Brief regering : Stand van zaken regionale luchthavens en luchtruim
31 936 Luchtvaartbeleid
Nr. 1135
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2023
Met deze brief wordt u geïnformeerd over de voortgang op diverse onderwerpen met betrekking
                  tot regionale luchthavens en luchtruim. Daarbij wordt ook ingegaan op de wijze waarop
                  uitvoering is gegeven aan enkele toezeggingen en moties.
               
Het betreft de volgende onderwerpen:
1. Regionale luchthavens:
a. Rotterdam The Hague Airport, Maastricht Aachen Airport en Groningen Airport Eelde
b. Eindhoven Airport
c. Benoeming nieuwe voorzitter CRO Rotterdam The Hague Airport
d. Verplaatsen vakantievluchten naar regionale luchthavens
2. Onderzoek wettelijke verplichting analyse en afweging luchthavenbesluiten
3. Brandveiligheidseisen kleine regionale luchthavens
4. Openbare dienstverplichting (PSO) Cariben
5. Tariefdifferentiatie andere Europese luchthavens
6. Voortgang herziening tarieven transportsectoren
7. Planning iCAS
8. Green ATM toekenning aan Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)
1. Regionale luchthavens
               
De Kamer is per brief op 19 juni 2023 geïnformeerd over de beleidsinzet en ontwikkelingen
                  rond de regionale luchthavens Rotterdam The Hague Airport (RTHA), Maastricht Aachen
                  Airport (MAA), Groningen Airport Eelde (GAE) en Eindhoven Airport.1 De Kamer is bij recente debatten op de hoogte gesteld van actualiteiten. De Kamer
                  wordt met deze brief geïnformeerd over de laatste stand van zaken voor deze luchthavens.
               
a. Rotterdam The Hague Airport, Maastricht Aachen Airport en Groningen Airport Eelde
Voor de regionale luchthavens RTHA, MAA en GAE is de inzet om per 1 januari 2025 een
                  luchthavenbesluit vastgesteld te hebben. Zoals in de Kamerbrief van 19 juni jl. is
                  aangegeven zijn de luchthavens bezig met het uitvoeren van onder andere de noodzakelijke
                  milieuonderzoeken voor hun aanvragen. Planning was dat de luchthavens in de tweede
                  helft van 2023 hun aanvraag van een luchthavenbesluit bij het Ministerie van Infrastructuur
                  en Waterstaat (IenW) zouden indienen. IenW zou dan voor het zomerreces van 2024 ontwerpbesluiten
                  in procedure kunnen brengen. De vaststelling van de luchthavenbesluiten zou dan uiterlijk
                  eind 2024 kunnen plaatsvinden. Het is inmiddels duidelijk dat het proces bij luchthavens
                  om tot aanvragen van luchthavenbesluiten te komen met enkele maanden wordt vertraagd.
                  De luchthavens hebben aangegeven dat de milieuonderzoeken meer tijd vragen dan voorzien.
                  Dit heeft onder meer te maken met het onderzoeken van extra alternatieven, de complexiteit
                  van de nieuwe rekenmethode voor geluidbelasting (Doc29) en afstemming met regionale
                  overheden.
               
Deze vertraging in het aanvraagproces heeft effect op de gehele planning van de luchthavenbesluiten.
                  De aanvragen vanuit de luchthavens zijn namelijk nodig om vervolgstappen in de procedures
                  te kunnen zetten. Het vaststellen van de luchthavenbesluiten zal naar verwachting
                  doorschuiven naar de eerste helft van 2025. De huidige gebruiksvergunningen (Omzettingsregelingen)
                  blijven echter geldig. Deze verliezen hun rechtskracht niet. Het traject op weg naar
                  de luchthavenbesluiten blijft inhoudelijk, bestuurlijk en politiek complex. Verdere
                  vertraging is niet uit te sluiten. IenW blijft inzetten op het zoveel mogelijk beperken
                  van de vertraging. Dit vraagt ook extra inspanningen van de luchthavens. IenW spreekt
                  de luchthavens hier op aan in de periodieke overleggen die plaatsvinden met de luchthavens
                  en de regionale overheden. Verder vinden overleggen plaats met betrokken diensten
                  zoals de ILT en LVNL. Deze overleggen vinden plaats om eventuele inhoudelijke vraagstukken
                  vroegtijdig te kunnen oplossen. De Kamer zal over de voortgang van de luchthavenbesluiten
                  periodiek geïnformeerd worden. Over de lopende procedures om tot een natuurvergunning
                  te komen wordt de Kamer separaat geïnformeerd door de Minister van Natuur en Stikstof.
               
b. Eindhoven Airport
De Ministeries van Defensie en IenW werken samen aan de wijziging van het Luchthavenbesluit
                  Eindhoven. Momenteel worden de benodigde onderzoeken voor het Milieueffectrapport
                  (MER) uitgevoerd. Op basis van de uitkomsten van het MER zal een ontwerp-wijzigingsbesluit
                  voor het Luchthavenbesluit worden opgesteld. Dit wordt door Defensie (als bevoegd
                  gezag) in procedure gebracht. De ontwikkeling rondom de MER-onderzoeken en het ontwerp-wijzigingsbesluit
                  worden elk kwartaal met het Luchthaven Eindhoven Overleg (LEO) besproken. De Kamer
                  wordt geïnformeerd zodra het ontwerp-wijzigingsbesluit is afgerond.
               
Eindhoven Airport is de civiele medegebruiker van de militaire luchthaven Eindhoven.
                  De huidige vergunning die benodigd is voor het burgermedegebruik verloopt op 31 december
                  2023. De vergunning voor 2024 is door de Militaire Luchtvaart Autoriteit (MLA) in
                  samenwerking met IenW voorbereid. De ontwerp-vergunning is dit najaar voor advies
                  aan de voorzitter van het LEO gestuurd. Op basis van de gemiddeld te verwachten vlootvernieuwing
                  voor 2024 zal de vergunde civiele geluidruimte wederom stapsgewijs afnemen. De vergunde
                  maximale civiele geluidsbelasting voor 2023 was 9,15 km2 en zal voor 2024 8,9 km2 bedragen. Verder is de inhoud van de vergunning ongewijzigd ten opzichte van 2023.
                  Het maximum aantal van 41.500 vliegtuigbewegingen zal ook in 2024 gelden. De vergunning
                  is op 12 december 2023 vastgesteld en zal in de Staatscourant worden bekendgemaakt.
               
c. Benoeming voorzitter CRO Rotterdam The Hague Airport
De Kamer is met de brief van 19 juni 2023 (Kamerstuk 31 936, nr. 1085) geïnformeerd over het ontslag (op eigen verzoek) van dhr. Weber als voorzitter van
                  de Commissie Regionaal Overleg (CRO) luchthaven Rotterdam. De heer Van Heijningen
                  is benoemd als ad interim voorzitter voor de periode tot en met 31 december 2023.
                  De CRO is gevraagd een voordracht te doen voor een nieuwe voorzitter per 1 januari
                  2024. Per brief van 13 november jl. heeft de CRO unaniem mevrouw List-De Roos bij
                  IenW voorgedragen als nieuwe voorzitter. IenW stemt hiermee in en zal de nieuwe voorzitter
                  per 1 januari a.s. benoemen. IenW wenst mevrouw List-De Roos veel succes en is de
                  heer Van Heijningen zeer erkentelijk voor zijn inzet in de afgelopen maanden.
               
d. Verplaatsen vakantievluchten naar regionale luchthavens
In het Commissiedebat van 27 juni 2023 (Kamerstuk 31 936, nr. 1091) is de toezegging aan het lid Koerhuis (VVD) gedaan om de Kamer te informeren over
                  de mogelijkheden van het overnemen van vakantievluchten door GAE en MAA.2 Zoals in het commissiedebat is gemeld heeft IenW in de afgelopen periode met zowel
                  Schiphol, de regionale luchthavens als de luchtvaartmaatschappijen gesprekken gevoerd
                  over de mogelijkheden voor verplaatsing. Deze blijken beperkt. Extra vluchten moeten
                  passen binnen de vergunningen van de luchthavens, zowel wat betreft geluidsruimte
                  als openingstijden. Dat laatste vormt soms een knelpunt, zo geven luchtvaartmaatschappijen
                  aan. Evenmin heeft het Rijk de juridische instrumenten om het luchtverkeer over Nederland
                  te verdelen. Luchtvaartmaatschappijen en operators bepalen zelf (onder meer op basis
                  van de marktvraag) van welke luchthavens gebruik wordt gemaakt.
               
Zoals in de Kamerbrief van 7 november jl. met de reactie op het rapport Herziening
                  Slotverordening EU3 is aangegeven, is overheidsingrijpen in de geliberaliseerde luchtvaartmarkt erg ingewikkeld.
                  Het strookt niet met de principes van een open markt en vrije concurrentie waarop
                  de EU-regelgeving is gebaseerd. In uitzonderlijke gevallen kan er worden gestuurd
                  op de verdeling van verkeer door middel van een verkeersverdelingsregel (verder: VVR)
                  op grond van Verordening 1008/2008. Dat is een tijdrovend proces. Een VVR moet worden
                  goedgekeurd door de Europese Commissie. Daarbij kan een VVR alleen opgesteld worden
                  voor luchthavens die dezelfde agglomeratie bedienen. Nederland beschikt over een VVR
                  tussen Schiphol en Lelystad Airport. De inwerkingtreding daarvan hangt samen met de
                  integrale besluitvorming rondom Lelystad Airport. Naast Lelystad Airport zou, vanwege
                  de eis dat luchthavens dezelfde agglomeratie moeten bedienen, alleen RTHA in aanmerking
                  kunnen komen voor een VVR met Schiphol. Op deze luchthaven is echter geen capaciteit
                  meer beschikbaar voor extra vliegverkeer. Hiermee is uitvoering gegeven aan de toezegging
                  aan het lid Koerhuis.
               
2. Onderzoek wettelijke verplichting analyse en afweging luchthavenbesluiten
               
De motie Krul (CDA) verzoekt het kabinet een wettelijke verplichting uit te werken
                  om bij elk nieuw luchthavenbesluit vooraf de economische waarde af te wegen ten opzichte
                  van de impact op mens, milieu, leefbaarheid, samenleving en de brede welvaart.4 Zoals toegezegd in de brief aan de Kamer van 24 oktober jl. zijn binnen IenW de mogelijkheden
                  verkend hoe een dergelijke verplichting juridisch vastgelegd kan worden.5 Met deze brief wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de uitgevoerde
                  verkenning.
               
De nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen wordt standaard
                  vergaard bij de voorbereiding van een luchthavenbesluit voor een regionale burgerluchthaven
                  van nationale betekenis. Dit is in overeenstemming met artikel 3:2 van de Algemene
                  wet bestuursrecht (hierna: Awb). Hieronder worden, onder andere, de in de motie genoemde
                  belangen verstaan. Zo vraagt IenW bij de aanvraag van een luchthavenbesluit altijd
                  om de economische onderbouwing waarop de aanvraag is gebaseerd. Dit is in lijn met
                  de Luchtvaartnota 2020–2050. In deze economische onderbouwing wordt ingegaan op de
                  bedrijfseconomische haalbaarheid en de welvaartseffecten van het aangevraagde luchthavenbesluit
                  in relatie tot de beschikbare gebruiksruimte.
               
Daarnaast is een milieuonderzoek in de vorm van een milieueffectrapportage (m.e.r.)
                  of een m.e.r.-beoordelingsnotitie wettelijk verplicht. Dit is in overeenstemming met
                  de Wet milieubeheer, die vanaf januari 2024 wordt vervangen door de Omgevingswet.
                  In een milieuonderzoek worden veel verschillende gevolgen voor het milieu en de omgeving
                  in kaart gebracht. Voorbeelden hiervan zijn geluidbelasting, luchtkwaliteit, natuur
                  en gezondheid, grond- en oppervlaktewater, landschap, ecologie, ruimtelijke kwaliteit
                  en wegverkeer. De aanvrager moet de uitkomsten van het milieuonderzoek bij de aanvraag
                  voor een luchthavenbesluit toesturen aan het bevoegd gezag. Alle relevante feiten
                  en belangen worden vervolgens bij vaststelling van een luchthavenbesluit zorgvuldig
                  tegen elkaar afgewogen. Hiermee wordt invulling gegeven aan artikel 3:4 van de Awb.
                  Daarin is geregeld dat een bestuursorgaan de rechtstreeks bij het besluit betrokken
                  belangen af moet wegen. De uitkomst van deze weging zal uiteindelijk worden gemotiveerd
                  in de toelichting bij het luchthavenbesluit. Het ontwerpbesluit met de daarbij horende
                  onderzoeken worden vervolgens ten behoeve van de voorhangprocedure aangeboden aan
                  de Eerste en Tweede Kamer. Gelijktijdig wordt eenieder in de gelegenheid gesteld om
                  een zienswijze op het ontwerpbesluit in te dienen.
               
De economische waarden en de impact op mens, milieu, leefbaarheid, samenleving en
                  de brede welvaart worden door verschillende verplichtingen bij de vaststelling van
                  een luchthavenbesluit in kaart gebracht. Al deze belangen worden conform de daarvoor
                  geldende wettelijke bepalingen tegen elkaar afgewogen. Deze afweging wordt nader gemotiveerd
                  in het luchthavenbesluit. Kortom: alle juridische verplichtingen worden zodanig uitgevoerd
                  dat hiermee de motie Krul kan worden afgedaan.
               
3. Brandveiligheidseisen kleine regionale luchthavens
               
In het Commissiedebat Luchtvaart van 25 oktober 2023 (Kamerstuk 31 936, nr. 1131) is aan het lid Koerhuis (VVD) toegezegd de Kamer te informeren over de conceptwijziging
                  van de brandveiligheidseisen en administratieve lasten voor kleine regionale luchthavens.6 Met deze brief wordt deze toezegging afgedaan.
               
In internationale ICAO-bepalingen zijn minder strenge eisen voor de brandveiligheid
                  op kleine regionale luchthavens van kracht geworden. Deze internationale regelgeving
                  werkt niet automatisch in Nederland door. IenW werkt daarom aan een conceptwijziging
                  van de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen (RVGLT). Daarin zijn
                  de minder strenge eisen voor de brandveiligheid en de beperking van bijbehorende administratieve
                  lasten opgenomen. Hiervoor is IenW in overleg met de Nederlandse Vereniging van Luchthavens,
                  de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en de overige organisaties uit de luchtvaartsector.
                  De ILT zal een Handhaafbaarheids-, Uitvoerbaarheids- en Fraudebestendigheidstoets
                  (HUF-toets) uitvoeren op deze wijziging. De uitkomst van deze HUF-toets wordt in het
                  eerste kwartaal van 2024 verwacht. De Kamer wordt na ontvangst van deze HUF-toets
                  geïnformeerd over het vervolg.
               
4. Openbare dienstverplichting (PSO) Cariben
               
De Kamer is per brief van 13 juni 2023 geïnformeerd over het onderzoek waarin mogelijke
                  invoering van een openbare dienstverplichting (PSO, public service obligation) voor
                  de Cariben wordt verkend.7 Dit vanuit de wens de connectiviteit tussen de bovenwindse Caribisch-Nederlandse
                  eilanden te verbeteren. Daarnaast is de hiervoor benodigde wijziging van de Luchtvaartwet
                  BES in procedure. De adviesaanvraag hierover wordt in het tweede kwartaal van 2024
                  verwacht.
               
De Kamer zal met de begeleidende brief worden geïnformeerd over de voortgang. Daarmee
                  wordt invulling gegeven aan de motie van de leden Wuite en Ceder van 19 oktober jl.8
De instelling van een PSO vereist hoogstwaarschijnlijk een structurele financiële
                  overheidsbijdrage. Hiervoor zijn op dit moment geen financiële middelen begroot. Het
                  Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en IenW verkennen gezamenlijk
                  in overleg met andere partijen de mogelijkheden voor financiering. Dit vanuit het
                  economisch en maatschappelijk perspectief dat samenhangt met betere bereikbaarheid.
                  Deze verkenning is op dit moment nog niet afgerond. De besluitvorming over een mogelijke
                  overheidsbijdrage voor een PSO zal aan een volgend kabinet zijn.
               
5. Tariefdifferentiatie andere Europese luchthavens
               
In het Commissiedebat Luchtvaart van 25 oktober 2023 is aan het lid Koerhuis (VVD)
                  toegezegd om de Kamer te informeren over de wijze van differentiëren op schonere en
                  stillere vliegtuigen op andere Europese luchthavens.9
De «Benchmark luchthavengelden en overheidsheffingen 2022» is op 17 april 2023 aan de Kamer toegezonden.10 Deze benchmark wordt jaarlijks in opdracht van IenW uitgevoerd. Begin 2024 zal een
                  nieuwe benchmark van 2023 gepubliceerd en toegezonden worden. Hiermee wordt deze toezegging
                  afgedaan.
               
In de benchmark over 2022 wordt een overzicht geboden in het prijsniveau van luchthavengelden
                  en overheidsheffingen op Schiphol ten opzichte van twaalf andere luchthavens. Dit
                  zijn Brussel, Dubai, Düsseldorf, Frankfurt, Istanbul, Kopenhagen, London Heathrow,
                  London Gatwick, Madrid, München, Parijs Charles de Gaulle en Zürich. In hoofdstuk
                  3.3 wordt inzake het prijsniveau op de luchthavens ingegaan op differentiatie naar
                  geluidcategorisering.
               
In het kort volgt uit hoofdstuk 3.3 dat Parijs Charles de Gaulle, Frankfurt, London
                  Gatwick, München en Zürich geluidgelden en/of -heffingen in rekening brengen. Schiphol
                  integreert het geluidaspect in de luchthavengelden door te differentiëren naar geluidcategorie
                  in de landingsgelden. Parijs Charles de Gaulle, Londen Heathrow, Brussel, Düsseldorf,
                  Madrid en München differentiëren ook naar geluidcategorie in de landingsgelden. In
                  2022 differentieerden Schiphol en London Heathrow het sterkst naar geluidcategorie
                  in de landingsgelden. Voor meer resultaten van de benchmark en nadere uitleg daarover
                  wordt u verwezen naar de benchmark.
               
6. Voortgang herziening tarieven transportsectoren
               
IenW werkt aan een herziening van het tarievenstelsel transportsectoren. Dit om te
                  komen tot tarieven die gelijk zijn aan publieke kostprijzen voor vergunningen die
                  worden verstrekt aan partijen in transportsectoren, zoals o.a. de luchtvaart-, maritieme-,
                  spoor- en wegsector. Dit is in lijn met het kabinetsbeleid uit het rapport Maat Houden
                  2014. De Kamer is op 18 april 2023 geïnformeerd dat de eerste stap tot een gefaseerde
                  ingroei richting publieke kostprijzen zal plaatsvinden op 1 januari 202411.
               
De afgelopen periode heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) een aantal
                  doorrekeningen gedaan met een update van het kostprijsmodel. Daaruit bleek nog een
                  aantal onvolkomenheden. Het model zal daarom opnieuw opgebouwd en extern gevalideerd
                  worden. Omdat deze nieuwe versie van het model niet tijdig gereed en gevalideerd is,
                  is daarom besloten dat er niet al per 1 januari aanstaande een eerste stap zal worden
                  gezet. Wel wordt op de tarieven een inflatiecorrectie toegepast, tekstuele aanpassingen
                  gedaan en enkele nieuwe tarieven toegevoegd.
               
7. Planning iCAS
               
Luchtverkeerleiding Nederland (LVNL) is bezig met de vervanging van het huidige luchtverkeersleidingssysteem
                  AAA (Amsterdam Advanced Air traffic control) door het nieuwe systeem iCAS (iTEC-based
                  Centre Automation System). Het huidige systeem is veilig en betrouwbaar, maar aan
                  vervanging toe. LVNL heeft daarom samen met de Duitse verkeersleiding DFS opdracht
                  gegeven om iCAS te ontwikkelen, testen en bouwen. Hierbij werken DFS en LVNL nauw
                  samen met zes andere luchtverkeersleidingsorganisaties binnen het iTEC-verband met
                  de Spaanse technologiepartner Indra. De implementatie van iCAS is in lijn met de toekomstige
                  eisen vanuit de Europese wet- en regelgeving (Single European Sky) en maakt het voor
                  de toekomst mogelijk om aanpassingen in het luchtruim sneller en eenvoudiger door
                  te voeren. iCAS zal in de toekomst bijdragen aan minder brandstofgebruik en CO2-uitstoot door luchtvaartmaatschappijen en een efficiëntere reis voor passagiers.
                  De Kamer is hierover al eerder geïnformeerd12.
               
De nieuwe operationele zaal, datacenter en werkplekken zijn gereed voor de transitie
                  naar het nieuwe systeem en de laatste versie van de software is bijna volledig afgerond.
                  Wat nog resteert is het configureren van het systeem voor de procedures en werkwijze
                  van LVNL voor de afhandeling van het vliegverkeer in het Nederlandse luchtruim. Deze
                  configuratiewerkzaamheden worden door LVNL zelf uitgevoerd en zijn aanzienlijk omvangrijker
                  en complexer dan aanvankelijk ingeschat. Ze nemen daardoor meer tijd in beslag. Er
                  is bovendien sprake van een schaarste aan technisch personeel door krapte op de arbeidsmarkt
                  en onvoldoende beschikbaarheid van operationele expertise van luchtverkeersleiders.
                  Opleiding en instroom van nieuwe luchtverkeersleiders is als gevolg van COVID-19 vertraagd.
                  Training van huidige luchtverkeersleiders is moeilijk in te passen in krappe roosters.
                  Daarnaast brengen aanvullende externe wensen, waaronder uitvoeringstoetsen, en mogelijke
                  nieuwe eisen voor duurzaamheid grote veranderingen met zich mee waarvoor ook operationele
                  en technische expertise vereist is. Onlangs heeft LVNL daarom gemeld dat de werkzaamheden
                  meer tijd vereisen. Volgens de hernieuwde planning zal iCAS op zijn vroegst eind 2026
                  operationeel zijn. Er wordt rekening gehouden met een risicobudget van twee jaar,
                  wat inhoudt dat iCAS uiterlijk in 2028 operationeel is. LVNL heeft bevestigd dat deze
                  vertraging geen effect heeft op de dagelijkse operatie. Het huidige AAA-systeem blijft
                  de komende jaren de dagelijkse operatie op een veilige wijze ondersteunen.
               
Naast de primaire taak om te zorgen voor een veilige en efficiënte afhandeling van
                     het verkeer, blijft LVNL ook doorwerken aan belangrijke prioriteiten zoals duurzaamheid
                     en hinderbeperking. Deze prioritaire beleidspakketten worden nog uitgevoerd in het
                     bestaande systeem AAA. Het is van belang daarbij terughoudend te zijn met aanvullende
                     wensen, omdat iedere wijziging ook moet worden geïmplementeerd in iCAS, wat dubbele
                     werkzaamheden oplevert. IenW en LVNL blijven daar intern scherp op om te voorkomen
                     dat verdere vertraging optreedt. LVNL Informeert IenW regelmatig over de voortgang
                     van het project.
                  
De financiering van iCAS geschiedt op basis van voorfinanciering via schatkistbankieren
                     en EU-subsidies. LVNL heeft in het benodigde budget rekening gehouden met een risicobudget.
                     De kosten worden doorbelast in de gebruikerstarieven zodra iCAS operationeel is.
                  
Op verzoek van LVNL heeft Bureau Gateway de nieuwe planning getoetst op beheerste
                  afronding en succesvolle ingebruikname van iCAS. Bureau Gateway doet enkele aanbevelingen
                  die LVNL zal oppakken. Het Ministerie van IenW zal met LVNL in gesprek blijven over
                  de planning en de opvolging van de aanbevelingen.
               
8. Duurzaamheid van Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)
               
LVNL is in november 2023 als tweede luchtverkeersleidingsorganisatie ter wereld geaccrediteerd
                  onder het CANSO Green ATM-programma. Hierbij heeft LVNL een level 3 op een schaal
                  van 5 toegekend gekregen. Hierbij is gekeken naar de directe bijdrage van LVNL aan
                  het beperken van haar impact op de omgeving. Maar ook naar haar bijdrage aan de inspanning
                  van luchtruimgebruikers om hun impact op de omgeving te beperken. LVNL onderzoekt
                  wat er – naast de al lopende activiteiten op het gebied van duurzaamheid – nodig is
                  om level 4 te behalen.
               
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
                  M.G.J. Harbers
Indieners
- 
              
                  Indiener
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat