Brief regering : Circulair Textiel
32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid
Nr. 290
                   BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 december 2023
In april 2020 ontving uw Kamer het beleidsprogramma circulair textiel 2020–2025 (Kamerstuk
                  32 852, nr. 116). Naast de gebruikelijke jaarlijkse voortgangsrapportage in het voorjaar, informeer
                  ik u met deze brief over de ontwikkelingen op het textieldossier sinds die tijd. Zo
                  heb ik kledingcafés georganiseerd om te horen hoe mensen aankijken tegen kleding kopen,
                  is er een enquête uitgezet over minder kleding kopen en was er het slotevenement van
                  de Denim Deal waarbij de deelnemende bedrijven hebben teruggeblikt op wat ze na het
                  ondertekenen van de Green Deal hebben bereikt. Verder is op 1 juli 2023 de uitgebreide
                  producentenverantwoordelijkheid (UPV) voor textiel ingevoerd. Momenteel wordt overwogen
                  schoenen aan de UPV toe te voegen. Er spelen meerdere ontwikkelingen rondom de UPV
                  doelstellingen en verslaglegging. Ik informeer u hierover in deze brief.
               
Daarnaast zal ik reageren op de motie van het lid Van der Graaf (ChristenUnie) met
                     het verzoek om in gesprek te gaan over de omgang met inzamelfaciliteiten in de buitenruimten.
                     Ook reageer ik op de motie van het lid Hagen (D66) met het verzoek om te komen tot
                     doelstellingen op het gebied van afvalpreventie, onderwijs en innovatie.
                  
Tot slot ga ik in op de motie van de leden Hammelburg en Hagen (beiden D66) met het
                     verzoek om het aantal keurmerken terug te dringen om te sturen op een transparantere
                     kledingindustrie. Ook deel ik met u de publicaties van het onderzoeksrapport schoenen,
                     het vervolgonderzoek doelstellingen voor hergebruik en recycling van schoenen en de
                     enquête die is uitgezet onder mensen over minder kleding kopen.
                  
Beleidsreactie op de verkenning van de schoenketen en haar impact
Schoenen zijn een onderbelichte productgroep binnen circulair textiel. Jaarlijks komen
                  er tientallen miljoenen schoenen op de Nederlandse markt, die vervolgens (regelmatig
                  ongedragen) bij het afval belanden. Daarom heb ik een onderzoek laten uitvoeren naar
                  de schoenketen, haar milieu-impact en mogelijk beleid voor een circulaire schoenketen.
                  In deze brief licht ik het onderzoek kort toe en ga ik in op de beleidsaanbevelingen.
                  Daarmee geef ik ook antwoord op de motie van de leden van Hammelburg en Hagen (beiden
                  D66)over een UPV voor schoenen.1
Er komen jaarlijks 70 miljoen paar schoenen op de Nederlandse markt, vier paar schoenen
                  per inwoner. Hierbij is geen onderscheid gemaakt in schoenen voor kinderen of volwassenen,
                  omdat dit niet van invloed is op de inzameling. Ongeveer 20–30 procent van deze schoenen
                  wordt niet verkocht, waarvan 1–2 procent klachtparen (imperfecte schoenen) en onparen
                  (schoenen die geen paar meer zijn) zijn. Naar schatting wordt 10 procent van alle
                  nieuw geproduceerde schoenen vernietigd door verbranding of recycling. Na gebruik
                  belandt ongeveer 25 procent in de textielbak en 75 procent in het restafval. De schoenen
                  uit de textielbak worden gesorteerd. Het overgrote deel van de gesorteerde schoenen
                  wordt geëxporteerd naar buiten de EU, waar het of wordt hergebruikt of alsnog wordt
                  gestort. Het overige deel van de schoenen wordt met het restafval verbrand. De productie-
                  en distributie-impact van de ongeveer 54 kiloton schoenen die jaarlijks op de Nederlandse
                  markt worden gebracht is ongeveer 0.6 miljoen ton CO2.
               
Het onderzoeksbureau doet drie beleidsaanbevelingen voor een circulaire schoenketen.
                  De eerste aanbeveling is het reduceren van de milieu-impact aan de voorkant door het
                  stellen van producteisen op Europees niveau, in aansluiting bij de Ecodesign voor
                  duurzame producten kaderverordening (ESPR). Momenteel is de Europese Commissie de
                  Ecodesign-eisen voor textiel en schoenen aan het voorbereiden. Ik ga in overleg met
                  belanghebbende partijen over ambitieuze ontwerpeisen en zal deze in Brussel bepleiten.
                  Tevens pleit ik in de onderhandelingen over ESPR voor een verbod op het vernietigen
                  van onverkocht textiel en schoeisel.
               
De tweede aanbeveling luidt het stimuleren van reparatie en levensduurverlenging.
                  Schoenreparaties zijn momenteel al relatief toegankelijk: er zijn voldoende schoenmakers
                  beschikbaar die redelijke prijzen hanteren. Ook is er veel bereidheid bij burgers
                  om schoenen te repareren. Komende jaren ga ik verder uitvoering geven aan de «Gedragsstrategie
                  burgers en circulaire economie», die onderdeel is van het Nationaal Programma Circulaire
                  Economie 2023–2030 om ervoor te zorgen dat circulair gedrag makkelijker, logischer
                  en eerlijker wordt. Ik zet hierbij ook in op reparatie.
               
De derde aanbeveling betreft het toevoegen van schoenen aan de UPV textiel. Schoenen
                  worden al samen met textiel ingezameld en gesorteerd. Beide ketens hebben dezelfde
                  eindgebruikers. Daarnaast heeft de Europese Commissie een voorstel voor een wijziging
                  van de Kaderrichtlijn Afval (KRA) gepubliceerd waarin een verplichte Europese UPV
                  voor textiel én schoenen wordt geïntroduceerd. Het kabinet heeft de ambitie om de
                  milieu-impact van de gehele kledingindustrie te verminderen en daar zijn schoenen
                  onderdeel van. Ik ga daarom deze aanbeveling overnemen en zal schoenen toevoegen aan
                  de bestaande UPV textiel. Tevens steunt Nederland het voorstel van de Commissie voor
                  een Europese verplichting tot UPV voor textiel en schoenen.
               
Voor de huidige UPV textiel zijn doelstellingen opgesteld voor hergebruik en recycling.
                  Bij het toevoegen van schoenen moeten er ook specifieke doelstellingen worden vastgelegd
                  voor schoenen. Ik heb een vervolgonderzoek laten uitvoeren met als hoofdvraag wat
                  ambitieuze en haalbare doelstellingen zijn voor recycling, voorbereiding voor hergebruik,
                  hoogwaardigere vorm van recycling en een verplicht percentage voor inzameling. Dit
                  onderzoek stuur ik ook mee met deze brief. Over deze voorstellen ga ik in overleg
                  met de sector om te komen tot ambitieuze doelstellingen voor schoenen onder de UPV.
                  Als de wijzigingen in de KRA worden geïmplementeerd, worden ook schoenen toegevoegd
                  aan de UPV. Naar inschatting zal die gewijzigde regelgeving op 1 januari 2026 in werking
                  treden.
               
Ontwikkelingen rondom UPV-doelstellingen en verslaglegging
Op 1 juli 2023 is de UPV voor textiel in werking getreden. Recent heb ik onderzoek
                  laten uitvoeren naar doelstellingen voor vezel-tot-vezel recycling en voor de toepassing
                  van recyclaat. Onderdeel van de UPV is dat bedrijven verslag moeten uitbrengen over
                  de te bereiken UPV-doelstellingen. Zo is in het onderzoek onderzocht wat een geschikte
                  berekeningsmethode kan zijn die producenten ondersteunt bij de verslaglegging. Op
                  dit moment worden de eisen voor verslaglegging uitgewerkt in een ministeriële regeling.
                  Die regeling moet uiterlijk 1 januari 2025 in werking treden.
               
Percentage recyclaat en vezel-tot-vezel recycling
In bovengenoemd onderzoek naar doelstellingen voor vezel-tot-vezel recycling en de
                  toepassing van recyclaat is onderzocht hoe de doelstellingen die per 1 januari 2025
                  voor producenten gaan gelden, berekend kunnen worden.2 Uit het onderzoek komt naar voren dat het niet wenselijk is om vezel-tot-vezel doelstellingen
                  op te leggen voor specifieke textielproducten als aanvulling op huidige doelstellingen
                  in het Besluit UPV Textiel. Daarom zullen er op dit moment geen aanvullende doelstellingen
                  voor vezel-tot-vezel recycling worden opgenomen in het nationale Besluit UPV Textiel.
               
Daarnaast is de conclusie van het onderzoek dat het zowel juridisch als in de praktijk
                  mogelijk is om nationaal een minimumpercentage recyclaat voor nieuwe producten in
                  te voeren. Een dergelijke verplichting is het effectiefst op Europees niveau. Daarom
                  zet ik hier primair in Europese onderhandelingen actief op in. De ESPR biedt namelijk
                  ruimte om een verplicht percentage recyclaat in te stellen voor textiel. Mocht er
                  vanuit Europa geen minimumpercentage recyclaat voorgesteld worden, dan zou het een
                  optie zijn om landelijke kaders te overwegen.
               
Inzamelfaciliteiten in de buitenruimte
De motie van het lid Van der Graaf (ChristenUnie)3 verzoekt de regering om in gesprek te gaan met de VNG en producenten over de omgang
                  met inzamelfaciliteiten in de buitenruimten en te komen tot een werkbare oplossing,
                  zodat ondernemers aan hun UPV-verplichtingen kunnen voldoen.
               
Ik heb hierover gesproken met de VNG en producenten. De VNG heeft benadrukt dat elke
                  gemeente de eigen verantwoordelijkheid heeft voor de publieke ruimte en daar eigen
                  afwegingen in maakt. Hierdoor zijn verdere afspraken met producenten niet aan de orde.
                  Producenten hebben tevens aangegeven dat ze geen signalen hebben opgevangen rondom
                  het gebrek aan inzamelfaciliteiten in de buitenruimte.
               
Doelstellingen op het gebied van afvalpreventie, onderwijs en innovatie
De motie Hagen (D66)4 verzoekt de regering om in overleg met de producenten van de UPV Textiel te komen
                  tot doelstellingen op het gebied van afvalpreventie, onderwijs en innovatie en de
                  mogelijkheid om het fonds in te zetten voor verduurzaming van de keten.
               
Zoals recent aangegeven in de brief over de doorontwikkeling van het instrument UPV5 heeft het mijn voorkeur om het instrument zo zuiver mogelijk in te zetten. Dat betekent
                  dat de overheid de doelen en de randvoorwaarden bepaalt, en de producenten bepalen
                  hoe ze de doelen behalen. Het is dus primair aan de producentenorganisatie om te besluiten
                  of en hoe een fonds wordt ingezet. Dat neemt niet weg dat afvalpreventie een belangrijk
                  aandachtspunt is binnen het circulair textielbeleid en specifiek binnen de UPV textiel.
                  In het Besluit UPV textiel zijn daarom ambitieuze doelen opgenomen voor voorbereiding
                  voor hergebruik, recycling en vezel-tot-vezel recycling.
               
Ik stuur in gesprekken met de producentenorganisatie op progressieve tariefdifferentiatie
                  om innovatie en circulair productontwerp te stimuleren. Ook zal bij de evaluatie van
                  het Besluit UPV Textiel expliciet worden gekeken naar de toepassing van tariefdifferentiatie6. Onder het bredere traject voor de doorontwikkelingen van het instrument UPV wil
                  ik kijken hoe meer circulaire prikkels kunnen worden opgenomen onder het instrument
                  UPV, bijvoorbeeld door inzet op doelstellingen die hoger op de R-ladder staan, zoals
                  reparatie en preventie.
               
Tot slot is de producentenorganisatie van plan om consumenten niet alleen te informeren
                  over kledinginzameling, maar ook te stimuleren tot bewust kopen en het verlengen van
                  de gebruiksduur van kleding.
               
Terugbrengen van het aantal keurmerken
In reactie op de motie van de leden Hammelburg en Hagen (beiden D66)7 die de regering verzoekt om in gesprek met de ACM het aantal keurmerken zo ver mogelijk
                  terug te brengen en aanvullende wet- en regelgeving op te stellen, waardoor greenwashing
                  verder aan banden wordt gelegd, informeer ik u als volgt.
               
Momenteel worden verschillende Europese voorstellen uitgewerkt, onder andere de volgende
                  twee richtlijnen: een sterkere positie voor de consument in de groene transitie en het initiatief voor groene claims. Naar verwachting hebben deze Europese richtlijnen groot effect en zullen ze leiden
                  tot een afname van het aantal keurmerken én tot verbeterde kwaliteit van de overgebleven
                  keurmerken. Mochten de Europese trajecten onvoldoende ambitieus zijn, kunnen er aanvullende
                  nationale maatregelen worden getroffen om te reguleren in het aantal keurmerken.
               
Participatietraject
Op weg naar een nieuw beleidsprogramma circulair textiel loopt op dit moment een participatietraject.
                  In dit traject spreekt mijn ministerie met burgers, bedrijven en brancheverenigingen
                  om ideeën, behoeften en zorgen op te halen. Dit traject wordt in de eerste helft van
                  2024 afgerond. Ik informeer uw Kamer voor de zomer van 2024 over de uitkomsten. Op
                  dit moment deel ik in de bijlage één onderdeel van het traject. Dit is een enquête
                  onder mensen over minder kleding kopen.
               
De enquête gaat in op gedrag en houding rondom minder kleding kopen. Ruim de helft
                  van de respondenten zegt minder kleding kopen belangrijk te vinden en ziet kleding
                  als waardevol. Zij kopen minder kleding omdat ze genoeg kleding hebben en zo geld
                  besparen. Ook is er een groep van 15 procent die graag minder kleding wil kopen, omdat
                  ze alleen willen kopen wat nodig is, geld willen besparen of omdat het beter is voor
                  mens, milieu en klimaat. Tegelijkertijd is er ongeveer een kwart van de respondenten
                  die veel kleding kopen positief vindt, het liefst elke week iets nieuws koopt en het
                  normaal vindt kleding te kopen zonder het nodig te hebben. De groep die aangeeft impulsaankopen
                  te doen (16 procent), doet dit vaak omdat het goedkoop is of kleding in prijs is verlaagd.
                  Zo’n vier op de tien Nederlanders is positief over ingrijpen van de overheid.
               
Er zijn drie adviezen hoe hier als overheid op in te spelen. Allereerst kan de overheid
                  de kennis en het moreel bewustzijn van mensen proberen te beïnvloeden, bijvoorbeeld
                  door voorlichting over de negatieve impact van de kledingindustrie en door te zorgen
                  voor een sociale norm waar minder kleding kopen normaal is. Het tweede advies gaat
                  over een vrij grote (jonge) doelgroep die weinig waarde aan kleding hecht en kleding
                  sterk linkt aan hun identiteit. Er wordt geadviseerd alternatieven voor het uitdrukken
                  van identiteit te stimuleren en kleding een waardevol imago te geven. Tot slot is
                  er een advies over verandering van de fysieke omgeving, om zo online en offline verleidingen
                  en prikkels om veel te kopen te verminderen. Hierbij moet worden gedacht aan het verbieden
                  van reclames voor kleding en het beperken van uitverkoopmomenten.
               
De komende maanden ga ik alle ingebrachte ideeën, waaronder de adviezen uit de enquête,
                  beoordelen. De uitkomsten gebruik ik bij het opstellen van het nieuwe beleidsprogramma
                  circulair textiel dat in de tweede helft van 2024 verschijnt.
               
Denim Deal
Eind dit jaar loopt de Denim Deal af. De Deal is onderdeel van het circulair textielbeleid
                  2020–2025. Op 17 oktober werd er tijdens een slotevenement in Amsterdam teruggekeken
                  op wat de deelnemende bedrijven in de afgelopen drie jaar na het ondertekenen van
                  de Green Deal hebben bereikt.
               
De Denim Deal leert ons dat het mogelijk is om door consumenten afgedankt katoen te
                  recyclen tot nieuwe denimstof en kledingstukken. Dit geldt op voorwaarde dat alle
                  betrokken bedrijven zich hiervoor hard maken. Tegelijkertijd blijft de weg naar volledig
                  circulair textiel nog een uitdaging. Zo is goede sortering van niet-herdraagbaar textiel
                  cruciaal. Momenteel worden nog belemmeringen ervaren bij de uitvoer van gesorteerd
                  textielafval naar landen waar dit in nieuwe denimstof kan worden verwerkt. Deze uitdagingen
                  neem ik mee in de ontwikkeling van het circulair textielbeleid voor de komende jaren.
                  Ik hoop daarnaast dat de lessen uit de Denim Deal andere partijen in de kledingsector
                  zullen inspireren om gerecycled materiaal te gebruiken in nieuw textiel. Komend voorjaar
                  verschijnt er nog een monitorrapportage over het laatste jaar van de Denim Deal. Deze
                  zal ik u dan toesturen.
               
Tot slot
De resultaten en ontwikkelingen laten zien wat we al bereikt hebben. We weten ook
                  waar de kansen en uitdagingen liggen om te komen tot een circulaire en duurzame textielketen.
                  Om die aan te gaan, hebben we iedereen nodig, van producent tot consument. Daarom
                  werken we ook de komende tijd gezamenlijk verder aan de verduurzaming van de textielketen.
               
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
                  V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
