Brief regering : Stand van zaken versterking huisartsenzorg
33 578 Eerstelijnszorg
31 765 Kwaliteit van zorg
Nr. 112 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2023
Als je zorg nodig hebt, moet je in Nederland kunnen vertrouwen op goede eerstelijnszorg
die in jouw buurt, wijk of dorp beschikbaar is. Denk bijvoorbeeld aan huisartsenzorg,
wijkverpleging of fysiotherapie. Onze eerstelijnszorg is van hoge kwaliteit, mede
door de langdurige relatie die er vaak is tussen zorgverleners en patiënt.
De Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) beschrijft in haar advies «De basis
op orde» wat de waarde van de eerstelijnszorg is voor de samenleving en hoe we die
waarde in de toekomst kunnen behouden.1 Met het Integraal Zorgakkoord (IZA) en het Programma Wonen, Ondersteuning en Zorg
voor Ouderen (WOZO) zet ik met de Minister voor Langdurige Zorg en Sport – in lijn
met het RVS advies – in op het versterken van de eerstelijnszorg. Het uitgangspunt
hierbij vormt de visie op de eerstelijnszorg in 2030 die we met een groot deel van
de partijen uit de eerstelijnszorg hebben ontwikkeld.2 In de visie spreken we af hoe we de eerstelijnszorg moeten organiseren en vernieuwen
zodat deze voor iedereen die dat nodig heeft beschikbaar blijft. Dat kan alleen door
de krachten te bundelen.
De huisartsenzorg vormt een belangrijk onderdeel van de eerstelijnszorg in Nederland.
Om elke Nederlander van goede huisartsenzorg te voorzien, zijn de vier kernwaarden
van de huisartsenzorg belangrijk. Deze kernwaarden zijn door de beroepsgroep zelf
vastgesteld. Het gaat om: persoonsgericht, medisch-generalistisch, continu en gezamenlijk.
Met name de kernwaarde «continu» staat de laatste jaren onder druk. Enerzijds zien
we dat mensen zich niet altijd meer bij een huisarts kunnen inschrijven. Anderzijds
werken steeds meer huisartsen als wisselende waarnemer, waardoor de continuïteit in
de band tussen een huisarts en patiëntenpopulatie niet meer vanzelfsprekend is. Juist
die continuïteit is belangrijk voor de kwaliteit van de huisartsenzorg. Uit verschillende
onderzoeken weten we dat een vaste relatie tussen zorgverleners en patiënten in de
huisartsenzorg leidt tot de beste kwaliteit van zorg, een hogere levensverwachting
en minder doorverwijzingen naar de tweedelijnszorg. Het zorgt daarmee ook voor een
effectieve inzet van het beschikbare personeel én het leidt tot meer werkplezier.
Ook helpen vaste gezichten bij het versterken van de samenwerking met andere zorgverleners,
en dat wordt steeds belangrijker.
Daarom zet ik samen met het veld in op het versterken van de kernwaarden van de huisartsenzorg,
in het bijzonder de continuïteit. Om iedereen in Nederland goede en toegankelijke
huisartsenzorg te kunnen bieden, moet het voor huisartsen aantrekkelijk zijn om zich
te binden aan een vaste patiëntenpopulatie. Hiervoor hebben we in het IZA al een aantal
belangrijke stappen gezet.
In deze brief ga ik in op drie onderwerpen. Ten eerste informeer ik uw Kamer over
de voortgang van enkele afspraken uit het IZA over de versterking van de huisartsenzorg.
Ten tweede beschrijf ik de acties die ik onderneem rondom de opkomst van commerciële
ketens in de huisartsenzorg. Dit is een ontwikkeling die soms op gespannen voet staat
met de continuïteit van de huisartsenzorg. Tot slot beschrijf ik welke mogelijkheden
ik met het veld verken om huisartsen te stimuleren om met een vaste patiëntenpopulatie
te werken.
Uitvoering IZA-afspraken over de huisartsenzorg
Meer tijd voor de patiënt
Voor het bieden van goede huisartsenzorg is voldoende tijd in de spreekkamer belangrijk.
Dat draagt bij aan de kwaliteit van zorg en aan het werkplezier van zorgverleners.
Daarom heb ik met huisartsenpartijen en zorgverzekeraars afgesproken dat alle huisartsen
«meer tijd voor de patiënt» (MTVP) structureel kunnen invoeren. De opschaling van
MTVP verloopt voorspoedig. Op dit moment is 75% van de huisartsenpraktijken ingestroomd.
Vanaf het eerste kwartaal van 2024 kunnen alle huisartsenpraktijken die dat willen
van MTVP gebruik maken. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) bereidt een wijziging
in de bekostiging voor zodat MTVP per 2025 structureel onderdeel wordt van de huisartsenbekostiging.3 Ik informeer uw Kamer in de eerste helft van 2024 over de voortgang. Ik ondersteun
de implementatie van MTVP niet alleen via de financiering en bekostiging, maar ook
door het verhogen van het aantal opleidingsplekken voor huisartsen en het stimuleren
van de inzet van physician assistants/verpleegkundig specialisten in de huisartsenpraktijk
waarover ik uw Kamer eerder heb geïnformeerd.4
Handreiking huisvesting en gezondheidscentra
Voor de kernwaarde «continu» is het belangrijk dat huisartsenzorg voor iedereen dichtbij
beschikbaar is. Veel huisartsen en gezondheidscentra problemen met het vinden van
geschikte huisvesting. Bijvoorbeeld omdat er geen geschikte ruimte te vinden is, de
huur te hoog is of omdat er een nieuwe woonwijk is gebouwd, maar er geen rekening
is gehouden met ruimte voor een nieuwe huisartsenpraktijk of gezondheidscentrum. In
het IZA heb ik samen met de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV), InEen, Vereniging
van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) afgesproken om
daar iets aan te doen door «werkbare afspraken en een handreiking» te ontwikkelen.
Samen met genoemde partijen, de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en het Ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heb ik het afgelopen jaar gewerkt aan
de handreiking. Deze is nu klaar en stuur ik conform mijn eerdere toezegging mee met
deze brief (Kamerstuk 33 578, nr. 103).5 Met deze handreiking en de daarin gemaakte afspraken geef ik ook invulling aan de
motie van de leden Ellemeet en Kuiken over het maken van afspraken met gemeenten over
de huisvestingsproblematiek van huisartsen.6
Huisartsen, regionale huisartsenorganisaties, zorgverzekeraars en gemeenten moeten
allemaal een stap naar voren zetten om de huisvestingsproblematiek op te lossen. Hierbij
is het cruciaal dat deze partijen regionaal en lokaal samenwerken. Bijvoorbeeld door
structureel overleg tussen regionale huisartsenorganisatie, zorgverzekeraar en gemeente.
Het H-team in Rotterdam is hier een mooi voorbeeld van. Daarin werken deze drie partijen
samen aan het vinden van oplossingen voor huisvestingsvragen van huisartsen. De handreiking
beschrijft de rol van elke partij en de verantwoordelijkheden en mogelijkheden die
zij zelf hebben om iets aan het probleem te doen. De handreiking helpt huisartsen
en gezondheidscentra bij het vinden van een oplossing door concreet te beschrijven
wat zij en anderen moeten doen als sprake is van huisvestingsproblematiek.
Met het opleveren van deze handreiking nemen LHV, InEen, VNG en ZN de verantwoordelijkheid
om hun eigen achterban en leden mee te nemen in de afgesproken rollen. Samen moedigen
we alle regionale huisartsenorganisaties, zorgverzekeraars en gemeenten aan om een
bijdrage te leveren aan het oplossen van de huisvestingsproblematiek.
Soms kan huisvestingsproblematiek ook door financiële knelpunten komen. Hoe vaak dat
voorkomt en waar deze financiële knelpunten precies zitten is nog niet duidelijk.
Samen met de LHV, InEen, VNG en ZN heb ik afgesproken om onderzoek te doen om deze
financiële knelpunten in kaart te brengen. Ik zal uw Kamer hierover in de tweede helft
van 2024 nader informeren. Daarnaast is de NZa dit najaar begonnen met een kostenonderzoek
om de maximumtarieven voor de huisartsenzorg te herijken. In dit kostenonderzoek wordt
huisvesting op uitgebreidere wijze uitgevraagd dan in het voorgaande kostenonderzoek.
De nieuwe tarieven zullen ingaan per 1 januari 2025.
Nieuwe organisatie avond-, nacht- en weekendzorg
In het IZA heb ik met partijen afspraken gemaakt over de avond-, nacht- en weekend
(ANW) diensten die huisartsen leveren. De aanleiding voor deze afspraak was dat de
dienstendruk door praktijkhoudend huisartsen als erg hoog werd ervaren, onder meer
omdat de verplichting om diensten te vullen alleen bij de praktijkhouders ligt. Waarnemend
huisartsen draaien weliswaar vaak diensten maar wanneer een praktijkhouder een dienst
niet zelf kon doen, en deze ook niet kon worden ingevuld door een waarnemend huisarts,
dan bleef de praktijkhouder zelf verantwoordelijk om de dienst in te vullen. Diensten
werden daardoor op piekmomenten zoals met feestdagen of vakanties soms voor veel geld
doorverkocht aan waarnemend huisartsen om zo toch maar de dienst te kunnen vullen.
Voor de doorverkoop van diensten geldt namelijk een vrij tarief, terwijl praktijkhouders
een vast maximumtarief ontvangen. Er was dus sprake van een onevenwichtige verdeling
van verantwoordelijkheden en er werden verschillende tarieven voor dezelfde diensten
betaald. Dit zette de solidariteit binnen de beroepsgroep onder druk.
Om deze knelpunten aan te pakken, heb ik in het IZA met partijen uit de huisartsenzorg
concrete afspraken gemaakt over een nieuwe organisatie van de ANW-zorg. Kern hiervan
is dat de huisartsendienstenstructuren (HDS’en), de organisaties achter de huisartsenposten,
de druk evenwichtiger verdelen over de praktijkhoudend en waarnemend huisartsen. Dat
betekent onder meer dat HDS’en het zogenaamde «vrij roosteren» invoeren, dat op een
aantal plekken in het land al eerder was ingevoerd en waar goede ervaringen mee zijn.
Dit systeem houdt in dat praktijkhouders en waarnemers samen verantwoordelijkheid
nemen om het dienstenrooster in de regio te vullen. Bij deze werkwijze zijn de praktijkhouders
niet langer alleen verantwoordelijk voor het vullen van de diensten, maar is dit een
gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle huisartsen die bij de HDS zijn aangesloten.
Om te stimuleren dat zowel praktijkhouders als waarnemers zich committeren aan de
nieuwe manier van werken, heb ik de NZa gevraagd om de tarieven voor ANW-zorg (die
de praktijkhouders ontvangen voor de diensten die zij moeten invullen) te herijken
met ingang van 2023. Als resultaat van de herijking zijn de maximumtarieven sterk
verhoogd en gedifferentieerd. Daarbij is ook rekening gehouden met het moment van
de dienst: de nachten en feestdagen zijn moeilijker in te vullen dan de avonddiensten
of in het weekend overdag en voor deze periodes geldt daarom een hoger maximumtarief.
Partijen hebben afgesproken dat zorgverzekeraars de nieuwe tarieven alleen vergoeden
wanneer huisartsen de diensten daadwerkelijk evenwichtig verdelen. Dit is afgesproken
om te voorkomen dat de nieuwe tarieven de prijzen voor waarnemers alleen maar verder
doen stijgen.
Een laatste onderdeel van de afspraak over de nieuwe invulling van de ANW-zorg is
dat betrokken partijen mij verzocht hebben te onderzoeken of de tarieven bij de doorverkoop
van diensten aan waarnemers ook gereguleerd kunnen en moeten worden. Op mijn verzoek
heeft de NZa daarom in de zomer een advies uitgebracht over de mogelijkheden tot striktere
regulering van het doorverkopen van diensten aan waarnemers, door het toepassen van
een maximumtarief op onderlinge waarneming. Daarin heeft de NZa aangegeven dat dit
mogelijk is, maar dat dit een zorgvuldige afweging vraagt en dat hiervoor meer inzicht
nodig is in de resultaten van de nieuwe ANW-organisatie. Wanneer de recent gemaakte
afspraken al leiden tot het gewenste resultaat is het namelijk niet nodig om striktere
regulering door te voeren. Ook kan striktere regulering negatieve bijeffecten veroorzaken.
Ik heb uw Kamer daarover al geïnformeerd en daarbij toegezegd om voor het einde van
het jaar terug te komen op de voortgang.7 Dat doe ik met deze brief.
Partijen zijn al hard aan de slag gegaan om de nieuwe manier van werken te realiseren.
Vanaf het tweede kwartaal van dit jaar zijn de eerste HDS’en gestart met het vrij
roosteren, gevolgd door het grootste deel van alle HDS’en per 1 oktober 2023. Alle
huisartsen die zijn aangesloten bij de huisartsenposten met een goedgekeurd implementatieplan
ontvangen sindsdien ook de nieuwe tarieven. De paar HDS’en die nog niet zijn gestart
zullen volgen per 1 januari 2024. De eerste signalen van de huisartsen, huisartsenposten
en zorgverzekeraars over de nieuwe manier van werken, het vrij roosteren en de uitwerking
daarvan op de dienstendruk zijn overwegend positief. Op veel plekken committeren waarnemers
zich aan een HDS voor het uitvoeren van een afgesproken (minimum) aantal diensten,
wat voor deze groep ook betekent dat ze zelf inbreng hebben in wanneer zij deze diensten
uitvoeren. Een aanzienlijk deel van alle diensten wordt zo al verdeeld over praktijkhouders
en waarnemers.
Om de voortgang goed bij te houden, hebben huisartsen en zorgverzekeraars afgesproken
om de ontwikkelingen op proces en inhoudelijk te monitoren, zodat resultaten van het
ingezette beleid zichtbaar worden en er ook kan worden bijgestuurd. Het gaat daarbij
om het landelijk beeld en om de vergelijking tussen verschillende regio’s te kunnen
trekken. De opzet van de monitoring wordt op dit moment afgerond. Omdat de afspraken
nog zo vers zijn en zoals gezegd de meeste regio’s pas zeer recent zijn gestart met
de nieuwe manier van werken, is het nu nog niet goed mogelijk om al iets over de (landelijke)
effecten te zeggen. In het tweede kwartaal in 2024 zal een eerste volledige effectmeting
worden uitgevoerd.
Ik vind het belangrijk dat de gewenste effecten uiteindelijk bereikt worden: een betere
verdeling van de dienstendruk onder alle huisartsen en gelijke beloning voor gelijk
werk. Wanneer na een effectmeting blijkt dat doelstellingen niet gehaald worden met
de huidige afspraken, kan aanvullende regulering alsnog worden ingezet. Ik blijf de
ontwikkelingen daarom nauwgezet volgen en blijf hierover ook in gesprek met partijen
in de huisartsenzorg en met de NZa.
Ketenvorming
In dit onderdeel van de brief ga ik in op de ontwikkelingen in de ketenvorming in
de huisartsenzorg. Hieronder schets ik eerst de context van dit onderwerp. Daarna
ga ik in op de uitvoering van twee moties en de verschillende stappen die de toezichthouders
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), de NZa en ikzelf zetten. In deze brief ga
ik voornamelijk in op stappen binnen de huisartsenzorg, maar ik beschrijf ook enkele
zorgbrede stappen op het gebied van ketenvorming en private equity in de zorg. Tot
slot informeer ik u over mijn gesprekken met partijen uit de huisartsenzorg over nieuwe
aanbieders van huisartsenzorg in relatie tot kwaliteit en toegankelijkheid van zorg.
Deze partijen kunnen namelijk een belangrijke rol vervullen om ongewenste ontwikkelingen
bij ketenvorming tegen te gaan.
Context en definitie
Ketenvorming past in een trend waarin nieuwe organisatievormen in de huisartsenzorg
ontstaan. Van initiatieven die huisartsen ondersteunen in het (anders) organiseren
van hun praktijk tot grotere (soms internationale) ketens van private investeerders
die praktijken volledig overnemen. Er is maatschappelijk, bij patiënten, in de politiek
en binnen de beroepsgroep bezorgdheid over hoe sommige ketens in de huisartsenzorg
zich verhouden tot de kernwaarden en kerntaken van de huisartsenzorg. Met name als
het gaat om de kernwaarden «continu», «persoonsgericht» en «gezamenlijk». Zo is de
(fysieke) toegankelijkheid van de zorg niet altijd goed geborgd. Ditzelfde geldt voor
de samenwerking in de regio met andere partijen. Nieuwe aanbieders committeren zich
bijvoorbeeld niet altijd aan de afspraken over spoedzorg en de avond-, nacht- en weekenddiensten
in de regio. Daarnaast werken sommige ketens niet of nauwelijks met vaste huisartsen.
Financiële resultaten lijken in sommige gevallen belangrijker dan het bieden van goede
huisartsenzorg. Ik deel daarom de zorgen over deze ontwikkelingen.
Tegelijkertijd is er nog relatief weinig bekend over deze nieuwe organisatievormen.8 Termen als «private equity», «commerciële huisartsenzorg» en «(bedrijfs)ketens» worden
door elkaar gebruikt en hiervoor bestaan geen duidelijke definities.
Regulier toezicht
Elke zorgaanbieder in Nederland moet zich houden aan de geldende wet- en regelgeving
en de door de beroepsgroep vastgestelde veldnormen. De IGJ en de NZa zien als toezichthouders
toe op de toegankelijkheid en kwaliteit van zorg. Zij treden op wanneer zorgaanbieders,
en dus ook ketens, zich niet houden aan de gestelde wettelijke richtlijnen en normen
van de beroepsgroepen. Zo heeft de IGJ bijvoorbeeld een aanwijzing gegeven aan keten
Centric Health omdat de spoedzorg overdag niet op orde was.9 De NZa heeft recent geen goedkeuring gegeven voor de overname van twee huisartsenpraktijken
door Co-Med.10
Uitvoering van twee moties
De Tweede Kamer heeft mij met de motie van de leden Hijink en Van den Berg verzocht
«te onderzoeken wat er nodig is om de kwalijke praktijken van commerciële overnames
van huisartspraktijken aan te pakken – bijvoorbeeld via een wettelijk verbod op het
betalen van goodwill bij het overnemen van huisartsenpraktijken».11 Daarnaast heeft de Kamer aan de hand van een motie van de leden Marijnissen en Bikker
mij gevraagd om «in het wetvoorstel «Integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders»
de noodzakelijke stappen te zetten die ervoor zorgen dat binnen de huisartsenzorg
eigenaarschap van private equity partijen tot het verleden gaat behoren en er geen
geld meer uit de huisartsenzorg naar derden verdwijnt».12
Ik vind het belangrijk dat we onwenselijke situaties rondom ketenvorming voorkomen,
zonder dat onnodige regulering aan het hele veld wordt opgelegd. Een algeheel verbod
op ketens of winstuitkering is juridisch niet uitvoerbaar, maar ook niet wenselijk
omdat daarmee ook goede aanbieders van huisartsenzorg zullen worden getroffen. Voor
de uitvoering van de moties zet ik daarom in op verschillende lijnen. Ten eerste streef
ik ernaar de problematiek scherper in beeld te krijgen door middel van verschillende
onderzoeken, zowel binnen de huisartsenzorg als zorgbreed. Daarnaast verken ik de
mogelijkheden en noodzaak voor aanvullende wet- en regelgeving. Tot slot ben ik in
gesprek met het partijen uit de huisartsenzorg over stappen die zij zelf kunnen zetten.
Twee onderzoeken
Binnen de huisartsenzorg doen de IGJ en de NZa onderzoek naar het fenomeen bedrijfsketens
in de huisartsenzorg en de mogelijke risicofactoren voor kwaliteit en toegankelijkheid
van zorg. Onderdeel van dat onderzoek is de vraag of de beide toezichthouders het
toezicht op dergelijke praktijken anders moeten vormgeven. Dit is complex en de toezichthouders
hebben tijd nodig om dit onderzoek zorgvuldig uit te voeren. De resultaten worden
begin 2024 verwacht en bevatten onder andere aanbevelingen voor VWS en veldpartijen.13 Na de publicatie van het onderzoek organiseren de IGJ en de NZa, in nauwe samenwerking
met het Ministerie van VWS, een gesprek met partijen uit het veld waarin de toezichthouders
hun bevindingen en aanbevelingen toelichten.
Daarnaast heb ik opdracht gegeven tot een breed onderzoek naar de effecten van private
equity-investeerders in de zorg.14 Dit onderzoek heeft betrekking op de gehele zorgsector, waaronder ook de huisartsenzorg.
De resultaten van dit onderzoek worden aan het eind van het eerste kwartaal van 2024
verwacht.
Verkenning aanvullende wet- en regelgeving
Ik onderzoek wat er nodig is om een wettelijke bevoegdheid te creëren voor de NZa
om overnames door zorgaanbieders tijdelijk te verbieden wanneer de IGJ of de NZa onderzoek
doen naar deze zorgaanbieders. Dit moet ertoe leiden dat organisaties die de zorg
(mogelijk) niet goed op orde hebben, zich niet verder kunnen uitbreiden zolang het
onderzoek loopt. In het eerste kwartaal 2024 zal ik de Kamer hierover informeren.
Daarnaast heb ik opnieuw gekeken naar de mogelijkheid om goodwillbetalingen te verbieden.
Deze betalingen bij overname van huisartsenpraktijken verzwakken de positie van beginnende
huisartsen die hun eigen praktijk willen starten. Jonge huisartsen kunnen deze goodwill
namelijk vaak niet betalen en kunnen dus niet opboksen tegen grotere partijen die
deze middelen wel hebben. Er is echter geen juridische mogelijkheid om goodwill te
verbieden zonder in strijd te komen met artikel 1 van het eerste protocol bij het
EVRM (bescherming van eigendomsrecht). Daarom blijf ik bestaande praktijkhouders oproepen
om geen goodwill te vragen bij de overdracht van hun praktijk, om zo geen onnodige
drempels op te werpen voor jonge huisartsen om praktijkhouder te worden.
Gesprekken met partijen uit de huisartsenzorg
Naast bovenstaande stappen heb ik structureel overleg met de LHV, InEen en ZN over
nieuwe aanbieders van huisartsenzorg in relatie tot kwaliteit en toegankelijkheid
van zorg. Net als ik, vindt de LHV het van belang dat nieuwe aanbieders op een goede
manier invulling geven aan de kernwaarden van de huisartsenzorg. Daarom heeft de LHV
in het kader «kwaliteit en toegankelijkheid van huisartsenzorg» beschreven hoe zij
goede huisartsenzorg zien, ook in relatie tot nieuwe aanbieders.15 Met genoemde partijen onderzoek ik of de beschrijving van de kernwaarden voldoende
handvatten biedt aan zorgverzekeraars bij de inkoop van zorg en aan toezichthouders
bij het toezicht op de huisartsenzorg. Waar nodig zal ik de beroepsgroep vragen de
kernwaarden verder te concretiseren, bijvoorbeeld in de vorm van een veldnorm.
Zoals ik al aangaf, zijn er ook zorgen over hoe nieuwe aanbieders van huisartsenzorg
zich verhouden tot regionale afspraken. In mijn gesprekken met de betrokken partijen
zie ik dat de samenwerking tussen regionale huisartsenorganisaties (RHO’s) en sommige
nieuwe spelers een uitdaging blijft. Ketens moeten zich conformeren aan de afspraken
die binnen een regio zijn gemaakt. RHO’s zijn door minder goede ervaringen soms terughoudend
bij de samenwerking met nieuwe ketens. Dat heeft bijvoorbeeld te maken met discontinuïteit
van de door ketens geleverde zorg, het niet nakomen van financiële afspraken of slechte
communicatie. Hoewel ik daar begrip voor heb, ben ik van mening dat RHO's zich open
moeten stellen voor samenwerking als ketens voldoen aan de gestelde eisen.
Ik vind het belangrijk dat alle partijen blijven samenwerken om goede huisartsenzorg
in elke regio toegankelijk te houden. Van RHO’s en zorgverzekeraars verwacht ik dat
ze aandacht hebben voor praktijkopvolging en -overnames in hun regio, bijvoorbeeld
als huisartsen met pensioen gaan. Op die manier kunnen zij gewenste praktijkovernames
door huisartsen stimuleren.
Beleidsopties om het werken met een vaste patiëntenpopulatie te bevorderen
Zoals ik hierboven heb beschreven heb ik samen met het veld een aantal belangrijke
stappen gezet om te zorgen dat iedereen in Nederland kan rekenen op goede huisartsenzorg.
Een belangrijk element bij het kunnen bieden van kwalitatief goede huisartsenzorg
is dat huisartsen zoveel mogelijk met een vaste patiëntenpopulatie werken. De basis
daarvoor is er ook: er zijn meer huisartsen dan ooit en 83% van de huisartsen in opleiding
geeft aan binnen 10 jaar praktijkhouder te willen worden. Toch zien we dat steeds
minder (jonge) huisartsen zich verbinden aan een vaste patiëntenpopulatie. Daarom
wil ik in kaart
brengen welke aanvullende mogelijkheden er zijn om het werken met een vaste patiëntenpopulatie
te stimuleren. Eerder heb ik toegezegd dat ik uw Kamer zal informeren over beleidsopties
om het praktijkhouderschap aantrekkelijker te maken. Dat doe ik met deze brief.
Ik vind het belangrijk om hierbij de nuance te maken dat het niet alleen gaat over
het aanmoedigen van praktijkhouderschap, maar over het stimuleren van het werken met
een vaste patiëntenpopulatie in brede zin. Huisartsen kunnen op verschillende manieren
werken met een vaste patiëntenpopulatie: als praktijkhouder, als huisarts in loondienst
of als vaste waarnemer. Ook binnen deze drie vormen is er veel ruimte voor eigen invulling
van de zorgverlening.
Om te komen tot kansrijke beleidsopties heeft het Ministerie van VWS recent een brede
werksessie georganiseerd om met partijen uit de huisartsenzorg te spreken over de
vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat meer huisartsen met een vaste patiëntenpopulatie
gaan werken. Hierbij waren niet alleen de partijen aanwezig die het IZA hebben ondertekend
(LHV, InEen, ZN en Patiëntenfederatie), maar ook andere partijen. Zoals huisartsen
in opleiding, huisartsenopleiders, andere zorgverleners uit de huisartsenpraktijk,
regionale en landelijke huisartseninitiatieven, zorgverzekeraars, regionale huisartsenorganisaties
en patiëntenorganisaties.
Vrijwel alle aanwezige partijen onderschrijven het belang van het stimuleren van de
vaste relatie tussen huisarts en patiëntenpopulatie. In de werksessie hebben we gezamenlijk
verkend welke aangrijpingspunten hiervoor zijn. De aangrijpingspunten die uit de werksessie
naar voren kwamen zijn op te delen in vier categorieën:
1. Het meenemen van jonge huisartsen: dit aangrijpingspunt gaat over het informeren en begeleiden van jonge huisartsen
bij de stap naar het worden van vaste huisarts.
2. Prikkels om het werken met een vaste populatie te stimuleren: bij dit aangrijpingspunt gaat het enerzijds over het belonen van het werken met een
vaste patiëntenpopulatie en anderzijds om het minder aantrekkelijk maken van werken
als of met wisselend waarnemer(s).
3. Laagdrempeliger maken van het beginnen als praktijkhouder: dit aangrijpingspunt richt zich specifiek op het praktijkhouderschap, een van de
vormen waarin huisartsen met een vaste populatie kunnen werken. De vraag is hoe goede
voorbeelden op dit gebied breder beschikbaar kunnen worden gemaakt.
4. Scherpere rollen en plichten van partijen in de regio: dit laatste aangrijpingspunt gaat over de rollen en verantwoordelijkheden van partijen
binnen een regio om de huisartsenzorg toegankelijk te houden. Alleen door samen te
werken kunnen partijen voldoende nieuwe huisartsen in de regio aantrekken en hen koppelen
aan vaste populaties patiënten. Ook hiervan bestaan al veel goede voorbeelden.
De komende tijd worden deze aangrijpingspunten ambtelijk met het veld verder uitgewerkt
tot concrete beleidsopties zodat deze voorgelegd kunnen worden aan een volgend kabinet.
Ik ben alle betrokken partijen dankbaar voor hun constructieve en kritische inbreng.
Afsluiting
Ik ben positief over de energie in de huisartsenzorg: ik zie dat er op veel plekken
in het land mooie initiatieven ontstaan waar huisartsen, regionale huisartsenorganisaties,
zorgverzekeraars en gemeenten samen werken aan huisartsenzorg die voor iedereen toegankelijk
is en blijft. De afspraken uit het IZA over de eerstelijnszorg en de huisartsenzorg
dragen daaraan bij. In de werksessie met partijen kwam ook naar voren dat het belangrijk
is aan de jonge generatie (potentiële) huisartsen te laten zien dat het huisartsenvak
een prachtig vak is. Ik sluit me volledig aan bij deze oproep.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers
Indieners
-
Indiener
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.