Brief regering : Voortgang Verbeteragenda passend onderwijs mbo
31 497 Passend onderwijs
Nr. 472
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 december 2023
Meerderheid studenten krijgt ondersteuning, maar verbetering is nodig
Alle studenten in het mbo moeten optimale kansen krijgen om hun vaardigheden en potentie
ten volle te ontplooien. Dat is extra belangrijk voor studenten die door omstandigheden
extra hulp nodig hebben om hun opleiding succesvol te doorlopen. Denk hierbij aan
studenten met een handicap of chronische ziekte, een gebrek aan een helpende omgeving,
onvoldoende financiële middelen, en/of een onderbroken schoolcarrière. Ruim een derde
van de studenten in het mbo heeft een dergelijke ondersteuningsbehoefte1. Om te zorgen dat zij in het onderwijs de ondersteuning krijgen die zij nodig hebben,
is mijn voorganger in 2020 de Verbeteragenda passend onderwijs mbo (2020–2025) (hierna:
de Verbeteragenda) gestart. Zij deed dit naar aanleiding van de evaluatie passend
onderwijs uit 20192.
Met de Verbeteragenda zetten we in om op vier thema’s het passend onderwijs in het
mbo verder verbeteren: (1) de kennismaking met en het aanmeldproces bij de opleiding
en de ouderbetrokkenheid, (2) de ondersteuning door onderwijsteams, (3) de samenwerking
tussen het mbo, jeugdhulp en volwassenenzorg en (4) de begeleiding van studenten met
een extra ondersteuningsbehoefte bij de beroepspraktijkvorming (BPV) en hun eerste
stappen op de arbeidsmarkt. Dit doe ik niet alleen, maar samen met een groot aantal
partners in het passend onderwijsveld.3 De ambities uit de Verbeteragenda zijn ook bestendigd in de Werkagenda mbo, waarmee
alle ondertekenaars hebben afgesproken ook de komende jaren op passend onderwijs te
blijven inzetten.
Dat is ook nodig, blijkt uit de «Monitor passend onderwijs in het mbo» (meting 2022,
hierna: de Monitor) die op mijn verzoek tweejaarlijks door KBA Nijmegen wordt uitgevoerd
tot en met 2026.4 De monitor laat een vergelijkbaar beeld zien met de evaluatie van 2019. Passend onderwijs
is geworteld in het mbo en het mbo is ook voor studenten met een ondersteuningsbehoefte
goed toegankelijk. Een meerderheid van de studenten krijgt de begeleiding die zij
nodig hebben. Dat is positief, zeker gezien de impact van de coronacrisis op het onderwijs.
Echter, nog niet álle studenten krijgen de ondersteuning die zij nodig hebben. Een
derde van de studenten met een ondersteuningsbehoefte geeft aan ondersteuning te hebben
gemist en dat maakt ook dat niet alle studenten tevreden zijn met de ondersteuning.5 Dat is zorgelijk, in het bijzonder omdat studenten aangeven zich nog (te) vaak niet
of onvoldoende geïnformeerd voelen over de ondersteuning. Ook geven onderwijsteams
aan dat zij niet altijd voldoende capaciteit en expertise hebben om ondersteuning
te leveren. Dit vraagt de komende periode extra aandacht.
In de «Uitwerking Actieplan voorkomen voortijdig schoolverlaten en begeleiden naar
een kansrijke toekomst»6 (hierna: het Actieplan vsv), die ik in oktober aan uw Kamer heb aangeboden, heb ik
op de genoemde zorgpunten al deels mijn inzet benoemd. Vsv en passend onderwijs hebben
namelijk een sterke relatie. Studenten die extra ondersteuning nodig hebben, hebben
een groot risico op uitval als deze ondersteuning niet of niet goed geboden wordt.
In deze brief ga ik per thema/verbeterlijn van de Verbeteragenda in op de belangrijkste
uitkomsten van de Monitor. Daarbij beschrijf ik wat er al loopt aan acties, maar ook
welke aanvullende inzet ik met partners doe om het passend onderwijs in het mbo verder
te verbeteren. Verder informeer ik uw Kamer in deze brief over de inzet op ouderbetrokkenheid
naar aanleiding van de motie van de leden Krul (CDA) en Bisschop (SGP) en geef ik
mijn reactie op de brief van de vaste Tweede Kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap over de onderwijsvoorzieningen voor personen met een handicap die 30
jaar of ouder zijn.
1. Kennismaking, aanmelding en ouderbetrokkenheid
Voor studenten begint de begeleiding niet pas bij het begin van de opleiding, maar
al bij de oriëntatie op een opleiding. Daarom is het belangrijk dat studenten vanaf
de oriëntatie tot en met de beginfase van de opleiding goed weten wat hen staat te
gebeuren. In het bijzonder geldt dit voor studenten die extra ondersteuning nodig
hebben. Ik vind het dan ook zorgelijk dat nog steeds één op de drie studenten aangeeft
informatie over extra ondersteuning te hebben gemist. Ook weet slechts de helft van
de studenten met een ondersteuningsbehoefte bij wie zij terecht kunnen met vragen
over de ondersteuning. Dat kan en moet beter. Dat blijkt ook uit de gesprekken die
mijn ministerie met voortijdig schoolverlaters heeft gevoerd.
Onder coördinatie van het Kennispunt MBO Passend Onderwijs van de MBO Raad is in een
werkgroep met verschillende partners een Routekaart aanmeldproces ontwikkeld. Ook
organisaties als JOBmbo en Ouders & Onderwijs zijn hierbij betrokken. Voor deze routekaart
is eerst alle informatie die beschikbaar moet zijn en nuttig is voor studenten die
zich voor een mbo-opleiding gaan aanmelden in beeld gebracht. De uitdaging is nu om
studenten op het juiste moment te informeren met de juiste informatie. Het komende
half jaar werken we aan verspreiding van deze informatie. Dat doen we via onder meer
sociale media, een interactief document voor studenten, ouders en docenten en het
toevoegen van relevante informatie op KiesMBO.
Aanvullend heeft ECIO een spel ontwikkeld dat op middelbare scholen gespeeld kan worden
om studenten te helpen bij hun studiekeuze: «Het Sleutelmomentenspel».7 Aan de hand van dit spel gaan leerlingen of beginnend studenten met elkaar in gesprek
over verschillende vragen en thema’s die van belang zijn bij het zoeken naar en het
beginnen aan een nieuwe opleiding. Zo ontdekken (toekomstig) studenten waar ze goed
in zijn, maar ook wat ze aan ondersteuning nodig hebben.
Extra inzet op informatievoorziening nodig
Ik vind dat alle mbo-instellingen eenvoudig vindbare informatie over studeren met
een ondersteuningsbehoefte moeten hebben en roep hen daarom op dit in 2024 te realiseren.
Daarom heb ik ECIO gevraagd om samen met andere partners zoals de MBO Raad en JOBmbo
een actieplan informatievoorziening op te stellen. Daarmee wil ik de komende twee
jaar samen met ECIO, het Kennispunt MBO Passend Onderwijs en mbo-instellingen extra
stappen zetten om de informatie vanuit instellingen over ondersteuning voor (aankomende)
studenten te verbeteren. ECIO heeft een groot netwerk onder studenten met een ondersteuningsbehoefte
en kan dus goed ophalen wat deze studenten nog nodig hebben aan informatie en hoe
en waar die beschikbaar moet worden gesteld. Studenten moeten hierover kunnen meedenken,
maar ook de partners van de Verbeteragenda krijgen hierin een rol. We gaan instellingen
bij elkaar brengen om de informatievoorziening over het ondersteuningsaanbod te verbeteren.8 Vooruitlopend hierop heeft ECIO samen met het Kennispunt al een eerste workshop georganiseerd
om de websites van mbo-instellingen onder de loep te nemen. Hiervoor heeft ECIO ook
een checklist beschikbaar gesteld.9 In het nieuwe jaar zal zo’n bijeenkomst nog eens plaatsvinden.
Aandacht voor de overstap vanuit het vso
Speciale inzet is noodzakelijk voor studenten die uit het vso komen en de overstap
naar het mbo maken. In het Actieplan vsv heb ik aangekondigd dat afspraken over de
overstap van vso naar mbo onderdeel moeten worden van de nieuwe regionale programma’s
voor vsv10, waarbij ook beschreven moet worden op welke begeleiding deze jongeren kunnen rekenen.
Hierbij wil ik ook de oproep betrekken in de motie Kwint (SP) en Westerveld (GroenLinks)
over de verlengde begeleiding door mentoren uit het vso.11 Deze nieuwe programma’s gaan naar verwachting vanaf studiejaar 2025/2026 lopen. Daarnaast
ga ik de effectiviteit van lopende initiatieven in de overstap van vso naar mbo onderzoeken
en kennis daarover verspreiden in het onderwijsveld. Ik wil hierbij nauw samenwerken
met Ingrado, de MBO Raad en de Sectorraad Gespecialiseerd Onderwijs. Ook blijf ik
in gesprek met Leerlingen Belang VSO (LBVSO) over dit onderwerp en betrek hen bij
de vervolgacties.
Verkenning ouderbetrokkenheid
Tijdens het debat met uw Kamer over het mbo op 13 september jl. (Kamerstuk 31 524, nr. 576) is het onderwerp ouderbetrokkenheid ter sprake gekomen. In het mbo is dit een ingewikkeld
onderwerp, mede omdat veel studenten boven de achttien jaar zijn. Niettemin kan het
voor studenten behulpzaam zijn als ouders, of andere dierbaren, nauw betrokken zijn
bij hun studie. Deze ondersteuning tijdens de opleiding kan studenten net dat zetje
extra geven.
De helft van de instellingen heeft op dit moment actief beleid op het gebied van ouderbetrokkenheid.
Zo worden ouders (mede) uitgenodigd voor gesprekken op school of zijn er speciale
voorlichtingen.12 Echter zijn er ook instellingen die nog weinig doen. De komende periode zal ik, naar
aanleiding van de motie van de leden Krul (CDA) en Bisschop (SGP), werken aan een
verkenning naar ouderbetrokkenheid.13 Ik vind het van belang om daarbij goede voorbeelden op te halen, te zien wat werkt,
maar ook een duidelijk beeld te krijgen of intensivering van de betrokkenheid van
ouders in het mbo zinvol is en hoe deze dan vorm moet krijgen. Er zijn namelijk al
mogelijkheden om als ouder betrokken te zijn bij de opleiding van een student. De
vraag is daarmee ook in welke mate instellingen in een behoefte voorzien als zij hier
meer op gaan inzetten. Ik zal deze verkenning in het tweede kwartaal van 2024 opleveren,
zodat er voldoende ruimte is om met instellingen, studenten en ouders hierover te
spreken.
2. Ondersteuning voor en door onderwijsteams
Ik vind het positief om te zien dat het passend onderwijs breed geworteld is in het
mbo. Mijn complimenten gaan dan ook uit naar de manier waarop het onderwijspersoneel
zich inzet voor studenten, ook voor hen die een extra steuntje in de rug nodig hebben
richting hun diploma. Het zijn namelijk juist de docenten en andere professionals
die vaak het verschil kunnen maken. In deze meting van de Monitor zijn de onderwijsteams
zelf niet bevraagd. Ik heb de onderzoekers gevraagd om bij de volgende monitormeting
ook met de onderwijsteams in gesprek te gaan, omdat ik meer inzicht wil in de precieze
knelpunten waar de docent in de dagelijkse praktijk tegenaan loopt.
Ik zie dat het bieden van de juiste ondersteuning voor veel opleidingsteams best een
uitdaging is. Op basis van vragenlijsten die zijn uitgezet bij beleidsmedewerkers
en opleidingsmanagers geeft 55% van de bevraagde opleidingsmanagers aan dat het lukt
om de gevraagde ondersteuning te bieden binnen de opleiding. Dat betekent echter ook
dat het een flink aantal opleidingsteams niet of slechts ten dele lukt om de ondersteuning
goed te organiseren. Datzelfde geldt voor het organiseren van de basisondersteuning,
waar het ook veel instellingen ten dele lukt om de ondersteuning te organiseren. Een
belangrijk knelpunt is de mate van expertise en capaciteit in de opleidingsteams.
Ook constateren de onderzoekers in de monitor dat de ondersteuningsvraag van studenten
complexer wordt: meer studenten kampen met multi-problematiek of problemen die hardnekkig
zijn.
Ik vind bovenstaande uitkomsten zorgelijk. Daarom wil ik dat we de komende periode
voortgang maken met de acties die reeds zijn ingezet, en zien dat deze effect sorteren.
Daarnaast wil ik in gesprek met een aantal directies en leden van Colleges van Bestuur
van mbo-instellingen om van hen te horen waar wat hen betreft de knelpunten zitten.
Maar ook om meer inzicht te krijgen in de keuzes die op instellingen worden gemaakt
bij het inrichten van passend onderwijs en het waarom achter die keuzes.
Afspraken over ondersteuningsbehoefte
Slechts een derde van alle studenten met een ondersteuningsbehoefte gaf aan dat over
de extra ondersteuning afspraken zijn gemaakt. Daarvan zijn maar bij een derde van
de studenten afspraken ook schriftelijk vastgelegd. Dit vind ik veel te weinig. Wel
is het zo dat de studenten vóór de invoering van de verplichte afspraken met betrekking
tot extra ondersteuning zijn bevraagd zijn. Sinds 1 augustus 2023 is het namelijk
verplicht voor mbo-instellingen om, als een student een ondersteuningsbehoefte heeft,
over de extra ondersteuning afspraken te maken en deze vast te leggen voordat een
student wordt ingeschreven.14 De verplichte ondersteuningsafspraken moeten iedereen duidelijker handvatten bieden
om afspraken vast te leggen en te evalueren. Ik verwacht daarom de komende meting
(in 2024) een sterk verbeterd beeld te zien. Goede ondersteuning begint wat mij betreft
met goede afspraken, die ook voor alle docenten duidelijk en vindbaar zijn. In de
gesprekken die mijn ministerie met studenten voert, blijkt dat onduidelijkheid over
de afspraken vaak tot problemen en obstakels leidt. Ook voor docenten kan dit belemmerend
werken of tot extra werkdruk leiden.
In 2025 wordt de invoering van deze maatregel als onderdeel van de tussenrapportage
over de Wet verbetering rechtsbescherming mbo-studenten geëvalueerd. Uw Kamer wordt
over de uitkomsten van deze evaluatie voor de zomer van 2025 geïnformeerd.
Onderzoek toerusting en ondersteuning voor docenten
Het signaal dat opleidingsmanagers soms onvoldoende expertise in hun team zien voor
het bieden van passend onderwijs, vind ik zorgelijk. Omdat deze zorgen ook in het
funderend onderwijs leven, heb ik samen met de Minister voor Primair en Voortgezet
Onderwijs een onderzoek naar de toerusting en ondersteuning van docenten op dit gebied
aangekondigd.15 Dit onderzoek richt zich op de doorgaande ontwikkelingslijn van docenten tijdens
en na de opleiding. Het brengt in kaart welke kennis, vaardigheden en attitude van
belang zijn bij het bieden van passend onderwijs. Daarnaast moet dit onderzoek inzicht
bieden in de behoefte van docenten om ondersteund te worden in en rondom de klas.
Dit onderzoek zal naar verwachting voor komende zomer worden afgerond. De resultaten
zullen vervolgens worden meegenomen in het curriculumberaad van de lerarenopleidingen
en dat moet uiteindelijk ook bijdragen aan een betere begeleiding voor de student.
Ik zal de Kamer dan ook informeren over de uitkomsten van het onderzoek. Ook vanuit
het Programma Studentenwelzijn worden onderwijsprofessionals beter toegerust in hun
kennis en kunde in de ondersteuningsstructuur rondom de (mentale gezondheid van de)
student.16
Lerarenopleidingen betrekken bij de Verbeteragenda
Bij een goede toerusting van aankomende en startende docenten spelen lerarenopleiders
en aanbieders van PDG-trajecten17 een belangrijke rol. In de monitor wordt geadviseerd lerarenopleiders meer te betrekken
bij passend onderwijs, ook in het verlengde van het hiervoor genoemde onderzoek. Ik
zal hierover ook met VELON in gesprek gaan, want ik zie ook dat een betere aansluiting
van de lerarenopleidingen op dit thema kan helpen om de ondersteuning voor studenten
te verbeteren.
Handreiking passend onderwijs
De komende periode wil ik, samen met de MBO Raad, extra inzetten op kennisverspreiding
en bewustwording. Het Kennispunt MBO Passend Onderwijs werkt samen met partners aan
een handreiking passend onderwijs, die in de loop van 2024 beschikbaar komt. Dit moet
een handzaam document worden, dat meer inzicht geeft in de mogelijkheden en onmogelijkheden
van passend onderwijs in het mbo. Denk bijvoorbeeld aan mogelijkheden voor aangepaste
examinering en diplomering, maar ook de verplichte ondersteuningsafspraken komen in
deze handreiking nogmaals aan bod. De handreiking zal actief onder de aandacht worden
gebracht van de instellingen en in het bijzonder bij de onderwijsteams en de examencommissies.
3. Samenwerking tussen mbo, jeugdhulp en volwassenenzorg
De samenwerking tussen mbo-instellingen, jeugdhulp, zorg en de volwassenen GGZ moet
beter, zo bleek uit de evaluatie van het passend onderwijs mbo. Die situatie is onveranderd.
De monitor heeft geen nieuwe inzichten op dit punt opgeleverd. Wel is er de afgelopen
periode veel inzet gepleegd vanuit de Verbeteragenda op dit vlak.
Mbo-student centraal; Samenwerken voor een succesvolle en kansrijke toekomst»
Het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) heeft in opdracht van de partijen18 van de werkgroep de publicatie «Mbo-student centraal; Samenwerken voor een succesvolle
en kansrijke toekomst»19 opgesteld. De publicatie geeft overzicht van de vraagstukken waarmee studenten op
de verschillende leefdomeinen te maken kunnen hebben en inzicht in welke professionals
hierbij betrokken zijn. Ook worden diverse praktijkvoorbeelden beschreven van succesvolle
samenwerkingen. Hieruit blijkt dat deze veelal geen structureel karakter hebben. In
het verlengde van deze publicatie ondersteunen OCW en het NJi mbo-instellingen en
gemeenten die hun onderlinge samenwerking willen versterken.
Voorstel dat basis is voor duurzame afspraken over inzet externe ondersteuning
De komende periode zal OCW met de MBO Raad, VNG en de NRTO een voorstel uitwerken
op basis waarvan gemeenten en mbo-instellingen in de regio duurzame afspraken kunnen
maken over welke ondersteuning door externe zorgpartijen wordt geleverd aan studenten
binnen en buiten de school. Dit is ook een van de afspraken uit de Werkagenda mbo.
Het helpt enorm als hulp van externe partijen dichtbij en het liefst op school herkenbaar
en beschikbaar is voor jongeren, zodat zij tijdig ondersteuning krijgen en een lagere
drempel ervaren om extra hulp in te schakelen.
Met dit voorstel komt passend onderwijs nadrukkelijker op de gezamenlijke agenda van
mbo-instellingen en gemeenten. Dit is in lijn met het advies in de monitor. Ook kan
het voorstel instellingen en gemeenten helpen om «hulp in de school» te realiseren,
zoals dat vanaf 2025–2026 de norm wordt.20
4. Begeleiding bij de BPV en de eerste stappen op de arbeidsmarkt
Passend onderwijs in de BPV blijft een belangrijk vraagstuk voor veel mbo-instellingen.
Via het Stagepact MBO zijn met de sector afspraken gemaakt om de begeleiding bij stages
voor de student te verbeteren, ook voor studenten met een extra ondersteuningsbehoefte.
Hoewel de bewustwording op dit thema de afgelopen jaren aanzienlijk is vergroot, is
er in de uitvoering nog sprake van beperkte progressie, aldus de monitor. De oorzaak
hiervan lijkt vooral een gebrek aan capaciteit, kennis en expertise in het onderwijs
en de leerbedrijven te zijn. Dit heb ik ook ervaren in de zeven regionale bijeenkomsten
die vanuit de Verbeteragenda in de periode oktober 2022–juni 2023 over dit onderwerp
zijn gehouden. Daarom zet ik samen met organisaties in op het ontwikkelen van een
opleiding «Begeleiding bij de BPV en de eerste stappen op de arbeidsmarkt», als verdere
uitwerking van het BPV-handboek. Ook verwacht ik dat instellingen in hun Kwaliteitsagenda’s
ingaan op de uitwerking van het Stagepact op hun instelling, inclusief het verbeteren
van de begeleiding van stages voor studenten met een extra ondersteuningsbehoefte.
BPV-handboek en regionale bijeenkomsten
In deze bijeenkomsten is het «BPV-handboek voor de begeleiding van mbo-studenten met
extra ondersteuningsbehoefte»21, dat we in 2022 opleverden, onder de aandacht gebracht van begeleiders in de instellingen
en leerbedrijven. In een landelijke afsluitende bijeenkomst zijn de opbrengsten van
de regionale bijeenkomsten gedeeld. De belangrijkste opbrengst is dat er een grote
behoefte is aan meer kennis en expertise over het begeleiden van studenten met een
extra ondersteuningsbehoefte om maatwerk aan te bieden voor én tijdens de BPV. Er
is veel meer mogelijk dan men denkt, maar niet iedereen heeft toegang tot deze informatie
of heeft moeite om die in de praktijk toe te passen. Het begeleiden van studenten
met een extra ondersteuningsbehoefte in de voorbereiding en tijdens de BPV vraagt
meer specifieke competenties van de BPV-begeleider. Met het Stagepact is afgesproken
dat mbo-instellingen hun stagebeleid en de uitvoering ervan verder professionaliseren,
zodat stagebegeleiders onder meer begeleiding op maat kunnen bieden aan studenten
met een extra ondersteuningsbehoefte.
Opleiding «Begeleiding bij de BPV en de eerste stappen naar de arbeidsmarkt»
In reactie op de behoefte aan meer kennis en expertise van het begeleiden van jongeren
met een extra ondersteuningsbehoefte bij de BPV, heb ik met de partners uit de Verbeteragenda
besloten om de informatie uit het handboek te verwerken in de ontwikkeling van een
opleiding «Begeleiding bij de BPV en de eerste stappen naar de arbeidsmarkt». Niet
alleen de begeleiding bij de BPV, maar ook de toeleiding naar de arbeidsmarkt van
mbo-studenten die hierbij extra ondersteuning nodig hebben vraagt om specifieke kennis
en competenties. Aansluitend op het wetsvoorstel «Van school naar duurzaam werk»,
dat in voorbereiding is, wil ik vanuit de Verbeteragenda voor studenten met een extra
ondersteuningsbehoefte een naadloze overgang naar de arbeidsmarkt bewerkstelligen.
Over een jaar willen we uitgewerkt hebben welke kennis en vaardigheden met deze opleiding
kunnen worden verworven en door wie de opleiding aangeboden zal worden.
Hiermee wordt aangesloten bij de aanpak voor het Stagepact, die bestaat uit onder
meer het ontwikkelen van handreikingen en het delen van goede voorbeelden of uitkomsten
uit onderzoek over het verbeteren van stagebegeleiding. In dit verband zet de MBO
Raad in op een lerende aanpak om kennisuitwisseling tussen de BPV-begeleiders op instellingen
te bevorderen, handreikingen zoals het BPV-handboek te verspreiden en door met een
kennispunt vraagbaak te zijn voor BPV-begeleiders.
Met deze activiteiten wil ik ook de landelijke impuls bewerkstelligen, die door de
onderzoekers in de Monitor wordt aanbevolen.
Onderwijsvoorzieningen voor personen met een handicap die 30 jaar of ouder zijn
In 2020 is door uw Kamer de motie van de leden Jetten (D66) en Van den Hul (PvdA)
aangenomen die de regering verzoekt om onderwijsvoorzieningen voor personen met een
handicap ook voor personen die 30 jaar of ouder zijn beschikbaar te stellen.22 30 oktober 2020 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer laten weten hoe mijn ministerie
deze motie wil uitvoeren.23 Dit vergt een aanpassing van de Wet overige OCW-subsidies (hierna: WOOS). Ik ben
gestart om een wetsvoorstel tot wijziging van deze wet voor te bereiden. Het huidige
artikel dat de onderwijsvoorziening regelt, artikel 19a van de WOOS, stamt grotendeels
uit 2009 en is op sommige punten niet meer actueel of zelfs onjuist. Bovendien is
het een complex artikel. Daarom heb ik ervoor gekozen om het artikel in zijn geheel
te herzien. Het wetsvoorstel is bijna gereed voor internetconsultatie. De afgelopen
periode heb ik de inzet hierop geïntensiveerd, omdat ook ik vind dat dit wetsvoorstel
lang op de plank ligt. Ik verwacht de internetconsultatie in het voorjaar van 2024
te kunnen starten.
Tot slot
Studenten met een extra ondersteuningsbehoefte moeten kunnen rekenen op passende ondersteuning
in het onderwijs, zodat ook zij hun talenten en vaardigheden zo goed mogelijk kunnen
ontwikkelen. Ik ben dan ook tevreden met de conclusie in de Monitor dat het passend
onderwijs in het mbo geworteld is én met de acties die sinds 2021 mede vanuit de Verbeteragenda
in gang zijn gezet om het onderwijs passender te maken. De kracht van deze agenda
is dat we dit laatste in gezamenlijkheid doen. Maar we zijn er nog niet. Enerzijds
moeten we afwachten of in gang gezette maatregelen de beoogde effecten sorteren. Anderzijds
zien we ook dat op onderdelen de komende periode nog inzet nodig is van OCW en de
partners in het passend onderwijsveld om te zorgen dat alle studenten met een extra
ondersteuningsbehoefte de juiste ondersteuning krijgen. De ontwikkelingen hierin blijf
ik monitoren: in 2025 wordt de volgende monitor passend onderwijs in het mbo opgeleverd.
In dat jaar loopt ook de termijn van de Verbeteragenda af en zal ik uw Kamer tijdig
informeren over de manier waarop ik het passend onderwijsbeleid wil voortzetten.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
Indieners
-
Indiener
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap