Brief regering : Onderwerpen met betrekking tot sekswerkbeleid
34 193 Evaluatie Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche
Nr. 18 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2023
Tijdens het mondeling vragenuur van 13 juni jl. heb ik toegezegd de stand van zaken
na te gaan met betrekking tot het initiatiefvoorstel van het lid Agema om de prostitutieleeftijd
naar 21 jaar te verhogen. Met deze brief doe ik die toezegging gestand (Handelingen II
2022/23, nr. 92, item 3). Tevens informeer ik u over de stand van zaken van mijn toezegging tijdens het commissiedebat
Mensenhandel en prostitutie (Kamerstuk 28 638, nr. 221) van 17 mei jl. aan het lid Kuik en de motie bij het daaropvolgend Tweeminutendebat
van 27 september jl. (Handelingen II 2023/23, nr. 5, item 4) van de leden Kuik en Bikker over de evaluatie van de uitstapprogramma’s (Kamerstuk
28 638, nr. 227).
Stand van zaken initiatiefvoorstel en amendement van het lid Agema
Tijdens het mondelinge vragenuur van 13 juni 2023 heeft lid Agema gevraagd naar de
stand van zaken met betrekking tot het eigen initiatiefvoorstel om de prostitutieleeftijd
naar 21 jaar te verhogen. Dit voorstel zou in de Eerste Kamer liggen en een novelle
van het kabinet werd nog afgewacht.
Er is sprake van meerdere relevante (wets)trajecten. Enerzijds is er het initiatiefwetsvoorstel
van het lid Agema1 tot wijziging van het wetboek van Strafrecht ter verhoging van de minimumleeftijd
voor prostituees naar 21 jaar (uit 2009). Anderzijds is er het amendement2 van lid Agema op wetsvoorstel met Kamerstuk 32 211 Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche. De stand van zaken
van deze trajecten is als volgt:
Het initiatiefwetsvoorstel uit 2009 is sinds 2009 aanhangig in de Tweede Kamer. De
Raad van State heeft in 2009 advies uitgebracht over dit initiatiefwetsvoorstel uit
2009, dat openbaar is gemaakt in 2022.3, 4 Op dit advies is nog geen reactie geschreven door de initiatiefnemer van het wetsvoorstel.
Het wetsvoorstel Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche5 werd op 10 november 2009 bij de Tweede Kamer ingediend. In dit wetsvoorstel stond
een prostitutieleeftijd van minimaal 18 jaar. In 2010 is een amendement6 ingediend bij dit wetsvoorstel waarmee de leeftijd werd verhoogd naar 21 jaar. Dit
amendement is aangenomen en is dan ook verwerkt in de bij de Eerste Kamer ingediende
versie van het wetsvoorstel. Nieuwe ontwikkelingen hierna hebben geleid tot indiening
van een novelle7, die ook in de Eerste Kamer ligt. Met deze novelle werd de registratieplicht voor
prostituees en de vergewisplicht voor klanten uit het hiervoor genoemde wetsvoorstel
gehaald.
Daarmee werd het wetsvoorstel gesplitst ten behoeve van het voortvarend ter hand nemen
van het invoeren van de uniforme vergunningplicht. Deze novelle is op 21 juni 2016
aangenomen door de Tweede Kamer.
Daarna heeft het Wetsvoorstel regulering sekswerk (Wrs)8 het eerdere wetsvoorstel Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche en de daarbij behorende Novelle Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche inhoudelijk vervangen. Er is gekozen voor indiening van een geheel nieuw voorstel,
in plaats van verdere wijziging van de eerdergenoemde wetsvoorstellen, om een onoverzichtelijk
en verbrokkeld geheel te voorkomen. De Wrs is thans aanhangig in uw Kamer en bevat
eveneens een minimum prostitutieleeftijd van 21 jaar. Op dit wetsvoorstel is ter uitvoering
van het toenmalige coalitieakkoord een nota van wijziging in consultatie gebracht.
De besluitvorming over het vervolg van het wetsvoorstel is met het uiteenvallen van
de coalitie echter aan een nieuw kabinet.
Uitstapprogramma’s
Tijdens het commissiedebat Mensenhandel en Prostitutie van 17 mei 2023 heb ik toegezegd
(TZ202306-016) de vragen van het lid Kuik over de uitstapprogramma’s mee te nemen
in de evaluatie over uitstapprogramma’s9. Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) laat deze evaluatie
uitvoeren. Doel van de evaluatie is om zicht te krijgen op het proces van stoppen
met sekswerk en de geboden ondersteuning daarbij. Hierbij wordt gekeken naar zowel
ondersteuning vanuit de Decentralisatie Uitkering Uitstapprogramma’s voor Prostituees
(DUUP) als andere vormen van ondersteuning, bijvoorbeeld via reguliere kanalen zoals
verslavingszorg en schuldhulpverlening. In de evaluatie wordt beoogd dit proces, vanuit
de sekswerker zelf, diepgaander kwalitatief en meer kwantitatief in beeld te brengen.
Vervolgens worden de bevindingen uit de casussen aangevuld met behulp van het perspectief
van professionals en experts. Daarbij wordt nagegaan welke verbeteringen mogelijk
en/of wenselijk zijn. De evaluatie start begin december 2023. Het onderzoek zal naar
verwachting in de zomer van 2025 worden afgerond. Ik informeer u vervolgens middels
een beleidsreactie en toezending van de rapportage.
Bij het tweeminutendebat Mensenhandel en Prostitutie van 27 september 2023 is een
motie van de leden Kuik en Bikker aangenomen (motie 28 638 nr.227).10 In de motie wordt de regering verzocht bij de evaluatie van de uitstapprogramma’s
inzichtelijk te maken hoe de zorg aansluit bij de trauma’s die de mensen in de prostitutie
hebben opgelopen, en om overheidsdiensten zoals de Belastingdienst en schuldhulpverlening
te laten aansluiten bij uitstapprogramma’s uit de prostitutie.
Sekswerk is in Nederland een legaal beroep. Het doel van de uitstapprogramma’s is
om in contact te komen met sekswerkers om hen indien gewenst te voorzien van informatie,
hulp aan te bieden bij het proces van overwegen te stoppen en/of het realiseren van
een andere daginvulling.
Uit het onderzoek «Stoppen met sekswerk» blijkt dat sekswerk psychische belasting
met zich mee kan brengen en dat dit een reden kan zijn om te stoppen met het werk.
Wanneer sekswerkers (willen) stoppen om redenen gerelateerd aan hun psychische gezondheid,
is er tijdens het stoppen behoefte aan ondersteuning op dat vlak. Hulpverleners die
sekswerkers begeleiden tijdens het uitstaptraject werken samen met gespecialiseerde
instellingen of dragen de zorg over, zodat sekswerkers met trauma’s de hulp krijgen
die ze nodig hebben.11
Sommige sekswerkers die willen stoppen met het werk hebben behoefte aan ondersteuning
bij schuldhulpverlening. Als de betalingsproblematiek te overzien is helpen hulpverleners
met budgetbeheer en betalingsregelingen. Wanneer de schuldenproblematiek omvangrijker
is wordt nauw samengewerkt met gemeentelijke schuldhulpverlening12. Een uitvraag onder enkele hulpverleners leert dat de samenwerking met schuldhulpverlening
goed verloopt. DUUP-uitvoeringsorganisaties geven aan dat het contact met de Belastingdienst
vaak gaat over andere zaken, bijvoorbeeld wanneer een sekswerker (heeft) (ge)werkt
via de opting-in regeling met voorwaardenpakket. De BelastingTelefoon blijkt lastiger
bereikbaar en medewerkers zijn in de praktijk onvoldoende bekend met de opting-in
regeling. Via de aanpak versterking sociale en juridische positie sekswerkers13 is dit knelpunt bij de Belastingdienst geadresseerd. De Belastingdienst is voornemens
dit knelpunt op te lossen.
In de evaluatie over uitstapprogramma’s wordt onder andere aandacht besteed aan de
startsituatie van stoppende sekswerkers, de ondersteuningsbehoeften tijdens het stoppen,
de samenwerking tussen instanties en de factoren die invloed hebben op het stopproces.
Eventuele psychische problematiek als trauma’s en samenwerking met overheidsdiensten
zoals schuldhulpverlening zullen bij deze en andere vraagstukken waar relevant aan
bod komen en genoteerd worden in de evaluatie.
Hiermee beschouw ik de motie als uitgevoerd.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid