Brief regering : Stimuleren innovatieve geneesmiddelenontwikkeling
29 477 Geneesmiddelenbeleid
Nr. 867
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2023
In de afgelopen tijd is er veel met uw Kamer over de beschikbaarheid van geneesmiddelen
gesproken. Meestal gaat het dan over problematiek rondom geneesmiddelentekorten, over
patiënten die door een vaak complexe set van factoren geen toegang hebben tot het
geneesmiddel dat is voorgeschreven1. Of over geneesmiddelen die zo kostbaar zijn dat hun prijs de beschikbaarheid voor
de Nederlandse patiënt afremt2. Er is echter ook een groep patiënten bij wie beschikbaarheid van geneesmiddelen
een andere reactie oproept, namelijk de patiënten met een ziekte die we helaas nog
niet kunnen behandelen. Voor hen zijn er simpelweg geen geneesmiddelen beschikbaar.
Of zijn de beschikbare opties niet toereikend, vanwege ernstige bijwerkingen of beperkte
effectiviteit. Dit wordt geduid als een onvervulde medische behoefte, ofwel unmet medical need. Ik heb eerder uitgesproken dat ik meer regie wil op geneesmiddelenontwikkeling.
Deze uitspraak deed ik naar aanleiding van de publicatie van een rapport over de financiering
van geneesmiddelenonderzoek3. Ik wil de verantwoordelijkheid die ik voel toelichten met drie belangrijke conclusies
uit dit rapport.
Ten eerste laat het rapport zien dat geneesmiddelenontwikkeling sterk financieel gedreven
is en dat de verwachte betalingsbereidheid van overheden voor geneesmiddelen een grote
rol speelt in investeringsbeslissingen van private partijen in geneesmiddelenonderzoek.
Als Minister heb ik de middelen om te sturen met de betalingsbereidheid. Het vergoedingensysteem
kan sterker gekoppeld worden aan de medische behoefte.
Het tweede punt is dat kennis van het ziektebeeld een belangrijke voorwaarde is voor
geneesmiddelenontwikkeling. Zonder begrip van de biologie die ten grondslag ligt aan
de ziekte kunnen geen effectieve geneesmiddelen worden ontwikkeld. Onderzoek hiernaar
wordt voornamelijk gedaan met publiek geld.
Als laatste wil ik opmerken dat publieke partijen wereldwijd verantwoordelijk zijn
voor ongeveer 26% van de investeringen in geneesmiddelenonderzoek. Zo investeert ook
het Ministerie van VWS via verschillende routes fors in onderzoek en ontwikkeling.
Als opdrachtgever draag ik de verantwoordelijkheid om te zorgen dat deze middelen
worden ingezet op projecten die concrete gezondheidswinst kunnen opleveren, maar ook
dat deze projecten een plaats hebben binnen een breder ecosysteem en toewerken naar
concrete doelen.
In deze brief schets ik mijn lopende beleidsinzet op geneesmiddelenontwikkeling. Allereerst
schets ik een aantal focusgebieden, waarna ik vervolgens deel hoe ik geneesmiddelenontwikkeling
stimuleer binnen deze focusgebieden én breder, door inzet op een aantrekkelijk innovatie
ecosysteem.
Ik wil uw Kamer uitnodigen om met mij het gesprek aan te gaan over een herschikking
van de manier waarop de overheid publieke middelen investeert in geneesmiddelenonderzoek.
Mijn inzet is tweeledig, namelijk dat academische onderzoekers en publieke instellingen
van begin tot eind geneesmiddelenonderzoek moeten kunnen uitvoeren met publieke financiering,
en dat de overheid regie voert op basis van de grootste unmet medical need. De inzet die ik hier schets brengt een spanningsveld met zich mee. Wanneer de overheid
meer investeert loopt het ook meer financieel risico. Tegelijkertijd, wanneer de overheid
kiest voor een bepaald ziektebeeld dan voelen andere patiëntengroepen zich mogelijk
niet gehoord. Ik acht deze route echter nodig en voel de verantwoordelijkheid om hierop
in te zetten.
Focusgebieden voor geneesmiddelenonderzoek
(Publieke) middelen zijn schaars en capaciteit is beperkt; we kunnen niet op alles
inzetten. Dit rechtvaardigt sturing op geneesmiddelenontwikkeling door de overheid.
Ik investeer hierom gericht in geneesmiddelenontwikkeling voor een aantal indicatiegebieden.
De keuze voor deze gebieden is ten dele ingegeven door marktfalen, welke overheidsinvesteringen
legitimeert (antimicrobiële resistentie), door het bestaan van een sterk onderzoeksecosysteem
dat valorisatie en productontwikkeling kan aanjagen (oncologie), en door een unmet medical need zoals bij stemmingsstoornissen (onderzoek naar psychedelica)4. Het overzicht hieronder geeft beknopt mijn inzet op deze focusgebieden weer. Vervolgens
ga ik in op de verschillende focusgebieden.
Focusgebied
Beleidsinzet
Antimicrobiële resistentie (AMR)
Nationaal: NWO-TTW onderzoeksprogramma voor AMR met een partnerschapsprogramma onder KIC (verwachte start 2024)
Nationaal: Ontwikkeling nieuwe (vormen van) antimicrobiële middelen – Stakeholderbijeenkomst
(begin 2024)
Europees: Volgen ontwikkelingen door DG Hera op pull incentives voor AMR (doorlopend)
Internationaal: Financiële steun GARDP – resultaat klinische resultaten voor behandeling gonorroe
International: Global Leader Group on AMR (doorlopend)
Internationaal: Global AMR R&D Hub (doorlopend)
Internationaal: Contact met VK Japan Canada Zweden en VS – nieuwe vergoedingsmodellen voor antibiotica
(doorlopend)
Oncologie
Nationaal: Oncode Institute – afronding fase 1 met positieve evaluatie door International Review
Committee (afgerond)
Nationaal: Oncode Institute – start fase 2. Focus op vertalen van onderzoek naar effectieve
betaalbare producten voor patiënt, met aandacht voor maatschappelijk verantwoord licentiëren
en aandacht voor drug repurposing (gestart per 1 januari 2023 – 5 jaar doorlooptijd).
Nationaal: Nationaal Groeifondsaanvraag voor Oncode Accelerator, gesteund door OCW VWS en EZK
gehonoreerd met € 325 miljoen, bouwt een «preklinische ontwikkelmachine». Infrastructuur
voor academische onderzoeksgroepen en bedrijven (gehonoreerd in 2022).
Psychedelica
Nationaal: Voornemen om subsidie te verstrekken voor overkoepelend samenwerkingsverband (doorlopend).
Nationaal: Advies Staatscommissie MDMA (2024).
Unmet Medical Need
Europees: hoog ambtelijk overleg tussen de lidstaten en de Europese Commissie overunmet medical need voor verdere politieke besluitvorming (afgerond)
Antimicrobiële Resistentie (AMR)
Om de ontwikkeling van nieuwe en innovatieve antimicrobiële middelen te stimuleren,
heb ik een nationale en internationale inzet. Nationaal ben ik in gesprek met NWO-TTW
om een nieuw onderzoeksprogramma op dit gebied te starten in de vorm van een Partnerschap-programma
onder het Kennis- en Innovatieconvenant (KIC). Ik verwacht dat dit programma begin
2024 van start zal gaan. Ik heb, zoals eerder met uw Kamer is gecommuniceerd, het
expertisecentrum FAST gevraagd speciale aandacht te besteden aan de ontwikkeling van
nieuwe (vormen van) antimicrobiële middelen.5 Daarmee neemt FAST6 (zie verderop) deze rol over van het Netherlands Antibiotic Development Platform
(NADP) dat eerder deze rol vervulde. Met de nieuwe rol van FAST bij AMR geef ik opvolging
aan de aanbevelingen in de evaluatie van het NADP, wat ik hierbij meestuur (bijlage
I). Als eerste actie wordt begin 2024 een stakeholderbijeenkomst georganiseerd rondom
innovatieve antimicrobiële therapieontwikkeling. Dit event brengt publieke en private
onderzoekspartijen, en nationale en internationale investeerders bij elkaar om het
Nederlandse AMR ecosysteem van een impuls te voorzien. Deze en andere acties zijn
onderdeel van het interdepartementale Nationale Actieplan AMR dat op korte termijn
naar uw Kamer wordt verstuurd.7
Internationaal heeft Nederland een vooraanstaande positie als het gaat om de bestrijding
van AMR. De inzet op AMR verloopt langs meerdere lijnen. Zo financier ik het Global
Antibiotic Research and Development Partnership (GARDP), een organisatie die is opgericht
op initiatief van de WHO en zich richt op de ontwikkeling van nieuwe antibiotica.
GARDP heeft recent mooie klinische resultaten voor een nieuwe behandeling voor gonorroe
opgeleverd. Ook ben ik lid van de «Global Leaders Group (GLG) on AMR» dat als doel
heeft om de politieke actie tegen AMR te versnellen, waaronder het achterblijvende
onderzoek naar antimicrobiële middelen. Ten slotte neem ik deel aan de Global AMR
R&D Hub, wat tracht de coördinatie van internationale inzet, initiatieven en financiering
op het gebied van AMR te verbeteren. Hiernaast zet ik mij in Europa in voor nieuwe
maatregelen die de markt voor antimicrobiële middelen aantrekkelijker maken. Dit zowel
om de beschikbaarheid van bestaande middelen te verbeteren, als om de markt aantrekkelijker
te maken voor private investeringen in de ontwikkeling van nieuwe middelen. Hiertoe
houd ik met belangstelling de initiatieven van DG HERA (Health Emergency Preparedness and Response) in de gaten die nieuwe pull incentives beoogt te ontwikkelen voor antimicrobiële middelen. In het BNC-fiche over de herziening
van de EU farmaceutische wetgeving heb ik uw Kamer laten weten geen voorstander te
zijn van de introductie van een Transferable Exclusivity Voucher om de ontwikkeling van antimicrobiële middelen te stimuleren.8 Ten slotte volg ik met belangstelling de ontwikkelingen in andere landen (o.a. het
Verenigd Koninkrijk, Japan, Canada, Zweden, en de Verenigde Staten) waar middels nieuwe
vergoedingsmodellen wordt getracht innovatie in antimicrobiële therapieontwikkeling
te stimuleren. De hieruit voortkomende lessen neem ik mee in mijn eigen beleidsvorming.
Oncologie
Van de uitgaven aan verschillende ziektegroepen zullen die voor de behandeling van
kankers het snelst groeien.9 VWS financiert samen met OCW, EZK en KWF het Oncode Institute. Het Oncode Institute
bundelt excellent kankeronderzoek in combinatie met een sterke valorisatiestructuur,
waardoor vindingen de patiënt makkelijker kunnen bereiken. Een voorwaarde hierbij
is dat er aandacht moet zijn voor de beschikbaarheid en betaalbaarheid van deze vindingen.
Het Oncode Institute heeft na de eerste vijf jaar een positieve evaluatie ontvangen
door een International Review Committee. In januari 2023 startte de tweede fase van
vijf jaar. Deze fase heeft als focus het vertalen van onderzoek naar effectieve en
betaalbare producten voor de patiënt.
Bij de ontwikkeling van kankergeneesmiddelen falen relatief veel geneesmiddelen in
de klinische onderzoeksfase, waardoor de ontwikkelkosten voor die geneesmiddelen hoger
zijn dan gemiddeld. Beter preklinisch onderzoek moet hierbij verbetering kunnen brengen
(zie hieronder). Oncode Institute heeft daarom «Oncode Accelerator» opgericht en bouwt
een «preklinische ontwikkelmachine». Oncode Accelerator wordt gefinancierd vanuit
het Nationaal Groeifonds. Deze infrastructuur kan worden gebruikt door zowel academische
onderzoeksgroepen als door bedrijven. De voorwaarden waaronder bedrijven hiervan gebruik
kunnen maken worden uitgewerkt. Hoewel hier geen licenties aan te pas komen, is deze
problematiek vergelijkbaar met die van maatschappelijk verantwoord licentiëren (zie
hieronder). Mogelijk moet er een vergelijkbaar handvest voor maatschappelijk verantwoorde
dienstverlening worden ontwikkeld.
Psychedelica
Op 26 juni jl.10 heb ik u geïnformeerd over het signalement «Therapeutische Toepassingen van Psychedelica»
(TTP) dat in opdracht van ZonMw is opgesteld. Er zijn aanwijzingen dat therapeutische
toepassing van psychedelica zoals ketamine, MDMA en psilocybine (TTP) verbetering
oplevert voor patiënten met therapieresistente psychiatrische aandoeningen of (neurologische)
pijnstoornissen11. Het signalement wijst op het belang van landelijke samenwerking en een samenhangend
onderzoeksplan zodat op een gestructureerde wijze informatie verzameld kan worden
over de kwaliteit, effectiviteit en veiligheid van TTP. Ik heb u laten weten dat de
ontwikkeling van psychedelica als behandeling zoveel mogelijk moet worden gezien als
de ontwikkeling van een geneesmiddel. Dit betekent dat klinische studies moeten worden
uitgevoerd met oog op het verkrijgen van een handelsvergunning.
Onderzoek12 wijst uit dat het zinvol is om als overheid gericht in te zetten op gebieden waar
sprake is van unmet medical need. Uit de «Kwalitatieve verdieping analyse hiaten geneesmiddelen-ontwikkeling»13, komt naar voren dat psychedelica een rol kunnen spelen in de behandeling van depressies,
en dat de behandelbehoefte op dit gebied groot is. Farmaceutische bedrijven hebben
beperkt animo om zich op deze markt te richten, onder meer doordat de meeste psychotropische
middelen niet (meer) te octrooieren zijn. Alleen door chemische modificaties of door
nieuwe toedieningswijzen is het mogelijk om een octrooi te verkrijgen, zoals bij de
esketamine neusspray.
Ik ben daarom voornemens, via ZonMw, een subsidie te verstrekken voor het oprichten
van een overkoepelend samenwerkingsverband. Ik zal de onderzoekers vragen een ontwikkelingsplan
op te stellen voor het registreren en op de markt brengen van één of meerdere geneesmiddelen
voor de behandeling van patiënten met therapieresistente psychiatrische aandoeningen
of (neurologische) pijnstoornissen. Het is mijn intentie om een eerste klinische studie
binnen dit samenwerkingsverband te financieren. Het is belangrijk dat dit onderzoek
aansluit bij bestaande initiatieven op dit gebied in Nederland en het buitenland,
en bij het komende advies van de Staatscommissie MDMA in 2024.
Unmet medical need in Europees verband
Om de beleidsdiscussies over regie op geneesmiddelenontwikkeling en unmet medical need verder te brengen heb ik in Brussel een hoog ambtelijk overleg georganiseerd tussen
de lidstaten de Europese Commissie. De belangrijkste conclusie was dat de vertegenwoordigde
lidstaten niet de vraag stelden of we gezamenlijk meer regie moeten voeren op geneesmiddelenontwikkeling, maar hoe we dit gingen oppakken. Ik zie dat als een aanmoediging om daar verdere beleidsvorming
op voor te bereiden. Deze werkvorm borgt dat de beleidsontwikkeling draagvlak heeft
en praktisch uitvoerbaar is, ter voorbereiding van verdere politieke besluitvorming.
Een aantrekkelijk innovatie ecosysteem voor geneesmiddelenontwikkeling
Om geneesmiddelenontwikkeling op de focusgebieden én breder te bevorderen, zet ik
mij in om een aantrekkelijk innovatie ecosysteem te creëren. Een belangrijk uitgangspunt
is de innovatiekracht van de Nederlandse universiteiten, de universitair medische
centra, de kennisinstellingen en de bedrijven. Er is veel kennis en expertise aanwezig
in Nederland, dat is een verdienste van alle betrokken partijen. Hiermee komt echter
ook de verantwoordelijkheid naar voren om deze kennis om te zetten in nieuwe behandelingen
voor de patiënt. Als Minister ervaar ik die verantwoordelijkheid, zet ik mij in om
Nederland nog aantrekkelijker te maken en moedig ik het veld aan nauwe samenwerking
op geneesmiddelenontwikkeling te zoeken. Hieronder laat ik beknopt zien hoe ik op
verschillende onderdelen geneesmiddelenontwikkeling wil bevorderen. Vervolgens licht
ik de verschillende onderdelen verder toe.
Beleidsinzet
Actoren / samenwerking
Academic Pharma
– Onderzoek naar knelpunten en stimuleringsmogelijkheden voor academisch-gedreven
geneesmiddelenontwikkeling (recent gestart)
– Toegankelijk wetenschappelijk advies van het CBG aan academische onderzoekers (doorlopend)
– Inzet academische centra op Advanced Therapy Medicinal Products (ATMP’s) (doorlopend)
– Onderzoek eventuele aangepaste toelatingsprocessen (recent gestart) (zie bijlage
II)
– Deelname Nederland in Europese Joint Action Personalized Medicine via ZonMW (recent
uitgezet)
FAST
– Onafhankelijk expertisecentrum voor het bevorderen van de ontwikkeling, productie
en beschikbaarheid van nieuwe therapieën voor patiënten (doorlopend)
– Wegwijsfunctie voor relevante stakeholders om processen te versnellen (doorlopend)
– Informeren over vorderingen van FAST richting de Tweede Kamer (Q1 2024)
Publiek-privaat en maatschappelijk belang
– Tien Principes voor Maatschappelijk Verantwoord Licentiëren (MVL) (2019) met toolkit
(2020) en doorontwikkeling (lopend)
– Leidraad toepassing van Maatschappelijk Verantwoord Licentiëren in LSH door FAST
(2022)
– Europese aandacht MVL in Innovative Health Initiative (IHI) (lopend)
Onderzoeks-klimaat
Pre-klinisch
– Transitie Proefdiervrije Innovatie (TPI)
○ Financiële steun VitalTissue (recent gestart)
○ Oncode Accelerator (2022 honorering; in uitvoering)
○ Centrum voor Proefdiervrije Biomedische Translatie (CPBT) (2023 reservering nationaal
groeifonds gelden)
○ Advies gebruik menselijk weefsel als alternatief voor proefdieren van Nationaal
Comité advies dierproevenbeleid (NCad) (onlangs afgerond)
Klinisch
– Effectief regulatoir landschap
○ Evaluatie van WMO en CCMO (recent afgerond)
○ Benchmarkstudie Nederlands landschap van klinische studies t.o.v. Europa (recent
afgerond)
○ Standaardisering van toetsingskaders medisch-wetenschappelijk onderzoek (doorlopend)
– Aantrekkelijke en toegankelijke onderzoeksinfrastructuur
○ Europees initiatief klinisch onderzoeksconsortium voor infectieziekten ECRAID (doorlopend)
○ European Infrastructure for Translational Medicine EATRIS
○ Bijdrage VWS aan European Patients» Academy on Therapeutic Innovation
Innovatie-instrument
Nationaal Groeifonds
– Oncode Accelerator (zie boven) (2022 honorering; in uitvoering)
– PharmaNL (2022 honorering; start actielijnen 2024)
Regulatoir kader geneesmid-delen-ontwikkeling
Europese herziening van basiswetgeving (vanaf 2024)
– Regulatoire incentives
– Efficiënt, flexibel en toekomstbestendig regelgevend systeem
– Hospital Exemptions
Drug repurposing
– Stakeholderconsultatie over juridische analyse ketenafspraken en registratiebonus
(zie bijlage III) en aanbevelingen uit FAST rapport «drug repurposing» (begin 2024)
– Onderzoeken voorwaarden ZonMW-programma Goed Gebruik Geneesmiddelen (GGG) (doorlopend)
Academic Pharma & FAST
Academische centra zijn bij uitstek de plek waar onderzoek wordt gedaan naar de onderliggende
biologie achter ziektebeelden. Investeren in academische ontwikkeling biedt mogelijkheden
om te sturen op onderzoek naar middelen die dicht op de zorgpraktijk worden ontwikkeld
en goed aansluiten bij de behoeften van patiënten en artsen. Directe concurrentie
met de industrie wordt waar mogelijk voorkomen. Ik streef naar een complementaire
inzet.
Eerder dit jaar sprak ik met onderzoekers van het Nederlands Kanker Instituut (NKI)
/ Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis (AVL), het Radboud UMC, UMC Groningen en het Erasmus
MC over hun onderzoek naar innovatieve geneesmiddelen. Ik ben onder de indruk van
deze initiatieven. De onderzoekers gaven aan de behoefte te hebben aan ondersteuning
bij de route naar markttoelating en vergoeding. Ik heb daarom contact opgenomen met
het expertisecentrum FAST (Centre for Future Affordable Sustainable Therapy Development).
FAST is opgericht op initiatief van veldpartijen naar aanleiding van een advies van
de KNAW. De organisatie is gericht op het bevorderen van de ontwikkeling, productie
en beschikbaarheid van nieuwe therapieën voor patiënten op een wijze die toekomstgericht,
duurzaam en betaalbaar is en wordt gesteund door mijn collega van Economische Zaken.
FAST zal, in nauwe samenwerking met VWS en relevante stakeholders, werken aan een
overzicht van knelpunten en stimuleringsmogelijkheden voor academisch-gedreven geneesmiddelenontwikkeling.
FAST heeft tevens een wegwijsfunctie voor relevante stakeholders om processen sneller
te laten verlopen. In het eerste kwartaal van 2024 informeren de Minister van Economische
zaken en Klimaat en ikzelf de Tweede Kamer gezamenlijk over de vorderingen die door
FAST zijn geboekt.
Ik acht het van belang dat academische onderzoekers in een vroeg stadium contact zoeken
met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) om hun onderzoeksopzet te
stroomlijnen met de eisen voor een handelsvergunning. Ik vraag het CBG zich in te
blijven zetten om toegankelijk wetenschappelijk advies te bieden aan academische onderzoekers.
Veel academische centra richten zich momenteel op de ontwikkeling van Advanced Therapy
Medicinal Products (ATMP’s). Onder deze klasse van geneesmiddelen vallen bijvoorbeeld
cel- en gentherapie. Dit type producten is vaak sterk gepersonaliseerd voor de patiënt
en wordt op kleine schaal gemaakt. Dit maakt ze bij uitstek geschikt voor academische
ontwikkeling. Vorig jaar heb ik met behulp van het veld een analyse uitgevoerd naar
knelpunten die spelen bij de innovatie en de inzet van deze producten in de zorgpraktijk14. Ik heb toegezegd om u dit jaar een stand-van-zaken te geven op de verschillende
acties die toen in gang zijn gezet. Deze doe ik u als bijlage bij deze brief toekomen
(bijlage II).
In Europa wordt daarnaast via verschillende programma’s samengewerkt aan therapieontwikkeling.
Ik acht het van groot belang dat Nederlandse onderzoekers kunnen participeren, kennis
uitwisselen, en zo onderzoeksprojecten versnellen. Recentelijk heb ik opdracht gegeven
aan ZonMw om de Nederlandse deelname aan de Joint Action voor Personalized Medicine
vorm te geven, hier heb ik zeven miljoen euro voor beschikbaar gesteld.
Publiek-privaat en maatschappelijk belang
Geneesmiddelenontwikkeling is voor een groot deel privaat gefinancierd, maar de publieke
financiering voor geneesmiddelenontwikkeling is niettemin substantieel. Omdat publieke
financiering zich met name richt op de eerste stappen in onderzoek, resulteert dit
in een relatief sterke portefeuille van octrooien in publieke handen. Wanneer publieke
organisaties niet zelf de valorisatie uitvoeren, kunnen zij hun geneesmiddelenoctrooien
licentiëren aan bedrijven. Dit biedt een kans om hier voorwaarden aan te verbinden
met het oog op de latere betaalbaarheid en beschikbaarheid van die geneesmiddelen.
De NFU ontwikkelde samen met de VSNU (nu UNL) instrumenten om vindingen vanuit de
academie maatschappelijk verantwoord naar de markt te brengen: de Tien Principes voor
Maatschappelijk Verantwoord Licentiëren (MVL, 2019) en een uitwerking daarvan in de
vorm van een toolkit voor Maatschappelijk Verantwoord Licentiëren (2020). Deze zullen
worden doorontwikkeld door NFU en UNL15.
Uw Kamer heeft in april 2023 een door mij ontraden motie van de leden Ellemeet en
Paulusma aangenomen over een onafhankelijk onderzoek dat ertoe moet leiden dat de
toolkit voor MVL wordt uitgebreid voor geneesmiddelen16. Ik vertrouw erop dat de doorontwikkeling door UNL en NFU samen met gebruikers tegemoetkomt
aan de intentie van de motie, en zie nu geen meerwaarde in een apart onderzoek gericht
op nieuwe juridische clausules voor licentiëring van geneesmiddelenoctrooien.
Wanneer men octrooien in een vroeg stadium van ontwikkeling licentiëert en er nog
veel onzekerheden bestaan, is flexibiliteit op zijn plaats. Bij geneesmiddelenontwikkeling
is het in principe ook mogelijk dat kennisinstellingen de betreffende octrooien in
een later stadium van ontwikkeling licentiëren, wanneer klinisch proof-of-concept bereikt is, zodat men dichter bij de markt is en de risico’s voor de licentienemer
beperkter zijn. De kennisinstelling staat dan sterker in de onderhandelingen met licentienemers
(bedrijven). FAST heeft een leidraad ontwikkeld voor toepassing van MVL in de sector
Life Sciences and Health.17 Hiermee doe ik de motie Ellemeet/Paulusma af.
Ook in Europees verband vraag ik om aandacht voor principes van MVL. In het Europese
onderzoeksprogramma Horizon Europa hanteert het Innovative Health Initiative (IHI)
nu het 3A-principe: producten en diensten die resulteren uit klinisch onderzoek binnen
IHI moeten «affordable, available and accessible» zijn.
Preklinisch onderzoek en reductie dierproeven
Geneesmiddelenontwikkeling heeft een hoge faalkans in de klinische onderzoeksfase,
het moment dat er getest wordt op patiënten. Dit komt onder meer door de geringe voorspellende
waarde van dierproeven in het preklinische onderzoek. Dat maakt geneesmiddelenontwikkeling
riskant en duur. Een betere innovatiemethode is nog niet voorhanden. Die problematiek
speelt breder dan alleen bij geneesmiddelenontwikkeling. De overheid wil daarom samen
met partners uit verschillende sectoren de transitie naar proefdiervrije innovatie
versnellen. Het Ministerie van LNV voert de regie op deze Transitie Proefdiervrije
Innovatie (TPI). We streven naar onderzoekmodellen en beoordelingsmethoden die een
betere voorspelling geven van werkzaamheid of functionaliteit en van bijwerkingen
of toxische effecten van medicijnen en chemische stoffen. Die betere alternatieven
worden gezocht in meetmodellen gebaseerd op de mens, bijvoorbeeld met behulp van organ-on-chip-technologie
of organoïden.
Voor verandering in het gebruik van (alternatieven voor) dierproeven is aanpassing
van de internationale wet- en regelgeving onontbeerlijk en daar zijn nu significante
ontwikkelingen. De FDA heeft in december 2022 de verplichting uit 1938 om bij geneesmiddelenontwikkeling
preklinisch proefdieronderzoek te doen, uit de Amerikaanse wetgeving verwijderd. Deze
verandering vergroot wereldwijd de belangstelling voor proefdiervrije innovatie van
geneesmiddelen. Ook in de voorstellen voor de Europese herziening van de farmawetgeving
(zie hieronder) is aandacht voor alternatieven voor dierproeven. Zo moeten aanvragers
voor een handelsvergunning aantonen dat het beginsel van vervanging, vermindering
en verfijning is toegepast met betrekking tot de dierproeven die ter ondersteuning
van de aanvraag zijn uitgevoerd, in lijn met de Europese Richtlijn over dierproeven18. Ook dienen zij geen dierproeven uit te voeren als er wetenschappelijk verantwoorde
alternatieven beschikbaar zijn. Verder beschrijven de wetsvoorstellen de taken van
het Europees Geneesmiddelenagentschap (EMA), waaronder het geven van wetenschappelijk
advies over en het faciliteren van de ontwikkeling, validatie en toepassing in regelgeving
van alternatieven op dierproeven. Ik heb het CBG gevraagd om in al haar activiteiten
oog te houden voor de reductie van dierproeven.
Ik draag op de volgende manieren bij aan de Transitie Proefdiervrije Innovatie:
• VWS draagt met LNV, OCW en de stichting Proefdiervrij financieel bij aan de opstartfase
van VitalTissue. VitalTissue, dat per 1 oktober 2023 van start is, maakt restweefsel
van operatiepatiënten beschikbaar voor onderzoek, onder meer voor geneesmiddelenontwikkeling
door academische groepen en door bedrijven. De subsidie van € 1,5 miljoen voor VitalTissue
loopt via het ZonMw-programma Meer Kennis met Minder Dieren.19 Ik draag € 375.000 bij.
• Ik steunde de indiening van het voorstel Oncode Pact bij het Nationaal Groeifonds.
Het kabinet heeft in april 2022 dit voorstel (deels voorwaardelijk) gehonoreerd met
€ 325 mln. Oncode Pact heet inmiddels «Oncode Accelerator» en bouwt een «preklinische
ontwikkelmachine» voor kankergeneesmiddelen waarbij men organoïden (mini-orgaantjes)
in combinatie met artificiële intelligentie en patiëntencohorten gebruikt als alternatief
voor dierproeven.20
• Ik steun de indiening door het Ministerie van LNV van het voorstel voor een Centrum
voor Proefdiervrije Biomedische Translatie (CPBT) bij het Nationaal Groeifonds. Het
kabinet heeft in juni 2023 besloten om hiervoor € 125 mln. te reserveren in het Nationaal
Groeifonds. CPBT richt zich op de proefdiervrije preklinische ontwikkeling van geneesmiddelen
voor niet-oncologische aandoeningen en op de ontwikkeling en validatie van alternatieven
voor dierproeven.
• Over het gebruik van menselijk weefsel als alternatief voor proefdieren heeft het
Nationaal Comité advies dierproevenbeleid (NCad) eerder dit jaar een adviesrapport
gericht aan de Minister van LNV.21 De Minister van LNV stuurt de Kamer separaat zijn reactie, waaraan ik bijdraag.
Klinisch onderzoek
Ik vind het belangrijk dat Nederland een aantrekkelijke positie behoudt voor het uitvoeren
van klinisch onderzoek. Dit biedt verscheidene voordelen voor de patiënt en voor de
zorgpraktijk doordat (inzichten in) nieuwe behandelingen sneller beschikbaar zijn.
Bovendien draagt het doen van klinisch onderzoek bij aan de innovatiekracht, het verdienvermogen
en de werkgelegenheid van Nederland. De aantrekkelijkheid van Nederland voor het uitvoeren
van klinisch onderzoek kan op verschillende vlakken gefaciliteerd worden, onder andere
door middel van een effectief regulatoir landschap en een aantrekkelijke en toegankelijke
onderzoeksinfrastructuur.
Aanvragen voor klinische studies bij mensen worden in Nederland beoordeeld door de
Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) of door een Medisch Ethische Toetsingscommissie
(METC). Een evaluatie van de WMO en van de CCMO is onlangs afgerond en zal binnenkort
naar uw Kamer verstuurd worden, waarna mijn reactie volgt. Ook verschenen recent de
resultaten van een benchmarkstudie, waarin onderzocht is hoe het Nederlandse landschap
van klinische studies zich verhoudt tot andere landen in Europa. Deze studie is geïnitieerd
door de CCMO in samenwerking met partners uit het veld. De resultaten zal ik meenemen
in de voorbereiding op mijn reactie op de evaluatie van de CCMO en de WMO. Tenslotte
werk ik samen met het veld aan standaardisering van de toetsingskaders voor medisch-wetenschappelijk
onderzoek dat niet volgens de Europese verordeningen of de WMO beoordeeld wordt.
Naast een effectief regulatoir systeem, is het ook van belang een aantrekkelijke en
toegankelijke onderzoeksinfrastructuur te faciliteren. Ik zie kansen om de juiste
kennis en expertise bijeen te brengen en aan elkaar te koppelen, en om bijvoorbeeld
het delen van (dure) specialistische faciliteiten en infrastructuur mogelijk te maken.
Hiermee worden beperkte middelen efficiënt ingezet. Nederland sluit hiervoor bij verscheidene
Europese initiatieven aan, zoals ECRAID, een klinisch onderzoeksconsortium voor infectieziekten.
Ook was ik onlangs bij het 10-jarig jubileum van EATRIS, het European Infrastructure
for Translational Medicine, wat zich dit soort activiteiten tot doel heeft gesteld.
Ik ben van mening dat het betrekken van patiënten, het opzetten en de uitvoering van
klinisch onderzoek kan verrijken. Dit wordt onder andere gefaciliteerd via de CCMO,
maar ook door een bijdrage vanuit het Ministerie van VWS aan EUPATI (the European
Patients» Academy on Therapeutic Innovation), dat patiënten opleiding en training
biedt om een bijdrage te leveren aan klinisch onderzoek.
Nationaal Groeifonds
De innovatiekracht van de geneesmiddelensector, publiek en privaat, wordt ook erkend
door de commissie van het Nationaal Groeifonds (NGF). Er zijn verschillende voorstellen
gehonoreerd die zich richten op therapieontwikkeling, of de versterking van het benodigde
Nederlandse ecosysteem. Naast Oncode Accelerator (zie hierboven), is nu ook het PharmaNL
consortium van start gegaan. PharmaNL, in 2022 gehonoreerd door NGF, levert via twee
actielijnen een bijdrage aan de versterking van de farmaceutische waardeketen in Nederland:
• Actielijn één betreft de realisatie van hoogwaardige en innovatieve infrastructuurvoorzieningen
die essentieel zijn voor innovatieve farmaceutische product- en productietechnologieontwikkelingen,
op terreinen waarop Nederland een sterke uitgangspositie heeft.
• Actielijn twee betreft investeringen in een samenhangend, versterkt, hybride farmaceutisch
opleidingsaanbod.
PharmaNL is een landelijk publiek-privaat consortium bestaande uit Leiden University,
Campus Groningen en Pivot Park Oss. Aan ZonMw heb ik deze zomer opgedragen om voor
beide actielijnen een subsidieprogramma in te richten. Zo worden de beschikbaar gestelde
middelen van het NGF zorgvuldig verdeeld onder partijen die een bijdrage kunnen leveren
aan het behalen van de gestelde doelen. Voor actielijn één staat een subsidieoproep
op uitnodiging open. Voor actielijn twee zijn reeds aanvragen ingediend en deze worden
nu beoordeeld door ZonMw. Honorering van de aanvragen gebeurt voor beide actielijnen
in 2024.
Regulatoire innovatie, registratie en hospital exemption
Geneesmiddelenontwikkeling vindt plaats in een sterk gereguleerde markt waarbij Europese
wetgeving de kaders schetst. Op 26 april 2023 heeft de Europese Commissie wetsvoorstellen
gepubliceerd ter herziening van de EU-basiswetgeving voor geneesmiddelen (Richtlijn22 en Verordening23), de Verordening voor geneesmiddelen voor zeldzame aandoeningen (hierna: weesgeneesmiddelen)24 en de Verordening voor geneesmiddelen voor kinderen.25 Zo wordt het systeem van beloningen (regulatory incentives) aangepast om drug repurposing te bevorderen door vier jaar data-exclusiviteit te bieden aan repurposed indicaties (zie verderop in deze brief). Ook beogen de wetsvoorstellen het regelgevende
systeem efficiënter, flexibeler en toekomstbestendiger te maken, onder meer door het
invoegen van nieuwe concepten als real world evidence, adaptive clinical trials, platform technologies en regulatory sandboxes.26 Verder hebben de wetsvoorstellen aandacht voor proefdiervrije innovatie (zie eerder
in deze brief).
Het voorstel bevat ook een aantal wijzigingen voor de hospital
exemption (ziekenhuisvrijstelling, HE). Deze wijzigingen zijn in lijn met de aanbevelingen
die ik eerder met u heb gedeeld27. Voor verder informatie hierover verwijs ik u naar bijlage II bij deze brief.
Op 26 mei 2023 heeft uw Kamer een kabinetsappreciatie ontvangen over deze wetsvoorstellen.28 Ik steun deze voorstellen, omdat ze bijdragen aan de toegankelijkheid van innovatieve
therapieën en de toekomstbestendigheid van het wetgevingskader. Verder vind ik het
belangrijk dat de EU-wetgeving gelijke tred kan houden met de snelle vooruitgang in
wetenschap en technologie. Als onderdeel van het ZonMw-programma Regulatoire Pandemische
Paraatheid laat ik daarom een quickscan uitvoeren met als doel te analyseren of de wetsvoorstellen inderdaad snelle toegang
van nieuwe geneesmiddelen mogelijk maken en een innovatievriendelijk en toekomstbestendig
kader bieden voor onderzoek naar en de ontwikkeling van geneesmiddelen(technologieën)
in de EU. Deze quickscan beoogt eind 2023 resultaten op te leveren. De uitkomsten ervan neem ik mee in de
besprekingen van de wetsvoorstellen in Brussel. Voor meer informatie over het genoemde
ZonMw-programma verwijs ik u naar mijn brief van 26 oktober 2023 over de voortgang
van het beleidsprogramma pandemische paraatheid 2023.29
Drug repurposing
Naast de ontwikkeling van nieuwe innovatieve geneesmiddelen, focus ik ook op het uitbreiden
van behandelingen door optimalere inzet van al bestaande werkzame stoffen: drug repurposing. Drug repurposing kent knelpunten waardoor deze niet optimaal wordt benut. Ik heb
hierom een aantal stappen gezet om te onderzoeken hoe drug repurposing kan worden
bevorderd. Zoals eerder in de antwoorden op de Kamervragen over colchicine aangegeven30, heb ik een juridische analyse uitgevoerd naar de haalbaarheid van ketenafspraken
en een registratiebonus. Deze analyse is als bijlage bijgevoegd aan deze brief (bijlage
III). Naast de juridische analyse heeft FAST een rapport opgesteld met aanbevelingen
voor drug repurposing31. Deze heb ik onlangs in ontvangst mogen nemen. Ik leg de resultaten van de juridische
analyse en de aanbevelingen uit het rapport van FAST begin 2024 voor aan het veld
om deze bij hen te toetsen middels een stakeholderconsultatie.
Eerder heb ik met uw Kamer gehad over de casus LoDoCo-II32 waarin een Amerikaanse farmaceut financieel voordeel behaalt op basis van onderzoek
dat deels door de Nederlandse overheid is gefinancierd via het ZonMW-programma Goed
Gebruik Geneesmiddelen (GGG), zonder hier zelf aan te hebben bijgedragen. Dat vind
ik schrijnend en daarom wil ik daar lessen uit halen en ben ik in gesprek gegaan met
betrokken partijen. Ook kijk ik naar de inrichting van GGG. Ik wil borgen dat in de
toekomst studies worden gesubsidieerd waarvan relevante uitkomsten goed geïmplementeerd
kunnen worden in de praktijk. In het voorstel van de Europese herziening van de farmawetgeving
(zie boven) wordt een route voor non-profit organisaties, zoals academici, voorgesteld
waardoor zij een grotere rol kunnen hebben in drug repurposing. Dit is in lijn met
waarvoor Nederland eerder heeft gepleit richting de Commissie in onder andere een
Joint Statement met België33. Non-profit organisaties kunnen met het voorstel een verzoek bij het EMA indienen
op basis van substantiële (klinische) data. Bij een positieve beoordeling door het
EMA kunnen fabrikanten deze indicatie opnemen in de productinformatie van hun geneesmiddelen.
Dit voorstel is een ideale aanvulling om implementatie van resultaten uit het GGG-programma
mogelijk te maken. Het is echter onzeker hoe dit voorstel er uiteindelijk uit gaat
zien en wanneer de nieuwe wetgeving wordt geïmplementeerd. Hierom kijk ik in het bredere
traject of, en welke, voorwaarden opgenomen kunnen worden in de GGG-programma’s om
registratie van succesvolle studies zoals LoDoCo-II aan de voorkant te borgen.
Gekaapte geneesmiddelen
Ik heb u toegezegd terug te komen op zogenoemde gekaapte geneesmiddelen. Laat ik vooropstellen
dat ik de praktijk waarbij sommige bedrijven publiek onderzoek aanwenden voor het
indienen van een handelsvergunning op prijs stel. Het heeft namelijk mijn voorkeur
dat geneesmiddelen in Nederland een handelsvergunning hebben. Ik keur het echter ten
zeerste af als bedrijven vervolgens een prijs rekenen die niet in verhouding staat
tot de eigen investering. U heeft mij eerder gevraagd te komen met een lijst van dergelijke
«gekaapte» geneesmiddelen. Dat is helaas niet goed mogelijk en levert ook weinig waarde
op. Ik richt mij liever op het minimaliseren van het «kapen» van geneesmiddelen.
Met de hierboven beschreven mogelijkheid voor non-profit organisaties, zoals academici,
om een grotere rol te spelen bij drug repurposing, wordt voorkomen dat een geneesmiddelen
door één firma wordt gekaapt. Tevens steun ik het voorstel voor de Europese herziening
van de farmawetgeving om de exclusiviteitsperiode te verminderen voor weesgeneesmiddelen
die zijn gebaseerd op reeds bestaand off-label gebruik. Binnen de nationale instrumenten
heb ik het Zorginstituut gevraagd het afwegingskader voor het pakketcriterium kosteneffectiviteit
verder te verduidelijken, zodat deze eenduidiger kan worden toegepast. Dat geeft mij
mogelijk een stevigere basis om geneesmiddelen die niet kosteneffectief blijken te
zijn, af te wijzen voor vergoeding vanuit het verzekerde pakket. Dit zijn bijvoorbeeld
die gevallen wanneer een goedkopere bereiding beschikbaar is en de fabrikant een veelvoud
van de prijs van de bereiding vraagt. Ik ben wel bereid om beperkte meerkosten ten
opzichte van de bereiding te betalen. Zoals hierboven genoemd, zal ik daarnaast lessen
uit het LoDoCo-II onderzoek halen door met betrokken partijen in gesprek te gaan.
Met deze toelichting doe ik de eerder gedane toezegging gestand.
Tot slot
Geneesmiddelenontwikkeling is bij uitstek een internationale activiteit. Om een goed
beeld te krijgen van geneesmiddeleninnovatie buiten de EU heb ik tijdens mijn recente
werkbezoeken aan de Verenigde Staten en India ook aandacht besteed aan dit onderwerp.
Ik heb u eerder apart geïnformeerd over wat ik tijdens deze bezoeken heb opgehaald
en aan acties heb uitgezet34
35. Een gemene deler is dat in beide landen, net als in Nederland, de overheid op onderdelen
sterk de regie voert op geneesmiddelenontwikkeling, in synergie met het bedrijfsleven.
In de introductie van deze brief sprak ik de wens uit dat academische onderzoekers
en publieke instellingen van begin tot eind geneesmiddelenonderzoek moeten kunnen
uitvoeren met publieke financiering. Dit is een pad dat complementair moet zijn aan
de inzet via publiek-private samenwerking, en de inzet van private partijen. In deze
brief heb ik verschillende coördinerende activiteiten benoemd die het uitvoeren van
geneesmiddelenonderzoek zullen versimpelen en versnellen. Een belangrijk volgende
stap is om ook de beschikbare publieke financieringsinstrumenten zo in te richten
dat een onderzoeker altijd perspectief heeft om met publiek geld, en op basis van
het maatschappelijke belang, de volgende stap in zijn of haar onderzoek te zetten.
Om de patiënt, voor wie nu nog geen behandeling beschikbaar is, een reëel perspectief
te kunnen bieden zal ik hiertoe de benodigde beleidsvoorbereiding in gang zetten.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers
Indieners
-
Indiener
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport