Brief regering : Voortgang Kaderrichtlijn Water
27 625 Waterbeleid
Nr. 661
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2023
Met deze brief wordt de Kamer, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(LNV) en de Minister voor Natuur en Stikstof (NenS), geïnformeerd over de voortgang
bij de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water (KRW). Gezien de omvang ontvangt u de
stand van zaken rond de KRW los van de verzamelbrief Water1 die de Kamer recent heeft ontvangen.
In deze brief wordt ingegaan op de stand van zaken van het begin dit jaar gestarte
KRW-impulsprogramma, waarover de Kamer is geïnformeerd in de brief van 5 juni jl.2 Ook wordt aangegeven hoe opvolging wordt gegeven aan de kabinetsreactie van 30 juni
jl.3 naar aanleiding van het advies van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur
(Rli) over de KRW. Tot slot wordt met deze brief invulling gegeven aan diverse moties
en toezeggingen.
Waarom willen we voldoen aan de KRW?
Schoon en gezond water is van levensbelang. Voor de mens en de natuur. We maken er
ons drinkwater van, we recreëren er in, langs en op, we gebruiken het voor onze landbouw
en industrie en het is leefgebied voor veel dieren en planten. De rijksoverheid, waterschappen,
drinkwaterbedrijven, provincies, gemeenten, kennisinstituten, landbouw, industrie
en natuurorganisaties werken hard aan het verbeteren van de kwaliteit van het water.
Schoon, voldoende en gezond water is het doel, de KRW geeft hier een nadere uitwerking
aan. Het gaat dus om veel meer dan alleen een juridische verplichting.
We hebben de afgelopen jaren al veel geïnvesteerd in het verbeteren van de waterkwaliteit.
Dit is echter een complexe opgave met ook in de uitvoering nog stevige hobbels, risico’s
en knelpunten. Met het gezamenlijke KRW-impulsprogramma van Rijk en samenwerkingspartners
doen we een versterkte inzet op het uitvoeren van de benodigde verbeteracties voor
de waterkwaliteit om te voldoen aan de eisen van de KRW, en daarmee leveren we ook
maximale inzet om te voldoen aan onze Europese wettelijke verplichtingen in 2027.
Voortgang KRW-impulsprogramma
In de brief van 5 juni jl. is toegelicht dat het KRW-impulsprogramma een adaptieve
aanpak is, waarbij de partners direct aan de slag zijn gegaan langs verschillende
actielijnen. Deze aanpak is bekrachtigd door alle partijen in het Bestuurlijk Overleg
(BO) Water van 12 juli jl. Voor de aansturing van het impulsprogramma is onder voorzitterschap
van de Minister van IenW het BO KRW ingericht, dat inmiddels driemaal is samengekomen.
Hieronder wordt per actielijn ingegaan op de belangrijkste ontwikkelingen sinds juni,
zowel wat betreft de voortgang met de uitvoering, als aanvullingen op de aanpak. Zo
is een nieuwe, zevende actielijn toegevoegd die zich richt op eventuele rechtszaken
omtrent de KRW.
Actielijn 1: bewaken van de uitvoering van eerder afgesproken maatregelen
Dashboard KRW-maatregelen 2023
Om aan de KRW te kunnen voldoen staat voorop dat we binnen Nederland moeten doen wat
we zelf hebben afgesproken. Met het vaststellen van de Stroomgebiedbeheerplannen 2022–2027
is afgesproken om in deze planperiode circa 65 generieke (beleids)maatregelen en 1.700
gebiedsgerichte maatregelen uit te voeren. De gebiedsgerichte maatregelen worden door
de waterbeheerders uitgevoerd, waarvan circa 150 door Rijkswaterstaat en de rest door
regionale waterbeheerders.
Om hier stevig op te sturen en de risico’s voor het mogelijk niet tijdig kunnen uitvoeren
van maatregelen te signaleren en gezamenlijk te kunnen adresseren, is een dashboard
gemaakt dat jaarlijks wordt geactualiseerd. In het BO KRW is afgesproken dat dit dashboard
structureel wordt geagendeerd in de Regionale Bestuurlijke Overleggen (RBO’s) van
de vijf deelstroomgebieden, zodat de betreffende partijen (waaronder Rijk, provincies
en waterschappen) de geïdentificeerde risico’s bespreken en de voortgang van de maatregelen
borgen.
Zoals toegezegd4 ontvangt u hierbij het Dashboard KRW-maatregelen 2023 dat is vastgesteld in het BO
Water van 12 juli 2023. Het dashboard geeft de stand van zaken weer op basis van de
uitgevoerde inventarisatie begin 2023. Inmiddels zijn er nieuwe ontwikkelingen. Over
de realisatie van maatregelen die door Rijkswaterstaat uitgevoerd worden in het kader
van de KRW wordt de Kamer op korte termijn geïnformeerd. Voor de zomer van 2024 ontvangt
de Kamer de bijgewerkte versie van het dashboard.
In het dashboard is voor de gebiedsgerichte KRW-maatregelen door de betrokken partijen
aangegeven dat 30% van de maatregelen een risico loopt in 2027 niet te zijn uitgevoerd.5 Er is dus een reëel risico dat niet alle maatregelen in december 2027 gereed zijn.
Hiervoor zijn diverse redenen opgegeven door de partijen, variërend van onder meer
gebrek aan draagvlak, moeizame grondverwerving en langdurige gebiedsprocessen, tot
moeizame vergunningverlening vanwege stikstof, of risico’s met betrekking tot capaciteit
of financiering. Onder het impulsprogramma worden deze risico's stuk voor stuk onderzocht
en opgepakt. Dit is een doorlopend proces.
De generieke maatregelen voor het terugdringen van de nutriëntenbelasting vanuit de
landbouw uit het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn, het addendum daarop en de derogatiebeschikking
(Uitvoeringsbesluit (EU) nr. 2022/2069), worden grotendeels conform planning uitgevoerd
(zie ook voortgang mestbeleid onder actielijn 3).
Bij vaststelling van het dashboard in het BO Water van 12 juli jl. was de rapportage
over de generieke maatregelen voor gewasbeschermingsmiddelen nog niet beschikbaar.
De voortgang van deze maatregelen is daarom opgenomen in een separate bijlage bij
deze brief.
Mitigatie risico’s uit dashboard
Het doel van actielijn 1 van het KRW-impulsprogramma is om de risico’s uit het dashboard
zoveel mogelijk structureel en in gezamenlijkheid op te pakken. Zo is er een factsheet
gemaakt met een overzicht van de juridische mogelijkheden voor alle overheden om grondgebruik
te veranderen, waar dat nodig is om emissies van percelen te reduceren, of voor waterbeheerders
om fysieke ingrepen te plegen. Momenteel wordt onderzocht waarom overheden nog onvoldoende
overgaan tot de inzet van dit instrumentarium en worden hiervoor oplossingen voorgesteld.
Integrale gebiedsprocessen zijn belangrijk voor het draagvlak, maar uit het dashboard
blijkt dat ze soms de uitvoering van KRW-maatregelen vertragen. Daarom is aan partijen
voorgesteld om, waar nodig en mogelijk, met een procedurele aanpak de KRW-maatregelen
uit de stroomgebiedbeheerplannen6 los te koppelen van gebiedsprocessen, om uitvoering voor eind 2027 te verzekeren.
Dit zullen geen makkelijke keuzes zijn, die ook gevolgen kunnen hebben voor de kosten
en het draagvlak van projecten. Ze zijn echter wel noodzakelijk aangezien een integrale
aanpak geen geldige juridische uitzonderingsgrond is onder de KRW. Recentelijk heeft
de Minister van IenW in dit kader besloten om KRW-maatregelen in de uiterwaarden van
de Maas (bij Venlo-Noord en Velden), die onderdeel zouden worden van het integrale
project Vierwaarden, toch separaat hiervan uit te gaan voeren aangezien deze anders
niet op tijd gereed zouden zijn.
Actielijn 2: verdere uitwerking van ruimtelijke maatregelen
De KRW-doelen in de Provinciale Plannen Landelijk Gebied
De eerste versies van de Provinciale Plannen Landelijk Gebied (PPLG’s) die de provincies
voor de zomer hebben aangeleverd in het kader van het Nationale Programma Landelijk
Gebied (NPLG), zijn tussentijds getoetst op hun bijdrage aan de doelen van het NPLG.
De Minister voor Natuur en Stikstof heeft de Kamer per brief van 24 oktober 20237 over de uitkomsten van deze toetsing geïnformeerd. Ook is elke provincie hierover
apart geïnformeerd.
De opgaven voor waterkwaliteit worden als integraal doel meegenomen bij het NPLG en
de transitie van het landelijk gebied. In de Handreiking Gebiedsprogramma’s NPLG staat
beschreven hoe de KRW-opgaven kunnen worden geadresseerd in de PPLG’s. Daarbij gaat
het onder meer om aanvullende gebiedsgerichte maatregelen om de emissies van nutriënten
en gewasbeschermingsmiddelen te reduceren, zodat aan de KRW-normen kan worden voldaan.
Hieronder wordt specifiek ingegaan op het grootschalig herstel van beekdalen op zandgronden.
Aanvullend wordt, met het oog op drinkwaterproductie, de provincies gevraagd om in
de uitwerking van de PPLG’s specifiek aandacht te besteden aan het uitwerken van maatregelen
voor grondwaterbeschermingsgebieden.
De aangeleverde provinciale plannen benoemen de opgaven goed, maar het ontbreekt in
de meeste plannen nog aan het door vertalen van deze opgaven naar effectieve gebiedsgerichte
maatregelen. Hiermee kunnen de plannen nog niet worden beoordeeld op de bijdrage aan
doelbereik voor de KRW (zie ook actielijn 5 hieronder).
In de brieven aan de provincies met het tussentijds beeld met bevindingen uit de integrale
beoordeling van de gebiedsprogramma’s, is aangegeven op welke onderdelen de PPLG’s
nadere uitwerking nodig hebben en is concreet gemaakt wat daarbij wordt verwacht.
De provincies gaan de komende tijd aan de slag met het aanpassen en verder uitwerken
van de PPLG’s, waarbij de volgende versies in de periode 15 augustus t/m 30 september
2024 beschikbaar zullen komen. Vanuit het impulsprogramma zal dit nauwlettend worden
gevolgd en waar nodig hierbij worden ondersteund.
Hiernaast is in het BO KRW afgesproken dat alle RBO’s de ontwerp-PPLG’s van hun provincies
bespreken in de RBO’s en vanuit hun verantwoordelijkheid voor de KRW adviseren waar
zaken ontbreken of beter moeten. Dit advies brengen de leden van de RBO’s (portefeuillehouders
waterkwaliteit van provincies en waterschappen) zowel bestuurlijk als ambtelijk onder
de aandacht bij hun collega’s die betrokken zijn bij de PPLG’s. Op die manier wordt
eraan bijgedragen dat de KRW-opgaven goed geborgd zullen zijn in de definitieve versies
van de PPLG’s. Bij de meeste RBO’s heeft de eerste bespreking van de ontwerp-PPLG’s
inmiddels plaatsgevonden.
Beekdalenaanpak
In het addendum bij het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn is aangegeven dat provincies binnen het NPLG uitwerking
moeten geven aan het grootschalig herstel van beekdalen op zandgronden. De reden is
dat de gebruiksnormen voor meststoffen zijn afgestemd op de stikstofnorm in het grondwater
(50 milligram nitraat/liter), die volgt uit de Nitraatrichtlijn en met name is ingegeven
vanuit de drinkwaterwinning. Echter, om de ecologische doelen te kunnen behalen voor
oppervlaktewater, zijn de KRW-normen voor stikstof in beken vaak 5 tot 6 maal strenger
dan de normen voor grondwater. Dit kan met name problemen opleveren voor beken die
vooral door grondwater worden gevoed, zoals bij bepaalde beken op de hoge zandgronden.
Om de KRW-normen te halen in die beken heeft een gebiedsgerichte beekdalenaanpak de
voorkeur boven aanvullende generieke maatregelen.
Voor de uitwerking van de beekdalenaanpak is begin dit jaar een werkgroep beekdalen
gestart, met vertegenwoordiging vanuit de betrokken provincies, waterschappen en het
Rijk. Ook zijn hierover afspraken gemaakt in het BO Water van 12 juli jl. en in de
bestuurlijke commissie van het Interprovinciaal Overleg. De uitwerking van de beekdalenaanpak
en doorvertaling van afspraken uit de werkgroep en overleggen, is nog onvoldoende
concreet in de ontwerpversies van de PPLG’s. Begin december gaan leden van de werkgroep
beekdalen en inhoudelijk deskundigen van de betrokken organisaties en kennisinstellingen
na hoe een verbeterslag gemaakt kan worden. Naast de inhoudelijke uitwerking en het
delen van goede voorbeelden, wordt ook de inzet van ruimtelijke instrumenten besproken
aan de hand van de in oktober opgeleverde factsheet grondgebruik (zie actielijn 1).
Wat betreft de beschikbaarheid van middelen voor de uitvoering van de beekdalenaanpak
is relevant dat de Eerste Kamer op 3 oktober jl. het Transitiefonds landelijk gebied
en natuur controversieel heeft verklaard. Daarin zitten ook middelen specifiek voor
het grootschalig herstel van de beekdalen met een KRW opgave. De controversieelverklaring
betekent de facto dat de gereserveerde middelen vooralsnog op de begroting bij het
Ministerie van Financiën blijven staan.
De provincies is gevraagd om bij de eerste versies van gebiedsprogramma’s ook eerste
maatregelpakketten toe te voegen waar de provincies mee kunnen starten in 2024. Op
basis van het positieve advies van de kennisinstellingen over de eerste maatregelpakketten
is het kabinet voornemens een nota van wijziging op de LNV-begroting bij de Kamer
in te dienen, uitgaande van de begrotingsbehandeling eind januari. Doel hiervan is
dat daarmee middelen beschikbaar kunnen komen voor deze maatregelpakketten. Er is
dan geen reden om te wachten met de verdere inhoudelijke uitwerking van de beekdalenaanpak.
Actielijn 3: intensivering van maatregelen voor stoffen
Het beleid gericht op het terugdringen van de belasting van het water met stoffen
staat onder meer beschreven in de Stroomgebiedbeheerplannen, het Nationaal Water Programma
en het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn. Voortgangsrapportages laten zien dat de KRW doelen
nog niet overal tijdig behaald gaan worden. Het impulsprogramma bewaakt met actielijn
1 de uitvoering van eerder afgesproken maatregelen en bekijkt vanuit actielijn 3 welke
intensivering van maatregelen voor stoffen mogelijk en nodig is om zoveel mogelijk
doelen in 2027 alsnog te halen. De belangrijkste bronnen zijn hierbij industrie, stedelijk
afvalwater (via rioolwaterzuiveringsinstallaties, RWZI’s) en landbouw8.
Daarbij wordt gekeken naar de hele keten: van de productie tot de zuivering, inclusief
toelating van stoffen en vergunningverlening, toezicht en handhaving.
Met actielijn 3 van het impulsprogramma wordt bezien wat er extra mogelijk is ten
opzichte van het bestaande beleid.
Werklijst urgente probleemstoffen en analyse handelingsperspectief
In de stroomgebiedbeheerplannen is aangegeven welke chemische stoffen in meerdere
wateren een probleem vormen en ertoe leiden dat KRW-doelen niet behaald worden. Dit
heeft aan de basis gestaan van een werklijst met de 42 meest urgente chemische probleemstoffen9. De lijst bestaat voornamelijk uit bestrijdingsmiddelen (gewasbeschermingsmiddelen,
biociden en diergeneesmiddelen), zware metalen en industriechemicaliën.
Per stof of stofgroep wordt een nadere analyse uitgevoerd om de omvang van de emissies
naar water per bron te actualiseren en om handelingsperspectieven in beeld te brengen.
Op basis van deze analyse wordt besloten of en welke maatregelen nodig zijn in aanvulling
op de Stroomgebiedbeheerplannen 2022–2027 om de KRW-doelen voor chemische stoffen
zo veel als mogelijk tijdig te halen. De resultaten van de analyses komen in de loop
van 2024 beschikbaar.
Proactieve aanpak voor KRW vanuit industrie
Voor de uitvoering is draagvlak bij de partijen die een deel van de maatregelen moeten
nemen essentieel. Het bedrijfsleven (ondernemersverenigingen VNO-NCW en MKB-Nederland)
heeft het initiatief genomen om bedrijven via onder andere een «self assessment» te
laten vaststellen welke emissies er zijn, of emissies zijn te voorkomen of te verminderen,
en met welke extra maatregelen kan worden bijgedragen aan de doelen van de KRW. Dit
is aanvullend op de formele toezichtrelatie vanuit de overheden. Deze ondernemersverenigingen
gaan bedrijven stimuleren en helpen plannen van aanpak op te stellen om emissies naar
water te vermijden of te reduceren, als onderdeel van het actieprogramma KRW bedrijfsleven.
Daarbij wordt gekeken naar alle emissieroutes naar water. Het Ministerie van IenW
steunt dit initiatief via een incidentele subsidie voor het jaar 2023, die budgettair
is verwerkt in de Najaarsnota 2023. De subsidieverstrekking voor de jaren 2024 en
verder wordt integraal betrokken bij de Voorjaarsbesluitvorming 2024. Met deze subsidie
wordt tevens bijgedragen aan het actieprogramma PFAS bedrijfsleven, hetgeen eveneens
relevant is voor de KRW, ook met het oog op de langere termijn.10
Ketengerichte aanpak bij rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s)
Stedelijk afvalwater dat naar RWZI’s gaat bevat een veelheid aan verontreinigingen
(o.a. medicijnresten, biociden, schoonmaakmiddelen, metalen). Deze zijn afkomstig
van bedrijven en huishoudens. De rioolwaterzuiveringen halen deze verontreinigingen
er niet of maar deels uit. Het verminderen van de emissies van chemische stoffen naar
water via RWZI’s vraagt daarom om een ketengerichte aanpak. Allereerst moet hiervoor
duidelijk worden welke bijdrage een RWZI levert aan normoverschrijdingen in oppervlaktewater,
en vervolgens moet bekeken worden waar in de keten (aan de bron of bij de zuivering)
maatregelen genomen worden. Bronmaatregelen vallen deels onder de hierboven genoemde
proactieve aanpak, maar kunnen ook betrekking hebben op de regulering van de toegang
tot de markt van stoffen en producten. Hiernaast onderzoeken de waterschappen de mogelijkheden
voor aanvullende zuivering via het Innovatieprogramma microverontreinigingen RWZI-afvalwater.
In het BO KRW zal worden besproken wat er aanvullend op het huidig beleid nodig is
om te voorkomen dat normen voor de KRW niet worden gehaald door lozingen van stedelijk
afvalwater (RWZI’s).
Actualisatie vergunningen
In de beantwoording van de vragen van het lid Dassen (VOLT)11 is de Kamer geïnformeerd over de actuele stand van zaken van het traject bezien en
herzien van vergunningen door Rijkswaterstaat. Over de omgang met de motie van het
lid Kröger c.s.12 en de motie van de leden Bromet en Van Esch13 wordt de Kamer separaat geïnformeerd, naar verwachting nog voorafgaand aan het Wetgevingsoverleg
Water van 29 januari 2024.
Gewasbeschermingsmiddelen
Er lopen verschillende trajecten om de emissies van gewasbeschermingsmiddelen naar
het milieu terug te dringen. Enkele gewasbeschermingsmiddelen staan op de werklijst
met urgente probleemstoffen in het kader van actielijn 3. Verder werken LNV en IenW
gezamenlijk aan het beter in overeenstemming brengen van de regelgeving voor gewasbeschermingsmiddelen
met de KRW. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de goedkeuring van
werkzame stoffen en de toelating van gewasbeschermingsmiddelen, en anderzijds het
gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Tot slot is er ook aandacht voor de versnelde
terugkoppeling van monitoringsgegeven naar gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen.
Toelating van gewasbeschermingsmiddelen
De Ministers van LNV en IenW hebben de Kamer op 22 september jl.14 geïnformeerd over de relatie van gewasbeschermingsmiddelen met de KRW. De brief beschrijft
onder andere welke stappen gezet worden om de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
in overeenstemming te brengen met de normen van de KRW, aangezien de KRW op onderdelen
strenger is dan de vereisten voor toelating. Hiervoor is advies van het College toelating
gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) ontvangen. Relevant hierbij is de relatie
tussen enerzijds de Europese Verordening voor het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen
en anderzijds de KRW. Het gaat hierbij onder meer om de te volgen procedure bij de
toepassing van artikel 44 van de EU-Verordening (EG) 1107/2009, waarover nadere duiding
is gevraagd aan de Europese Commissie (zie ook Verzamelbrief Water). Wanneer deze
duiding ontvangen is, wordt de Kamer over het advies van het Ctgb geïnformeerd.
Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
In de brief van 22 september jl. heeft de Minister van LNV de Kamer ook geïnformeerd
over de verschillende trajecten die lopen om via het gebruik de emissie van gewasbeschermingsmiddelen
naar het milieu terug te dringen. Een voorbeeld hiervan is het Uitvoeringsprogramma
Toekomstvisie gewasbescherming 2030. De Kamer ontvangt jaarlijks het jaarplan met
daarin de acties die in een bepaald kalenderjaar prioriteit hebben en het monitoringsrapport
met daarin de voortgang van de uitvoering. In dit rapport wordt ingegaan op verschillende
indicatoren, waaronder normoverschrijdingen in oppervlaktewater. Het streven is om
het monitoringsrapport 2023 voor het zomerreces 2024 naar uw Kamer te sturen.
Een concrete actie is de versnelde terugkoppeling van monitoringsgegevens door waterschappen
naar gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen, aangezien dit effectief is gebleken
om lokaal normoverschrijdingen terug te dringen. Dit krijgt voor gewasbeschermingsmiddelen
een impuls, mede naar aanleiding van de motie Grinwis c.s.15
Waterschappen, landbouworganisaties en toelatinghouders zijn in gesprek om invulling
te geven aan de versnelde terugkoppeling naar de gebruikers, zodat allereerst het
bewustzijn wordt vergroot en vervolgens gericht naar oplossingen voor de geconstateerde
normoverschrijdingen kan worden gezocht. Dit moet leiden tot een gestandaardiseerde
werkwijze bij geconstateerde normoverschrijdingen. Hiervoor zal een handreiking worden
opgesteld die naar verwachting in het voorjaar van 2024 gereed zal zijn.
In de brief van 22 september jl. is ook aangegeven dat voor de specifieke aanpak van
gewasbeschermingsmiddelen die leiden tot overschrijdingen van de KRW-normen, de Ministers
van LNV en IenW gezamenlijk in beeld brengen welke gebieden, welke teelten en welke
gewasbeschermingsmiddelen KRW-normoverschrijdingen laten zien. Op basis van deze informatie
zal samen met de overige betrokken overheden en de betrokken sectoren worden besproken
hoe deze normoverschrijdingen doelgericht gereduceerd kunnen worden, met als uiteindelijk
doel het geheel voorkomen ervan.
Voor de voortgang bij het overige beleid omtrent gewasbeschermingsmiddelen wordt verwezen
naar de Verzamelbrief Water.
Voortgang mestbeleid voor terugdringen nutriëntenbelasting water
Nutriënten komen vanuit verschillende bronnen in het oppervlaktewater terecht. Ook
landbouw heeft hierbij een belangrijke rol. Met name bij de toepassing van meststoffen
treden er verliezen op naar grond- en oppervlaktewater. Dit zorgt in het landelijk
gebied nog vaak voor een bijdrage aan de verontreiniging van water met nutriënten,
waardoor KRW-doelen niet gehaald worden. Te hoge nitraatgehalten in het grondwater
bemoeilijken de bereiding van drinkwater en kunnen een negatief effect hebben op grondwater
gevoede ecosystemen. In oppervlaktewater kan dit leiden tot te veel algen of sloten
die bedekt zijn met kroos. Dit is nadelig voor de biodiversiteit.
Het mestbeleid heeft mede tot doel het terugdringen van de nutriëntenbelasting uit
de landbouw. Op dit moment zijn het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn, het bijbehorend addendum en de derogatiebeschikking
van toepassing. Op basis daarvan geldt onder andere de verplichting tot het inzaaien
van vanggewassen. Naar aanleiding van de motie van de leden Van der Plas en Bisschop
is dit jaar de deadline voor de inzaai van vanggewassen bij consumptieaardappelen
op zand- en lössgrond twee weken opgeschoven, hetgeen nadelig is voor de waterkwaliteit16.
De Europese Commissie heeft bepaald dat de Nederlandse uitzonderingspositie (derogatiebeschikking)
om meer dierlijke mest toe te passen dan de Nitraatrichtlijn voorschrijft vanaf 2026
niet meer wordt verleend, omdat de waterkwaliteit niet snel genoeg verbetert. De laatste
derogatiebeschikking die tot 2026 loopt bevat een aantal voorwaarden. Onder andere
is dit de verplichting tot het aanhouden van bufferstroken. Ook worden vanaf 1 januari
2024 definitief de zogeheten «met nutriënten verontreinigde gebieden» aangewezen,
voor de periode van het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn, waar onder meer een versneld afbouwpad van de derogatie
van toepassing is, evenals een verlaging van 20% op de totale stikstofgebruiksnorm
per 2025 (hoeveelheid stikstof uit dierlijke en kunstmest die op het land mag worden
gebracht). De Minister van LNV heeft de Kamer hier op 5 december jl. over geïnformeerd.17
De Minister van LNV heeft de Kamer op 14 juli18 ook geïnformeerd over de verwachte positieve ecologische effecten van de implementatie
van de derogatiebeschikking voor de waterkwaliteit. Belangrijk hierbij is dat het
areaal grasland hierdoor niet moet afnemen door een eventuele omzetting naar bouwland
(voor akkerbouw), aangezien grasland beter voor de waterkwaliteit is dan bouwland.
Er zijn daarmee al diverse maatregelen in gang gezet om de verontreiniging vanuit
de landbouw terug te dringen. De maatregelen uit het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn,
het bijbehorende addendum en de derogatiebeschikking zullen verder geïmplementeerd
en uitgevoerd worden. Het effect daarvan moet zorgvuldig berekend worden. Dit gebeurt
met de tussenevaluatie KRW (actielijn 5) en de evaluatie van de Meststoffenwet. Wanneer
blijkt dat extra maatregelen voor nutriënten afkomstig uit de landbouw nodig zijn,
zal dit worden betrokken bij de opstelling van het 8e Actieprogramma Nitraatrichtlijn, en waar nodig en juridisch mogelijk vóór december
2027 worden geïmplementeerd. De Minister van LNV heeft 27 oktober jl. de Kamer ingelicht
over de evaluatie van de Meststoffenwet en het verdere proces dat uiteindelijk input
zal leveren voor het op te stellen 8e actieprogramma Nitraatrichtlijn19. Bij de invulling van het 8e Actieprogramma zal ook bezien worden op welke wijze de wens om te komen tot bedrijfsspecifieke
doelsturing vorm kan krijgen. In de Kamerbrief van 19 september jl. is aangegeven
dat hiermee een start zal worden gemaakt20. Zoals eerder aangegeven is het van belang doelsturing nader te concretiseren en
verdere stappen hierin te zetten. Een belangrijke voorwaarde blijft hierbij wel dat
de nog te ontwikkelen systematiek nauwkeurig, geborgd en handhaafbaar moet zijn en
moet passen binnen Europese beleids- en regelgevingskaders. Concreet betekent dit
bijvoorbeeld dat vanwege de beperkte resterende tijd voor doelbereik eerst aan de
eisen van de KRW voor 2027 moet worden voldaan voordat naar doelsturing kan worden
omgeschakeld voor waterkwaliteit.
Deltaplan Agrarisch Waterbeheer
Ondertussen wordt ook de samenwerking binnen het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW)
versterkt. Binnen DAW werken agrariërs en overheden samen aan schoon en voldoende
water en een gezonde bodem, door het nemen van additionele maatregelen. Bestuurlijk
is afgesproken om dit programma te versnellen en samen tot een effectievere aanpak
te komen van de agrarische water- en bodemopgaven: de DAW Impuls. Onderdeel van de
DAW Impuls is de Subsidieregeling stimulering uitvoering maatregelen Deltaplan Agrarisch Waterbeheer, waarin subsidie voor waterschappen beschikbaar wordt gesteld door de Minister van
IenW21. De eerste aanvragen voor projecten zijn inmiddels ontvangen en meer nieuwe aanvragen
zijn in voorbereiding. De DAW partners, waaronder de Land- en Tuinbouw Organisatie
Nederland en de waterschappen, zijn actief in de regio om samen met de agrarische
sector aanvullende projecten te initiëren.
Actielijn 4: inzet op verdere verankering van afspraken in regelgeving
Mede naar aanleiding van het ontvangen advies van de Raad voor de Leefomgeving en
Infrastructuur zal in deze actielijn samen met betrokken overheden worden verkend
in hoeverre verdere verankering van gemaakte afspraken in regelgeving kan bijdragen
aan het borgen van de daadwerkelijke uitvoering hiervan. De Rli heeft hier al enkele
concrete aanbevelingen voor gedaan die momenteel onderzocht worden, dit is per aanbeveling
beschreven in Bijlage 1. In dat kader wordt ook gewezen op de beantwoording van de
op 14 september jl. gestelde vragen door de vaste commissie voor Infrastructuur en
Waterstaat naar aanleiding van de kabinetsreactie op het Rli-advies22.
Actielijn 5: bepalen toestand, prognose en resterend handelingsperspectief
Bij deze actielijn is aangegeven dat de tussenevaluatie 2024 moet uitwijzen of en
welke aanvullende maatregelen nodig zijn. De tussenevaluatie wordt onder regie van
IenW uitgevoerd, in nauwe samenwerking met onder meer LNV, waterschappen, provincies
en drinkwaterbedrijven. Via een proces van Joint Fact Finding wordt toegewerkt naar
één gedeeld beeld van doelbereik KRW en resterende opgaven, en het verdere handelingsperspectief.
In aanloop naar het volgende Commissiedebat Water, naar verwachting voor de zomer
2024, zal de Kamer worden geïnformeerd over de voortgang bij de tussenevaluatie. Eind
2024 volgt de volledige rapportage.
Hierbij wordt zoveel mogelijk invulling gegeven aan de motie van het lid Minhas c.s.
om het effect van nieuwe maatregelen uit de KRW-impuls23 door te rekenen. Echter, niet alle nieuw ingezette acties onder het impulsprogramma
zijn al zo concreet uitgewerkt dat de effecten hiervan modelmatig kunnen worden bepaald.
Wel wordt met de tussenevaluatie conform de motie van het lid Minhas c.s. in beeld
gebracht voor welke type wateren en welke parameters de KRW-doelen niet realistisch
haalbaar zouden zijn in (of na) 202724. Met actielijn 6 wordt daarop aanvullend aangegeven welke legitieme uitzondering
van de KRW in dat geval toegepast kan gaan worden.
Tot slot is via de motie van de leden Tjeerd de Groot en Grinwis verzocht om bij het
opstellen van het Nationaal Innovatieprogramma voor de Landbouw (NIPL) innovaties
ook te toetsen en te beoordelen op KRW-doelbereik25. Het NIPL is eerder aangekondigd bij het traject omtrent het landbouwakkoord, maar
uiteindelijk is er geen landbouwakkoord gesloten en is het NIPL vooralsnog niet gestart.
Daarmee kan er geen invulling gegeven worden aan deze motie.
Actielijn 6: voorbereiding op de verantwoording en motivering van uitzonderingen in
2027
De deadline voor het behalen van de door de waterbeheerders vastgestelde doelen voor
de KRW is eind 2027. We hebben de ambitie om de doelen te halen, de maatregelen die
zijn opgesteld uit te voeren en tijdig en correct te rapporteren aan de EC. De KRW
bevat enkele specifieke, legitieme rechtvaardigingsgronden in het geval doelen niet
bereikt worden. Deze zogenoemde uitzonderingsmogelijkheden kunnen alleen gebruikt
worden als per geval goed gemotiveerd kan worden dat aan enkele strikte randvoorwaarden
is voldaan. Het gaat hier dus nadrukkelijk niet om «geitenpaadjes».
Zo biedt de KRW onder meer de mogelijkheid om in bepaalde gevallen de termijn verder
te faseren of om lagere doelen vast te stellen. Zie ook de beantwoording van de vragen
van het lid Eppink hierover26. Verder faseren van doelbereik is mogelijk als alle maatregelen al zijn uitgevoerd
maar het beoogde effect vanwege natuurlijke omstandigheden nog niet is ingetreden.
Lagere doelen zijn bijvoorbeeld mogelijk als persistente stoffen, die al overal in
het watersysteem aanwezig zijn, doelbereik onmogelijk maken. Of indien grensoverschrijdende
verontreinigingsbronnen de oorzaak zijn voor het niet halen van doelen. De keuze en
onderbouwing van deze uitzonderingsmogelijkheden is een verantwoordelijkheid van provincies
als het gaat om grondwater en regionaal oppervlaktewater (vaak gebaseerd op informatie
van de waterschappen). Voor het hoofdwatersysteem ligt deze taak bij de Minister van
IenW (gebaseerd op informatie van Rijkswaterstaat).
Binnen het impulsprogramma is er aandacht voor adequate rapportage ten aanzien van
het bereiken van de doelen. Tevens worden voor de uitzonderingsmogelijkheden praktische
handreikingen opgesteld om waterbeheerders te helpen, zodat provincies en Rijk in
staat worden gesteld waar nodig op een uniforme, verantwoorde en juridisch houdbare
wijze een beroep te doen op de uitzonderingen. Deze handreikingen worden gebaseerd
op juridische analyses die momenteel worden uitgevoerd op al bestaande Europese richtsnoeren27 die tot stand zijn gekomen binnen de Common Implementation Strategy van de KRW, en op tientallen casusposities die waterbeheerders inmiddels hebben aangedragen
bij het impulsprogramma. Waar mogelijk vindt ook afstemming plaats met de Europese
Commissie en met andere lidstaten.
Het is belangrijk om nu te starten met de onderbouwing van uitzonderingen, die een
plek krijgen in de stroomgebiedbeheerplannen 2028–2033. Een treffend voorbeeld is
dat het voor een beroep op grensoverschrijdende verontreiniging nodig is precies te
weten welk deel van de belasting uit het buitenland afkomstig is en dit vergt in een
aantal gevallen nog een aanvullende monitoringsinspanning.
Hierin werkt Nederland nauw samen met andere Europese lidstaten, zowel ad hoc als
binnen de internationale riviercommissies. Ook hebben we de contacten met onze buurlanden
geïntensiveerd om over de grensoverschrijdende wateren goed te kunnen rapporteren.
Actielijn 7: voorkomen van en voorbereiden op rechtszaken in Nederland
Zoals eerder aan de Kamer gemeld28 is de KRW niet vergelijkbaar met het stikstofdossier. Dat neemt uiteraard niet weg
dat besluitvorming in lijn moet zijn met de KRW en dat hiertegen rechtsmiddelen kunnen
worden aangewend als gemeend wordt dat er in strijd met de KRW wordt gehandeld. Dit
kan nadelige gevolgen hebben voor projecten en het is zaak die waar mogelijk te vermijden.
Op verzoek van het BO KRW is een zevende actielijn toegevoegd aan het impulsprogramma,
die zich richt op de omgang met rechtszaken binnen Nederland die worden aangespannen
op basis van de KRW. Zo heeft de milieuorganisatie Mobilisation for the environment
(MOB) dergelijke rechtszaken aangekondigd en formele brieven naar diverse provincies,
waterschappen en Rijkswaterstaat gestuurd.
Het is primair aan elke aangesproken overheid om zelf om te gaan met de rechtszaken
waarin zij partij is. Het KRW-impulsprogramma kan daarbij op onderdelen faciliterend
optreden. Daartoe valt actielijn 7 uiteen in de volgende componenten: het voorkomen van rechtszaken, het voorbereiden op rechtszaken, en het omgaan met
rechtszaken.
Het voorkomen van rechtszaken houdt in dat individuen of organisaties niet meer de
noodzaak voelen om juridische actie te ondernemen. Uiteraard draagt allereerst een
volledige inzet op de uitvoering van maatregelen (actielijn 1) hieraan bij. Daarnaast
heeft het impulsprogramma als rol om te zorgen voor de ontsluiting van, en kennisdeling
over, toetsingskaders waarmee overheden kunnen zorgen dat formele besluitvorming (zoals
vergunningverlening) KRW-proof is. Hier ligt ook een belangrijke taak voor alle bevoegde
gezagen om te zorgen dat zij voldoende personeel met de juiste kennis hebben om deze
kaders te kunnen gebruiken en om te zorgen dat ook reeds bestaande vergunningen waar
nodig geactualiseerd worden in het licht van de KRW. Het impulsprogramma spoort partijen
hiertoe aan en denkt mee over een optimale inzet van beperkte mensen en middelen.
Dit is tevens relevant in het licht van de motie van het lid Kröger c.s.29
Het voorbereiden op rechtszaken houdt in dat elk overheidsorgaan zich bewust is of
en hoe het kan worden aangesproken op basis van de KRW en wat daarvan de mogelijke
gevolgen zijn. Hiertoe brengt het impulsprogramma in kaart in welke gevallen men zich
tot de rechter zou kunnen wenden en wordt kennis vanuit de verschillende partijen
samengebracht voor een efficiënte omgang met eventuele procedures.
Het omgaan met rechtszaken ligt zoals gezegd primair bij de partijen zelf; het impulsprogramma
zorgt waar mogelijk voor een overzicht van lopende procedures en draagt bij aan een
afstemming tussen partijen waar soortgelijke procedures spelen.
Vervolg
De Kamer zal regelmatig worden geïnformeerd over de voortgang van het KRW-impulsprogramma,
in ieder geval halfjaarlijks ter voorbereiding op het Commissiedebat Water en het
Wetgevingsoverleg Water.
Langs bovenstaande actielijnen zullen de partners vanuit Rijk en regio zich gezamenlijk
blijven inzetten voor schoon en gezond water, en daarmee ook de maximale inzet leveren
om te kunnen voldoen aan de KRW in 2027.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
BIJLAGE: STAND VAN ZAKEN OPVOLGING AANBEVELINGEN RLI-ADVIES KRW
In de bijlage bij de kabinetsreactie op het Rli-advies over de KRW van 30 juni jl.30, wordt voor 12 aanbevelingen van de Rli beschreven hoe hier opvolging aan gegeven
zal worden. Hieronder wordt de belangrijkste voortgang belicht. Voor een uitgebreidere
beschrijving van de aanbevelingen zelf en voorziene opvolging, wordt verwezen naar
de kamerbrief.
Onderwerp
1. Geef watertoets een dwingender karakter
Reactie: er wordt in lijn met de voorstellen van de Rli gewerkt.
Stand van zaken:
IenW, UvW, VNG en IPO werken in opvolging van Water en Bodem Sturend, samen aan de
concrete uitwerking van het dwingender maken van de watertoets rondom de weging van
het waterbelang in de ruimtelijke ordening en de toepassing daarvan onder de Omgevingswet.
Meer informatie hierover volgt bij de presentatie van de borgingsagenda voor Water
en Bodem Sturend.
2. Voer verplichte actualisatie van vergunningen beter uit
Reactie: er wordt in lijn met de voorstellen van de Rli gewerkt.
Stand van zaken:
Dit zal met betrokken partijen worden opgepakt in het kader van de extra inzet op
Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH).
Zie de passage over vergunningen onder actielijn 3.
3. Faseer vergunningen onbepaalde tijd uit
Reactie: onderzocht wordt of de door de RLI voorgestelde aanscherping mogelijk en
gewenst is.
Stand van zaken:
Dit zal met betrokken partijen worden opgepakt in het kader van de extra inzet op
Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH).
4. Neem alle meldingen van activiteiten met impact op watersystemen en alle verstrekte
vergunningen op in openbaar register
Reactie: deels wordt in lijn gewerkt met de voorstellen van de Rli, deels wordt onderzocht
of de door de Rli voorgestelde aanscherping mogelijk en gewenst is.
Stand van zaken:
Voor wat betreft grondwateronttrekkingen is in de Verzamelbrief Water aan de Kamer
gemeld dat het geanonimiseerde overzicht van de bekende grondwateronttrekkingen te
vinden is via de Basis Registratie Ondergrond, waarin alle onttrekkingen die zijn
geregistreerd staan opgenomen.
Voor lozingsvergunningen en andere vergunningen waarbij waterkwaliteit een rol speelt,
wordt de openbaarheid van watervergunningen door de desbetreffende bevoegde gezagen
zelf georganiseerd, volgens de procedures die de Algemene wet bestuursrecht voorschrijft.
Het interbestuurlijk programma versterking vergunningverlening, toezicht en handhaving
(IBP VTH) kijkt ten algemene naar het verbeteren van de landelijke informatie-uitwisseling
in het VTH-stelsel. De kamer is per brief1 van 4 juli jl. over de voortgang geïnformeerd.
5. Maak onttrekkingen uit grond- en oppervlaktewater vergunning- of meldingplichtig
Reactie: onderzocht wordt of de door de Rli voorgestelde aanscherping mogelijk en
gewenst is.
Stand van zaken:
In de Verzamelbrief Water is de Kamer geïnformeerd over het onderzoek dat wordt gestart
naar de mogelijkheid en uitvoerbaarheid van een landelijke vergunningen- of meldplicht
voor alle grondwateronttrekkingen.
6. Reserveer voldoende fysieke ruimte voor drinkwaterwinning
Reactie: er wordt in lijn gewerkt met de voorstellen van de Rli.
Stand van zaken:
In de Verzamelbrief Water is de Kamer geïnformeerd over de voortgang bij het Actieprogramma
beschikbaarheid drinkwaterbronnen 2023 tot 2030 en over hoe drinkwaterbeschikbaarheid
door provincies wordt meegenomen bij de ruimtelijke planning in het kader van het
NOVEX-programma.
7. Verminder de nutriëntenconcentratie in het grond- en oppervlaktewater door aanscherping
van de mestregelgeving
Reactie: onderzocht gaat worden of de door de Rli voorgestelde aanscherping mogelijk
en gewenst is.
Stand van zaken:
Onder actielijnen 2 en 3 wordt ingegaan op de voortgang bij het mestbeleid met betrekking
tot de waterkwaliteit.
8. Zet instrumenten in voor de door het kabinet beoogde vermindering van de veestapel
De Rli heeft gepleit voor een versnelde invoering van instrumenten voor vermindering
van de veestapel via afroming van dierrechten en invoering van een bovengrens voor
het aantal vee-eenheden per hectare. De verwachting is dat de uitvoering van het NPLG
tot minder vee zal leiden. Daarnaast is in de derogatiebeschikking de voorwaarde opgenomen
dat Nederland de mestproductieplafonds geleidelijk verlaagt richting 2025. De nationale
en sectorale plafonds in de Meststoffenwet zullen hierop worden aangepast. Nadere
keuzes over omvang van de veestapel zijn aan een nieuw kabinet.
9. Verbeter de zuivering in rioolwaterzuiveringsinstallaties
Reactie: deels wordt in lijn gewerkt met de voorstellen van de Rli, deels gaat onderzocht
worden of de door de Rli voorgestelde aanscherping mogelijk en gewenst is, en deels
wordt het advies (nog) niet overgenomen.
Stand van zaken:
Onder actielijn 3 en in de Verzamelbrief Water wordt ingegaan op de lopende acties
op het gebied van verbetering van rioolwaterzuivering.
10. Zorg voor doorwerking KRW-doelen in regelgeving gewasbeschermingsmiddelen
Reactie: onderzocht wordt of de door de RLI voorgestelde aanscherping mogelijk en
gewenst is.
Stand van zaken:
Onder actielijn 3 en in de Verzamelbrief Water wordt ingegaan op de voortgang bij
het beter in overeenstemming brengen van de regelgeving voor gewasbeschermingsmiddelen
met de KRW.
11. Voer aanpassingen in wet- en regelgeving door voor producten waarin prioritaire
en opkomende stoffen worden gebruikt
Reactie: deels wordt in lijn gewerkt met de voorstellen van de Rli, deels wordt onderzocht
of de door de Rli voorgestelde aanscherping mogelijk en gewenst is.
Stand van zaken:
Per brief van 18 oktober2 jl. is de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van het Impulsprogramma Chemische
Stoffen 2023–2026. Van daaruit wordt onder meer gewerkt aan concrete ondersteuning
voor de uitvoeringspraktijk van bevoegde gezagen bij het toepassen van het voorzorgbeginsel.
De kamer is per brief van 24 oktober3 jl. geïnformeerd over enkele toezeggingen in het Commissiedebat Externe Veiligheid
van 11 oktober jl. over terugdringen gevaarlijke chemische stoffen. Nagegaan zal worden
in hoeverre de verschillende bestaande informatieplichten nog beter benut kunnen worden
en daarnaast of er juridische mogelijkheden zijn om de verdeling van de bewijslast
tussen bevoegd gezag en bedrijf in het licht van het voorzorgbeginsel bij mogelijk
gevaarlijke stoffen aan te scherpen.
12. Begin direct met het doorrekenen van alle maatregelen
Reactie: er wordt in lijn gewerkt met de voorstellen van de Rli.
Stand van zaken:
Onder actielijn 5 wordt ingegaan op de voortgang bij de tussenevaluatie KRW.
X Noot
1
Kamerstukken 22 343, nr. 360
X Noot
2
Kamerstukken 28 089, nr. 268
X Noot
3
Kamerstukken 22 343, nr. 384
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat