Brief regering : Voortgang preventieaanpak leefstijl met focus op overgewicht en voeding
32 793 Preventief gezondheidsbeleid
Nr. 710 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 december 2023
In december vorig jaar heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn inzet op de aanpak overgewicht
                  en voeding.1 Met deze brief informeer ik uw Kamer, zoals toegezegd, over de uitwerking van verschillende
                  voornemens en de voortgang van een aantal acties op het gebied van overgewicht en
                  voeding. Tevens doe ik de motie van het lid Van der Laan, inzake het verhogen van
                  de leeftijdsgrens in de reclamecode voor Voedingsmiddelen, en motie van het lid Den
                  Haan, inzake het opnemen van ondervoeding in beleid over leefstijl, af.
               
Ondanks dat veel voortgang is geboekt, is er echt nog veel werk aan de winkel om de
                  doelen zoals opgenomen in het Nationaal Preventieakkoord (hierna: NPA) te halen. Graag
                  benadruk ik dan ook eerst het belang van een langdurige en samenhangende aanpak om
                  overgewicht tegen te gaan en gezond eten en drinken te stimuleren, waarna ik uw Kamer
                  langs de volgende vier lijnen informeer, zoals ik ook in mijn vorige brief uiteen
                  heb gezet.
               
Lijn 1: Aanpak gericht op kinderen en jongeren
Lijn 2: Een gezonde voedselomgeving
Lijn 3: Een beweegvriendelijke leefomgeving
Lijn 4: Ondersteunen van mensen met overgewicht of obesitas
Het belang van een langdurige en samenhangende aanpak
Overgewicht wordt door tal van persoonsgebonden en omgevingsfactoren bepaald. Twee
                  belangrijke oorzaken zijn onvoldoende bewegen en ongezonde voeding. Overgewicht en
                  ongezonde voeding vergroten de kans op verschillende chronische niet-overdraagbare
                  ziekten zoals verschillende typen kanker, hart- en vaatziekten, dementie, diabetes
                  type II, gewrichtsklachten en een verslechterd immuunsysteem.2
De aanpak van overgewicht en een ongezond voedingspatroon vraagt om een langdurige
                  en samenhangende aanpak, binnen en buiten het gezondheidsdomein. Met het NPA is daar
                  in 2018 een stevige basis voor gelegd. Met ruim 70 maatschappelijke organisaties zijn
                  doelen opgesteld, waaronder het terugdringen van het aantal volwassenen en kinderen
                  met overgewicht en obesitas. Om die doelen te bereiken is een lange adem en een brede
                  aanpak nodig, gericht op duurzame gedragsverandering, een omgeving die uitnodigt tot
                  het maken van de gezonde keuze en op het gezonder maken van de gehele voedselketen.
                  Maar ook op het verbinden van het sociaal en zorgdomein zodat wanneer nodig passende
                  hulp en ondersteuning beschikbaar is. Een dergelijke aanpak rust o.a. op communicatie,
                  financiering van landelijke en lokale programma’s om kennis en kunde te verspreiden,
                  het maken van (bindende) afspraken met veldpartijen en op wetgeving. Gedragsverandering
                  en het gezonder inrichten van de omgeving leidt bij uitstek niet tot korte termijn
                  resultaten. En juist daarom is doorgaan op de ingeslagen weg essentieel. Cijfers laten
                  zien dat de nood hoog is. In 2022 had nog steeds de helft van de volwassenen overgewicht,
                  naast 12,9% van kinderen tussen de 4 en 17 jaar.3 De doelen van het NPA zijn niet zomaar binnen handbereik. Ook de onlangs aan uw Kamer
                  verzonden Vooruitblik Volksgezondheid Toekomstverkenning laat zien dat we er nog lang
                  niet zijn en benoemt nadrukkelijk het belang van gezonder eten en meer bewegen.4
De gevolgen van overgewicht en ongezonde voedingsgewoonten zijn groot en reiken verder
                  dan individuele gezondheidsproblemen en kwaliteit van leven. Ze strekken zich uit
                  tot de bredere samenleving, met impact op de gezondheidszorg, welbevinden, inzetbaarheid
                  en de economie. Het terugdringen van overgewicht en verbeteren van voedingsgewoonten
                  vraagt om een brede maatschappelijke verantwoordelijkheid met ook een taak voor de
                  Rijksoverheid. Zo is het belangrijk dat gezondheid als leidende factor mee wordt gewogen
                  in bijvoorbeeld beleid rond fiscale maatregelen, omgeving, onderwijs, werkgeverschap
                  en economisch beleid. Dwars door verschillende beleidsterreinen heen en met inzet
                  van tal van maatschappelijke partijen gaat het er om dat de gezonde keuze weer de
                  makkelijkste en aantrekkelijkste keuze wordt.
               
De aanpak gericht op overgewicht en voeding staat niet op zichzelf maar is onderdeel
                  van diverse lopende aanpakken en programma’s vanuit een brede blik op gezondheid en
                  preventie. Zo bouwen we met het Gezond en Actief Leven Akkoord (hierna: GALA) aan
                  het fundament voor een gerichte lokale en regionale aanpak op het gebied van preventie,
                  gezondheid en sociale basis, waaronder ook op de ambities van het NPA. De beweging
                  naar de voorkant die vanuit het GALA en ook het Integraal Zorgakkoord (hierna: IZA)
                  verder wordt ingezet vormt een belangrijk onderdeel van de aanpak van overgewicht.
                  Parallel aan deze brief wordt u geïnformeerd over de uitvoering van het GALA. Ook
                  op andere aanpalende thema’s is of wordt uw Kamer geïnformeerd. Onlangs heb ik een
                  brief over de aanpak gericht op problematisch alcoholgebruik aan uw Kamer verzonden
                  en in januari wordt u over het actieplan «Nederland beweegt» geïnformeerd. Begin volgend
                  jaar zal ik uw Kamer ook informeren over de doorrekening van de acties uit het NPA
                  door het RIVM.
               
Lijn 1: Aanpak gericht op kinderen en jongeren
Het is belangrijk dat kinderen van jongs af aan leren over gezond eten en drinken,
                  voldoende bewegen en een gezonde leefstijl. Aangeleerde gewoontes op jonge leeftijd
                  hebben een grote impact op gezondheidsgedrag en daarmee op gezondheid tijdens de hele
                  levensloop. Bovendien maken kinderen met overgewicht meer vetcellen aan en blijven
                  daardoor hun leven lang meer vatbaar voor een ongezond gewicht.5 Het is belangrijk dit te voorkomen. De centrale rol ligt hiervoor bij de ouders,
                  opvoeders en verzorgers van het kind. Maar ook buiten het gezin leren kinderen over
                  (on)gezond eten en drinken, worden zij beïnvloed door voorbeeldgedrag en oefenen zij
                  met het maken van gezonde keuzes. De omgeving, denk daarbij aan de opvang, de school
                  of de buurt, draagt daar in belangrijke mate aan bij. Ik stimuleer met verschillende
                  programma’s het zo vroeg mogelijk aanleren van gezonde gewoontes. Zo investeer ik
                  met het programma Kansrijke Start in de allereerste fase, de eerste 1.000 dagen van
                  het kind, met daarbij onder andere een focus op gezond zwanger worden, met aandacht
                  voor voeding en gewicht. Ook zetten gemeenten in het kader van Kansrijke Start interventies
                  in die zich richten op gezonde voeding en beweging bij jonge kinderen. Uw Kamer is
                  in april 2023 middels de zesde voortgangsrapportage van Kansrijke Start geïnformeerd
                  over dit programma.6
Gezonde Kinderopvang
Het programma Gezonde Kinderopvang heeft als doel om gezond opgroeien vanzelfsprekend
                  te maken en elk kind de gezonde start te bieden die het verdient. Het programma, dat
                  wordt gecoördineerd door het RIVM en het Voedingscentrum, is gericht op scholing van
                  huidige en toekomstige medewerkers tot coach Gezonde Kinderopvang, zodat zij kennis,
                  tips en praktische handvatten opdoen. Deze coach is het aanspreekpunt voor gezonde
                  leefstijl binnen de organisatie, schoolt andere collega’s en zorgt dat aandacht voor
                  een gezonde leefstijl structureel een plek krijgt in de dagopvang en buitenschoolse
                  opvang. Ook gastouders en docenten in het mbo worden opgeleid. Aan het opleiden van
                  coaches heb ik het afgelopen jaar een extra impuls gegeven. Op dit moment zijn er
                  1.710 coaches opgeleid en actief, waaronder 157 ROC-docenten. Ik zet de trainingen
                  voort in 2024 en 2025 en zal extra aandacht uit laten gaan naar ondersteuning van
                  opgeleide coaches om ervoor te zorgen dat werken aan een gezonde leefstijl de werkwijze
                  wordt van de eigen organisatie. Het programma wordt komend jaar geëvalueerd en de
                  resultaten hiervan worden meegenomen in een nieuwe meerjaren-strategie vanaf 2025.
               
Gezonde School
Voor gezondheidsbevordering van kinderen in het primair onderwijs (po) en ook jongeren
                  in het voortgezet onderwijs (vo), mbo en het gespecialiseerd onderwijs bestaat het
                  programma Gezonde School. Binnen dit programma werken de PO-Raad, VO-Raad, MBO-Raad,
                  het RIVM en GGD GHOR Nederland samen. Het programma wordt gezamenlijk gefinancierd
                  door VWS, LNV, OCW en SZW. Op dit moment werkt 39% van alle scholen in Nederland met
                  de Gezonde School-aanpak: 35% van alle po scholen, 59% van alle vo-vso scholen en
                  38% van alle mbo locaties.7 In schooljaar 2022–2023 hebben 900 scholen ondersteuningsaanbod ontvangen in de vorm
                  van advies, scholing en een geldbedrag om te werken aan een gezonde leefstijl van
                  leerlingen en studenten. Ongeveer 1/3 van deze scholen heeft het ondersteuningsaanbod
                  vanuit het LNV-programma Jong Leren Eten ontvangen. De belangstelling voor het ondersteuningsaanbod
                  Gezonde School voor het schooljaar 2023–2024 was overweldigend. In totaal hebben 1.025
                  scholen een toekenning voor het ondersteuningsaanbod ontvangen. De doelstelling uit
                  het NPA blijft om in 2040 op elke school in het po, vo, en mbo een actieve Gezonde
                  School-coördinator te hebben. Met de huidige groei wordt een extra stap in de goede
                  richting gezet.
               
Van 2019 tot en met 2023 is onderzoek gedaan naar de Gezonde School-aanpak. Doel van
                  het onderzoek was een goed onderbouwd inzicht te krijgen in de condities waaronder
                  gezondheidsbevordering op scholen van waarde kan zijn voor leefstijl, gezondheid en
                  leerprestaties van de jeugd. Dit onderzoek is onlangs naar beide Kamers gestuurd.
                  Bij verzending van dit onderzoek is toegezegd in deze voortgangsbrief de uitkomsten
                  van het onderzoek in context te plaatsen. Hieronder deel ik deze appreciatie met uw
                  Kamer.
               
Het onderzoek laat zien dat:
• Een goede uitvoering op scholen en een sterke mate van ondersteuning door Gezonde
                        School-adviseurs vanuit de GGD’en bepalende condities zijn. In de GGD regio’s waar
                        voldoende capaciteit beschikbaar is, is de mate van implementatie groter dan in regio’s
                        waar dit niet zo is. De onderzoekers adviseren dan ook om elke GGD-regio genoeg basiscapaciteit
                        te geven. Momenteel zijn er veel capaciteitsverschillen, een aantal GGD regio’s is
                        voor de ureninzet van de Gezonde School-adviseurs volledig afhankelijk van het aantal
                        scholen dat stimuleringsgelden ontvangt (10 uur per school), andere regio’s vullen
                        zelf aan op basis van afspraken met gemeenten. Dit leidt tot positieve resultaten.
                        Ik onderschrijf het belang van de rol van de GGD’en, zoals deze ook in het GALA is
                        beschreven.
                     
• De implementatiegraad van gezondheidsbevordering op scholen die zich identificeren
                        als Gezonde School significant hoger is dan op scholen die zich niet identificeren
                        als Gezonde School. Daarbij neemt het effect toe over tijd.
                     
• De vrijblijvendheid, die bestaat binnen de vraaggestuurde benadering van Gezonde School,
                        kan een belemmering vormen voor kwalitatieve gezondheidsbevordering op school. Ik
                        vind het belangrijk om deze vraaggestuurde benadering te blijven hanteren. Wel wil
                        ik samen met de betrokken partijen onderzoeken hoe binnen deze benadering de vrijblijvendheid
                        niet belemmerend werkt.
                     
• De sociaaleconomische-positie is een belangrijke factor voor leefstijl, gezondheid
                        en schoolprestaties van leerlingen en studenten. Dit bevestigt de aandacht voor het
                        reduceren van kansenongelijkheid. Gezonde School geeft prioriteit aan scholen met
                        leerlingen en studenten die opgroeien in kwetsbare omstandigheden. Van de deelnemende
                        scholen zet 37,5% een regeling specifiek in voor één van de kwetsbare doelgroepen.
                     
De onderzoekers geven daarnaast ook verschillende aanbevelingen mee:
• Maak Gezonde School hét programma waarlangs activiteiten gericht op gezondheidsbevordering
                        op scholen vanuit de Rijksoverheid worden uitgezet en gefinancierd. Naast Gezonde
                        School lopen er, vanuit andere ministeries, ook leefstijl programma’s voor scholen
                        die een raakvlak hebben met gezondheid. Ik blijf in gesprek met deze programma’s om
                        elkaar zoveel mogelijk te versterken en vooral om scholen goed te ondersteunen.
                     
• Richt de schoolomgeving, zoals de kantine, gezonder in. Ik onderschrijf deze aanbeveling
                        en zet hier op in via het programma de Gezonde Schoolkantine van het Voedingscentrum.
                     
• Biedt structurele vierjaarlijkse financiering voor het programma. Dit is, net als
                        afgelopen periode, ook de insteek voor de nieuwe programmaperiode.
                     
Op dit moment wordt er gewerkt aan een strategie voor de volgende programma periode
                  vanaf 2025. De uitkomsten en aanbevelingen worden hiervoor als input meegenomen.
               
Ontwikkelingen op het gebied van leefstijl op en rond scholen
Zoals eerder benoemd bestaan, naast het programma Gezonde School, lokaal, regionaal
                  en landelijk verschillende initiatieven die gericht zijn op het stimuleren van een
                  gezonde leefstijl op en rond school. Ik stimuleer dat de programma’s elkaar zoveel
                  mogelijk versterken. Een voorbeeld hiervan is het programma School en Omgeving, dat
                  in 2022 vanuit het Ministerie van OCW is gestart met als doel kansengelijkheid onder
                  kinderen en jongeren te vergroten door extra buitenschoolse activiteiten aan te bieden.
                  Het programma heeft als doel dat kinderen hun talenten en vaardigheden kunnen ontplooien
                  door middel van een verrijkte schooldag. Het programma biedt scholen de kans extra
                  activiteiten aan te bieden gericht sport, cultuur, cognitieve ontwikkeling, sociale
                  ontwikkeling of oriëntatie op jezelf of oriëntatie op de wereld. Afgelopen zomer heeft
                  het Ministerie van OCW met de brief «Vervolgaanpak Programma School en Omgeving» van
                  6 juli 2023 uw Kamer geïnformeerd over voortgang.8 Er zijn inmiddels meer dan 121 coalities van circa 530 scholen actief bezig met het
                  programma. Van de scholen die verrijkt aanbod aanbieden, biedt het merendeel activiteiten
                  gericht op de ontwikkelingsdomeinen sport/bewegen en gezondheid (85%) aan.
               
Een andere aanpak waar scholen gebruik van kunnen maken is de Gezonde Basisschool
                  van de Toekomst (hierna: GBT). Dit is een aanpak die regionaal in Limburg is opgestart
                  en bestaat uit een verlengde schooldag met een gezamenlijke gezonde lunch, tussendoortje
                  en een dagelijkse beweegactiviteit. Na een succesvolle pilotperiode hebben diverse
                  gemeenten en scholen aangegeven hiermee aan de slag te willen. Ik heb uw Kamer toegezegd
                  om samen met betrokken partijen te verkennen hoe we meer scholen kunnen helpen om
                  met een combinatie van gezonde schoollunches en meer beweegactiviteiten aan de slag
                  te gaan.9 Het afgelopen jaar heeft een coalitie van partijen waaronder Stichting GBT, Gezonde
                  School, Kenniscentrum Sport & Bewegen, Voedingscentrum, Jeugdfonds Sport & Cultuur,
                  Universiteit Maastricht en JOGG een verkenning uitgevoerd naar de mogelijkheden tot
                  opschaling van de GBT aanpak en mooie stappen gezet. Zo hebben deze partijen een inventarisatie
                  gemaakt van geïnteresseerde scholen en gemeenten en is er een ondersteuningsstructuur
                  opgezet voor gemeenten die actief aan de slag zijn of willen starten met de aanpak.
                  Inmiddels werken 30 scholen in Limburg met de GBT-aanpak. Op dit moment werkt de coalitie
                  aan een platform dat alle kennis en hulpmiddelen die relevant zijn op één plek aanbiedt.
                  Dit platform vormt de basis voor verdere implementatie richting gemeenten en scholen.
                  Ik juich de ontwikkelingen aangevoerd door deze coalitie van partijen van harte toe
                  waarbij ik ook het belang benadruk van de verbinding met bestaande aanpakken en programma’s.
               
Onderdeel van de uitwerking was ook de vraag hoe de GBT aanpak op grotere schaal en
                  op lange termijn duurzaam gefinancierd zou kunnen worden. In dit model is uitgegaan
                  van een evenredige (een derde elk) verdeling onder ouders, gemeenten en provincies
                  en het Rijk, met een kleine aanvulling vanuit private financiering via het GBT-fonds.
                  Wanneer de GBT aanpak op 2000 scholen zou worden geïmplementeerd, zou dat in 2030
                  een structurele bijdrage van € 170 miljoen vanuit het Rijk betekenen. De landelijke
                  opschaling van GBT vraagt daarmee een omvangrijke bijdrage vanuit het Rijk welke op
                  dit moment niet haalbaar is. Dat neemt niet weg dat ik de inzet van de coalitie zoals
                  door partijen gevormd en de ontwikkelingen om tot lokale en regionaal passende implementatie,
                  opschaling en ondersteuning te komen stimuleer. Ik zie dat met name aansluiting bij
                  de lokale en/of regionale behoefte hierbij veel kansen biedt. Zo stimuleren we vanuit
                  het Rijk via Regiodeal Noord-Limburg en Regiodeal Parkstad Limburg, samen met diverse
                  gemeenten, brede welvaart en gezondheid in de regio’s. Binnen deze regiodeals wordt
                  o.a. de GBT aanpak op verschillende basisscholen ingevoerd. Doorlopend worden scholen
                  via de Gezonde School adviseurs ondersteund bij het vinden van passende aanpakken
                  waaronder GBT. JOGG kan daarnaast gemeenten adviseren over het inzetten van de GBT
                  aanpak als onderdeel van de JOGG aanpak.
               
Daarnaast heb ik uw Kamer samen met de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
                  en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen onlangs geïnformeerd
                  dat het Kabinet het programma Schoolmaaltijden in 2024 met een jaar verlengd en hier
                  € 166 miljoen voor vrij maakt.10 Ook heeft u de uitwerking van opties voor het structureel maken van schoolmaaltijden,
                  naar aanleiding van de motie van de leden Dassen en Van Weyenberg, ontvangen (Kamerstuk
                  36 350, nr. 29).11 Op dit moment zijn er 1822 deelnemende scholen die gebruikmaken van het programma
                  Schoolmaaltijden, 542 scholen benutten de boodschappenkaart optie en 1280 bieden een
                  maaltijd op school aan. Uw Kamer ontvangt parallel aan deze brief de eindrapportage
                  van onderzoek vanuit KBA Nijmegen en Wageningen University & Research naar de implementatie
                  en ervaren effecten van het programma Schoolmaaltijden in 2023. Hierin zijn ook onderzoeksvragen
                  opgenomen over het effect van het programma op het eetgedrag, leefstijl en voedselvaardigheden.
                  Volgens de meerderheid van de scholen eten kinderen gezonder en gevarieerder en maken
                  zij kennis met nieuwe smaken door de schoolmaaltijden. Ook ouders geven aan dat de
                  schoolmaaltijden ervoor zorgen dat hun kind(eren) gezonder en meer gevarieerd eten.
                  Gezondheid is een van de drie doelstellingen voor de voortzetting van het programma
                  in 2024, samen met armoedebestrijding en het bevorderen van kansengelijkheid. Ik streef
                  naar deze doelstelling door het stimuleren van gezonde voeding, bijvoorbeeld aan de
                  hand van informatie richting deelnemende scholen over gezonde en gevarieerde schoolmaaltijden
                  van het Voedingscentrum. Rode Kruis en het Jeugdeducatiefonds voeren het programma
                  Schoolmaaltijden ook in 2024 uit. Hierbij stuur ik op goede samenwerking met het programma
                  Gezonde School en het Voedingscentrum.
               
JOGG
Er wordt niet alleen binnen de schoolomgeving aan de gezondheid van kinderen en jongeren
                  gewerkt maar ook daarbuiten. Met JOGG wordt, vanuit een integrale aanpak met gemeenten,
                  gewerkt aan een gezonde leefomgeving. JOGG helpt inmiddels 214 gemeenten, in zowel
                  Europees als Caraïbisch Nederland. JOGG helpt gemeenten een preventienetwerk neer
                  te zetten gericht op het voorkomen van overgewicht onder jongeren door in te zetten
                  op gezonde voeding, slaap/mentaal welzijn en voldoende bewegen. Ik zet de aanpak JOGG
                  in 2024 en 2025 voort om zo de groei van het aantal deelnemende gemeenten in lijn
                  met de ambitie uit het NPA te doen groeien. De effectiviteit van de JOGG-aanpak wordt
                  gemonitord. Begin 2024 zal het nieuwe onderzoek worden opgeleverd en zoals eerder
                  toegezegd met zowel de Eerste als Tweede Kamer worden gedeeld.
               
Lijn 2: een gezonde voedselomgeving
De verleiding en toegang tot ongezond eten en drinken is in onze huidige voedselomgeving
                  overweldigend groot. Overal waar we komen worden we geconfronteerd met ongezond aanbod,
                  zelfs als we niet bewust uit zijn op het kopen van eten en drinken. Denk hierbij aan
                  (online) marketing, aan reclame in winkelstraten of aanbod op stations. In tegenstelling
                  tot wat je zou willen, is de keuze niet vrij, maar wordt juist de ongezonde keuze
                  onbewust continue aangewakkerd. Zelfs voor een gemotiveerde consument die graag gezond(er)
                  wil kiezen, is het hierdoor heel lastig om dit te doen en vol te houden. Gezondheidswetenschappers
                  zijn het erover eens dat een gezonde voedselomgeving essentieel is voor preventie
                  en gezondheidsbevordering.12  Daarom zet ik, samen met betrokken partijen, in op aanpassingen van omgeving en
                  aanbod zodat de gezonde keuze makkelijker wordt en we de verleiding tot ongezond eten
                  beperken. Ook goede informatievoorziening hoort daarbij. Zo stimuleren we meer mensen
                  om te eten volgens de Schijf van Vijf. Wat betreft producten buiten de Schijf stimuleer
                  ik een gezondere samenstelling via de Nationale Aanpak Productverbetering en voer
                  ik met Nutri-Score een keuzehulpmiddel in.
               
Bevoegdheid voor gemeenten
Gemeenten zien hoe het straatbeeld steeds meer wordt gedomineerd door aanbieders van
                  snel te kopen en te consumeren ongezond eten en drinken. Ook zien zij het negatieve
                  effect op de gezondheid van hun inwoners. Gemeenten zijn op zoek naar mogelijkheden
                  om het tij te keren. Om dit te bewerkstelligen is een breed pakket aan maatregelen
                  nodig, waaronder wetgeving. Gemeenten hebben onder de huidige ruimtelijke ordeningsregelgeving
                  beperkte mogelijkheden om ongezonde voedselaanbieders te weren. Ik wil een bevoegdheid
                  creëren die hen de mogelijkheid geeft om op grond van gezondheid een grens te stellen
                  aan nog meer ongezond voedselaanbod. Daarom werk ik zoals ik u voor de zomer van dit
                  jaar al meldde, aan een wet op de voedselomgeving om gemeenten in staat te stellen
                  het aanbod van ongezonde voedselaanbieders in te perken.13 De planning is om het wetsvoorstel medio 2025 naar uw Kamer te sturen. Daarnaast
                  heeft de UvA onlangs een rapport uitgebracht waarin een voorstel wordt gedaan hoe
                  de voedselomgeving te meten.14 Enkele gemeenten die deel uitmaken van de City Deal Gezonde en Duurzame Voedselomgeving
                  hebben aangegeven hiermee te willen gaan experimenteren. Ik bezie nu hoe ik die gemeenten
                  hierbij kan ondersteunen zodat in aanloop naar wetgeving alvast ervaring wordt opgedaan
                  die in een latere fase benut kan worden.
               
Beperken marketing van ongezonde voedingsmiddelen gericht op kinderen
Als consument worden we met uiteenlopende marketingtechnieken bewust en onbewust verleid
                  tot het maken van, veelal ongezonde, voedselkeuzes. Ook kinderen worden op deze manier
                  verleid naar ongezonde producten. In eerdere Kamerbrieven heb ik aangegeven wettelijke
                  beperkingen te willen stellen aan de marketing van ongezonde voedingsmiddelen gericht
                  op kinderen en jongeren onder de 18 jaar.15 Ook heb ik in een overzicht de veelheid aan marketingtechnieken geschetst. Dit was
                  nodig om een verdere afbakening te maken om te bepalen welke technieken wettelijk
                  te beperken zijn. Daarin kan onderscheid worden gemaakt in marketingtechnieken die
                  specifiek gericht zijn op kinderen. Denk aan het gebruik van kinderidolen, speelgoed
                  en spelvormen. Anderzijds zijn er ook marketingtechnieken die niet specifiek gericht
                  zijn op kinderen maar waar kinderen wel aan worden blootgesteld, bijvoorbeeld prijsaanbiedingen,
                  Out Of Home reclame (ook wel buitenreclame genoemd) en het gebruik van algemene technieken
                  zoals felle kleuren, humor en plezier. Voor de juridische onderbouwing is het van
                  belang dat onderbouwd kan worden dat een bepaalde techniek zich in het bijzonder richt
                  op kinderen (of kinderen daaraan in het bijzonder worden blootgesteld). Daarom wordt
                  ingezet op regulering van alleen de marketingtechnieken die specifiek gericht zijn
                  op kinderen.
               
Ik werk aan een wetswijziging getiteld: Wet tegengaan marketing gericht op kinderen
                  van ongezonde voedingsmiddelen. Hierin reguleer ik specifieke marketingtechnieken
                  die worden ingezet om ongezonde voedingsmiddelen aantrekkelijk te maken voor kinderen.
                  Enkele specifieke marketingtechnieken, die een bijzondere aantrekkingskracht op kinderen
                  hebben, worden aangewezen die niet meer gebruikt mogen worden bij de marketing voor
                  ongezonde voedingsmiddelen. Het gaat o.a. om uitingen op productverpakkingen, de wijze
                  van verkoop en reclame getoond door publieke en commerciële mediadiensten. Momenteel
                  wordt deze wet verder uitgewerkt. Onderdeel hiervan is het definiëren van gezonde
                  en ongezonde voeding, hierover ben ik in gesprek met het Voedingscentrum. Ik verwacht
                  medio 2025 het wetsvoorstel aan uw Kamer voor te leggen.
               
Naast de ontwikkelingen op het instellen van wettelijke beperkingen ben ik ook in
                  gesprek gegaan met de levensmiddelenindustrie over de huidige Reclamecode voor Voedingsmiddelen.
                  Met de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (hierna: FNLI) heb ik besproken
                  wat er aanvullend mogelijk is in het beperken van deze marketing. Hierin hebben wij
                  besproken dat de Reclamecode aangescherpt gaat worden in 2024. De FNLI is voornemens
                  om de leeftijd op te hogen naar 16 jaar en de voedingskundige criteria aan te scherpen.
                  Over verdere aanscherpingen in de Reclamecode blijven wij in gesprek. Daarmee doe
                  ik de motie van het lid Van der Laan c.s. af.16
Productverbetering
De consumptie van bewerkte producten en producten buiten de Schijf van Vijf is hoog.
                  Het aanbod in supermarkten draagt hier voor een groot deel aan bij: 80% van het aanbod
                  valt buiten de Schijf van Vijf.17 Naast het stimuleren van een gezond eetpatroon volgens de Schijf van Vijf en van
                  het kiezen voor producten met een betere samenstelling via Nutri-Score, zet ik in
                  op het bevorderen van een verbeterde samenstelling van bewerkte producten. Om dit
                  te bereiken is in 2020 de Nationale Aanpak Productverbetering (NAPV) gestart om de
                  hoeveelheid zout, suiker en vet in bewerkte producten te verlagen of om de hoeveelheid
                  vezel te verhogen. Fabrikanten kunnen stapsgewijs toewerken naar het doel voor 2030:
                  per productgroep behoort de helft van de producten tot de gunstigste categorie en
                  maximaal 10 procent tot de minst gunstige categorie qua hoeveelheid zout, suiker,
                  verzadigd vet en vezel.
               
Wageningen University & Research heeft het afgelopen jaar een tussenevaluatie uitgevoerd onder fabrikanten, supermarkten en brancheorganisaties.18 Uit de evaluatie blijkt dat bedrijven de afgelopen jaren in meer of mindere mate
                  hebben ingezet op herformulering van voedingsmiddelen. De NAPV speelt daarbij voor
                  veel bedrijven nog geen leidende rol. Belemmerende factoren die worden genoemd in
                  de evaluatie zijn gebrek aan kennis en bewustzijn over de aanpak, praktische uitvoerbaarheid
                  en het ontbreken van een gelijk speelveld tussen levensmiddelenbedrijven, supermarkten,
                  lokale winkels, horeca en catering. Consumentenacceptatie is voor bedrijven van groot
                  belang. Als meerdere producenten tegelijk stappen zetten, went de consument makkelijker
                  aan de veranderde smaak. Ook wordt het risico kleiner dat de consument overstapt naar
                  vergelijkbare, ongezondere producten.
               
Brancheorganisaties kunnen een belangrijke rol spelen bij de totstandkoming van gezamenlijke
                  afspraken. Het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel werkt bijvoorbeeld samen met vijf
                  supermarktketens aan verbetering van de samenstelling van producten en is gestart
                  met de productgroepen zuivel, vleesvervangers en plantaardige dranken. De FNLI sluit
                  hier waar mogelijk bij aan en werkt daarnaast samen met FoodvalleyNL. FoodvalleyNL
                  heeft een meerjarige subsidie ontvangen om gezamenlijk met verschillende organisaties
                  te werken aan oplossingen voor knelpunten in herformulering én aan productinnovatie.
               
De afgelopen jaren zijn verschillende informatiebijeenkomsten georganiseerd om branches
                  en bedrijven te informeren en activeren te (blijven) werken aan productverbetering.
                  Het is de bedoeling dat steeds meer bedrijven hiermee aan de slag gaan. De invoering
                  van het voedselkeuzelogo Nutri-Score kan dit verder stimuleren. Naar aanleiding van
                  de invoering van Nutri-Score is in juli 2023 een aantal aanpassingen doorgevoerd op
                  de NAPV-grenswaarden, zodat Nutri-Score en de NAPV goed op elkaar aansluiten. Ook
                  zijn er aanvullende NAPV-criteria opgesteld voor het zoutgehalte van kant-en-klaarmaaltijden.
               
Om de belemmerende factoren op te lossen die in de evaluatie naar voren zijn gekomen,
                  is meer regie en ondersteuning nodig. In 2024 zet ik dan ook, met een aanjager, extra
                  in op kennis en bewustzijn van de aanpak, praktische ondersteuning en het komen tot
                  gezamenlijke stappen. Daarnaast zal voor bepaalde productgroepen (zoals koek) worden
                  gekeken of en hoe afspraken over verkleining van portiegrootte ook onderdeel kunnen
                  worden van de aanpak.
               
Op basis van levensmiddelendata in 2025/2026 zal een RIVM-monitor laten zien of de
                  samenstelling van voedingsmiddelen daadwerkelijk verbetert en producten verschuiven
                  naar andere treden. Mede gelet op de uitkomsten van de tussenevaluatie stel ik de
                  eerste NAPV-monitor uit van 2025 naar 2026. Om de impact van productverbetering goed
                  weer te geven, worden hierin data van samenstelling zoveel mogelijk gekoppeld aan
                  verkoopgegevens. Naast deze kwantitatieve monitor, blijven we ook het implementatieproces
                  en de inspanningen evalueren. Voor een succesvol herformuleringsbeleid en een transitie
                  naar een gezonder voedselaanbod is inzet nodig van verschillende beleidsinstrumenten.
                  Naast voornoemde maatregelen bereid ik ook fiscale en wettelijke maatregelen voor
                  gericht op een gezonder voedselaanbod, mocht de inzet hiervan nodig zijn op basis
                  van de RIVM-monitor en aanvullende evaluaties.
               
Het RIVM doet in opdracht van VWS ook onderzoek naar wat Nederlanders eten en of ze
                  niet teveel of te weinig van bepaalde stoffen binnenkrijgen. Ik informeer u hierbij
                  over het recent door het RIVM gepubliceerde onderzoeksrapport «Natrium-, kalium- en
                  jodiumonderzoek in Nederland».19 Hieruit blijkt dat de zoutinname van de Nederlandse bevolking de afgelopen jaren
                  is gedaald, maar nog steeds te hoog is. Deze uitkomst onderschrijft dat blijvende
                  inzet op vermindering van zout in producten nodig is. De inname van kalium is voldoende.
                  De inname van jodium daalt en is nog net voldoende voor volwassen vrouwen. Het is
                  belangrijk dat de inname van jodium niet verder daalt om negatieve gezondheidseffecten
                  te voorkomen. Het RIVM blijft de inname van jodium monitoren. Samen met het RIVM kijk
                  ik hoe de jodiuminname op niveau kan blijven, ook bij verdere verlaging van de zoutconsumptie
                  en eventuele andere ontwikkelingen in het voedingspatroon.
               
Prijsmaatregelen
Een andere manier om gezonde voedselkeuze te stimuleren is het treffen van prijsmaatregelen,
                  waarmee de ongezonde keuze onaantrekkelijker wordt gemaakt en of de gezonde keuze
                  aantrekkelijker. In het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) is in dit kader een onderzoek aangekondigd naar hoe op termijn een suikerbelasting
                  kan worden ingevoerd. Dit onderzoek bestaat uit twee delen. Ten eerste is onderzocht
                  hoe de bestaande verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken zodanig aangepast kan
                  worden dat deze differentieert op basis van het suikergehalte van de drank. Dit onderzoek
                  is op 6 juli 2023 met uw Kamer gedeeld.20 Daarnaast wordt momenteel onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor het belasten
                  van suiker in voedingsmiddelen, anders dan alcoholvrije dranken. Naar verwachting
                  is dit onderzoek in het eerste kwartaal van 2024 afgerond. De uitkomsten hiervan zullen
                  met uw Kamer worden gedeeld.
               
Op 27 oktober heeft uw Kamer, via de aangenomen motie van de leden Grinwis en Stoffer,
                  het demissionaire kabinet opgeroepen zo snel mogelijk aan de slag te gaan met een
                  gedifferentieerde belasting op basis van suikergehalte.21 Hierbij zal ook gekeken worden naar de mogelijkheid en wenselijkheid om te differentiëren
                  tussen vruchtensappen, frisdranken en andere dranken, op basis van de aangenomen motie
                  van het lid Erkens.22 Ik geef hieraan gehoor en start, in nauwe samenwerking met de uitvoering, met de
                  voorbereidingen hiervoor. Ook in de Eerste Kamer is een motie ingediend over dit thema
                  door het lid Koffeman.23 Uiteraard wordt ook dit meegenomen in verdere uitwerking van deze maatregel.
               
Het onderzoek naar een gedifferentieerde verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken
                  laat zien dat in Nederland naar verwachting 11 tot 14 procent (244 tot 323 miljoen
                  liter) minder alcoholvrije dranken zullen worden verkocht bij een getrapte verbruiksbelasting.
                  Dit is een extra daling ten opzichte van de daling die in 2024 wordt verwacht vanwege
                  de aangekondigde belastingverhoging (384 miljoen liter). Door de getrapte verbruiksbelasting
                  zullen mensen naar verwachting 15 tot 18 procent (18 tot 21 miljoen kilogram) minder
                  suiker via alcoholvrije dranken consumeren. Het demissionaire kabinet staat positief
                  tegenover deze bevindingen omdat het aansluit bij eerdergenoemde gezondheidsdoelstellingen.
               
Nutri-Score
De Schijf van Vijf is leidend voor de voorlichting over een gezond voedingspatroon.
                  Als consumenten echter kiezen voor producten buiten de Schijf van Vijf, dan is er
                  nu geen hulpmiddel om de keuze voor het product met de betere samenstelling te stimuleren.
                  Ik heb uw Kamer op 25 april 2023 geïnformeerd over mijn besluit tot de wettelijke
                  aanwijzing van Nutri-Score als vrijwillig voedselkeuzelogo in Nederland per 1 januari
                  2024.24 Het voedselkeuzelogo is een onderdeel van een breed pakket aan maatregelen om consumenten
                  te helpen bij de keuze voor het product met een betere samenstelling. Zoals in mijn
                  brief van april aangegeven, verwacht ik dat de introductie van Nutri-Score hierbij
                  een meerwaarde gaat hebben, helemaal als het vrijwillige logo breed op het productaanbod
                  gebruikt gaat worden door Nederlandse fabrikanten en supermarkten.
               
Op dit moment wordt de introductie voorbereid in afstemming met diverse belanghebbende
                  partijen. Sinds september is de website www.nutriscorevoorbedrijven.nl beschikbaar, waar bedrijven informatie kunnen vinden om zich voor te bereiden op
                  het gebruiken van Nutri-Score. Verder wordt cross-mediale publieksvoorlichting voorbereid
                  zodat consumenten weten waar Nutri-Score voor staat en hoe het gebruikt moet worden.
                  De start van de publiekscampagne is gepland in het tweede kwartaal van 2024 en is
                  afgestemd met supermarkten en fabrikanten.
               
Nutri-Score is een logo dat door verschillende Europese landen wordt gebruikt. Deze
                  landen zijn vertegenwoordigd in de Internationale Stuurgroep Nutri-Score. Daarnaast
                  is er een onafhankelijk Internationaal Wetenschappelijk Comité (IWC) waarin ook Nederland
                  is vertegenwoordigd, bezig met de verdere verbetering en doorontwikkeling van het
                  algoritme. Op dit moment werkt het IWC aan de evaluatie van hoe het groente- en fruitaandeel
                  wordt meegenomen in het algoritme. Nederland zet zich in zowel de stuurgroep als het
                  IWC ervoor in dat bij toekomstige aanpassingen de aanbevelingen van de Gezondheidsraad
                  zoveel mogelijk worden meegenomen.
               
Naast bovengenoemde ontwikkelingen zijn er andere resultaten die goed zijn om te noemen:
• Het Voedingscentrum ondersteunt, in opdracht van VWS, organisaties bij het stap voor
                        stap gezonder en duurzamer maken van hun voedingsaanbod. Het Voedingscentrum heeft
                        hiervoor de Richtlijn Eetomgevingen ontwikkeld en ondersteunt partijen bij het toepassen hiervan.25 Dit kan op een locatie zijn, zoals op 1200 schoollocaties, of via advisering bij
                        aanbestedingscriteria. Zo helpt het Voedingscentrum onder andere bij het gezonder
                        en duurzamer eten binnen de Rijksoverheid en gevangenissen.
                     
• Met het project Goede Zorg Proef Je worden ziekenhuizen en zorginstellingen ondersteund
                        naar een gezond en duurzaam voedselaanbod voor zowel patiënten, bezoekers als medewerkers.
                        De afgelopen jaren zijn mooie stappen gezet, waardoor er nu al meer dan 80 ziekenhuizen
                        en zorginstellingen in Nederland zijn die werken aan een gezond en duurzaam voedselaanbod.
                     
Bij mijn inzet om gezonde keuzes te stimuleren werk ik waar mogelijk samen met het
                  Ministerie van LNV ten aanzien van hun inspanningen om de duurzame keuze makkelijker
                  te maken. In veel gevallen gaan het overheidsbeleid voor duurzaamheid en gezondheid
                  in relatie tot voedsel namelijk hand in hand.
               
Lijn 3: een beweegvriendelijke leefomgeving
Naast kennis van- en toegang tot een gezonde voedselomgeving speelt ook bewegen een
                  belangrijke rol in het voorkomen en verminderen van overgewicht. Bewegen speelt daarom
                  binnen diverse programma’s die in deze brief zijn toegelicht een grote rol. Zo kunnen
                  scholen binnen Gezonde School het themacertificaat behalen voor «Bewegen en sport»,
                  waarmee scholen inzetten op het doorbreken van het vele zitten, stimuleren van actief
                  pleinspel tijdens de pauzes, actief vervoer en de inzet van energizers. Hierbij worden
                  scholen ook gestimuleerd een duurzame visie op bewegen en sport op te nemen in het
                  beleid. Binnen het programma Gezonde Kinderopvang wordt gewerkt aan het stimuleren
                  van en kennis over bewegen en uitdagend spelen. Zo wordt al binnen de jongste leeftijdsgroep
                  gewerkt aan gezond beweeggedrag en motorische vaardigheden. Daarnaast ondersteunt
                  JOGG honderden gemeenten met hun lokale leefstijltransitie onder andere op het gebied
                  van bewegen.
               
Sport en bewegen is niet alleen belangrijke factor voor een gezonde leefstijl maar
                  draagt ook bij aan andere doelen, zoals het bevorderen van de sociale cohesie, het
                  tegengaan van eenzaamheid en het verbeteren van de mentale gezondheid. De ambities
                  op het gebied van sport en bewegen zijn opgenomen in het actieplan «Nederland beweegt».
                  Uw Kamer wordt in januari 2024 over dit actieplan geïnformeerd.
               
Fit op jouw manier
Het is belangrijk te benadrukken dat het komen tot een gezonde leefstijl niet altijd
                  gelijk grote veranderingen hoeft te vragen van mensen. Aanpassingen werken vaak het
                  best als ze stapje voor stapje gaan. In november 2023 heeft de leefstijl campagne
                  «Fit op jouw manier» nog een keer gedraaid. In 2022 draaide deze publiekscampagne
                  voor het eerst en de evaluatie liet toen een positief effect zien op het vergroten
                  van het bewustzijn van een gezonde leefstijl en op de intentie om gedrag te veranderen
                  met behulp van de gegeven tips. Met «Fit op jouw manier» worden Nederlanders op een
                  laagdrempelige manier handelingsperspectief geboden om ze op een positieve manier
                  te inspireren om hun leefstijl aan te passen. Het gaat om eenvoudige stappen die gericht
                  zijn op meer bewegen, gezond eet- en drinkgedrag en stressreductie. In 2024 kijk ik
                  naar een passend vervolg.
               
Verbinding sport en school
Ik heb u eerder geïnformeerd over mijn voornemen om, middels een of meerdere pilots,
                  te onderzoeken wat of wie de succesfactoren zijn om tot samenwerking tussen school
                  en de sportsector te komen en of deelname aan beweeg- en sportactiviteiten op school
                  leidt tot meer deelname aan beweeg- en sportactiviteiten buiten school(tijd). Dit
                  naar aanleiding van de motie van Kamerleden Rudmer Heerema en Van der Laan (Kamerstuk
                  36 200 XVI, nr. 159). Het Kenniscentrum Sport en Bewegen heeft afgelopen jaar hiervoor een QuickScan
                  «Verbinding school- en sportinfrastructuur» uitgebracht. Hiermee is inzicht gegeven
                  in de bevorderende en belemmerende factoren. Na de oplevering van deze QuickScan ben
                  ik samen met stakeholders vanuit de sportbranche, Gezonde School en de Nationale Jeugdcoalitie
                  in gesprek gegaan, met als doel om te bezien waar een impuls, complementair aan bestaande
                  initiatieven, tot sterkere verbinding kan leiden. Een belangrijk aandachtspunt hierbij
                  is de uitvoeringskracht van zowel de sportsector als het onderwijs. De resultaten
                  uit deze gesprekken worden voor het vervolg van het traject meegenomen. De voorkeur
                  gaat daarbij uit naar aansluiting bij, dan wel versterking van reeds bestaande programma’s.
                  Uw Kamer wordt in het eerste kwartaal van 2024 over het vervolg geïnformeerd.
               
Lijn 4: ondersteunen van mensen met overgewicht en obesitas
Naast de verschillende acties en programma’s die we inzetten om overgewicht te voorkomen
                  is ook aandacht voor mensen al die overgewicht of obesitas hebben van groot belang.
                  Er zijn vele en complexe oorzaken van overgewicht en het terugdringen hiervan vraagt
                  dan ook om aandacht voor de diverse factoren die gewichtsafname bemoeilijken en overgewicht
                  in stand houden. Een goede aanpak vraagt om een brede blik op de problematiek en een
                  integrale werkwijze met aandacht voor zowel preventie als ondersteuning en zorg.
               
Ketenaanpak kinderen
Vanuit het Integraal Zorgakkoord (hierna: IZA) en het GALA is afgesproken dat zorgverzekeraars
                  en gemeenten met ingang van 1 januari 2024 in elke regio starten met het inrichten
                  van een ketenaanpak voor kinderen met overgewicht en obesitas in meerdere gemeenten,
                  op basis van het Landelijk model Ketenaanpak voor kinderen met overgewicht en obesitas.
                  Het uitgangspunt van dit Landelijk model is een brede blik op overgewicht en obesitas
                  en nauwe samenwerking tussen professionals uit de zorg en het sociaal domein. De Nederlandse
                  Zorgautoriteit heeft op 24 mei 2023 een nieuwe beleidsregel vastgesteld waarmee structurele
                  bekostiging van onderdelen van de ketenaanpak vanuit de Zorgverzekeringswet mogelijk
                  is per 1 januari 2024. Hiermee wordt vergoeding vanuit de basisverzekering mogelijk
                  van specifieke onderdelen van de ketenaanpak, namelijk de inzet van een Centrale zorgverlener
                  en Gecombineerde Leefstijlinterventie (hierna: GLI) programma’s voor kinderen met
                  obesitas of een bepaalde mate van overgewicht in combinatie met risicofactoren.
               
Vanuit een landelijke projectgroep wordt gewerkt aan de verdere implementatie van
                  de ketenaanpak voor kinderen. Op dit moment is nog niet aan de benodigde randvoorwaarden
                  voldaan om de onderdelen die vergoed kunnen worden vanuit de Zorgverzekeringswet landelijk
                  in te kopen per 1 januari 2024. Per 1 januari zal er daarom stapsgewijs gestart worden
                  met de inkoop van onderdelen van de ketenaanpak die in aanmerking komen voor vergoeding
                  vanuit het basispakket, op basis van door de projectgroep vastgestelde voorwaarden
                  en binnen gemeenten die al een sluitende ketenaanpak hebben staan. Voorts wordt er
                  verder toegewerkt naar verbreding van de voorwaarden op gebied van inkoop per 1 januari
                  2025.
               
De voortgang van het landelijke implementatieproces van de ketenaanpak voor kinderen
                  met overgewicht en obesitas wordt goed gemonitord. Naast monitoring op procesniveau
                  is er ook aandacht voor de ervaringen van kinderen en gezinnen met de ketenaanpak.
                  In 2023 heeft het RIVM een literatuurstudie gedaan als voorbereiding op een (nog uit
                  te voeren) kwalitatieve studie naar de ervaringen van kinderen en gezinnen met de
                  ketenaanpak. Deze literatuurstudie wordt eind dit jaar gepubliceerd op de website
                  van het RIVM.
               
Netwerkaanpak volwassenen en GLI
In navolging van het Landelijk model ketenaanpak voor kinderen met overgewicht en
                  obesitas, is in juni 2023 het basismodel voor de Netwerkaanpak voor volwassenen met
                  overgewicht en obesitas opgeleverd. Met deze domeinoverstijgende aanpak kunnen gemeenten
                  en lokale partners passende ondersteuning realiseren voor volwassenen met overgewicht
                  of obesitas. In de netwerkaanpak speelt zorgcoördinatie een belangrijke rol, vergelijkbaar
                  met de ketenaanpak voor kinderen. Deze zorgcoördinatie voor volwassenen met overgewicht
                  wordt nu nog niet vergoed vanuit de Zorgverzekeringswet. Er wordt de komende periode
                  gekeken of deze zorgcoördinatie vergoed zou moeten worden vanuit de Zorgverzekeringswet.
                  Tegelijkertijd wordt het basismodel verder uitgewerkt naar een landelijk gedragen
                  model.
               
Binnen de netwerkaanpak is een GLI één van de mogelijke maatregelen. De GLI volwassenen
                  wordt al sinds 2019 vergoed vanuit de basisverzekering. De komende jaren zal de nadruk
                  liggen op het beter inbedden van de GLI binnen het sociale domein. Dit is conform
                  de afspraken zoals gemaakt in het GALA. Voor GLI volwassenen loopt sinds 2019 een
                  monitor die, naast bereik en deelname, ook gegevens verzamelt over de resultaten van
                  de interventie; zowel wat betreft harde uitkomstmaten (BMI, buikomvang) als wat betreft
                  ervaren kwaliteit van leven. Het RIVM rapporteert twee keer per jaar over deze monitor
                  en de meest recente is onlangs gepubliceerd op de website van het RIVM.26
De monitor toont verschillende kwalitatieve en kwantitatieve resultaten aan. Zo blijft
                  het aantal mensen dat deelneemt aan een GLI-programma stijgen, hebben deelnemers gemiddeld
                  een gewichtsverlies van 4 kilo (3,6 procent of BMI-afname van 1,4 punt), neemt de
                  gemiddelde score die deelnemers aan hun kwaliteit van leven geven toe met ruim 7 punten
                  op een schaal van 0 tot 100 en wordt bij ruim 80 procent van de deelnemers een gewichtsverlies
                  of stabilisatie van het gewicht bereikt. Ik blijf mij met alle betrokken veldpartijen
                  ervoor inzetten om de implementatie van de GLI te optimaliseren. Het gaat dan onder
                  meer om een betere triage en een betere inbedding van de interventie in het sociale
                  domein.
               
De komende periode is er ook aandacht voor een goede integratie en aansluiting van
                  de verschillende acties die lopen. Zo wordt de Ketenaanpak voor kinderen met overgewicht
                  en obesitas en de Netwerkaanpak voor volwassenen een doorlopende lijn met afspraken
                  die op elkaar zijn afgestemd. In 2023 is de multidisciplinaire richtlijn «Overgewicht
                  en obesitas voor volwassenen en kinderen» verschenen. De richtlijn is bestemd voor
                  alle hulp-/zorgverleners die betrokken zijn bij de ondersteuning en zorg voor personen
                  met obesitas of overgewicht in combinatie met risicofactoren en/of comorbiditeit.
                  De komende periode wordt ingezet op de implementatie van deze richtlijn binnen verschillende
                  beroepsgroepen.
               
Naast de ontwikkelingen binnen de bovengenoemde aanpakken zijn er andere resultaten
                  die goed zijn om te noemen. Het afgelopen jaar:
               
• is het programma 2Diabeat voortgezet. De 2Diabeat aanpak richt zich op leefstijlverandering
                        van burgers in hun wijk middels een bottom-up aanpak. Hierbij worden o.a. lokale aanjagers
                        en actoren gericht ondersteund. De doelgroep bestaat uit individuen met (een verhoogd
                        risico op) diabetes type 2 en andere chronische ziekten. Het landelijk programmateam
                        2Diabeat is in de afgelopen jaren in meer dan 100 wijken actief geweest, en ondersteunt
                        momenteel ongeveer 60 wijken met de 2Diabeat wijkaanpak.
                     
• is gestart met de voorbereidingen voor de digitalisering van het signaleringsinstrument
                        FLY-Kids, dat ongunstige voeding- en leefstijlfactoren bij jonge kinderen in de leeftijd
                        1–3 jaar signaleert. Ook lopen de voorbereidingen voor de implementatie van FLY-Kids
                        binnen de jeugdgezondheidszorg.
                     
Kennisfunctie Overgewicht
In mijn gesprekken met het veld is de behoefte naar voren gekomen aan een neutraal
                  punt waar kennis over overgewicht en obesitas wordt gedeeld. De afgelopen periode
                  heb ik verkend welke mogelijkheden er zijn voor het borgen van de kennisfunctie rondom
                  het thema overgewicht en obesitas, inclusief de kennis over de aanpak ervan. Het realiseren
                  van de ambities voor de aanpak van overgewicht en obesitas in onder andere het NPA,
                  GALA en IZA vraagt om een organisatievorm voor het ontwikkelen, toegankelijk maken
                  en beheren van beschikbare en toekomstig te ontwikkelen kennis en voor het borgen
                  van de opgebouwde kennis en kunde om deze taken te verrichten. Aankomende periode
                  (2023–2025) gaan het Partnerschap Overgewicht Nederland (PON), Care for Obesity (C4O,
                  onderdeel van de VU) en JOGG aan de slag om gezamenlijk één platformfunctie te ontwikkelen
                  waarbij voor stakeholders de bestaande kennis over overgewicht en obesitas te vinden
                  is.
               
Ondervoeding
In het 2-minutendebat leefstijlpreventie op 8 maart 2023 heeft uw Kamer een motie
                  aangenomen van het lid Den Haan over opname van ondervoeding van thuiswonende ouderen
                  in beleid over leefstijl.27 In het kader van GALA wordt ingezet op een gezonde leefstijl voor ouderen en versterking
                  van de sociale basis. In het kader van vitaal ouder worden kunnen gemeenten bewustwording
                  en interventies opnemen in het lokaal gezondheidsbeleid of preventieakkoord. Ook heeft
                  goede voeding een plek in het kader van valpreventie. Dit draagt bij aan het voorkomen
                  van ondervoeding. Daarnaast heb ik de afgelopen periode een impuls gegeven aan de
                  ontwikkeling en verspreiding van kennis over de aanpak van ondervoeding, evenals ondersteuning
                  van een partnernetwerk ondervoeding. Over borging van de aanpak ga ik in gesprek met
                  de Nederlandse Vereniging van Diëtisten. Het Voedingscentrum, met een belangrijke
                  taak in voorlichting en bewustwording bij burgers en professionals over een gezond
                  voedingspatroon, zal nog explicieter aandacht gaan geven aan het thema ondervoeding
                  richting huisartsen en praktijkondersteuners. Voor kwetsbare ouderen is er een Handreiking
                  waar ondervoeding deel van uitmaakt. Met deze toelichting doe ik de motie van het
                  lid Den Haan af.
               
Tot slot
De afgelopen periode heb ik mij, samen met alle betrokken partners, hard ingezet voor
                  nog betere preventie, voorlichting en educatie, voor een gezondere en beweegvriendelijkere
                  leefomgeving en voor passende zorg en ondersteuning voor mensen met overgewicht en
                  obesitas. Zoals u in deze voortgangsbrief heeft kunnen lezen hebben we hier samen
                  belangrijke stappen vooruit gezet. Maar we zijn er nog niet. Deze maatschappelijke
                  opgave blijft van groot belang en vraagt, ook van uw Kamer en mijn ambtsopvolger,
                  onverminderde aandacht en duurzame investering. Ik roep u op om de beweging naar een
                  langdurige en samenhangende inzet op overgewicht en voeding voort te zetten en te
                  blijven werken aan een gezonde en fitte generatie in 2040.
               
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
