Brief regering : Transitie pensioenstelsel en invaren
36 067 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen)
Nr. 195
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 december 2023
Het Nederlandse pensioenstelsel is met de inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen
(Wtp) toekomstbestendig gemaakt. Deze hervorming is, met behoud van sterke elementen
als collectiviteit en solidariteit, een antwoord op een breed gedragen wens: eerder
perspectief op een koopkrachtiger pensioen, dat transparanter en persoonlijker is
en dat beter aansluit bij de ontwikkelingen in de samenleving en op de arbeidsmarkt.
In het oude pensioenstelsel kon de belofte van koopkrachtvaste uitkeringen voor de
meeste deelnemers de laatste decennia niet worden waargemaakt. Deze beloftes zijn
duur door de hoge buffers die moeten worden aangehouden. Door die hoge buffers gaan
de pensioenen nauwelijks omhoog, ook wanneer er goede rendementen worden behaald door
pensioenfondsen. In een aantal jaren zijn kortingen doorgevoerd en veel pensioenen
zijn, tot het perspectief op het nieuwe pensioenstelsel er kwam, niet verhoogd. Daardoor
nam de koopkracht van gepensioneerden af. Dit leidde tot begrijpelijke teleurstelling
bij gepensioneerden, die het indexatieperspectief kleiner zagen worden. Bij jonge
generaties groeide tegelijk de onzekerheid of het pensioenstelsel ook voor hen nog
een goed pensioen zal betekenen. Doordat pensioen de afgelopen decennia duurder is
geworden (vanwege de dalende rente) steeg ook de premiedruk. Werkgevers en werknemers
moesten steeds meer pensioenpremie inleggen.
Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wtp is een zorgvuldig proces doorlopen.
Ten eerste is de Wtp gebaseerd op een breed Pensioenakkoord met de werkgevers- en
werknemersorganisaties. Het akkoord is vervolgens uitgewerkt met sociale partners,
toezichthouders, de pensioenkoepels en talloze andere pensioenexperts. De betrokken
organisaties hebben zich ingezet voor een beter pensioenstelsel voor jong en oud en
hebben de afspraken vertaald naar werkbare uitgangspunten voor wetgeving. Deze zijn
vastgelegd in de hoofdlijnennotitie in 2020. Op basis daarvan is de Wtp opgesteld,
waarbij internetconsultatie en een toets door de relevante formele instanties heeft
plaatsgevonden, waaronder DNB, AFM, het College voor de Rechten van de Mens, de Raad
voor de Rechtspraak, de Belastingdienst en de Raad van State. Vervolgens heeft een
zorgvuldige en uitvoerige behandeling door de Tweede en Eerste Kamer plaatsgevonden
met onder meer een artikelsgewijze behandeling. Met de inwerkingtreding van de Wtp
op 1 juli jongstleden is de transitieperiode officieel gestart. Het is nu zaak om
de overgang naar het nieuwe stelsel met diezelfde zorgvuldigheid en betrouwbaarheid
ter hand te nemen. Als Minister voel ik daar een grote verantwoordelijkheid voor,
vooral ook voor de (gewezen) deelnemers en gepensioneerden bij pensioenuitvoerders.
Ik zie eenzelfde verantwoordelijkheidsgevoel bij werknemers- en werkgeversorganisaties
en pensioenuitvoerders, gelet op de grote inspanningen die zij sinds de inwerkingtreding
van de Wtp hebben verricht om de pensioentransitie zorgvuldig en voortvarend uit te
voeren voor hun pensioendeelnemers.
In de regeling van werkzaamheden van 6 december jongstleden heeft uw Kamer het verzoek
gedaan om voorafgaand aan het Kamerdebat per brief geïnformeerd te worden over de
stand van zaken van de Wtp, over het invaren en over een referendum onder deelnemers.
In de regeling van werkzaamheden van 12 december jongstleden heeft het lid Joseph
(NSC) verzocht om openbaarmaking van dan wel inzage in alle juridische adviezen gericht
op invaren waaronder die van de landsadvocaat uit 2011 en 2020. Dit verzoek is herhaald
in de procedurevergadering SZW van 19 december. Met deze brief kom ik aan deze verzoeken
tegemoet. Het eerste deel van de brief schetst de stand van zaken rondom de transitie.
Waarin achtereenvolgens wordt ingegaan op de mogelijkheid om vooruitlopend op het
invaren de pensioenen eerder te verhogen, de arbeidsvoorwaardelijke fase en de implementatiefase.
Daarna wordt ingegaan op het informeren van deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.
Als laatste worden het vervolg van de transitieperiode en de bijbehorende mijlpalen
genoemd. De informatie uit deze brief loopt vooruit op de voortgangsbrief over de
monitoring van de Wtp die ik in de zomer van volgend jaar met uw Kamer ga delen. Op
dat moment is er, zoals ook eerder aan uw Kamer gemeld, meer cijfermatig materiaal
beschikbaar over de voortgang van de transitie. Het tweede deel van de brief gaat
in op het invaren. Op verzoek van uw Kamer wordt daarbij ook ingegaan op het deelnemersreferendum.
Het verzoek om inzage in de adviezen van de landsadvocaat komt in het derde en afsluitende
deel van deze brief aan bod.
1. Stand van zaken transitie
Eerder indexeren
Met de komst van de Wtp hebben verschillende pensioenfondsen die voornemens zijn om
in te varen naar het nieuwe pensioenstelsel, in 2022 en 2023 gebruik gemaakt van versoepelde
indexatieregels om zo de pensioenen eerder te kunnen verhogen (zie onderstaande tabel).
De versoepelde indexatieregels stelden pensioenfondsen in staat om een pensioenverhoging
te verlenen vanaf een beleidsdekkingsgraad van 105%. In het nieuwe pensioenstelsel
hoeven immers minder hoge buffers te worden aangehouden en kunnen risico’s gerichter
en evenwichtiger worden gedeeld tussen de generaties. Voor fondsen die niet voornemens
zijn in te varen gelden de bestaande ftk-regels omtrent indexatie, omdat anders de
risico’s meer naar jongere generaties worden geschoven.
Overzicht toeslagverlening vijf grootste pensioenfondsen in 2022 en 2023 (Besluit
genomen in 2022).
Verhoging pensioenen in 2023
Verhoging pensioenen in 2022
A
B
C
D
Fonds
Gepensioneerden
Zonder versoepelde regels
Met versoepelde regels
Zonder versoepelde regels
Met versoepelde regels
ABP
975.000
0%
2,39%
3,80%
11,96%
PFZW
552.100
0%
2,70%
0%
6,00%
PMT
240.000
0%
1,29%
0%
4,20%
Bouw
250.000
1,76%
2,57%
14,52%
14,52%
PME
170.000
0%
1,29%
0%
6,20%
1 Kamerstukken I 2022/23, 36 067, nr. K, p. 62.
Uit voorlopige indexatiecijfers voor 2024 blijkt dat circa tweederde van de deelnemers
(gepensioneerden en (gewezen) deelnemers) een verhoging van het aanvullend pensioen
krijgt. Dit betreft 65% van de fondsen, waaronder ABP, PFZW, PME en PMT. Van een aantal
fondsen zijn de indexatiebesluiten voor het komende jaar nog te verwachten. Uit de
cijfers van de Pensioenfederatie blijkt dat voor ongeveer 60% van de deelnemers de
verhoging van de pensioenen in 2024 mogelijk is of de pensioenen meer verhoogd kunnen
worden, omdat gebruik is gemaakt van de versoepelde indexatieregels van het transitie-ftk
of de indexatie-AMvB.
De sector is volop aan de slag – de arbeidsvoorwaardelijke fase
Met de inwerkingtreding van de Wtp per 1 juli 2023 is de arbeidsvoorwaardelijke fase
begonnen. Sociale partners of werkgevers die hun pensioenregelingen laten uitvoeren
door een pensioenfonds moeten uiterlijk per 1 januari 2025 arbeidsvoorwaardelijke
afspraken hebben gemaakt en een transitieplan hebben opgesteld. Het transitieplan
vormt het sluitstuk van de arbeidsvoorwaardelijke fase waarin de afspraken en overwegingen
die hebben geleid tot de gewijzigde pensioenregeling en de verantwoording waarom sprake
is van een evenwichtige transitie worden vastgelegd.
In verschillende sectoren zijn al arbeidsvoorwaardelijke afspraken gemaakt over de
transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. Uit informatie van sociale partners is
op te maken dat sociale partners bij zeker 18 pensioenfondsen, goed voor ruim 11,5
miljoen pensioenaanspraken (van de in totaal circa 19 miljoen aanspraken bij pensioenfondsen),
een onderhandelaarsresultaat hebben bereikt of zelfs al arbeidsvoorwaardelijke afspraken
hebben gemaakt, zie onderstaande tabel.1 Bij 11 van deze fondsen is het transitieplan reeds vastgesteld en ingediend bij het
pensioenfonds, bij 6 fondsen loopt de achterbanraadpleging, waaronder die van de zorg.
Voor de pensioenregeling voor overheids- en onderwijswerknemers uitgevoerd door het
ABP, hebben sociale partners recentelijk een hoofdlijnenresultaat bereikt en wordt
het transitieplan in de komende maanden opgesteld en voor achterbanraadpleging voorgelegd.
Dit overzicht is niet uitputtend, het geeft op hoofdlijnen een beeld van de stand
van zaken van de transitieplannen.
Pensioenfonds
Totaal aantal deelnemers1 (x 1.000)
Aantal werkgevers (x 1.000)2
Stand van zaken transitieplan
Pensioenfonds Zorg en Welzijn
3.048
26
Achterbanraadpleging loopt
Pensioenfonds ABP
3.013
3,5
Hoofdlijnenresultaat bereikt. Transitieplan wordt opgesteld, waarna achterbanraadpleging
volgt.
Pensioenfonds Detailhandel
1.468
31,5
Achterbanraadpleging loopt
Pensioenfonds Horeca en Catering
1.363
45
Ingediend bij fonds
Pensioenfonds Bouw
743
16
Achterbanraadpleging loopt
Pensioenfonds Vervoer
608
9
Ingediend bij fonds
Pensioenfonds Schoonmaak
422
3,5
Ingediend bij fonds
Pensioenfonds Levensmiddelen
328
3,8
Achterbanraadpleging loopt
Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
187
0,264
Ingediend bij fonds
OAK Pensioen (voorheen Pensioenfonds Meubel)
128
2,7
Ingediend bij fonds
Pensioenfonds Schilders
110
2,166
Achterbanraadpleging loopt
Pensioenfonds Rail & OV
108
0,078
Ingediend bij fonds
Pensioenfonds Recreatie
94
1,6
Ingediend bij fonds
Pensioenfonds Beveiliging
65
0,474
Ingediend bij fonds
Pensioenfonds Fysiotherapeuten
39
Beroepspensioenfonds
Ingediend bij fonds
Pensioenfonds Openbare bibliotheken
25
0,160
Ingediend bij fonds
Pensioenfonds Dierenartsen
8
Beroepspensioenfonds
Ingediend bij fonds
Pensioenfonds Loodsen
1,3
Beroepspensioenfonds
Achterbanraadpleging loopt
X Noot
1
Actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Een persoon kan meerdere
pensioenaanspraken hebben opgebouwd. In die gevallen zal één persoon meerdere keren
worden meegeteld.
X Noot
2
Bij beroepspensioenfondsen is het aantal werkgevers niet van toepassing. Als voor
een beroepsgroep een beroepspensioenregeling geldt, dan zijn alle beroepsgenoten wettelijk
verplicht zich bij dat pensioenfonds aan te sluiten.
Verzekeraars en premiepensioeninstellingen
Bij pensioenfondsen start de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel met de arbeidsvoorwaardelijke
fase, daarna volgt de onderbrenging van de nieuwe regeling bij het pensioenfonds en
de implementatie daarvan. Bij verzekeraars en premiepensioeninstellingen (ppi’s),
waar ongeveer 50.000 werkgevers hun pensioen hebben ondergebracht, is de volgorde
van de transitie anders. Verzekeraars en ppi’s ontwikkelen eerst hun pensioenproducten.
Werkgevers kunnen na afronding van de arbeidsvoorwaardelijke afspraken hun regeling
onderbrengen bij deze verzekeraars en ppi’s.
Verzekeraars en premiepensioeninstellingen hebben al de nodige stappen gezet. Allereerst
zijn zij in aanloop naar 1 juli 2023 aan de slag gegaan met het ontwerpen van pensioenproducten
die voldoen aan de Wtp. Deze producten, waarmee invulling wordt gegeven aan de flexibele
premieregeling en de premie-uitkeringsregeling, zijn uitvoerig getest (het productontwikkelingsproces,
zogenaamd PARP). Ten tweede hebben verschillende verzekeraars en ppi’s voor hun producten
ook een communicatieplan en een implementatieplan opgesteld en deze met toezichthouders
DNB en AFM gedeeld.
Nu deze stappen in de afgelopen maanden zijn doorlopen, kunnen verzekeraars en ppi’s
hun pensioenproducten vanaf 1 juli 2023 aanbieden aan werkgevers. Dit vormt voor werkgevers
het startpunt voor het arbeidsvoorwaardelijke overleg. In dat kader hebben de verzekeraars
en ppi’s een aantal kennissessies georganiseerd voor adviseurs, zodat zij de werkgevers
goed kunnen adviseren over de beschikbare producten. Het moment dat het transitieplan
gereed moet zijn hangt af van het overstapmoment, maar uiterlijk op 1 oktober 2027.2
Transitiecommissie ondersteunt de arbeidsvoorwaardelijke onderhandelingen
Om het arbeidsvoorwaardelijke proces tijdens de transitie te ondersteunen, is per
1 juli 2023 een tijdelijke onafhankelijke commissie ingesteld: de transitiecommissie.
De transitiecommissie heeft twee instrumenten ter ondersteuning van de betrokken arbeidsvoorwaardelijke
partijen, bemiddeling en het bindend advies. Bemiddeling kan gebruikt worden om het
onderhandelingsproces vlot te trekken. Bij een bindend advies maken de arbeidsvoorwaardelijke
partijen een afspraak om het advies van de transitiecommissie te volgen en om te zetten
in een nieuwe pensioenregeling. Sociale partners die hun regeling laten uitvoeren
door een pensioenfonds kunnen voor een bindend advies tot 1 juli 2024 een verzoek
hiervoor indienen bij de transitiecommissie. Indien de pensioenregeling is ondergebracht
bij een verzekeraar kan dat tot 1 januari 2026.
Pensioenuitvoerders bereiden implementatiefase voor
Na de arbeidsvoorwaardelijke fase wordt de gewijzigde pensioenregeling ondergebracht
bij een pensioenuitvoerder. Vervolgens implementeert de pensioenuitvoerder de gewijzigde
regeling. Pensioenuitvoerders hebben de afgelopen periode, ook tijdens de arbeidsvoorwaardelijke
fase, de nodige voorbereidingen getroffen. De implementatie is cruciaal voor een succesvolle
transitie, daarom is het belangrijk dat pensioenuitvoeringsorganisaties vroegtijdig
aan de slag kunnen met de implementatie. Daarbij geldt dat duidelijkheid en rust over
de vormgeving van het pensioencontract en de pensioentransitie belangrijke elementen
zijn voor een succesvolle pensioentransitie. DNB en de AFM vragen pensioenfondsen
periodiek hoe ver zij zijn met de transitie naar het nieuwe stelsel. De meest recente
publicatie geeft een goed beeld van die voortgang.3
• Zo verwacht 73% van de ondervraagde pensioenfondsen en APF-kringen de huidige pensioenen
in te varen naar de nieuwe pensioenregeling.
• Een deel van de fondsen en APF-kringen die niet invaren zal naar verwachting gaan
liquideren. Bijna 20% van de pensioenfondsen en APF-kringen geeft aan dit van plan
te zijn. Van deze fondsen/kringen verwacht meer dan de helft van (59%) vóór de transitie
te zullen liquideren4.
• De eerste 25 pensioenfondsen verwachten in 2025 over te stappen. Het zwaartepunt voor
het invaren ligt naar verwachting in 2026.
• Invarende fondsen verwachten veelal (63%) dat de keuze op het solidaire contract zal
vallen.
De sector staat er niet alleen voor
Er is in de sector veel draagvlak en vertrouwen in de transitie. Binnen de sector
wordt kennis en ervaring rond de transitie gedeeld, bijvoorbeeld via masterclasses
en servicedocumenten van de Pensioenfederatie. De sector staat er ook niet alleen
voor: onder andere de Stichting van de Arbeid, de toezichthouders en mijn ministerie
staan klaar om te ondersteunen waar nodig. Om de sector goed te kunnen ondersteunen,
is het informatieplatform Werkenaanonspensioen.nl gelanceerd. Dit informatieplatform
is tot stand gekomen in een samenwerking tussen de sociale partners, de uitvoerders,
adviseurs, en mijn ministerie. Voor de verschillende doelgroepen is relevante informatie
gebundeld en per onderwerp in kaart gebracht. Naar aanleiding van vragen en signalen
uit de sector zijn in de afgelopen periode praktische hulpmiddelen beschikbaar gesteld,
zoals een format voor het transitieplan, antwoorden op veelgestelde vragen en uitlegvideo’s
over eerbiedigende werking, het transitieplan en een evenwichtige transitie. Ook worden
rondetafelgesprekken georganiseerd waar professionals uit de sector best practices met elkaar kunnen delen. Het platform blijft gedurende de transitie in ontwikkeling,
zodat snel en adequaat op signalen en informatieverzoeken kan worden ingespeeld.
Tevens voorzien de toezichthouders DNB via beleidsuitingen en AFM via toezichtsleidraden
de sector van een heldere en consistente uitleg van de wet, waar mogelijk en relevant
toegelicht met voorbeelden. Daarnaast hebben DNB en AFM samen met de sector een platform
voor de pensioentransitie ingericht met als doel het tijdig signaleren en bespreken
van sectorbrede aandachtspunten en dilemma’s in de pensioentransitie aangaande het
toezicht. Er is tevens de mogelijkheid om bij DNB een partiële beoordeling aan te
vragen, waarmee pensioenfondsen een afgebakend deel van het gehele implementatieplan
en/of invaarbesluit kunnen voorleggen aan DNB. DNB kan dan al tussentijds toetsen
of voldaan wordt aan de eisen die de Wtp daaraan stelt.
Aandacht voor communicatie
Om het brede publiek te informeren over de nieuwe pensioenwet is in augustus 2023
door het Ministerie van SZW een meerjarige publiekscampagne gestart. De publiekscampagne
heeft als belangrijkste boodschap dat de regels voor pensioen gaan veranderen en waarom
dit nodig is. Gezien de schaalgrootte en het belang van deze transitie wordt het Nederlandse
publiek stapsgewijs geïnformeerd en voorbereid op de nieuwe regels voor pensioen.
Dit doe ik samen met een coalitie van werknemers- en werkgeversorganisaties en pensioenuitvoerders.
Daarnaast wordt via www.pensioenduidelijkheid.nl toegankelijke en eenvoudige informatie gegeven voor het publiek over pensioenen en
de nieuwe regels.
Sinds afgelopen februari heeft de meerderheid van de fondsen (88%) hun deelnemers
geïnformeerd over de transitie en het nieuwe pensioenstelsel en een kleine groep pensioenfondsen
(11%) heeft hun deelnemers al geïnformeerd over de afspraken in het transitieplan,
zoals de nieuwe regeling, het invaren en compensatie.5 Het gros van de overige fondsen (66%) zal in 2024 volgen. Wat de transitie voor de
deelnemer op individueel niveau betekent, verwachten de meeste fondsen in 2025 of
2026 te kunnen communiceren.
Vragen en klachten
De Wtp heeft ook verbeteringen aangebracht in de manier waarop wordt omgegaan met
eventuele klachten. Voor vragen konden (gewezen) deelnemers of pensioengerechtigden
altijd al terecht bij hun pensioenuitvoerder. Met de Wtp regelt heeft de interne klachtenprocedure
bij pensioenuitvoerders een strakkere invulling gekregen en een wettelijke basis.
Daarnaast moeten pensioenuitvoerders op grond van de Wtp aangesloten zijn bij een
door de Minister aangewezen instantie tot beslechting van geschillen tussen deelnemers
en pensioenuitvoerders. Een geschil gaat over de uitvoering van het pensioenreglement,
met inbegrip van het invaren. Bijvoorbeeld over de informatie op het pensioenoverzicht
of de uitvoering van een waardeoverdracht. Op die manier kunnen deelnemers, nadat
zij de interne procedure hebben doorlopen, hun klacht eventueel voorleggen bij de
externe geschilleninstantie. Deze instantie biedt voor de deelnemer een laagdrempelige,
relatief snelle en goedkope procedure van geschilbeslechting. Vanaf 1 januari 2024
kunnen deelnemers bij Kifid (voor pensioenverzekeraars en ppi’s) en GIP (pensioenfondsen)
hun geschillen voorleggen. Gelijktijdig met deze brief heb ik een brief naar uw Kamer
gestuurd waarin nader staat gespecificeerd hoe de externe geschilleninstantie eruit
gaat zien. Uiteraard staat het deelnemers altijd vrij om zich te wenden tot de rechter.
Transitieperiode, mijlpalen en monitoring
Zoals aan de Eerste Kamer is toegezegd, heeft het kabinet een wetsvoorstel in voorbereiding
om de transitieperiode met één jaar te verlengen. De Raad van State heeft op 14 december
jl. geadviseerd over het wetsvoorstel hiertoe.6 Het advies zal ik bestuderen en mijn reactie daarop bij nader rapport aan uw Kamer
doen toekomen. Bij de verlenging van de uiterste transitiedatum is het uitgangspunt
dat de overige tussenliggende mijlpalen onveranderd blijven. Het verlengen van de
transitie geeft de kans om de uitvoering meer te spreiden, zodat de werkzaamheden
van pensioenuitvoerders beter verdeeld kunnen worden. Indien dit wetsvoorstel door
beide Kamers wordt aanvaard, worden de mijlpalen als volgt:
• Voor 1 januari 2025 moeten werkgevers of de sociale partners het transitieplan hebben
afgerond indien de pensioenregeling wordt uitgevoerd door een pensioenfonds.
• Voor 1 juli 2025 moeten pensioenfondsen een implementatieplan, inclusief communicatieplan,
aanleveren aan de toezichthouders.
• Voor 1 oktober 2027 moeten werkgevers of de sociale partner het transitieplan hebben
afgerond indien de pensioenregeling wordt uitgevoerd door een verzekeraar. Daarnaast
is dit ook de uiterste datum waarop verzekeraars hun implementatie- en communicatieplan
bij de toezichthouder moeten aanleveren.
• De uiterste transitiedatum is 1 januari 2028.
Om de transitie op de voet te kunnen volgen is een uitgebreid monitoringsprogramma
opgezet. In de eerste voortgangsbrief, die in de zomer van 2024 wordt verwacht, volgt
meer informatie over de voortgang van de transitie. Daarnaast start met ingang van
1 januari 2024 de regeringscommissaris transitie pensioenen met haar werkzaamheden.
De werkzaamheden van de regeringscommissaris zijn tweeledig. Primair adviseert de
regeringscommissaris mij over het verloop van de transitie. Daarbij zal zij ook adviseren
over het wegnemen van eventuele knelpunten. De regeringscommissaris zal op twee weegmomenten,
te weten zomer 2024 en begin 2025, mij adviseren over de haalbaarheid van de uiterste
transitiedatum. Ten tweede speelt de regeringscommissaris een rol bij het stimuleren
van sectorpartijen om goede voorbeelden te delen en kennis over de uitvoeringspraktijk
te delen, gedurende de gehele transitieperiode.
Op basis van deze informatie en de gesprekken die ik blijf voeren met alle betrokkenen
bij de pensioentransitie kan ik bezien of, en zo ja welke, aanvullende maatregelen
er nodig zouden zijn. Uw Kamer wordt hier periodiek over geïnformeerd door middel
van de eerder aangekondigde voortgangsbrieven.7
2. Invaren
De Wet toekomst pensioenen (Wtp) regelt, zoals sociale partners en overheid zijn overeengekomen
in het Pensioenakkoord, dat alle nieuwe pensioenopbouw plaatsvindt in premieregelingen.
Daarbij wordt gefaciliteerd dat, wanneer dit evenwichtig is voor de deelnemers, de
nieuwe pensioenopbouw en de reeds opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten zoveel
mogelijk bij elkaar kunnen blijven in één pensioenregeling bij één pensioenfonds (invaren).
Dit invaren is een essentieel onderdeel van de zogenoemde «dubbele transitie». Het
betreft de combinatie van het collectief delen van de financiële effecten van de afschaffing
van de doorsneesystematiek en de overstap op collectieve premierelingen met de lagere
buffereisen. Door invaren kunnen de doelen van het nieuwe pensioenstelsel eerder en
voor het volledige pensioenkapitaal worden behaald.
Als een pensioenfonds de opgebouwde pensioenen invaart, dan zijn de regels van de
nieuwe pensioenregeling ook op opgebouwde pensioenen van toepassing. Oude en nieuwe
pensioenen kunnen dan in één administratie worden uitgevoerd en er kan duidelijker
over worden gecommuniceerd. Daarnaast is er dankzij invaren een groter, robuuster
vermogen beschikbaar dat het (ten opzichte van niet invaren en wel nieuwe opbouw)
beter mogelijk maakt om schokken tussen en binnen generaties op te vangen. Dit zal
met de vergrijzing in de toekomst een nog belangrijkere rol gaan spelen. Met twee
afzonderlijke vermogens zijn de mogelijkheden voor intergenerationele solidariteit
– de mogelijkheden om schokken op te vangen als deelnemerscollectief – beperkt. Als
reeds bestaande pensioenaanspraken en rechten zouden worden afgezonderd van de nieuwe
pensioenopbouw, heeft dit als gevolg dat er geen of beperkt risicodeling plaatsvindt
tussen die vermogens. Het zogenaamde oude vermogen kent namelijk geen nieuwe instroom,
waardoor er steeds defensiever belegd zal moeten worden met als gevolg een lager verwacht
pensioenresultaat. Mede vanwege deze redenen is er gekozen om deze variant van invaren
te faciliteren.
De juridische adviezen die ik over deze manier van invaren heb ontvangen, van juridische
experts, van de landsadvocaat en van de Raad van State geven mij het vertrouwen dat
deze manier van invaren ook juridisch gezien robuust en houdbaar is. Op deze adviezen
en uw verzoek om deze te verstrekken danwel te mogen inzien, kom ik in het laatste
deel van deze brief terug.
Een deelnemersreferendum bij invaren
In het verzoek uit de Kamer is mij gevraagd om in te gaan op de voorstellen van NSC
rondom een deelnemersreferendum over het invaren van pensioenaanspraken. Tijdens de
behandeling van de Wtp ben ik hier al op ingegaan. Hieronder zal ik dat op hoofdlijnen
doen.
Er is voor deze transitie gezocht naar een goede manier om de belangen van (gewezen)
deelnemers en pensioengerechtigden te borgen. Daarbij zijn verschillende opties afgewogen.
Er is gekozen om op decentraal niveau te bepalen of een invaarverzoek wordt gedaan
door sociale partners. De sociale partners houden in dat kader veelal een achterbanraadpleging
onder werkende, niet meer werkende en gepensioneerde leden, waarbij leden voor of
tegen het invaarverzoek kunnen stemmen. Ook is er een wettelijk hoorrecht voor verenigingen
van gewezen deelnemers en verenigingen van gepensioneerden. Ik herhaal bij dezen graag
mijn oproep om deze verenigingen zo vroeg mogelijk in het proces te betrekken. Vervolgens
neemt het pensioenfonds een invaarbesluit. Daarbij is een gebalanceerd pakket aan
collectieve waarborgen opgenomen. Daarnaast schrijft de overheid de waarderingsregels
voor op basis waarvan bestaande pensioenaanspraken en -rechten omgerekend moeten worden
naar pensioenkapitalen. Het pensioenfondsbestuur en het interne toezicht leggen verantwoording
af aan het verantwoordingsorgaan of belanghebbendenorgaan. In deze medezeggenschapsorganen
hebben gepensioneerden en (gewezen) deelnemers zitting. Voor de goede orde, ook het
pensioenfondsbestuur is verplicht om bij de besluitvorming rekening te houden met
alle betrokken belanghebbenden, waaronder ook de gewezen deelnemers en gepensioneerden.
Omdat het gaat om een collectieve omzetting van alle pensioenen vindt de besluitvorming
op collectief niveau plaats. Kortom, door collectieve en deskundige decentrale besluitvorming
kunnen de voor- en nadelen van het invaren zorgvuldig afgewogen worden. Tot slot toetst
de toezichthouder het voorgenomen besluit tot invaren, onder andere op het besluitvormingsproces
en de evenwichtige belangenafweging.
Als er sprake zou zijn van een referendum, zou de uitkomst van – en opkomst bij –
dat referendum gevolgen hebben voor het al dan niet invaren.
De uitkomst van een eventueel referendum heeft daarmee gevolgen voor de al gemaakte
afspraken door sociale partners. Zo zullen genomen besluiten over het indexatiebeleid
in de jaren voorafgaand aan het feitelijke invaarmoment en voorgenomen besluiten over
het verlenen van compensatie voor de afschaffing van de doorsneesystematiek moeten
worden herzien als deelnemers in een later stadium alsnog kiezen voor het niet invaren
van de pensioenaanspraken. Anders gezegd, de uitslag van een referendum heeft gevolgen
voor de pensioenuitkomsten van iedereen in het collectief, waardoor sociale partners
na het referendum in principe terug naar de tekentafel moeten. Een deelnemersreferendum
maakt inbreuk op de gemaakte evenwichtige belangenafweging van sociale partners en
het pensioenfonds. Sociale partners zullen opnieuw afspraken over de transitie moeten
maken en mogelijk andere keuzes moeten maken voor bijvoorbeeld de premiestelling of
de hoogte van de compensatie. Voor gepensioneerden betekent het op de korte termijn
minder zekerheid over indexaties en voor jongere generaties dat zij langer moeten
wachten op een beter pensioencontract. Waarbij opgemerkt dient te worden dat het om
een momentopname gaat en de financiële situatie na het referendum weer een andere
kan zijn dan voor het referendum.
Tot slot geldt dat de uitkomst van het referendum niet per definitie representatief
is voor de gehele deelnemerspopulatie. Deze vraag is belangrijk om af te wegen. Daardoor
kan ook de uitkomst van het referendum ertoe leiden dat groepen ontevreden zijn en
elders hun recht proberen te halen.
3. Verzoek tot inzage juridische adviezen
Ik hecht er aan te benadrukken dat de strekking van de juridische adviezen al eerder
met uw Kamer gedeeld is. Voorafgaand en tijdens de parlementaire behandeling van de
Wtp heb ik veelvuldig informatie verstrekt aan uw Kamer over de juridische analyse
rond het invaren van pensioenen en de advisering hieromtrent. De juridische analyse
is uitgebreid onderwerp van het debat over de Wtp geweest. Tijdens de behandeling
van de wet heb ik toegelicht dat de adviezen in de jaren 2011–2013 niet hebben geleid
tot concrete pensioenwetgeving en dat het advies van de landsadvocaat uit 2020 heeft
geleid tot de gekozen vormgeving en juridische onderbouwing van het invaren zoals
onderdeel is van de Wet toekomst pensioenen. De onderbouwing van de gekozen manier
van invaren mede op basis van de adviezen van de landsadvocaat is opgenomen in de
memorie van toelichting bij de Wtp. Deze juridische analyses waren al onderdeel van
het juridisch hoofdstuk in de memorie van toelichting toen deze in internetconsultatie
ging.
Vanuit beide Kamers is verzocht om de verstrekking van, dan wel vertrouwelijke inzage
in, deze adviezen. Nu de adviezen betrekking hebben op de procespositie van de staat
lenen zij zich niet voor openbaarmaking. Ook een vertrouwelijke inzage ligt bij dergelijke
juridische adviezen doorgaans niet voor de hand. In het onderhavige geval heb ik echter
oog voor het gegeven dat de aard en duur van dit beleidsdossier uitzonderlijk is.
Het onderhandelingsproces over de herziening van het pensioenstelsel kent een zeer
lange looptijd. Vanaf de gesprekken over het Pensioenakkoord 2010 is onderzocht hoe
het invaren vorm kon krijgen binnen de grenzen van het Europese eigendomsrecht. Ieder
advies heeft daarmee in enige mate bijgedragen aan de kennis en vormgeving van het
invaren en zodoende het mogelijk maken van de onderhandelingen over het Pensioenakkoord
2019 en de vastlegging ervan in de Wtp. Het belang van de staat bij de vertrouwelijkheid
van deze adviezen staat onverkort, maar in het licht van dit bijzondere traject heb
ik, bij uitzondering, besloten om de leden van de Staten-Generaal gelegenheid te bieden
om kennis te nemen van de adviezen zelf door middel van een vertrouwelijke inzage
in de adviezen over het invaren van pensioenen. Ik zal in contact treden met de griffie
om conform de regelingen van vertrouwelijke stukken van beide Kamers de vertrouwelijke
inzage mogelijk te maken. De leden worden nog geïnformeerd over het proces.
Naar aanleiding van de procedurevergadering van de commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid
d.d. 19 december is mij verzocht om uw Kamer per brief te informeren over de planning
van moties en toezeggingen rond de Wtp. Deze brief zal ik spoedig na het reces aan
uw Kamer zenden.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen