Brief regering : Beleidsreactie op IOB-evaluatie SRGR-beleid 2012-2022 (herdruk)
33 625 Hulp, handel en investeringen
Nr. 351 HERDRUK1
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2023
De Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken heeft eind september 2023 een onderzoek afgerond naar het Nederlandse
beleid op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en
hiv/aidsbestrijding in lage- en lagere middeninkomenslandenin de periode 2012–2022.
Hierbij treft u de IOB-evaluatie «Consistent Efforts, Persisting Challenges – Evaluation
of Dutch contributions to Sexual and Reproductive Health and Rights (2012–2022)» en
de beleidsreactie op dit rapport aan.
De evaluatie richt zich op twee pijlers van het Nederlands beleid: financiële steun
en diplomatieke inspanningen. De hoofdvraag van de evaluatie is: in hoeverre heeft
Nederland bijgedragen aan de verbetering van SRGR en aan het halt toe roepen van de
verspreiding van hiv/aids in lage- en lagere middeninkomenslanden en welke lessen
kunnen hieruit getrokken worden voor toekomstig beleid?
De evaluatie geeft een overzicht van het Nederlandse beleid, de uitvoering en resultaten
daarvan, en van de bestedingen aan SRGR en hiv/aids in de periode 2012–2022. Deze
uitgaven vallen onder beleidsartikel 3.1 (mondiale gezondheid en SRGR) van de begroting
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. De evaluatie volgt op een eerdere
IOB-evaluatie op het gebied van SRGR over de periode 2007–2012, die in 2013 aan de
Tweede Kamer werd gepresenteerd.
Het SRGR beleid
Elke vrouw en elk meisje heeft het recht om zelf te bepalen hoeveel kinderen ze krijgt,
wanneer en met wie. Dit kan alleen als zij toegang heeft tot goede informatie en voorlichting
maar ook tot betaalbare producten (zoals hiv-remmers en voorbehoedmiddelen) en diensten
op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid. Dit is geen vanzelfsprekendheid.
Hoewel afgelopen decennia grote stappen gezet, sterven er nog steeds 800 vrouwen en
meisjes per dag tijdens de zwangerschap of als gevolg van een bevalling. Dat is één
vrouw elke twee minuten. Ruim 200 miljoen vrouwen wereldwijd willen een zwangerschap
voorkomen maar hebben geen toegang tot moderne anticonceptie. Bijna de helft van de
abortussen wereldwijd is onveilig. Onveilige abortus is de belangrijkste oorzaak van
moedersterfte. Jaarlijks worden nog steeds 12 miljoen meisjes uitgehuwelijkt. Meisjes
die daarna geen onderwijs meer zullen krijgen. Meer dan 9 miljoen mensen met hiv hebben
geen toegang tot antiretrovirale middelen.
Keuzevrijheid en toegang tot seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR)
zijn essentieel voor een goede gezondheid en het welzijn van mensen. Als vrouwen en
meisjes toegang hebben tot de informatie, producten en diensten om zelf beslissingen
te nemen over hun lichaam en hun toekomst, heeft dit een positief effect op hun gezondheid,
opleiding, inkomen en veiligheid. En daarmee op de welvaart van samenlevingen. Een
effectieve seksuele en reproductieve gezondheidszorg redt mensenlevens, voorkomt substantieel
hogere medische kosten en speelt een potentieel aan mensen vrij die hun bijdrage kunnen
leveren aan werk en inkomen. SRGR scheppen daarmee noodzakelijke voorwaarden voor
welzijn, stabiliteit en economische groei in grote delen van de wereld. Het leidt
er ook toe dat de last en verspreiding van ernstige ziektes als hiv/aids worden ingedamd.
Daarom zet Nederland al decennia in op het verbeteren van wereldwijde toegang tot
seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Het bevorderen van keuzevrijheid
en de benadering vanuit mensenrechten vormen de kern van het Nederlandse internationale
beleid. Want dienstverlening op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid
is alleen effectief, als iedereen daar ook gebruik van kan maken. Het is essentieel
dat het recht op seksuele en reproductieve gezondheid wordt beschermd, gerespecteerd
en nageleefd.
Het kabinet staat pal voor de rechten van meisjes, vrouwen en gemarginaliseerde groepen
en Nederland is dan ook een consistente donor die financiële steun geeft aan organisaties
en programma’s op deze onderwerpen. Nederland is een vocale pleitbezorger die zich
inspant om internationale afspraken over de bescherming van SRG rechten te bewaken
en te versterken. Daarbij richt Nederland zich in het bijzonder op onderwerpen die
in grote delen van de wereld gevoelig liggen. Het gaat bijvoorbeeld om veilige abortus,
rechten voor LHBTIQ+ en sekswerkers.2 Deze stevige beleidsinzet als «donor met durf» is gebaseerd op internationaal erkende
expertise binnen Nederland op het gebied van SRGR.3
Met de Nederlandse mondiale gezondheidsstrategie 2023–2030 schaalde het kabinet de
inzet en financiering op het terrein van mondiale gezondheid en SRGR verder op.4 Ondanks de ombuigingen op de BHOS-begroting in 2023 droeg Nederland extra bij aan
de WHO, UNAIDS, aan het Global Fund ter bestrijding van Tuberculose, Aids en Malaria,
aan het Pandemie Fonds en werden extra middelen naar de posten in focuslanden gedelegeerd.5 Ook is capaciteit in Den Haag en op de Permanente Vertegenwoordiging in Geneve op
het terrein van mondiale gezondheid uitgebreid. Met deze inzet draagt Nederland bij
aan het overeind houden en versterken van basisgezondheidszorg in ontwikkelingslanden,
waaronder SRGR. De Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (SDGs) – en in het bijzonder
SDG3 en SDG5 – gericht op goede gezondheid en welzijn voor iedereen – vormen hierbij
het uitgangspunt.
De IOB evaluatie
IOB heeft onderzoek gedaan naar door Nederland gesteunde programma’s en organisaties
op het gebied van SRGR. IOB deed dat op basis van beschikbare evaluaties van deze
programma’s en op basis van nader onderzoek naar de uitvoering van Nederlandse programma’s
in Uganda en Bangladesh. IOB onderzocht ook of Nederland in staat is geweest om bestaande
afspraken op het gebied van SRGR in de belangrijkste internationale fora te beschermen
en uit te breiden.
IOB concludeert dat Nederland in de periode 2012–2022 heeft bijgedragen aan verbeteringen
in SRGR en aan het verminderen van de ziektelast van hiv/aids in lage- en lagere middeninkomenslanden.
IOB stelt vast dat de Nederlandse steun aan SRGR tot positieve resultaten heeft geleid,
door een grotere beschikbaarheid van producten voor seksuele en reproductieve gezondheid
(zoals condooms) en hiv-remmers. IOB bevestigt dat door toename van het gebruik van
anti-retrovirale behandelingen (ART) aids-gerelateerde sterfte en hiv-besmettingen
zijn gedaald. In het rapport van IOB staat daarnaast dat de gezondheid van moeders
en kinderen op lokaal niveau is verbeterd en aan betere toegang tot informatie over
SRGR voor jongeren.
Tegelijkertijd stelt IOB ook vast dat verschillende door Nederland ondersteunde interventies
niet tot de verwachte uitkomsten hebben geleid, bijvoorbeeld waar het gaat om gedragsverandering
of besluitvorming onder jongeren over seksualiteit en voortplanting.
IOB merkt bovendien op dat de kwaliteit van verschillende evaluaties van door Nederland
gesteunde programma’s onvoldoende was om met zekerheid te kunnen vaststellen welke
bijdrage de interventies precies hebben geleverd aan het bereiken van de resultaten
op het gebied van SRGR. Dit heeft ertoe geleid dat IOB niet in staat was om de mate
waarin het Nederlands beleid heeft bijgedragen aan SRGR precies vast te stellen.
Op het gebied van de diplomatieke inspanningen concludeert IOB dat Nederland een belangrijke
bijdrage leverde aan het handhaven en bewaken van internationale afspraken op het
gebied van SRGR. IOB bevestigt dat dit in een aantal gevallen ook leidde tot het verder
brengen van eerder overeengekomen afspraken. IOB raadt aan nader onderzoek te doen
naar de resultaten die dit heeft opgeleverd voor mensen in landen waar deze rechten
onder druk staan.
De beleidsreactie
Het kabinet verwelkomt de hoofdconclusies en de constructief-kritische toon van de
IOB-bevindingen. Er is wereldwijd veel voortgang geboekt op het terrein van SRGR maar
de uitdagingen zijn groot. COVID-19 en een groeiende weerstand tegen SRGR hebben een
grote impact gehad op gezondheid wereldwijd, resultaten teruggedraaid en toegang tot
SRGR voor mensen in kwetsbare omstandigheden beperkt. Juist daarom is deze IOB-evaluatie
tijdig en relevant. Het Nederlandse beleid heeft de afgelopen tien jaar bijgedragen
aan verbeterde toegang tot SRGR wereldwijd en aan positieve trends op het terrein
van seksuele gezondheid. Maar het kan inzichtelijker en beter.
Het kabinet zal het onderzoek gebruiken om de uitvoering van het huidige beleid te
verbeteren. Waar beleidsaanpassingen wenselijk zijn, zal dit worden voorgelegd aan
een volgend kabinet. In de bijlage treft u een reactie op de aanbevelingen van IOB.
In de kern ziet het kabinet op basis van de IOB conclusies de volgende aandachtspunten.
Allereerst moet de kwaliteit van de evaluaties van door Nederland gesteunde partners
en programma’s beter. Ook kan bestaand bewijs, over wat wel en wat niet werkt, explicieter
mee worden genomen in de voorbereiding van beleidskeuzes. Daarbij is aandacht voor
seksuele voorlichting en educatie, voor gender mainstreaming en voor het daadwerkelijk
bereiken van de meest moeilijk te bereiken groepen («last mile»). IOB wijst met name op de, niet met bewijs onderbouwde, keuze om begrotingssteun
aan de gezondheidssector in lage en lagere middeninkomenslanden sterk af te bouwen
en het besluit om vooral projectsteun te geven ter versterking van de capaciteit van
organisaties van het maatschappelijk middenveld. Het kabinet hecht eraan te benadrukken
dat begrotingssteun te risicovol wordt geacht vanwege de fragiele situaties waarin
veel van de SRGR focus-landen zich bevinden.
Sterke gezondheidssystemen vormen de ruggengraat van een goede mondiale gezondheid
en van SRGR voor iedereen. IOB merkt hierover op dat Nederland weliswaar heeft bijgedragen
aan korte termijn verbeteringen in gezondheidssystemen, maar er te weinig in slaagde
om ook systemische effecten te realiseren. Het onderstreept de voortdurende uitdagingen
waarnaar de titel van de IOB evaluatie (Consistent efforts, persisting Challenges) verwijst. De Nederlandse mondiale gezondheidsstrategie 2023–2030, waarin het versterken
van (primaire) gezondheidssystemen één van de drie prioriteiten is, biedt een goed
kader om hier verder mee aan de slag gaan.
Leiderschap van overheden in lage en lagere middeninkomens landen is essentieel om
duurzame en sterke gezondheidssystemen mogelijk te maken. De Nederlandse steun gaat
mede daarom voor een belangrijk deel naar partners als de WHO, UNAIDS, UNFPA en grote
gezamenlijke fondsen waaronder de Global Financing Facility en het Pandemic Fund van
de Wereldbank.6 Deze spelers zijn door hun omvang, mandaat en invloed in staat positief beleid af
te dwingen. Het kabinet erkent dat dit een complexe opgave is. Het vereist een niet
aflatende inzet waarbij via innovatieve financieringsmechanismes internationale steun
wordt gekoppeld aan de beschikbaarheid van nationale financiering en beleidsruimte.
Een ander aandachtspunt is het programmabeheer door het ministerie. Het kabinet erkent
dat dit een aandachtspunt is. Dit komt deels door (beperkte) capaciteit maar deels
ook door de complexiteit en fragmentatie van programma’s en partnerschappen en de
manier van monitoren en rapporteren van resultaten. Het is aan een volgend kabinet
om uit te werken hoe het programmabeheer kan worden verbeterd en efficiënter kan worden
gemaakt. Dit kan bijvoorbeeld in de uitwerking van nieuwe strategische partnerschappen
met het maatschappelijk middenveld en door tegen het licht houden van de bestaande
monitorings- en rapportage instrumenten. Ook ziet het kabinet de aanbeveling van IOB
om pleitbezorging en dienstverlening beter aan elkaar te koppelen of de verhouding
tussen beiden te heroverwegen als een belangrijke overweging voor nieuwe programmering.
De meetbaarheid van het beleid
De beleidsevaluatie maakt duidelijk dat Nederland de afgelopen tien jaar heeft bijgedragen
aan het verbeteren van toegang tot SRGR wereldwijd en het verminderen van de ziektelast
van hiv/aids in lage- en lagere middeninkomens landen. Maar, de beleidsevaluatie maakt
helaas ook duidelijk dat niet inzichtelijk is in welke mate de Nederlandse inspanningen
dat hebben gedaan. IOB stelt dat de directe relatie tussen de Nederlandse inspanningen
en concrete resultaten voor de mensen voor wie we het doen, onvoldoende kon worden
aangetoond.
In dit verband hecht het kabinet eraan te benadrukken dat het bevorderen van SRGR,
zeker voor moeilijk bereikbare groepen, financiële, diplomatieke en politieke inzet
van vele spelers vergt, en een goede coördinatie. Het vraagt om een duurzame gezondheidsarchitectuur
en geïntegreerde zorgsystemen die niet louter met de inspanningen van alleen Nederland
kunnen worden gebouwd. Om de doelstellingen van het SRGR-beleid te bereiken wordt
daarom bewust aansluiting gezocht bij de gezamenlijke inspanningen van grote multilaterale
instellingen, fondsen en internationale ngo’s die via hun lokale partners verder kunnen
komen dan Nederland alleen.
Nederland zet daarbij in op voorspelbare ongeoormerkte financiering van ervaren partnerorganisaties
met expertise en een bewezen trackrecord. Het gaat daarbij om de VN, internationale
ngo’s en mondiale gezondheidsfondsen. Dit komt de slagkracht, efficiëntie en effectiviteit
van deze spelers ten goede. Vanwege hun omvang, bereik en schaalvoordelen zijn deze
spelers succesvol gebleken in het aanwenden van hun invloed om via gezamenlijke inkoop
lagere prijzen te bedingen voor zeer noodzakelijke producten op het gebied van gezondheidszorg
en SRGR. De evaluatie stelt vast dat Nederland heeft bijgedragen aan deze schaalvoordelen
door meerjarige ongeoormerkte financiële steun. Een gevolg hiervan is wel dat de specifieke
contributie van de Nederlandse inspanningen aan behaalde impact in specifieke lage
en lage-middeninkomens landen lastig te herleiden is. Hiertegenover kan worden gesteld
dat met elk meisje dat mede door de Nederlandse inzet toegang heeft gekregen tot met
veilige abortus of anticonceptie, mensenlevens zijn gered.
De trends en ontwikkelingen op het gebied van de door Nederland nagestreefde SRGR-doelstellingen
zijn overwegend positief. Dalende aids-gerelateerde sterfte en hiv-besmettingen, betere
gezondheid voor moeders en kinderen, meer beschikbaarheid van producten, zijn voorbeelden.
Zo ging in Sub-Sahara Afrika het aantal aids-gerelateerde sterfgevallen van 130 per
100.000 inwoners in 2012 naar 77 per 100.000 in 2019.7 In het rapport van IOB staat daarnaast dat de gezondheid van moeders en kinderen
op lokaal niveau is verbeterd. Dat ziet het kabinet bijvoorbeeld terug in het dalende
percentage van kindersterfte in Sub-Sahara Afrika van bijna 10% in 2012 naar 7.4%
in 2021.8 Dit wordt in de IOB-evaluatie ook uitvoerig gedocumenteerd. Nederland is wereldwijd
de derde donor op het terrein van SRGR en hoewel IOB niet in staat was om de precieze
bijdrage van Nederland aan deze trends te verbinden, voelt het kabinet zich door deze
positieve ontwikkelingen gesterkt in de gemaakte keuzes voor stevige financiële en
diplomatieke inzet ten behoeve keuzevrijheid en toegang tot SRGR.
Slotopmerkingen
Nederland heeft in de onderzochte periode belangrijke resultaten behaald in een weerbarstige
internationale context gekenmerkt door toenemende weerstand tegen SRGR, met krimpende
ruimte voor maatschappelijk middenveld. Ook de COVID-pandemie heeft in die periode
grote impact gehad op gezondheid wereldwijd en toegang tot SRGR voor mensen in kwetsbare
omstandigheden beperkt.
In 2021 was bijna de helft van de zwangerschappen in de wereld ongepland, en was 45%
van alle abortussen onveilig. In Sub-Sahara Afrika hebben adolescente meisjes en jonge
vrouwen (tussen 15 en 24 jaar) drie keer meer kans om hiv op te lopen dan adolescente
jongens en jonge mannen. In 2020 bedroeg de moedersterfte in lage-inkomenslanden 430
per 100.000 levendgeborenen, tegenover 12 in hoge-inkomenslanden.
Zonder toegang tot basisgezondheidszorg en SRGR zullen we de Ontwikkelingsdoelen –
SDG 3 in het bijzonder niet behalen. Een geïntegreerde mondiale aanpak, zoals vastgesteld
in de Nederlandse mondiale gezondheidsstrategie 2023–2030, is nodig omdat de uitdagingen
op het gebied van de gezondheidszorg steeds internationaler, multidimensionaal en
complexer worden. De duurzame versterking van gezondheidssystemen zal daarom meer
aandacht gaan krijgen in de toekomst om verbeterde toegang tot primaire gezondheidszorg
en SRGR te kunnen waarborgen. Ook op gemeenschapsniveau waar preventie en reactie
op epidemieën en pandemieën levens redt.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
G.E.W. van Leeuwen
BIJLAGE 1: GEDETAILLEERDE BELEIDSREACTIE OP DE AANBEVELINGEN VAN IOB.
IOB-aanbeveling 1: Leg het SRGR-beleid duidelijk vast in een geactualiseerde beleidsnotitie
waarin de doelstellingen, beleidskeuzes, prioriteiten, kanalen en de relatie tussen
SRGR en de Nederlandse mondiale gezondheidsstrategie kunnen worden meegenomen.
Het demissionaire kabinet laat het aan een volgend kabinet om een geactualiseerde
beleidsnotitie over SRGR te overwegen. Wel werkt het ministerie op dit moment aan
een herziening van de bestaande veranderingstheorie voor het SRGR-beleid. In dit document
worden de doelstellingen op het gebied van Mondiale Gezondheid en SRGR, zoals vastgelegd
in de Nederlandse mondiale gezondheidsstrategie, in onderlinge verbondenheid toegelicht,
uitgewerkt en verder onderbouwd. Dit kan benut worden om de aannames die ten grondslag
liggen aan het SRGR-beleid, de doelgroepen waarop we ons richten en de keuzes voor
financieringsmodaliteiten tegen het licht te houden. Het kabinet onderschrijft het
advies van IOB om bestaand bewijs, over wat wel en wat niet werkt, explicieter mee
te nemen in de voorbereiding van beleidskeuzes. De in opdracht van IOB uitgevoerde
Evidence & Gap Map uit 2021, waarnaar in het rapport wordt verwezen, is daarvoor een bruikbaar instrument.
Bij onvoldoende bewijs zal in overleg met IOB gekeken kunnen worden naar mogelijkheden
de aannames te testen om te leren in welke situaties de aannames valide zijn en waarom.
Aanbeveling 2: Geef meer gewicht aan programmabeheer en breng programmabeheer in balans
met de aandacht die diplomatieke inspanningen en ad-hoc activiteiten vergen van de
beleidsmedewerkers op SRGR.
Het kabinet onderschrijft de bevinding van IOB dat SRGR-diplomatie en ad-hoc activiteiten
veel vragen van de organisatie. Dat komt ook vanwege de toenemende druk op SRGR, gendergelijkheid
en LHBTIQ+. Hierdoor vergt het een steeds grotere inspanning om bestaande afspraken
veilig te stellen en hoog te houden. Want hoewel in veel landen nog steeds voortgang
wordt geboekt en meer landen zich internationaal uitspreken voor toegang tot SRGR,
wordt het over het algemeen steeds moeilijker om de Nederlandse inzet op het terrein
van SRGR te realiseren. Tegenkrachten zijn steeds beter georganiseerd en gefinancierd.
Diplomatieke inspanningen, bij de VN, de EU en op landenniveau, zijn essentieel om
bestaande kaders te beschermen en voortgang te blijven boeken. Hierbij wordt ook nauw
samengewerkt met het maatschappelijk middenveld. Het kabinet zet zich ervoor in om,
met meer focus, aangescherpte strategieën en versterkte samenwerking met gelijkgezinde
landen, zo effectief en efficiënt mogelijk te doen in lijn met onze inzet middels
het feministisch buitenlands beleid (FBB).
IOB constateert terecht dat de aandacht en capaciteit voor programmabeheer essentieel
blijft. Adequaat programmabeheer, inclusief monitoren, evaluatie en leren (MEL) vormt
de basis voor een effectief en toekomstgericht SRGR-beleid. Want alleen als we leren
en kunnen sturen op basis van geleerde inzichten kunnen we het beleid aanpassen aan
de altijd veranderende context. Deze leerfunctie is in de afgelopen jaren versterkt
met meer capaciteit voor en expertise op MEL in Den Haag en op de posten. Dit voedt
nieuwe financieringsbesluiten en geeft de noodzakelijke onderbouwing voor de Nederlandse
SRGR diplomatie. Dat is verbeterd en moet verder op orde worden gebracht.
Een aanzienlijk deel van de programmering is gestoeld op donorcoördinatie en het delegeren
van activiteiten aan ervaren partnerorganisaties met expertise en een bewezen trackrecord.
Zoals de VN, internationale en Nederlandse ngo’s en mondiale gezondheidsfondsen. Het
monitoren, evalueren en leren van deze activiteiten, als onderdeel van het programmabeheer,
kan verbeterd worden door bijvoorbeeld de Nederlandse ambassades in de SRGR-focuslanden
hiertoe beter en gerichter in te zetten. Daarnaast kan nog meer dan voorheen gebruik
worden gemaakt van de kennis en grotere monitoringscapaciteit van gelijkgezinde donoren
(waaronder de EU). De verwachting is dat dit en het herzien van de systemen voor monitoring,
zoals aanbevolen door IOB, verder zal bijdragen aan versterking van het programmabeheer.
Bij deze herziening kan gebruik gemaakt worden van de kennis en expertise van IOB.
In overeenstemming met de Nederlandse mondiale gezondheidsstrategie 2023–2030 en de
OESO-DAC Peer Review 2023 kan Nederland meer focus aanbrengen en zich bij de monitoring
en evaluatie van SRGR-activiteiten richten op een beperkt aantal prioritaire aandachtsgebieden.9 Samenwerking met en betrokkenheid van gelijkgezinde donoren in grote fondsen of programma’s
speelt hierin belangrijke een rol. Het samenspel van de genoemde maatregelen brengt
focus en zorgt ervoor dat bestaande monitoringscapaciteit effectiever kan worden ingezet,
hetgeen de verantwoording en het leren ten goede komt.
Aanbeveling 3: Heroverweeg het huidige uitvoeringsmodel van de strategische partnerschappen
zodat de hoge beheerskosten en fragmentatie op landenniveau verminderen.
Het kabinet onderschrijft de bevindingen van IOB dat het huidige model van strategische
partnerschappen complex is door de vele uitvoeringsniveaus (lokaal, nationaal, regionaal,
internationaal), de vele partners, en een diversiteit aan activiteiten in een groot
aantal zeer verschillende landen en contexten. Van belang is te signaleren dat de
hoge fragmentatie aan activiteiten onder de strategische partnerschappen ook het gevolg
is van de gewenste autonomie voor het maatschappelijk middenveld. Deze autonomie is
noodzakelijk voor de onafhankelijke rol van maatschappelijke organisaties. Diezelfde
autonomie is alleen minder bevorderend voor het vinden van complementariteit met andere
SRGR-activiteiten van het ministerie.10 Een verbeterde coördinatie en afstemming op SRGR, ook door het ministerie, is noodzakelijk
om coherent en effectief beleid te kunnen voeren, met behoud van de autonomie van
het maatschappelijk middenveld in hun programmering.
Voorliggende SRGR-beleidsevaluatie maakt inzichtelijk dat het uitvoeringsmodel van
de strategische partnerschappen uitdagingen brengt voor het programmabeheer bij het
ministerie en zorgt voor hoge indirecte kosten en vertraging in de uitvoering van
de activiteiten door de partners. De aanbeveling om het uitvoeringsmodel te herzien
betreft niet alleen de SRGR-partnerschappen, maar het gehele beleidskader Versterking
Maatschappelijk Middenveld. Het kabinet zal de deze aanbeveling daarom meenemen in
de uitwerking van een nieuw beleidskader voor strategische partnerschappen met het
maatschappelijk middenveld per 2026. De door IOB gesuggereerde verschuiving naar meer
directe financiering voor ervaren niet gouvernementele en maatschappelijke organisaties
in lage en lage-middeninkomens landen acht het kabinet zeer welkom en wordt ter hand
genomen. Hetzelfde geldt voor de aanbeveling om activiteiten op pleitbezorging en
beleidsbeïnvloeding binnen de partnerschappen nauwer aan te sluiten op daadwerkelijke
dienstverlening op het gebied van SRGR als ook een verbeterde coördinatie tussen de
verschillende SRGR-activiteiten. Ook kan worden gekeken of de verhouding tussen pleitbezorging
en dienstverlening moet worden heroverwogen.
Aanbeveling 4: Wees realistisch over de beperkte mogelijkheden om duurzame inbedding
van activiteiten te realiseren na beëindiging van de Nederlandse projectsteun. Als
gevolg van de mensenrechtenbenadering binnen het Nederlandse SRGR beleid en een vaak
beperkt eigenaarschap op nationaal en internationaal niveau, zijn de mogelijkheden
om activiteiten over te dragen klein.
Deze aanbeveling is voor het kabinet een erkenning van de lastige context waarin Nederland
resultaten probeert te behalen op gevoelige onderwerpen voor mensen in de meest kwetsbare
omstandigheden. Door toenemende druk op SRGR en afnemende ruimte voor maatschappelijk
middenveld, maar ook door groeiende instabiliteit en (klimaat-)crises wereldwijd zullen
gezondheidssystemen verder verzwakken. Hierdoor zullen ongelijkheden, inclusief op
het gebied van gezondheid, alleen maar toenemen. Dit vraagt juist om een benadering
gestoeld op universele mensenrechten. Om vooruitgang te boeken houdt Nederland sterk
rekening met de lokale context en met die groepen die zich in kwetsbare situaties
bevinden. Nederland werkt ook nauw samen met lokale partners.
Zoals IOB schetst kosten de processen die tot gedragsverandering moeten leiden tijd.
Het kabinet onderschrijft dit en benadrukt dat dit zeker geldt in fragiele contexten,
zoals dat in toenemende mate het geval is voor de landen waarin Nederland werkt op
het terrein van SRGR. IOB geeft in overweging om programma’s die tot gedragsverandering
moeten leiden, voor een langere tijdsperiode te financieren en beter zorg te dragen
voor de lokale inbedding van deze programma’s wanneer Nederlandse programma’s ten
einde lopen. Hiernaast kan tevens het voortzetten of opschalen van activiteiten die
resultaten opleveren volgens IOB verder worden onderzocht.
Het kabinet ziet deze aanbeveling als ondersteunend aan de gemaakte beleidskeuzes
op SRGR en zal de verschillende aanbevelingen op dit terrein overwegen bij nieuwe
programmering.
Aanbeveling 5: Wees voorzichtig met wat realistisch gezien kan worden gemonitord op
het niveau van middellange termijn en lange termijn resultaten en impact. De indicatoren
die daarvoor worden gebruikt, vereisen in het algemeen (1) onafhankelijke evaluatie;
(2) een robuuste onderzoeksopzet; (3) langere tijdpaden om het oorzakelijk verband
tussen resultaten en interventies met zekerheid te kunnen vaststellen.
Het kabinet onderkent dat de manier waarop uw Kamer over resultaten op het terrein
van SRGR wordt geïnformeerd moet worden herzien. Op dit moment worden zowel korte
als (middel)lange termijn indicatoren opgenomen in het jaarverslag en de aanvullende
resultatenrapportage. Het meten van middellange en langetermijneffecten op het gebied
van SRGR en verandering van sociale normen is erg complex, waarbij indicatoren slechts
een indicatie geven van de voortgang.
Het kabinet onderkent tevens dat de bijdrage van Nederland aan resultaten op een betrouwbare
manier gemeten moeten worden en dat het niet realistisch is om jaarlijks te trachten
de lange termijn verandering te meten. Het is aan een volgend kabinet om te overwegen
de aanbevelingen van IOB over te nemen en de jaarlijkse monitoring, de hoeveelheid
en focus van indicatoren te herzien.
Aanbeveling 6: Verbeter de kwaliteit van decentrale evaluaties van uitvoerende organisaties
en het ministerie.
IOB benoemt verschillende mogelijkheden tot verbeteren van de kwaliteit van evaluaties.
Zo vraagt IOB het ministerie om evaluaties tot 2 jaar na afloop van projectactiviteiten
mogelijk te maken. Deze suggestie vergt een nadere afweging gelet op een aantal beheersmatige
gevolgen van dit advies.
IOB benoemt ook mogelijkheden om de kwaliteit van evaluaties van de uitvoerende organisaties
en het ministerie op het gebied van SRGR te verbeteren door, voor een aantal grotere
programma’s, meer op bijvoorbeeld kennis, gedrag en omgangsvormen te gaan evalueren
en door gendermainstreaming standaard mee te nemen. In overeenstemming met het Feministisch
Buitenlands Beleid zal het kabinet beter gaan toezien op een goede inbedding van gender
in de evaluaties.
Het kabinet waardeert de suggestie van IOB om de resultaten van Nederlandse SRGR-diplomatie
inzichtelijker te maken. Dit wordt meegenomen als aandachtspunt voor toekomstige evaluaties.
De wisselwerking tussen SRGR-diplomatie op internationaal niveau en het welzijn van
de doelgroepen in de lage en lage-middeninkomens landen is onderwerp van het dagelijkse
werk op het ministerie, de ambassades en permanente vertegenwoordigingen in Geneve
en New York. Hierin wordt ook nauw opgetrokken met het maatschappelijk middenveld
zowel op internationaal en regionaal, als nationaal en lokaal niveau. Voor de ontwikkeling
van het SRGR-beleid is het waardevol deze verbanden inzichtelijk te maken en daarvan
te leren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
G.E.W. van Leeuwen, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking