Brief regering : Reactie op het gewijzigd amendement van de leden Van den Berg en Ellemeet over het vervallen van het opheffen van de omzet-, personeels- en activagrens en een vergunningplicht voor kleine aanbieders (Kamerstuk 36357-11)
36 357 Wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Verzamelwet VWS 2023)
Nr. 12 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 december 2023
Bij uw Kamer staat de plenaire behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van
een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport (Verzamelwet VWS 2023) (Kamerstuk 36 357) voor de derde week van 2024 geagendeerd. Op de Verzamelwet VWS 2023 hebben de voormalige
leden van uw Kamer Ellemeet en Van den Berg in oktober 2023 een gewijzigd amendement
ingediend1.
De bedoeling achter het amendement is volgens de indieners de Wet toetreding zorgaanbieders
(Wtza) en de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) zo te wijzigen dat een beperktere
financiële controle op kleinere zorgaanbieders kan plaatsvinden met extra vereisten
bij de start van kleinere zorgaanbieders. Daarmee zou de regeldruk worden beperkt
en oneigenlijk gebruik van zorg worden tegengegaan.
Ik onderschrijf de bedoeling van het amendement om de regeldruk te beperken voor kleinere
zorgaanbieders en de screening van nieuwe zorgaanbieders te versterken. In mijn brief
van 28 september 2023 over de «Invoeringstoets Wtza» heb ik ook aangegeven hoe ik
een dergelijke regeldrukvermindering wil realiseren2. Ten behoeve van het debat geef ik u een aantal overwegingen mee die desgewenst,
bijvoorbeeld in een technische briefing, nader toegelicht kunnen worden. Ook heb ik
de IGJ, de NZa en het CIBG gevraagd hoe zij aankijken tegen de uitvoeringsaspecten.
In het gewijzigd amendement wordt het volgende voorgesteld:
i. Afschaffing van de jaarlijkse openbaarmakingsplicht voor kleinere zorgaanbieders (hoofdaannemers)
met tien of minder aan voltijdsequivalenten (hierna: fte) in te zetten zorgverleners
die over een toelatingsvergunning als bedoeld in de Wtza dienen te beschikken. Voor
deze zorgaanbieders wordt een eenmalige openbare jaarverantwoording geïntroduceerd.
ii. Er kunnen in de Regeling openbare jaarverantwoording WMG afzonderlijke regels aan
micro-zorgaanbieders3 worden gesteld. Het huidig gewijzigd amendement Ellemeet waarin een verbod staat
op het stellen van afzonderlijke regels voor micro-zorgaanbieders, wordt hiermee ingetrokken.
iii. De Wtza-vereiste voor een interne toezichthouder wordt voor alle instellingen minimaal
25 fte’s aan zorgverleners in plaats van eerder 25 zorgverleners.
iv. Alle instellingen, met uitzondering van onderaannemers (ongeacht grootte), moeten
binnen zes maanden over een toelatingsvergunning beschikken.
v. De toelatingsvergunning kan worden ingetrokken, indien de eenmalige openbare jaarverantwoording
over het eerste volledige kalenderjaar niet tijdig, juist of volledig openbaar wordt
gemaakt.
Openbare jaarverantwoording voor kleinere zorgaanbieders (i en ii)
Het intrekken van het oude amendement Ellemeet biedt de mogelijkheid om voor micro-zorgaanbieders
afzonderlijke regels te stellen die leiden tot de mogelijkheid om een beperkte jaarrekening
openbaar te maken. Deze mogelijkheid zal voor deze aanbieders bijdragen aan een verdere
vermindering van de administratieve lasten. Op het andere onderdeel rijst de vraag
wat nut en noodzaak is van een éénmalige jaarverantwoording voor bepaalde zorgaanbieders
met minder dan tien fte’s zorgverleners. Ook kan het calculerend gedrag mogelijk in
de hand werken.
Vergunningplicht en intern toezicht (iii, iv en v)
Wat betreft de voorgestelde vergunningplicht wil ik benadrukken dat het amendement
goed aansluit bij mijn inzet om de mogelijkheid te hebben om zorgaanbieders te weren
waarvan het niet aannemelijk is dat ze goede en veilige zorg gaan verlenen. Nu geldt
voor een deel van de zorgaanbieders alleen een meldplicht. Uit de pilot «Effectieve
screening nieuwe zorgaanbieders» die ik deed met DSW en andere partijen bleek dat
deze zorgaanbieders nu niet of moeilijk vooraf geweerd kunnen worden.
Ten aanzien van de genoemde termijn merk ik op dat de in de huidige vorm voorgestelde
vergunningplicht een grote werklast voor de uitvoeringspraktijk betekent met bovendien
mogelijk meer administratieve lasten voor alle zorgaanbieders. Om de voorgestelde
wetswijziging zorgvuldig te implementeren is ruime voorbereidingstijd nodig. In deze
periode kan ik samen met veldpartijen, de IGJ, het CIBG en de NZa goed kijken naar
het proces en dit zodanig inrichten dat administratieve lasten alleen daar landen
waar risico’s worden gesignaleerd voor kwaliteit en veiligheid van zorg.
Wat betreft het intern toezicht zijn er signalen uit de eerstelijnszorg, kleinschalige
zorg en de invoeringstoets dat de huidige eis als niet proportioneel wordt ervaren
gezien de verhouding tot het aantal zorgverleners. Ook zijn er signalen dat de grens
voor de vergunningplicht leidt tot splitsing van organisaties om onder die grens te
blijven. De in het amendement voorgestelde grens zal deels tegemoet komen aan deze
signalen. Ook volgt uit het amendement dat de grens van tien zorgverleners vervalt
voor instellingen waarbij cliënten gedurende tenminste een etmaal verblijven en/of
er sprake is van medische specialistische zorg, persoonlijke verzorging of verpleging.
Zoals ik heb uiteengezet in mijn brief over de «Invoeringstoets Wtza» van 28 september
2023, heb ik goed geluisterd naar de signalen uit de eerstelijnszorg en kleinschalige
zorg en ben ik gevoelig voor deze argumenten4. Om die reden wil ik bezien of het niet beter is de grens hoger te leggen. Waar de
grens dan precies moet liggen, daar wil ik nu geen uitspraken over doen, omdat ik
dit goed wil bekijken met alle voor- en nadelen. Op dit moment verken ik hoe het intern
toezicht passender en met meer effect ingevuld kan worden.
Tegen deze achtergrond ben ik met de IGJ en het CIBG in gesprek over de wijze waarop
zorgaanbieders invulling kunnen geven aan de verplichtingen ten aanzien van het onafhankelijk
intern toezicht en de ruimte die regelgeving biedt. Ook wil ik met IZA-partijen goede
voorbeelden ophalen voor de inrichting van het onafhankelijk intern toezicht. Verder
verken ik onder andere of een door de beroepsvereniging erkende accreditatie voor
de kleinere organisaties gelijkgesteld kan worden aan de eis van de interne toezichthouder
in de Wtza. Dit om beter aan te sluiten bij de bestaande praktijk en het stapelen
van toezicht en verantwoorden te voorkomen. De uitkomsten van deze verkenning en tot
welke inrichting van het interne toezicht voor kleinere zorgaanbieders dit aanleiding
geeft, zal ik u medio 2024 sturen.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport