaats van een uitvoeringsbevoegdheid
ligt voor de hand, nu de bevoegdheid ziet op het wijzigen van de bijlage. De gedelegeerde
handeling is naar doelstelling, inhoud, strekking en duur voldoende afgebakend. Voor
de vaststelling van de gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke
lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in
het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
Tevens bevat het voorstel een uitvoeringsbevoegdheid voor de Commissie in artikel 5,
derde lid betreffende het vaststellen van technische standaarden voor gegevensuitwisseling,
dataformats, vacatureformats en profielformats voor werkzoekenden. Het toekennen van
deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het geen essentiële onderdelen van de basishandeling
betreft. Toekenning van deze bevoegdheden acht het kabinet wenselijk, omdat de uitvoeringsbevoegdheid
ziet op materie waarvan nadere uitwerking op lager niveau dan in een verordening wenselijk
is gezien het hoge detailniveau van de technische standaarden dat wordt nagestreefd.
De keuze voor uitvoering in plaats van delegatie ligt hier voor de hand, omdat het
gaat om de technische aspecten omtrent de uitvoering van de verordening volgens eenvormige
voorwaarden. De uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure
als bedoeld in artikel 5 van verordening 182/2011 (hierna: de Comitologieverordening).
Toepassing van deze procedure is hier volgens het kabinet op zijn plaats, omdat het
gaat om de vaststelling van handelingen van algemene strekking (artikel 2, lid 2,
onder a van de Comitologieverordening).
Daarnaast bevat het voorstel de uitvoeringsbevoegdheid voor de Commissie in artikel 6,
negende lid betreffende de verwerking van en toegang tot persoonsgegevens. Het toekennen
van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het geen essentiële onderdelen van de basishandeling
betreft. Toekenning van deze bevoegdheden acht het kabinet wenselijk, omdat de Commissie
hiermee in staat wordt gesteld om de verwerking van en toegang tot persoonsgegevens
veilig te kunnen laten verlopen zonder op dit punt onnodig de gewone wetgevingsprocedure
te belasten. De keuze voor uitvoering in plaats van delegatie ligt hier voor de hand,
omdat het gaat om de technische uitvoering van de verordening volgens eenvormige voorwaarden
omtrent de verwerking van en toegang tot persoonsgegevens. De uitvoeringshandelingen
worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 5 van verordening
182/2011. Toepassing van deze procedure is hier volgens het kabinet op zijn plaats,
omdat het gaat om de vaststelling van handelingen van algemene strekking (artikel 2,
lid 2, onder a van de Comitologieverordening).
Ten slotte bevat het voorstel de uitvoeringsbevoegdheid voor de Commissie in artikel 12,
vierde lid betreffende sjablonen voor het format van de EU-Talentpartnerschapspas.
Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het geen essentiële onderdelen
van de basishandeling betreft. Toekenning van deze bevoegdheden acht het kabinet wenselijk,
omdat middels deze uitvoeringsbevoegdheid de wetgevingsprocedure niet onnodig wordt
belast. De keuze voor uitvoering in plaats van delegatie ligt hier voor de hand, omdat
het gaat om het zorgen voor een eenvormig format van de pas en daarmee eenvormige
uitvoering van de verordening. De uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens
de raadplegingsprocedure als bedoeld in artikel 4 van verordening 182/2011. Toepassing
van deze procedure is hier volgens het kabinet op zijn plaats, omdat het niet gaat
om de vaststelling van handelingen van algemene strekking zoals gesteld in artikel 2,
lid 2, onder a van de Comitologieverordening, noch om handelingen die zien op de in
artikel 2, lid 2, onder b genoemde onderwerpen.
c) Voorgestelde datum inwerkingtreding
De Verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan
in het Publicatieblad van de Europese Unie. De Commissie heeft toegelicht dat het
platform vanaf 2028 operationeel moet zijn. Het kabinet acht dit haalbaar.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Uiterlijk op 31 december 2031 en daarna om de vijf jaar dient de Commissie een verslag
in bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité
en het Comité van de Regio’s over de toepassing van deze verordening ten behoeve van
de evaluatie van de implementatie, het functioneren en de impact van de EU-talentenpool.
Het kabinet kan zich vinden in de voorgestelde bepalingen. Wel merkt het kabinet op
dat de Commissie enkel voorstelt om een kwantitatieve evaluatie uit te voeren. Het
kabinet denkt dat het van toegevoegde waarde kan zijn ook ervaringen van deelnemers
aan het platform (zowel werkzoekenden als werkgevers) te monitoren.
e) Constitutionele toets
De verwerking van persoonsgegevens die voortvloeit uit het voorstel dient plaats te
vinden in overeenstemming met de Algemene verordening gegevensbescherming, de richtlijn
Gegevensbescherming, opsporing en vervolging en met de grondrechten op eerbiediging
van het privéleven en de bescherming van persoonsgegevens (resp. artikel 7 en 8 van
het Handvest van de grondrechten van de EU). Het kabinet is van mening dat het voorstel
voldoende aandacht heeft voor de juiste verwerking van persoonsgegevens. Het kabinet
zal tijdens de onderhandelingen goed in de gaten houden dat de bescherming van privacy
en veilige uitwisseling van gegevens voldoende gegarandeerd wordt.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Indien het kabinet zou besluiten deel te willen nemen aan de EU-talentenpool, lijkt
dit uitvoerbaar voor het UWV. Daarbij kan voortgebouwd worden op de ervaringen met
het EURES-portaal en de EURES-dienstverlening. Het zal wel een separate inrichting
vragen, zowel organisatorisch als systeemtechnisch. De doelstelling en criteria zijn
anders voor de EU-talentenpool dan voor het EURES-portaal. Een uitvoeringstoets zal
nodig zijn om goed inzicht te krijgen in de impact voor de uitvoering en tijdslijnen.
De benodigde implementatietijd wordt geschat op 1,5 tot 2 jaar voor het UWV. In het
voorstel staat dat een lidstaat negen maanden vóór participatie moet melden deel te
willen gaan nemen aan de EU-talentenpool. Het zal nodig zijn deze opdracht al eerder
aan het UWV te geven, indien het kabinet zou besluiten deel te nemen aan de EU-talentenpool.
Invoering van de EU-talentenpool kan gevolgen hebben voor het aantal aanvragen voor
gecombineerde vergunningen voor verblijf en arbeid, tewerkstellingsvergunningen en
de kennismigrantenregeling. Dit zal extra capaciteit vergen van de Immigratie- en
Naturalisatiedienst (IND) en UWV.
Ook zal deelname door Nederland impact hebben op Internationale Diplomawaardering
(IDW) voor de internationale diplomawaardering. Dit is een kwetsbaar punt bij vakkrachten.
De waardering van diploma’s bij vakkrachten is namelijk complex.
Tot slot zal deelname door Nederland gevolgen kunnen hebben voor de Nederlandse Arbeidsinspectie
(NLA) wat betreft toezicht op en handhaving van de arbeidswetten, inclusief de Wet
arbeid vreemdelingen. De EU-talentenpool kan leiden tot een grotere instroom van (kwetsbare)
werkenden op de Nederlandse arbeidsmarkt. Dit vergroot de risico’s op overtreding
van de arbeidswetten en op arbeidsuitbuiting en andere arbeidsmisstanden. Deze werknemers
van buiten Europa zijn specifiek kwetsbaar voor misbruik doordat zij onbekend zijn
met de Nederlandse taal en maatschappij in het algemeen en de rechten en plichten
van werkgevers en werknemers in het bijzonder en daarbij vaak in een zeer afhankelijke
relatie met hun werkgever terecht komen. Of dit extra capaciteit zal vergen van de
NLA, is op dit moment nog niet concreet aan te geven. Dit geldt, in mindere mate,
ook voor de IND, die vanuit de Vreemdelingenwet 2000 een handhavende rol heeft richting
(erkend) referenten. Een uitvoerings- en handhavingstoets biedt bij voorstellen van
nieuwe wet- en regelgeving inzicht in de impact, benodigde capaciteit en handhaafbaarheid
ervan voor de betrokken organisaties. Een dergelijke toets biedt ook de ruimte om
verschillende soorten risico’s aan de orde te stellen, bijvoorbeeld risico’s bij de
implementatie en risico’s op fraude, oneigenlijk gebruik en misbruik van de betreffende
regeling. Op grond van de ervaringen van de NLA met nationale regelingen waarmee mensen
van buiten de EU het recht krijgen om te werken in Nederland zoals de regeling Aziatische
horeca en de kennismigrantenregeling, geeft de NLA aan dat zij ook de kwetsbaarheden
van de EU-talentenpool kwetsbaar vindt voor misbruik en oneigenlijk gebruik.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Een EU-talentenpool kan het risico op brain drain met zich mee brengen. Voor ontwikkelingslanden kan dit risico relatief grote gevolgen
hebben. In het voorstel is bijvoorbeeld geen waarborg ingebouwd dat een derdelander
pas naar de EU mag komen voor een bepaald beroep als er in zijn/haar eigen land geen
tekorten zijn voor dat beroep of dat arbeidsmigratie tijdelijk/circulair van karakter
dient te zijn. Het kabinet zal hiervoor aandacht vragen tijdens de onderhandelingen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken