Brief regering : EU jaarbegroting 2024, vierde aanvullende Europese begroting 2023 en bni nacalculatie
21 501-03 Begrotingsraad
Nr. 181 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 december 2023
Op 11 november jl. bereikten de Raad van de Europese Unie (de Raad) en het Europees
Parlement (EP) een politiek akkoord over de Europese jaarbegroting voor 2024, tijdens
het zogeheten conciliatiecomité. Nederland heeft ingestemd met het akkoord. Middels
bijgevoegde bijlage informeer ik uw Kamer over de inhoud van de overeengekomen Europese
begroting voor 2024. Tevens informeer ik u over de vierde aanvullende Europese begroting
2023 en een nacalculatie van de bni-afdracht.
De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag
Bijlage bij Kamerbrief Jaarbegroting 2024, vierde aanvullende Europese begroting voor
2023 en bni nacalculatie
Akkoord Europese begroting 2024
Op 11 november jl. bereikten de Raad van de Europese Unie (de Raad) en het Europees
Parlement (EP) een politiek akkoord over de Europese jaarbegroting voor 2024, tijdens
het zogeheten conciliatiecomité. Nederland heeft ingestemd met het akkoord.
In het akkoord heeft de Europese begroting voor 2024 een omvang van 189,4 miljard euro
in vastleggingen1 en 142,8 miljard euro in betalingen2 inclusief speciale thematische instrumenten. In totaal resteert er voor 2024 nog
ca. 0,5 miljard euro aan vrij beschikbare ruimte voor vastleggingen (inclusief speciale
instrumenten) en ca. 31 miljard euro voor betalingen.
In tabel 1 in de Annex is een overzicht opgenomen van het bereikte akkoord over de
Europese begroting 2024. In deze tabel zijn ter vergelijking ook het aangepaste Commissievoorstel
(Amending Letter 1; AL1), de Raadspositie van de lidstaten en de positie van het EP meegenomen. De omvang
van de aangenomen Europese begroting ligt boven de omvang van de door de lidstaten
ingenomen Raadspositie en blijft dicht bij de omvang uit het aangepaste Commissievoorstel
voor de Europese begroting 2024. Tabel 1 in de Annex laat de wijzigingen zien ten
opzichte van het aangepaste Commissievoorstel.
Per saldo is in het akkoord voor 112 miljoen euro aan extra uitgaven voorzien ten
opzichte van het aangepaste Commissievoorstel. Extra uitgaven slaan vooral neer bij
extern beleid (+400 mln. euro). Daarnaast zijn intensiveringen afgesproken op programma’s
zoals Horizon (+85 mln. euro) en Erasmus+ (+60 mln. euro). Annex 2 geeft een overzicht
van de intensiveringen.
Een deel van de extra uitgaven wordt gedekt door besparingen. De belangrijkste post
daarin is een besparing op de geraamde rentekosten van de NGEU-leningen (het EURI-instrument)
van 456 miljoen euro. Daarnaast wordt er 120 miljoen euro bespaard op het programma
voor Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER) en 15 miljoen euro
op het Europese grens- en kustwachtagentschap Frontex vanwege lager dan verwachte
uitgaven. De overige extra uitgaven worden gedekt door inzet van het Single Margin Instrument en het Flexibility Instrument. Het Single Margin Instrument maakt het mogelijk om budget te verschuiven tussen verschillende begrotingscategorieën
of tussen begrotingsjaren. Het Flexibility Instrument kan worden ingezet voor de financiering van onvoorziene omstandigheden, zowel voor
vastleggingen als betalingen, indien er onvoldoende ruimte is onder een deelplafond
voor een bepaalde begrotingscategorie uit het Meerjarig Financieel Kader (MFK, 2021–2027).
Zoals hierboven genoemd betreft de grootste wijziging de extra middelen die zijn vrijgemaakt
voor extern beleid (+400 mln.). Daarbij is 250 miljoen euro vrijgemaakt voor Humanitaire
hulp en 150 miljoen euro voor het Nabuurschap programma, waarvan 100 miljoen euro
voor het Zuidelijk Nabuurschap instrument en 50 miljoen euro voor het Oostelijk Nabuurschap
instrument.
In begrotingscategorie 1 «Interne markt, innovatie en digitaal» is 85 miljoen euro
gereserveerd voor Horizon Europe, waaronder 25 miljoen euro voor het cluster «Gezondheid»
en 21 miljoen euro voor het cluster «klimaat, energie en mobiliteit». Ook is er 30 miljoen euro
toegevoegd aan de Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (CEF). Deze middelen
zijn bedoeld voor investeringen in transport- en energienetwerken in de EU.
Bij het akkoord over de begroting voor 2024 zijn ook enkele verklaringen aangenomen3, waarvan de meest relevante is dat zodra er een akkoord is over de Mid-term Review
(MTR) van het MFK, de begroting voor 2024 waar nodig via een aanvullende begroting
aangepast zal worden om de afspraken van deze MTR in de begroting te verwerken. In
de nu aangenomen jaarbegroting 2024 zelf wordt niet vooruitgelopen op de uitkomsten
van de MTR.
Nederlandse appreciatie
Zoals voorafgaand aan de onderhandelingen aan de Kamer gecommuniceerd4 heeft Nederland zich samen met gelijkgestemde lidstaten ingezet voor een prudente,
realistische en moderne begroting met voldoende marges om te kunnen reageren op onvoorziene
omstandigheden, waarbij er voldoende middelen beschikbaar moesten blijven voor de
prioriteiten onderzoek en innovatie, klimaat en migratie en veiligheid. Het aangepaste
Commissievoorstel voldeed naar de mening van het kabinet reeds aan deze uitgangspunten.
Hoewel de marges in het akkoord kleiner zijn dan in de Raadspositie, vindt het kabinet
deze acceptabel. De marges liggen dicht bij het aangepaste Commissievoorstel. Ten
opzichte daarvan zijn er zoals genoemd vooral verhogingen van de uitgaven geweest
bij het externe beleid, Horizon en Erasmus+. Horizon en Erasmus+ zijn programma’s
die traditioneel gezien altijd al prioriteit hebben voor Nederland. De verhoging van
250 miljoen euro voor humanitaire hulp vindt het kabinet ook acceptabel. In het uiteindelijke
akkoord is de inzet van het Flexibility Instrument groter dan in de Raadspositie en het aangepaste Commissievoorstel. Ook de inzet van
het Single Margin Instrument5 is hoger dan in de Raadspositie. Het kabinet accepteert dit als onderdeel van het
totaalpakket. In totaal resteert er voor 2024 nog circa 0,5 miljard euro vrij beschikbare
ruimte in de EU-begroting van 2024.
Gevolgen Nederlandse afdrachten
Het uitgangspunt voor de vaststelling van de raming van de Nederlandse afdrachten
(begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken artikel 3.1) is de omvang van
het jaarlijkse uitgavenplafond uit het MFK plus de speciale instrumenten die boven
dit plafond worden gefinancierd. Het bereikte akkoord over de Europese begroting 2024
blijft binnen deze plafonds en heeft derhalve geen gevolgen voor de raming van de
Nederlandse afdrachten aan de Europese begroting.
Proces
Met uitzondering van Zweden hebben alle lidstaten ingestemd met het akkoord. Aangezien
over de Europese jaarbegroting met gekwalificeerde meerderheid gestemd wordt, is de
Europese begroting voor 2024 aangenomen. Het akkoord is op 20 november formeel aangenomen
door de Raad en op 22 november door het EP.
Vierde aanvullende Europese begroting 2023
Op 11 oktober jl. publiceerde de Europese Commissie de vierde aanvullende begroting
van 2023 (Draft Amending Budget; DAB4). De Kamer is over deze aanvullende begroting
en de Nederlandse inzet daarbij eerder geïnformeerd.6Per saldo gaat het om een verlaging van 247 miljoen euro aan vastleggingen en 3,3 miljard euro
aan betalingen. De voornaamste reden voor de onderuitputting is de late aanname van
de sectorale verordeningen van een aantal EU-programma’s en de moeilijkheden met de
werving van arbeidskrachten. Deze vierde aanvullende begroting is (ongewijzigd) akkoord
bevonden tijdens het conciliatiecomité van 11 november jl. De Raad en het EP hebben
inmiddels ook formeel ingestemd met het akkoord. De Commissie verwerkt deze vierde
aanvullende begroting pas begin 2024 in de op te vragen middelen van de lidstaten.
Doordat in de nationale begroting deze vierde aanvullende begroting al bij de tweede
suppletoire begroting voor 2023 is verwerkt, loopt de Nederlandse begrotingsstand
niet gelijk met de EU-begrotingsstand. Dit leidt in 2023 tot hogere uitgaven en zal
in 2024 tot een meevaller leiden van gelijke hoogte. Dit wordt verwerkt bij eerste
suppletoire begroting 2024.
Informatie over de nacalculatie van de bni-afdracht
De jaarlijkse afdrachten van de lidstaten aan de Europese begroting zijn enerzijds
gekoppeld aan de uitgaven van de Europese Unie (EU) en anderzijds aan de invoerrechten,
de btw-grondslag, de plastic-grondslag en de bni-grondslag (bruto nationaal inkomen)
van een lidstaat. Jaarlijks worden de verschillen tussen de ramingen en de realisaties
van deze grondslagen met terugwerkende kracht verrekend tussen de lidstaten. Het doel
van de nacalculatie is om de bijdrage van lidstaten aan de EU in lijn te brengen met
hun daadwerkelijke economische prestaties. Het gaat om een herverdeling van afdrachten
tussen de lidstaten, niet om meer of minder uitgaven aan de EU.
De realisaties voor het bni worden ieder jaar vastgesteld in het zogenoemde bni-comité
van Eurostat op basis van de laatst beschikbare data. Voor Nederland zit het CBS in
dit comité. De meest recente realisaties kunnen het bni van de afzonderlijke lidstaten
wijzigen tot vier jaar terug. In het bni-comité wordt ook besloten over eerder aangehouden
reserveringen/voorbehouden bij de berekeningen van het bni, die verder terug kunnen
gaan dan vier jaar. Het opheffen van eerder gemaakte voorbehouden (bijvoorbeeld omdat
nog niet alle gegevens van een bepaalde component van het bni volledig geanalyseerd
waren) kan ervoor zorgen dat het bni van afzonderlijke lidstaten wijzigt vanaf het
moment dat het voorbehoud is opgeheven.
Afgelopen juni heeft het CBS de bijstelling van het Nederlandse bni in 2021 gepubliceerd,
namelijk een opwaartse bijstelling van 33,1 miljard euro t.o.v. de raming voor 2021.7 Er zijn meerdere redenen voor deze forse opwaartse bijstelling. Een groot deel van
deze opwaartse bijstelling is toe te schrijven aan Nederlandse beursgenoteerde financiële
instellingen en beursgenoteerde houdstermaatschappijen. Wanneer er bij een dergelijke
houdstermaatschappij geen eigenaar is die meer dan 10 procent van de houdstermaatschappij
in bezit heeft, moet conform Europese richtlijnen de niet-uitgekeerde winsten van
dochtermaatschappijen van deze houdstermaatschappij worden toegerekend aan Nederland.
Een aantal beursgenoteerde houdstermaatschappijen heeft in 2021 veel meer winst gemaakt
dan eerder geraamd. De bijstelling van het bni zit met name in deze laatste categorie.
Ook is het bni hoger uitgevallen omdat bleek dat de ramingen ten tijde van corona
te voorzichtig waren.
In het bni-comité heeft Eurostat de nieuwe realisaties van het bni van de verschillende
EU-lidstaten gepresenteerd. De bijstelling van het Nederlandse bni in 2021 is significant
hoger dan de bijstellingen van de andere lidstaten. Dit betekent dat het bni-aandeel
van Nederland ten opzichte van de totale EU stijgt, waardoor Nederland bruto relatief
meer moet nabetalen. Op basis van de laatste gegevens leidt dat op dit moment tot
een schatting van zo’n 320 miljoen euro eenmalig aan extra afdrachten. Mogelijke doorwerking
in de raming voor latere jaren moet nog worden bezien. Dit getal is indicatief, aangezien
de nacalculatie over de btw-grondslag en plastic-grondslag nog niet is meegenomen.
De Europese Commissie publiceert de definitieve nacalculatie van alle grondslagen
begin 2024. De Kamer wordt hier t.z.t. over geïnformeerd. De budgettaire effecten
worden verwerkt in de eerste suppletoire begroting van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken.
Annex
Tabel 1: Vergelijking akkoord met posities en AL1 (mln. euro, lopende prijzen, vastleggingen
en betalingen)
Commissie incl. AL1
Raad
EP
Akkoord
Begrotingscategorie
vastl.
bet.
vastl.
bet.
vastl.
bet.
vastl.
bet.
1 Interne markt, innovatie & digitaal
21.431
20.916
21.201
20.908
22.953
22.765
21.493
20.828
2 Cohesie, veerkracht en waarden
74.907
34.114
74.367
33.613
71.341
30.471
74.561
33.716
3 Landbouw en milieu
57.389
54.233
57.379
54.228
58.728
54.800
57.339
54.151
4 Migratie en grensmanagement
3.897
3.258
3.877
3.238
4.071
3.347
3.893
3.249
5 Veiligheid en defensie
2.304
2.028
2.287
2.021
2.974
2.676
2.321
2.035
6 Extern beleid
15.830
15.111
15.948
15.209
18.355
16.649
16.230
15.291
7 Administratieve uitgaven
11.954
11.954
11.950
11.950
12.049
12.049
11.988
11.988
A
Totaal MFK headings
187.713
141.615
187.008
141.167
190.471
142.756
187.825
141.259
B
Totaal MFK-plafond
185.963
170.543
185.963
170.543
185.963
170.543
185.963
170.543
C
Inzet Flexibiliteitsinstrument
1.636
1.747
1.496
1.507
1.636
582
1.636
1.734
D
Inzet Single Margin Instrument
482
0
177
0
2.872
0
586
0
E
Marge (B + C + D – A)
368
30.676
628
30.883
0
28.369
360
31.018
F
Speciale thematische instrumenten
1.561
1.371
1.561
1.371
6.517
6.327
1.561
1.371
G
Totaal incl. speciale instrumenten [A+F]
189.274
142.986
188.569
142.539
196.987
149.084
189.385
142.630
H
Overblijvende ruimte vastleggingen Speciale Instrumenten
252
696
– 382
148
I
Totale vrije ruimte [E+H]
620
1.324
– 382
508
Annex 2: Grootste wijzigingen in het akkoord t.o.v. de Amending Letter (afgerond op
miljoenen euro, vastleggingen)
Bedrag
1 Interne markt, innovatie en digitaal
62
Horizon
85
Pilots
67
CEF transport
30
ITER
– 120
2 Cohesie, veerkracht en waarden
– 347
Erasmus
60
Creative Europe
3
Union Civil protection
5
Citizens equality rights and values
5
Pilot project
26
RescEU
5
EU for Health
0
Support Turkish-Cypriot Community
0
Actions Financed onder prerogatives
2
European solidarity corps
0
Eppo
4
Rentekosten NGEU (EURI)
– 456
3 Landbouw en milieu
– 51
EAGF
– 105
Young farmers
20
LIFE
20
Pilot project
15
4 Migratie en grensmanagement
– 4
Frontex
– 15
Overig
11
5 Veiligheid en defensie
17
Internal security fund
7
Military mobility
10
6 Extern beleid
400
Neigbourhood NDICI
150
Humanitarian aid
250
7 Administratieve Uitgaven
34
Adminitratieve kosten
28
Commission
4
CoJ
1
CoA
1
EDPA
0
Totaal
112
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën